• No results found

Keerpunten in de beëindiging van relaties

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Keerpunten in de beëindiging van relaties"

Copied!
9
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Keerpunten in de beëindiging van relaties: een kwalitatieve studie

Auteur: John Humblet i.s.m. prof. A. Buysse en Prof. P. Rober Onderzoeksvraag

1. Welke keerpuntcategorieën zijn kenmerkend voor de afbouw van een relatie?

2. Variëren keerpuntcategorieën in hun waargenomen intensiteit?

3. Welke patronen, of trajecten, kenmerken de afbouw van een relatie?

Situering onderzoeksvraag

In dit onderzoek wordt gebruik gemaakt van het concept ‘keerpunten’ (turning points).

Keerpunten zijn gebeurtenissen waaraan men retrospectief relationele verandering toeschrijft. De verandering kan zowel positief als negatief zijn, en zorgt ervoor dat de relatie respectievelijk vooruit (verhoging van de relationele betrokkenheid) dan wel achteruit gaat (verlaging van de relationele betrokkenheid). Deze definitie heeft als consequentie dat een gebeurtenis geen keerpunt op het moment zelf is, maar dit pas achteraf wordt; in terugblik kan men terugkijken naar de ex-relatie en keerpunten erin aanduiden.

Om na te gaan welke keerpunten men in de afbouw van een relatie ervaren heeft, werd gebruik gemaakt van de Retrospective Interview Technique (RIT). De RIT vraagt dat elke participant alle keerpunten van zijn relatie noemt vanaf het moment dat de relatie van start ging tot op het moment dat men officieel gescheiden is (officiële uitspraak van de scheiding door de rechter). Concreet is het de bedoeling dat de participant deze keerpunten uitzet op een grafiek, met op de X-as de totale duur van de relatie en op de Y-as de relationele betrokkenheid tijdens de relatie van 0 tot 100 procent (bij aanvang van het onderzoek wordt er gevraagd wat men onder ‘100 procent betrokkenheid’ verstaat). Vervolgens markeert de participant het begin en het einde van de relatie met een bolletje – dit zijn respectievelijk de uiterste linkse en rechtse (verticale) lijn van de grafiek. De markeringen moeten corresponderen met zowel de maand en het jaar waarin de gebeurtenis zich voordeed (X- as) als met het waargenomen percentage van relationele betrokkenheid (Y-as). Nadien wordt er aan de participant gevraagd om aan te geven wanneer hij een belangrijke verandering (van welke aard dan ook) in de relatie waarnam, beginnende bij de start van de relatie. Nadat dit keerpunt met een markering op de grafiek aangebracht is, wordt er aan de participant gevraagd om te beschrijven waar dit keerpunt mee te maken had. Eenmaal het eerste keerpunt tot stand gekomen is, wordt aan de participant gevraagd om de andere keerpunten op dezelfde manier op de grafiek aan te duiden en van duiding te voorzien. Het proces wordt herhaald tot alle keerpunten tot aan de eindmarkering op de grafiek aangebracht zijn. Wanneer de participant aangeeft dat alle keerpunten wat hem betreft op de grafiek staan, wordt hem gevraagd om alle keerpunten met elkaar te verbinden.

Wanneer deze taak volbracht is, krijgt de participant de tijd om de volledigheid en

(2)

accuraatheid van de grafiek na te gaan, en, waar nodig, aanpassingen aan te brengen.

De bedoeling van deze fact sheet is tweeledig. Enerzijds worden alle door de participanten genoemde keerpunten verzameld om te kijken op welke wijze deze keerpunten in keerpuntcategorieën ingedeeld kunnen worden. Daarnaast wordt er nagegaan of bepaalde keerpuntcategorieën eerder met positieve dan wel met negatieve verandering in relationele betrokkenheid geassocieerd worden. Anderzijds wordt, naar analogie van de keerpunten, nagegaan in welke trajecten de individuele relatieverlopen ingedeeld kunnen worden.

Beschrijving Project

Het IPOS project beoogt scheidingstrajecten te optimaliseren met als doel de levenskwaliteit van gezinnen tijdens en na een scheiding te verhogen.

Hiervoor worden gedurende vier jaar personen in scheiding, hun kinderen en scheidingsdeskundigen bevraagd en opgevolgd aan de hand van gestandaardiseerde vragenlijsten.

Steekproef

Tussen 17 maart 2008 en 16 maart 2009 werd in de rechtbanken te Antwerpen, Mechelen, Gent en Kortrijk aan alle personen in scheiding via folders met antwoordkaarten gevraagd om deel te nemen aan het IPOS project. Van de 8896 kaarten kwamen er 3924 (44%) terug met bereidheid tot deelname, waarvan uiteindelijk 1850 (20,8%) volwassen de vragenlijst volledig invulden. Van deze 1850 volwassenen namen ook 182 kinderen deel aan het onderzoek.

De 1850 participanten kregen naast de elektronische basisvragenlijst ook een subversie ad random toegewezen. In totaal vulden 447 participanten Versie A op tijdsmoment 1 (T1) in.

Na het opkuisen van de data bestaat de populatie van Versie A uit 286 participanten, waarvan 101 mannen (35,3%) en 185 vrouwen (64,7%). De gemiddelde leeftijd van de participanten bedraagt 42,7 jaar (SD = 9,4 jaar). De gemiddelde huwelijksduur is 15,1 jaar (SD = 10 jaar).

Op tijdsmoment 2 (T2) vulden 219 participanten Versie A in. Na het opkuisen van de data bestaat de populatie uit 178 participanten, waarvan 66 mannen (37,1%) en 112 vrouwen (62,9%). De gemiddelde leeftijd van de participanten bedraagt 43,1 jaar (SD = 9,2 jaar). De gemiddelde huwelijksduur is 15,9 jaar (SD = 10,2 jaar).

Van de 178 participanten op T2 bleven er na het opkuisen van de data nog 157 participanten over. Om een onderzoekspopulatie van 25 participanten te bekomen werden in totaal 33 participanten ad random gecontacteerd met een uitnodiging tot deelname aan het (vervolg)onderzoek. Van deze 33 participanten wensten er twee niet deel te nemen en waren zes participanten onbereikbaar na vijf belbeurten. Uiteindelijk werd er na deelname één participant uit het onderzoek weggelaten omwille van het niet kunnen benoemen van keerpunten.1 De uiteindelijke onderzoekspopulatie bestond uit 24 participanten, waarvan 8 mannen (33,3%) en 16 vrouwen (66,7%). De gemiddelde leeftijd van de proefpersonen bedraagt 44,9 jaar (SD = 8,2 jaar). De gemiddelde huwelijksduur is 17 jaar (SD = 10,8 jaar).

1 Deze proefpersoon gaf aan dat er zich wel degelijk keerpunten in de afbouw van haar relatie hadden voorgedaan, maar dat haar betrokkenheid ten opzichte van haar (ex-)partner doorheen de afbouw van de relatie steeds maximaal (100%

betrokkenheid) was geweest. Omwille van die reden kon er niet gesproken worden van (procentueel uitdrukbare) veranderingen in de relatie.

(3)

Resultaten

Onderzoeksvraag 1 gaat na welke keerpuntcategorieën de afbouw van een relatie kenmerken. In totaal werden er in dit onderzoek 213 keerpunttypes genoemd, met een gemiddelde van 8,9 per participant. Via een thematische analyse (Braun & Clarke, 2006) werden in eerste instantie 31 verschillende keerpunttypes teruggevonden, die nadien samengebracht werden tot 14 keerpuntcategorieën (zie tabel 1). Om de betrouwbaarheid van de gevonden categorieën na te gaan, werd de thematische analyse door een onafhankelijke beoordelaar overnieuw gedaan, met een goede interbeoordelaarscoëfficiënt (Cohen’s Kappa: .81) tot gevolg.

TABEL 1Lijst van keerpuntcategorieën

Keerpuntcategorieën N = 213 Percentage (100%)

1. SERIOUS COMMITMENT a) Adoption/Birth/Pregnancy b) Marriage

c) Living Together/Purchasing Real Estate

d) Engagement e) Get-to-Know Time

37 14 11 6

4 2

17.4%

6.6%

5.2%

2.8%

1.9%

0.9%

2. BREAK-UP a) Break-up

b) Physical Separation c) Practical Settlement d) Negative Emotions

26 15 6 3 2

12.2%

7.1%

2.8%

1.4%

0.9%

3. HEALTH PROBLEMS a) Alcohol/Drug Abuse b) Mental Health Problems c) Pregnancy Related Problems d) Physical Health Problems

25 8 6 6 5

11.7%

3.8%

2.8%

2.8%

2.3%

4. THIRD PARTY INVOLVEMENT a) (Suspicions of) Extra-marital Affair b) Falling in Love

18 14 4

8.5%

6.6%

1.9%

5. MAKING UP/SECOND CHANCE 16 7.5%

6. WORK RELATED CHANGE a) Negative Work Related Change b) Positive Work Related Change

16 10 6

7.5%

4.7%

2.8%

7. PARENTAL ISSUES

a) Being On Different Wavelengths b) Lack of Commitment

14 8 6

6.6%

3.8%

2.8%

8. DISSOLUTION

a) (Sexual) Disengagement b) Drift Apart

12 6 6

5.6%

2.8%

2.8%

(4)

Keerpuntcategorieën N = 213 Percentage (100%)

9. HOUSING SITUATION

a) Negative Effects of Housing Situation b) Positive Effects of Housing Situation

11 9 2

5.2%

4.2%

0.9%

10. INDIVIDUAL TRAJECTORY a) Marital Doubt

b) Personal Development

11 7 4

5.2%

3.3%

1.9%

11. DISRESPECT OF PERSONAL BOUNDARIES

a) Power Imbalance b) Disrespectfulness

10

6 4

4.7%

2.8%

1.9%

12. VIOLENCE 8 3.8%

13. CONFLICT 5 2.3%

14. OTHERS 4 1.9%

De keerpuntcategorie ‘Serious Commitment’, die in totaal het vaakst genoemd werd (n = 37;

17,4%), bestaat uit vijf keerpunttypes. ‘Adoption/Birth/Pregnancy’ verwijst naar gezinsuitbreiding via biologisch ouderschap of adoptie. ‘Marriage’ omvat het moment dat beide partners trouwen. ‘Living Together/Purchasing Real Estate’ verwijst zowel naar de beslissing van het koppel om samen te gaan wonen, als naar het bouwen/kopen van een woning om er (in de toekomst) samen in te gaan wonen. ‘Engagement’ refereert naar het moment dat de partners zich verloofd hebben met elkaar (en duidt – impliciet – ook de wens aan om in de toekomst te gaan trouwen). ‘Get-to-Know-Time’ is het bewust uittrekken van tijd voor elkaar door beide partners om elkaar beter te leren kennen.

De tweede grootste keerpuntcategorie, ‘Break-up’ (n = 26, 12,2%), bestaat uit vier keerpunttypes. ‘Break-up’ is het moment waarop men aan zichzelf, de andere partner en/of de bredere sociale omgeving de beslissing om de relatie te willen beëindigen mededeelt. De participanten benadrukken hierbij de onomkeerbaarheid: eenmaal beslist, is het ook daadwerkelijk de bedoeling om de relatie te beëindigen. ‘Physical Separation’ verwijst naar het moment dat het koppel uit elkaar gaat en beide partners apart gaan wonen. ‘Practical Settlement’ refereert naar de praktische beslissingen die gemaakt dienen te worden aangaande de beëindiging van de relatie. ‘Negative Emotions’, tenslotte, verwijst naar alle negatieve emoties die een relatiebreuk bij een van de partners kan oproepen.

De keerpuntcategorie ‘Health Problems’ (n = 25; 11,7%) behelst vier keerpunttypes, die allen te maken hebben met lichamelijke en geestelijke problemen die een negatieve invloed op de relatie uitgeoefend hebben. ‘Alcohol/Drug Abuse’ omvat alle problemen aangaande het misbruik van alcohol of illegale soft- of harddrugs. ‘Mental Health Problems’ is de verzamelnaam voor alle psychiatrische aandoeningen, waarbij depressies de hoofdmoot uitmaken. ‘Pregnancy Related Problems’ verwijst naar alle problemen rond het niet zwanger kunnen worden en problemen die zich voordoen tijdens de zwangerschap. ‘Physical Health Problems’ is de verzamelterm voor alle problemen van fysieke aard (bv. ziekte, ongeval met blijvend letsel).

Bij de keerpuntcategorie ‘Third Party Involvement’ (n = 18; 8,5%) is er sprake van, of het vermoeden van, betrokkenheid van een derde in de relatie. ‘(Suspicions of) Extra-marital Affair’ omvat zowel dat een van de partners een extramaritale relatie heeft, als het verdenken van of verdacht worden door de partner van het hebben van een buitenechtelijke relatie. Het keerpunttype ‘Falling in Love’ verwijst naar de situatie waarbij een van de partners verliefd is op een persoon buiten de bestaande relatie.

(5)

‘Making Up/Second Chance’ (n = 16; 7,5%) is een keerpunttype waarbij de keerpuntcategorie dezelfde naam draagt. Deze categorie refereert naar al de pogingen ondernomen door een van beide partners om de relatie opnieuw te laten functioneren. Het gaat hierbij zowel om het vragen als om het geven van een nieuwe kans.

‘Work Related Change’ bestaat zowel uit positieve als uit negatieve keerpunttypes2, en wordt procentueel even vaak genoemd als de voorgaande keerpuntcategorie ‘Making Up/Second Chance’ (n = 16; 7,5%). ‘Negative Work Related Change’ verwijst naar alle werkgerelateerde problemen die een negatieve invloed hebben op het welzijn van de partners (bv. verlies van job). ‘Positive Work Related Change’ refereert naar alle werkgerelateerde materie die een positieve invloed heeft op het welzijn van de partners (bv.

een koppel verbetert de financiële gezinssituatie doordat beide partners besluiten om buitenshuis te gaan werken).

De keerpuntcategorie ‘Parental Issues’ (n = 14; 6,6%) bestaat uit twee keerpunttypes, die allebei te maken hebben met het ouderschap. ‘Being On Different Wavelengths’ wil zeggen dat beide partners het als ouders niet met elkaar eens zijn over de opvoeding van de kinderen. ‘Lack of Commintment’ verwijst naar de situatie waarbij een van de partners het gevoel heeft dat de andere partner niet voldoende betrokken is bij het gezin/de kinderen.

De keerpuntcategorie ‘Dissolution’ (n = 12; 5,6%) omvat twee keerpunttypes. ‘(Sexual) Disengagement’ betekent dat één of beide partners zich op een bewuste manier van elkaar aan het ‘loskoppelen’ zijn (bv. apart gaan slapen). ‘Drift Apart’ daarentegen wil zeggen dat een van beide partners, zonder dat voorheen goed te beseffen, tot het inzicht komt dat men als koppel uit elkaar gegroeid is (bv. het gevoel hebben geen contact meer met de partner te maken). Het verschil tussen beide keerpunttypes is dat het eerste een eerder bewust proces is en het tweede een eerder onbewust proces is, waarvan men de realiteit pas op een bepaald moment inziet, terwijl het proces al veel langer aan de gang is.

Net als ‘Work Related Change’ (n = 11; 5,2%) bestaat de keerpuntcategorie ‘Housing Situation’ zowel uit een positief als uit een negatief keerpunttype. ‘Negative Effects of Housing Situation’ verwijst naar alle woninggerelateerde problemen die een negatieve invloed hebben op het welzijn van het koppel (bv. gedwongen verhuis). ‘Positive Effects of Housing Situation’ refereert naar alle woninggerelateerde materie die een positieve invloed heeft op het welzijn van het koppel (bv. het vinden van een geschikte woning).

De keerpuntcategorie ‘Individual Trajectory’, die procentueel even vaak voorkomt als de voorgenoemde keerpuntcategorie (n = 11; 5,2%) , bestaat uit twee keerpunttypes, waarbij het doorlopen van een individueel traject los van de andere partner centraal staat. ‘Marital Doubt’ refereert aan het gedachteproces van een van beide partners waarbij de relatie in twijfel getrokken wordt. ‘Personal Development’ slaat terug op het doormaken van een persoonlijk ontwikkelingsproces, zonder dat de partner hierbij betrokken is.

De keerpuntcategorie ‘Disrespect of Personal Boundaries’ (n = 10; 4,7%) brengt twee keerpunttypes samen die te maken hebben met het niet respecteren van de grenzen van de partner. Van het keerpunttype ‘Power Imbalance’ is er sprake wanneer een van beide partners de andere partner duidelijk maakt dat hij de macht over deze partner heeft.

‘Disrespectfulness’ verwijst naar het bewust disrespectvolle gedrag van een partner ten aanzien van de andere partner.

‘Violence’ (n = 8; 3,8%) is het enige keerpunttype van de keerpuntcategorie met dezelfde naam. Het omvat zowel fysiek als psychisch geweld, waarbij de nadruk op het fysieke geweld ligt.

‘Conflict’ (n = 5; 2,3%) is een keerpuntcategorie dat slecht uit één keerpunttype bestaat en verwijst naar conflicten tussen partners, die over het algemeen te maken hebben met het dagdagelijkse (samen)leven.

In totaal konden 1,9% van alle data niet geclassificeerd worden onder de bovenvernoemde 30 keerpunttypes en 13 keerpuntcategorieën. De reden hiervoor is dat

2 De positieve en negatieve lading van een keerpuntcategorie komt verder aan bod in de bespreking van de tweede onderzoeksvraag.

(6)

deze keerpunten niet frequent genoeg genoemd werden om in een aparte keerpuntcategorie ondergebracht te worden.

Onderzoeksvraag 2 handelt over de vraag of de diverse keerpunttypes in intensiteit variëren. Om dit na te gaan werd een one-way ANOVA uitgevoerd met de 13 keerpuntcategorieën (exclusief de keerpuntcategorie ‘Others’), waarbij de verandering in relationele betrokkenheid de afhankelijke variabele is (zie tabel 2). Concreet wil dat zeggen dat elk individueel keerpunt een score (positief of negatief) krijgt die de verandering in relationele betrokkenheid aanduidt. Deze score kan bekomen worden door het percentage van relationele betrokkenheid (0-100%) van een keerpunt in vermindering te brengen met het percentage van relationele betrokkenheid van het voorgaande keerpunt. Bijvoorbeeld:

keerpunt X heeft een waarde van 80% relationele betrokkenheid, waarbij keerpunt Y, dat volgt op keerpunt X, met een waarde van 60% relationele betrokkenheid in vermindering gebracht wordt. Dit levert voor keerpunt Y, wat de verandering in relationele betrokkenheid betreft, een score op van +20%. In de ANOVA-analyse worden alle scores van de individuele keerpunten behorende bij een bepaalde keerpuntcategorie gemiddeld, om tot een gemiddelde (positieve of negatieve) score per keerpuntcategorie te komen.

TABEL 2Gemiddelden en standaard deviaties voor verandering in relationele betrokkenheid per keerpuntcategorie

Keerpuntcategorieën N Mean Std. Deviation

Serious Commitment 37 5,49 22,050

Break-up 26 -24,50 22,946

Health Problems 25 -20,12 33,954

Third Party Involvement 18 -33,72 26,117

Making Up/Second Chance 16 11,25 38,188

Work Related Change 16 -3,06 39,543

Parental Issues 14 -20,21 31,340

Dissolution 12 -22,50 33,405

Housing Situation 11 -20,91 27,370

Individual Trajectory 11 -23,64 18,451

Disrespect of Personal Boundaries 10 -7,50 23,834

Violence 8 -16,25 30,677

Conflict 5 -20,00 ,000

De twee keerpuntcategorieën die een positieve verandering in de relationele betrokkenheid teweeggebracht hebben, zijn niet verwonderlijk ‘Serious Commitment’ en ‘Making Up/Second Chance’. Daarnaast wordt de keerpuntcategorie ‘Work Related Change’, die zowel positieve als negatieve keerpunttypes bevat, eerder geassocieerd met licht negatieve verandering in de relationele betrokkenheid. Ook de keerpuntcategorie ‘Housing Situation’

bestaat uit positieve en negatieve keerpunttypes, maar er worden overwegend meer negatieve dan positieve keerpunten genoemd, waardoor de keerpuntcategorie duidelijk met negatieve verandering in de relationele betrokkenheid geassocieerd is. De drie keerpuntcategorieën die het meest geassocieerd zijn met negatieve verandering zijn ‘Third Party Involvement’, ‘Break-up’ en ‘Individual Trajectory’.

(7)

Onderzoeksvraag 3 betreft de vraag naar welke patronen of trajecten de afbouw van een relatie karakteriseren. Nadat de 24 participanten hun respectievelijke keerpunten op de RIT- grafiek uitgezet hadden, werd aan hen gevraagd om de keerpunten met elkaar te verbinden, zodat er een grafische voorstelling van hun relatieverloop ontstond. Vervolgens werden deze via analytic induction (Bulmer, 1979) op basis van visuele overeenkomst gegroepeerd, waarna er zes visuele trajecten ontstonden: ‘High Turbulent Trajectory’, ‘Medium Turbulent Trajectory’, ‘Low Point Trajectory’, ‘Hight Point Trajectory’, ‘Continuous Decline’ en ‘Upward Decline’. Vervolgens werd per traject een set van regels opgesteld waaraan een grafisch relatieverloop moest voldoen om tot een bepaald traject gerekend te worden. Om de betrouwbaarheid van de gevonden trajecten na te gaan, werd de groepering van de trajecten door een onafhankelijke beoordelaar overnieuw gedaan, met een goede interbeoordelaarscoëfficiënt (Cohen’s Kappa: .80) tot gevolg. Omwille van sterke overeenkomst werden ‘High Turbulent Trajectory’ en ‘Medium Turbulent Trajectory’

samengebracht onder de noemer ‘Turbulent Trajectory’. ‘Continuous Decline’ en ‘Upward Decline’ werden om dezelfde reden samengebracht onder de noemer ‘Sloping Trajectory’.

Trajecten N = 24 Percentage (100%)

1. SLOPING TRAJECTORY a) Upward Decline

b) Continuous Decline

9 5 4

37,5%

20,8%

16,7%

2. TURBULENT TRAJECTORY a) High Turbulent Trajectory b) Medium Turbulent Trajectory

8 5 3

33,3%

20,8%

12,5%

3. LOW POINT TRAJECTORY 4 16,7%

4. HIGH POINT TRAJECTORY 3 12,5%

Het meest voorkomende traject is ‘Sloping Trajectory’ (n = 9; 37,5%), dat uit de subtrajecten

‘Upward Decline’ en ‘Continuous Decline’ bestaat, en zich in het algemeen kenmerkt door een gradueel aflopend relatiepatroon. ‘Upward Decline’ verwijst naar een relatieverloop waarbij er in het begin van de relatie kortstondig sprake is van een verhoogde relationele betrokkenheid (de relationele betrokkenheid bij het eerste of het tweede keerpunt is hoger dan bij de aanvang van de relatie), waarna deze relationele betrokkenheid keerpunt na keerpunt afneemt. ‘Continuous Decline’ beschrijft een continue aflopend relatieverloop.

Het tweede meest voorkomende traject, ‘Turbulent Trajectory’ (n = 8; 33,3%), laat een enigszins tumultueus relatieverloop zien, gekenmerkt door afwisselende stijgingen en dalingen in de relationele betrokkenheid. Het verschil tussen een ‘High Turbulent Trajectory’

en een ‘Medium Turbulent Trajectory’ ligt in de extremiteit van de procentuele schommelingen in relationele betrokkenheid.

‘Low Point Trajectory’ (n = 4; 16,7%) kenmerkt zich door een ‘M’-vorm: beginnend met een hoge piek in relationele betrokkenheid in het begin van de relatie, met daaropvolgend een daling, een stijging en afsluitend met een daling in relationele betrokkenheid.

De opwaartse ‘V’-vorm is karakteristiek voor het ‘High Point Trajectory’ (n = 3; 12,5%), waarbij de relationele betrokkenheid bij de start van de relatie heel hoog is, maar zeer sterk daalt bij het eerste keerpunt. Vervolgens is er nog een eenmalige piek, waarna de relatie aflopend is. Het gaat hier met andere woorden om een relatie die eenmalige opleving kent.

(8)

Besluit

De bedoeling van dit onderzoek was voort te bouwen op eerder uitgevoerde keerpuntonderzoeken over romantische relaties (Baxter & Bullis, 1986), keerpunten in de relatie na de scheiding (Graham, 1997) en keerpunten in niet-huwelijkse relaties na het verbreken van die relaties (Koenig Kellas, Bean, Cunningham, & Cheng, 2008). De focus lag in tegenstelling tot de voorgenoemde onderzoeken niet op de huidige relatie met de ex- partner (zoals bij Koenig Kellas et al., 2008 en Graham, 1997), maar op de relatie zoals men vandaag, in terugblik, het gevoel heeft dat die geweest is. Om dit te doen werd aan de participanten gevraagd keerpunten en trajecten betreffende de afloop van hun relatie te identificeren.

Eén van de meest frappante resultaten is dat de door de participanten genoemde keerpunten niet enkel wijzen op directe gebeurtenissen tussen de partners, maar dat er bovendien ook verschillende externe componenten zoals gezondheid, huisvesting en werksituatie genoemd worden, die weliswaar indirect een invloed op het functioneren van het koppel kunnen uitoefenen. Daarbij is het van belang om op te merken dat de weergegeven keerpunten niets zeggen over hoe het vroeger was, maar over hoe men nu denkt dat het er in het verleden aan toegegaan is. Op die manier functioneren keerpunten als een herkadering: het verleden wordt bekeken door de ogen van het heden. Mogelijk is het makkelijker om in terugblik over ‘praktische’ onderwerpen te spreken, zoals de negatieve invloed op de relationele betrokkenheid van het verliezen van de partner zijn baan, dan emotionele thema’s aan te snijden die direct terugslaan op de interactiepatronen binnen het koppel. Immers, slechts vijf van de 213 keerpunten (2,3%) gaan over conflict.

Hoewel de volledige relatie, vanaf de start van de relatie tot de definitieve scheidingsuitspraak door de rechter, bevraagd is, overheersen duidelijk de negatieve keerpunten. Vreemd hoeft dit niet te zijn, aangezien de participanten weten dat ze deelnemen aan een scheidingsonderzoek – de focus ligt overduidelijk op scheiden. Mogelijk speelt ook hier de retrospectieve bevraging een rol, en zorgt de scheiding voor een negatieve kleuring van de kijk op de ex-relatie. Toch is de opdeling tussen positieve keerpunten (verhoogde relationele betrokkenheid) en negatieve keerpunten (verlaagde relationele betrokkenheid) niet altijd even eenduidig, zoals blijkt uit de keerpuntcategorieën

‘Work Related Change’ en ‘Housing Situation’, waar zowel positieve als negatieve keerpunttypes onder vallen. Vooral bij ‘Work Related Change’, met een iets evenwichtigere verdeling tussen positief en negatief (n = 6 versus n = 10) dan dat bij ‘Housing Situation’ het geval is (n = 2 versus n = 9), valt de eindbalans beduidend minder negatief uit.

Dat de afbouw van een relatie zeker niet op één vaste manier verloopt, blijkt duidelijk uit de diverse trajecten. Dit resultaat is congruent met de eerder vermelde onderzoeken, maar is toch opvallend, omdat er in dit onderzoek – wederom in vergelijking met de bovenvermelde onderzoeken – gebruik gemaakt werd van een kleinere onderzoekspopulatie (n = 24) en er desondanks toch een grote variëteit bestaat aan hoe relaties zich overheen de tijd ontwikkelen. Zowel Graham (1997) als Koenig Kellas et al.

(2008) hebben een soort van lineair en turbulent traject gevonden. In dit onderzoek is er enkel sprake van een turbulent traject. Mogelijk is dit te verklaren door de onderzoekspopulatie. Waar voorgaande onderzoekers zich focussen op de relatie tussen ex-partners, die na de scheiding/het uit elkaar gaan nog contact met elkaar hebben maar misschien niet meer zulke heftige gevoelens t.o.v. elkaar voelen (de relatie is definitief achter de rug), gaat dit onderzoek over participanten die – retrospectief gezien – nog middenin hun relatie zitten, met alle emotionele hoogte- en dieptepunten tot gevolg. Het relatieverloop dat van begin tot einde ‘voortkabbelt’ werd met andere woorden niet in de huidige data teruggevonden.

(9)

Mogelijke implicaties

In de samenleving leeft het idee dat een relatie beëindigd wordt omwille van een steeds slechter lopende interactie binnen het koppel. De gedachte: het lukt niet langer tussen ons tweeën. Daarbij ligt alle verantwoordelijkheid omtrent het al dan niet slagen van een relatie bij de betrokken partners. Ook in verschillende soorten hulpverlening richt men zich veelal op de ex-relatie, meer bepaald op hoe persoonlijke en relatiespecifieke factoren bijgedragen hebben tot het beëindigen van de relatie. Het zou interessant kunnen zijn om zich binnen de hulpverlening niet enkel te richten op de problemen die binnen het koppel zijn ontstaan, omdat er ook problemen zijn die weliswaar binnen het koppel gaan spelen, maar waarvan men – in terugblik – vindt dat men zelf niet de oorsprong is, zoals gezondheidsproblemen, problemen rond het werk en huisvesting. Deze aanpak kan mogelijk helpend zijn voor mensen die gepreoccupeerd zijn door de schuldvraag (zichzelf en/of de andere partner als schuldige aanwijzen), omdat het hen laat zien dat ook externe factoren, waarvoor men niet zelf kiest, hun stempel op het relationele verloop kunnen drukken. Hoe men als individu of als koppel tijdens de relatie met zulke externe problemen omgegaan is, kan mogelijk een minder bedreigende manier vormen om over de (koppel)problemen in de ex-relatie te spreken.

Een populair idee is dat een relatie stap voor stap ‘uitdooft’, tot op het moment dat beide partners zodanig van elkaar vervreemd zijn dat er niets meer is dat hen samenhoudt. Uit de data van dit onderzoek blijkt dat dit traject wel degelijk bestaat, namelijk de relaties met een hoge relationele betrokkenheid in het begin van de relatie, die gradueel afneemt naar het moment van de officiële scheiding toe. Dit traject komt echter slechts in een derde (37,5%) van de gevallen voor. Qua frequentie komt het turbulente traject, met vele en soms grote fluctuaties in relationele betrokkenheid, bijna evenveel voor (33,3%). Het verschil in relationele betrokkenheid tussen beide trajecten is groot: in het geval van een gradueel aflopend traject neemt de relationele betrokkenheid alleen maar af, terwijl er in een turbulent traject tot op het einde van de relatie momenten kunnen bestaan van relatief hoge relationele betrokkenheid. Voor een koppel dat bijvoorbeeld voor bemiddeling kiest om tot een scheidingsovereenkomst te komen, kan het in het bemiddelingsproces meespelen in welke mate de partners zich al dan niet nog relationeel betrokken voelen t.o.v. elkaar. Voor een bemiddelaar zou het inzichtgevend kunnen werken, mocht hij weten hoe de twee partijen die tegenover hem zitten de ex-relatie individueel beleefd hebben, aangezien een koppel vanuit twee zeer uiteenlopende trajecten in bemiddeling kan stappen.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Iedereen doet wel zijn zegje, maar je bent toch niet echt samen, je bent niet echt met elkaar.. Mijn tip is, stel voor

Asked why their demands turned political, many participants echoed Maluleke’s (2016) assertion that the shutting down of universities in the context of student protests

We hebben de lijsttrekkers in de drie gemeenten gevraagd wat men in het algemeen van de aandacht van lokale en regionale media voor de verkiezingscampagne vond en vervolgens hoe

- Vrouwelijke burgemeesters tenderen meer naar de sociale kant van het ambt, mannen meer naar de kant van planning/control en ordening. - Meer dan mannelijke burgemeesters

In de enquête is aan de scholen waarbij doordecentralisatie van financiële middelen voor nieuwbouw heeft plaatsgevonden (in ons onderzoek 34 PO scholen en 32 VO.. scholen) de

heden om de eigen toegankelijkheidsstrategie te verantwoorden. Verwacht wordt dat het oplossen van deze knelpunten in combinatie met een meer ontspannen houden betreffende

Uit ons onderzoek blijkt dat personen die werkloos thuiszitten door de coronacrisis significant meer financiële stress ervaren dan mensen uit alle andere

Bovendien hebben zich in de loop der tijd bij de Griekse papyrusteksten een groot aantal teksten gevoegd die in andere talen op de schriftdrager ‘papyrus’ zijn geplaatst: vandaag