2. De externe analyse
2.7 Begrippen
Additionele vraag
De vraag naar een duurzaam product door afnemers die dit product al bezitten. Het extra exemplaar vervangt het in het bezit zijnde exemplaar niet.
Adoptieproces
Theorie die uitlegt welke stappen consumenten doorlopen vanaf de introductie van een nieuw product tot en met het aanschaffen ervan.
Afgeleide vraag
De vraag naar industriële producten die wordt veroorzaakt door de finale vraag.
AIO-variabelen
Staat voor Activiteiten, Interesses en Opinies. Dit zijn kenmerken die iets vertellen over de levensstijl en het consumptiegedrag van consumenten en die het mogelijk maken ze in te delen in groepen met een soortgelijke levensstijl.
Associatiegroep
Groep waarmee iemand zich identificeert, waar hij bij wil horen.
Behoefteconcurrentie
Concurrentie waarbij het gaat om de bevrediging van verschillende, zeer uiteenlopende, behoeften van de afnemer.
Beperkt probleemoplossend aankoopgedrag
BPO. De consument heeft enige ervaring met het product en doet enige moeite om de ontbrekende kennis aan te vullen.
BPO
Beperkt probleemoplossend aankoopgedrag. De consument heeft enige ervaring met het product en doet enige moeite om de ontbrekende kennis aan te vullen.
Consumentisme
Maatschappelijke beweging die opkomt voor de belangen van de consument.
Decision Making Unit
DMU. Groep mensen die over een aankoop beslissen.
Discretionair inkomen
Deel van het persoonlijk inkomen dat overblijft nadat de noodzakelijke uitgaven zijn gedaan. Wordt meestal gebruikt om te sparen of om luxe aankopen te doen. Ook wel:
vrij besteedbaar inkomen.
Dissociatiegroep
Groep waarmee iemand zich absoluut niet wenst te identificeren of waartegen hij zich zelfs afzet.
Distributie
Het verdelen van goederen.
De externe analyse
DMU
Decision Making Unit. Groep mensen die over een aankoop beslissen Effectieve vraag
De hoeveelheid van een product die in een bepaalde periode verkocht is.
Face-to-face groep
Groep waarmee je dagelijks omgaat en direct contact hebt.
Finale vraag
De vraag naar een productsoort.
Generieke concurrentie
Concurrentie tussen verschillende producten die in dezelfde behoefte voorzien.
Homogeen marktsegment
Groep afnemers met min of meer gemeenschappelijke kenmerken en eigenschappen.
Initiële vraag
De vraag naar producten die klanten voor de eerste keer kopen.
Inkomenselasticiteit van de vraag (Evi)
De mate waarin de vraag van consumenten naar een product verandert als gevolg van een verandering in hun inkomen.
Koopmotief
De reden waarom de klant iets koopt.
Kruislingse prijselasticiteit van de vraag (Evx)
De mate waarin de vraag naar een product reageert op een prijsverandering van een ander product.
Marktfragmentatie
Het nog verder opdelen van marktsegmenten.
Marktsegmentatie
Het opdelen van de markt in verschillende groepen afnemers die min of meer dezelfde kenmerken en eigenschappen hebben.
Merkenconcurrentie
Concurrentie tussen verschillende merken van een bepaald product die elkaar kunnen vervangen.
Modified rebuy
Gewijzigde herhalingsaankoop. Artikelen die je al in je assortiment hebt, ga je bij een andere leverancier inkopen of je gaat over op artikelen van een ander merk.
New task buying
Inkoopsituatie waarin de klant voor de eerste keer een bepaald product wil aanschaffen.
Nominaal inkomen
Potentiële vraag
De vraag van afnemers die (mogelijk) interesse hebben in een bepaald product, maar deze interesse nog niet omzetten in aankoopgedrag. De maximale vraag minus de actuele vraag.
Prijselasticiteit van de vraag (Evp)
De mate waarin een verandering van de prijs invloed heeft op de vraag naar een product.
Primaire vraag
De vraag naar een productsoort.
Productvormconcurrentie
Concurrentie tussen producten met vergelijkbare eigenschappen, maar met technische verschillen.
RAG
Routinematig aankoopgedrag. Aankoopgedrag waarbij de consument door zijn ervaring met het product niet lang hoeft na te denken over zijn aankoop.
Reciprociteitsbeginsel
Het uitgangspunt dat een partij bereid is om een andere partij een dienst te verlenen als de eerste partij weet dat het hiervoor een wederdienst kan verwachten.
Reëel inkomen
De hoeveelheid goederen die een consument kan kopen met het geld dat hij ontvangt.
Referentiegroep
Groep mensen waarmee een individu zich verbonden voelt en waarmee hij zich vergelijkt en die daarom invloed heeft op zijn koopgedrag.
Routinematig aankoopgedrag
RAG. Aankoopgedrag waarbij de consument door zijn ervaring met het product niet lang hoeft na te denken over zijn aankoop.
SBI
Standaard Bedrijfsindeling. Een ordening van bedrijven naar hoofdactiviteit.
Secundaire vraag
De vraag naar een bepaald merk.
Segmentatiecriteria
Kenmerken waarmee je binnen een markt bepaalde (doel)groepen kunt onderscheiden.
Sociale klasse
Groep in een hiërarchie van onderscheiden statuscategorieën (A/B1/B2/C/D-indeling).
Ook wel: welstandsklasse.
Standaard Bedrijfsindeling
SBI. Een ordening van bedrijven naar hoofdactiviteit.
De externe analyse
Straight rebuy
Rechtstreekse herhalingsaankoop. De klant koopt producten bij de leverancier waar hij dat ook eerder deed.
Uitgebreid probleemoplossend aankoopgedrag
UPO. Aankoopgedrag waarbij de consument door zijn gebrek aan ervaring met het product veel informatie nodig heeft en veel tijd steekt in de aanschaf van het product.
UPO
Uitgebreid probleemoplossend aankoopgedrag. Aankoopgedrag waarbij de consument door zijn gebrek aan ervaring met het product veel informatie nodig heeft en veel tijd steekt in de aanschaf van het product.
Vervangingsvraag
De vraag naar een product als een klant een duurzaam product vervangt.
Welstandsklasse
Groep in een hiërarchie van onderscheiden statuscategorieën (A/B1/B2/C/D-indeling).
Ook wel: sociale klasse.