Mode als overheidszaak
Het Britse parlement heeft deze week gedebatteerd over dresscodes op het werk. Daarmee werd mode ineens een overheidszaak.
Twee jaar terug werd Nicola Thorp ontslagen voor het niet houden aan een kledingvoorschrift op haar werk. In maart 2017 debatteerde het Britse parlement1 over dit besluit, doordat zij het hierbij niet liet zitten. Door haar werkgever werd zij verplicht schoenen te dragen met een hak van minimaal 5 en maximaal 10 centimeter.
Het dragen van schoenen zonder hak kwam haar op ontslag te staan. Nicola startte een petitie om te vragen om een debat. Het lukte. Twee comités werden gevraagd om een onderzoek in te stellen betreffende de grootte van het probleem. Dit bleek aanzienlijk. De impact van kledingvoorschriften lijkt volgens de comités vooral gericht te zijn op vrouwen, en dan met name vrouwen in kwetsbare beroepsgroepen. Dit zijn beroepsgroepen die gekenmerkt worden door arbeidscontracten met weinig zekerheden.
Op hakken spullen sjouwen
De bevindingen van het comité lieten zien dat de kledingeisen vaak niet goed aansluiten bij het uitvoeren van de taken die behoorden bij de baan. Een voorbeeld is het dragen van hakken en tegelijkertijd lange afstanden moeten lopen of zware spullen moeten verplaatsen. De voorschriften beslaan overigens ook make-up (specifieke kleuren lipstick), de lengte van de rok en ga zo maar door.
Waarom wordt dit dan toch geaccepteerd? Omdat het alternatief is dat je zonder baan komt te zitten.
Kledingvoorschriften van bedrijven zijn niet strafbaar. Tenzij deze in het geding zijn met het recht op gelijke behandeling. In Groot-Brittannië wordt daar een maar bij geplaatst want; mannen en
vrouwen kleden zich toch verschillend? Doordat de comités aantoonbaar maakten dat er een meer negatieve impact was op vrouwen, konden alle sprekers tijdens het debat hun ongenoegen uitten over deze voorschriften. De kledingvoorschriften die door sommige bedrijven worden gehanteerd werken (indirecte) discriminatie in de hand.
1 Het volledige transcript van het debat is hier in te zien.
Nederlandse situatie
Is het dan enkel een probleem in Groot-Brittannië? Neen. In 2015 vocht een secretaresse in
Nederland haar ontslag2 aan. In haar arbeidscontract was opgenomen dat zij satijnen jurkjes en hoge hakken moest dragen. Het was haar eerste baan, en ze voldeed veelal aan de kledingvoorschriften.
De keren dat ze dit niet deed werd dit ook duidelijk gemaakt door de werkgever. De werkgever verweerde voor de rechter dat de secretaresse terecht was ontslagen op grond van slecht functioneren. De kantonrechter bepaalde in haar zaak echter anders. Er was sprake van seksuele intimidatie op basis van onder andere de kledingvoorschriften en dat lag ten grondslag aan het ontslag. De rechter bepaalde dat op grond van het verschil maken tussen mannen en vrouwen in het kledingvoorschrift er ook sprake was van discriminatie. De werkgever werd gesommeerd tot het betalen van een hoge vergoeding.
Gelijke behandeling?
In beide zaken heeft de overheid zich kunnen wenden tot wetgeving betreffende gelijke behandeling.
Een principieel recht. Hoewel het een fijne gedachte is dat beide vrouwen zich hebben kunnen revancheren, is het werkelijke probleem niet op deze wijze aan te pakken. Deze zaken kennen we enkel omdat de dames in kwestie het er niet bij lieten zitten. Wat echter schuilgaat achter een kledingvoorschrift is het belang dat gehecht wordt aan uiterlijk, zwaarder weegt bij een vrouw dan bij een man. Het uiterlijk vertoon overschaduwt zo de kwaliteiten van vrouwen bij het vervullen van taken. Dit gaat verder dan mode. Dit gaat eigenlijk niet eens om het dragen van een bepaalde hoogte van een hak. Het sentiment lijkt te zijn dat vrouwen hun uiterlijk moeten gebruiken om hun werk te kunnen doen. Dit lijkt stereotypering in de hand te werken. Dat vrouwen dit nodig hebben om dingen voor elkaar te krijgen. Steunen op capaciteiten lijkt toch meer voorbehouden aan de andere sekse.
De aandacht voor uiterlijk vertroebelt het inzicht in de uitvoering van taken door vrouwen.
Aandacht voor mode
Om die reden moet mode dus kennelijk een overheidszaak worden, omdat het een uiting is van discriminatie. Het onderliggende probleem, het verschil in de verklaring voor kwaliteit, blijft echter liggen. Toen de eerste Nederlandse vrouwelijke arts, Aletta Jacobs ging studeren (1871) kreeg zij ook hoon over zich heen op basis van haar kledij. Kleding wordt gezien als middel voor vrouwen om zaken gedaan te krijgen. Het zou een bewuste en strategische keuze zijn. In haar memoires3 schreef zij hierover: “En aangezien met geen mogelijkheid beweerd kon worden, dat ik van mijn toilet veel
2 De volledige uitspraak van de kantonrechter is te lezen via deze link.
3 Indien u geintresseerd bent in de memoires van dr. Aletta Jacobs kunt u deze hier lezen.
werk maakte, zagen zij in mijn eenvoudige kleeding een gevaar. Ik kleedde mij zoo en niet anders omdat ik opvallen wilde....”
Het was kwetsend toen, en het is stuitend nu. De aandacht voor het uiterlijk van een vrouw is schadelijk omdat de aandacht wordt geplaatst op iets anders dan capaciteit. Dat zet vrouwen op achterstand.