• No results found

Nederlanders en de inheemse bevolkingen van Amerika: een verborgen erfgoed. 28 september 2011 in Plexus Studentencentrum, Kaiserstraat 25, Leiden. Verslag

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Nederlanders en de inheemse bevolkingen van Amerika: een verborgen erfgoed. 28 september 2011 in Plexus Studentencentrum, Kaiserstraat 25, Leiden. Verslag"

Copied!
31
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Amerika: een verborgen erfgoed.

28 september 2011 in Plexus Studentencentrum, Kaiserstraat 25, Leiden.

Verslag

(2)

Index

Page

1. Inleiding 3

2. Opening 5

3. Panel 1 6

4. Panel 2 7

5. Panel 3 8

6. Workshop 1 9

7. Workshop 2 9

8. Workshop 3 10

9 Discussie en slot 11

10 Appendix

10.1 Panel 1 12

10.2 Panel 2 17

10.3 Panel 3 21

10.4 deelnemerslijst 25

10.5 colofon 30

(3)

Nederlanders en de inheemse bevolkingen van Amerika: een verborgen erfgoed.

28 september 2011 in Plexus Studentencentrum, Kaiserstraat 25, Leiden.

1. Inleiding

Hierbij vindt u het verslag van de expertmeeting Nederlanders en de inheemse bevolkingen van Amerika: een verborgen erfgoed van het platform Atlantic World and the Dutch (AWAD), Erfgoed Nederland en de Faculteit Archeologie van de Universiteit van Leiden. De bijeenkomstverliep in een positieve sfeer en de gevarieerde expertise van de deelnemers leidde tot een kruisbestuiving waarbij een groot aantal onderwerpen aan bod kwamen.

Het verslag is chronologisch ingedeeld. Het openingswoord van prof. Dr. Maarten Jansen is integraal opgenomen. Daarna wordt er een korte samenvatting van de drie panels gegeven met de stellingen van de sprekers; de samenvattingen van de voorzitters van de drie workshops en de daaropvolgende discussie besluiten het verslag. Samenvattingen van de sprekers zijn opgenomen in de bijlage, waar u ook de deelnemerslijst en medewerkerlijst vindt.

We hadden een aantal onderwerpen geformuleerd als een algemene leidraad voor de discussie.

- Wat is het erfgoed van de contacten tussen de inheemse volkeren van Amerika en de

Nederlanders in het Atlantisch gebied en hoe kan deze nalatenschap in kaart gebracht worden?

De consensus was dat dit erfgoed een apart veld is dat gekenmerkt wordt door grote versnippering.

Veel hooibergen en weinig spelden zoals Ben Teensma het formuleerde. Het erfgoed is moeilijk zichtbaar, zelfs als het online beschikbaar is. Het zou handig zijn als er een website was waar het nu bekende erfgoed thematisch gepresenteerd werd.

Het erfgoed is moeilijk toegankelijk omdat maar weinig mensen Nederlands spreken. Google

translator kan hulp bieden, maar oude teksten moeten eerst naar modern Nederlands vertaald worden en daarna toegankelijk gemaakt worden in het Engels en Portugees.

- De erkenning van de waarde van het erfgoed dat nog bestaat in materiële en immateriële vorm en mogelijkheden tot behoud, bescherming en ontsluiting;

Het Nederlandse overheidsbeleid op dit terrein is geheel op internationaal beleid gericht dat

gebaseerd is op de VN verklaring over de rechten van inheemse volken uit 2007. Op nationaal niveau is er nu geen beleid naar inheemse volken en hun erfgoed. De betrokkenheid van de inheemse bevolking bij het beheer van en onderzoek naar dit erfgoed is in volkenkundige musea het meest ontwikkeld. De UNESCO kan een aanspreekpunt zijn om erkenning van het erfgoed te krijgen.

- De stand van zaken van het onderzoek naar het erfgoed en de geschiedenis van betrekkingen van de inheemse volkeren van Amerika en de Nederlanders in het Atlantisch gebied;

De geschiedenis van deze betrekkingen is het meest compleet onderzocht in de VS. Er zijn nog veel lacunes bijvoorbeeld het vrijwel ontbreken van archeologisch onderzoek naar deze betrekkingen in het Caribische gebied. Er zijn veel hooibergen met weinig spelden en weinig onderzoek.

De hooiberg wordt niet goed bevraagd, ook al is hij toegankelijk, zoals Laura van Broekhoven het formuleerde. Het is belangrijk bredere, transnationale, thematische onderzoeksvragen te formuleren.

Inheemse onderzoekers moeten meer bij onderzoeksprojecten betrokken worden, dat is niet

eenvoudig want inheemse gemeenschappen zijn soms verdeeld en onder jongeren is er vaak weinig interesse.

- Mogelijke nieuwe samenwerkingsprojecten op dit terrein introduceren en bespreken;

Een database die informatie over dit erfgoed thematisch aanbiedt kan een hulp zijn voor onderzoekers, ook kan het de zichtbaarheid van het onderwerp vergroten door het bestaande onderzoek gebundeld aan te bieden, inventarissen van inventarissen zoals Diederick Kortlang het

(4)

formuleerde. De zichtbaarheid van het erfgoed in de instituten die collecties beheren kan ook verbeterd worden door informeel werkoverleg.

- Het creëren van een institutioneel platform; Een mogelijk vervolg met een internationale conferentie rondom dit thema.

Er bestaat zeker behoefte om verder te gaan. De aanwezigen die al actief zijn gaan individueel verder, maar er zijn ook nieuwe onderlinge contacten ontstaan tijdens de expert-meeting. Nu is het te vroeg voor een institutioneel platform. Het is beter om eerst met een beperkt aantal mensen van

onderzoeksinstituten te overleggen met de belangrijkste instituties die de collecties beheren en pas daarna een commissie te vormen die een internationale bijeenkomst kan voorbereiden waar dit onderwerp in een breder kader besproken wordt.

Ten slotte willen we ook de mensen bedanken die deze expert-meeting hebben mogelijk gemaakt.

Prof. Dr. Corinne Hofman en Prof. Dr. Maarten Jansen van de Faculteit Archeologie van de

Universiteit Leiden; de sprekers Dr. Ben Teensma, Drs. Kees-Jan Waterman MA, Dr. Arie Boomert, Dr. Mark Meuwese, Dhr. Wilfred Jubitana, Dhr. Gerard Maynard, Dr. Renzo Duin, Drs. Ilona Heijnen, Drs. Martin Berger, Prof. Dr. John Monteiro en Dr. Eithne Carlin; de voorzitters Drs. Martine Gosselink, Dr. Lodewijk Wagenaar, Dr. Laura van Broekhoven, Dr. Renzo Duin en Drs. Suze Zijlstra; de

notulisten Tom Breukel, Esther Plomp en Eewoud van Meel; de fotograaf Syl Lo, de logistieke ondersteuning van Suzanna Duarte en de onmisbare hulp van Dr. Mariana Françoso. We bedanken ook Lex Haemers van Plexus voor de positieve inzet en zowel Els Gips van Plexus als Olga Yates van de Faculteit Archeologie voor hun bijdragen.

Met een vriendelijke groet Barbara Consolini

Lodewijk Hulsman Amsterdam 2011

2.

(5)

Opening door Prof. Dr. Maarten Janssen

Ik wil u allen hartelijk welkom heten bij deze expert meeting, ik wil ook de organisatoren van deze bijeenkomst feliciteren met dit belangrijke initiatief want inderdaad gaat het hier over een verborgen erfgoed waar wij allen wel enige kennis van hebben, maar waar wij allen ook van weten dat een algemene samenvattend inzicht hier omtrent nog mist. Geen samenvattend publicatie over de relaties tussen de Nederlanders en de inheemse volkeren van de Amerika’s is op het moment beschikbaar die alle gebieden waar op zich die problematiek voordoet afdekt.

En inderdaad, we spreken ook over een lange periode en een complex geheel aan relaties. Een deel daarvan, slechts een deel, zal vandaag aan bod kunnen komen. Het vreemde is dat de Nederlanders het zelf terug projecteren in de tijd natuurlijk, op het moment dat er een daadwerkelijk contact plaats vond door de Europese invasie van Amerika’s vanaf 1492, deel waren van het rijk van Karel de Vijfde dat protagon participeerde in dit hele proces, om het maar zo te zeggen, en in de eerste helft van de 16de eeuw althans deel uitmaakten van die zelfde onderneming op een wat afstandelijke wijze en zichzelf nadien ook identificeerden als slachtoffer van de Spaanse tirannie, en daarom ook een stukje identificatie met de inheemse bevolkingen van Amerika. Zoals Willem van Oranje zelf in enige

notabele redevoering is vastgesteld waarin hij het lot van de Nederlanders vergeleek met het lot van de Indianen.

Nadien is Nederland als land, als onafhankelijke republiek, natuurlijk zelf actief geworden als

kolonisator en dat heeft tot een vrij complexe situatie geleid waarin Nederland dus ook eigen bronnen heeft geproduceerd over het historische gebeuren, natuurlijk ook dingen die er in Nederland zijn terecht gekomen uit de Amerika’s, en waarin er hier in Nederland ook over dit hele proces is nagedacht door allerlei onderzoekers, ik denk dat de meest beroemde van hen Hugo de Groot is, maar ook het minst bekend is onder Hugo de Groot onderzoekers dat hij twee geschriften aan de oorsprong van de indianen heeft gewijd, en nog veel minder bekende persoon, maar wel heel belangrijk voor de genen die van zijn werk weten, zijn natuurlijk personen als Johannes de Laet in de 17de eeuw, maar ook Cornelis de Pauw in de 18de eeuw.

Op het gebied van de productie van bronnen, kronieken, op het daaruit volgende terrein van beeldvorming, van de kannibalen tot en met Winnetou en de kleine Hiawatha, u allen wel bekent.

Op het gebied van toerisme enorme golven van Nederlanders die belangrijke archeologische sites, maar ook andere dingen in Amerika gaan bezoeken, de blijvende historische betrokkenheid bij delen in de Amerika’s, Suriname en de Antillen zijn dat de gene waar we primair aan denken, maar ook andere gebieden waar wij historische banden mee hebben, de ontwikkelingsamenwerking die in de loop van de 20ste eeuw heel belangrijk is geweest vanuit Nederland naar allerlei gebieden die

misschien niet direct als indiaans werden gekwalificeerd of inheems, maar wel de facto plaats hadden in inheemse gebieden.

Musea, collecties en natuurlijk onderzoek naar taal, cultuur, geschiedenis, de antropologie, de archeologie en dergelijke in zijn geheel, ik vergeet vast een paar belangrijk items, geeft dat een zeer complexe betrokkenheid over die vijf honderd jaar na 1492. En als ik het heb over 1492 wil ik eigenlijk zeggen er zijn eigenlijk twee data die wij voor ogen moeten houden: 12 oktober 1492 is het begin van een koloniale relatie en daarop volgt eigenlijk de 13 september in 2007 de universele verklaring aangenomen door de Verenigde naties over de rechten van de indigenous peoples die het begin pretendeert te zijn van een meer gedekoloniseerde relatie, dus dat is pas vier jaar terug, en er is nog een hoop te doen op dat terrein, en wat onze invalshoek vandaag betreft, erfgoed, wordt daar zeer specifiek gezegd dat de Verenigde Naties met zijn allen en ook Nederland vinden dat de indigenous peoples hebben het right to maintain control and define their cultural heritage en met name het woord control is natuurlijk een heel sterk beladen woord dat daar rustig in de tekst staat en dat heeft allerlei implicaties. De volledige toegang tot items van heritage is daar met name gespecificeerd, maar natuurlijk ook dingen als teruggave van zaken die voor betrokken volken van belang zijn, participatie in het onderzoek op gelijkwaardige wijze, zorg voor identiteit en identiteitsbehoud en ontwikkeling, zijn allemaal centrale elementen in die ook door Nederland ondertekende declaratie, die dus conform dat idee richtsnoer moet zijn voor ons handelen.

In de praktijk hebben dit soort declaraties meteen een eerste schokeffect met name op het gebied van dat woord van teruggave want niemand wil graag iets teruggeven en daar blijft dan een hele hoop van de discussie in steken. Ik kan u zeggen uit eigen ervaring dat een heel ander aspect veel belangrijker is in dit geheel, namelijk de uitdaging tot nieuwe vormen van samenwerking, interculturele

samenwerking en betrokkenheid die enorm bij kan dragen aan een beter besef, beter interpretatie van culturele producten en historische processen.

(6)

Ik feliciteer alle aanwezigen met deze dag en hoop dat deze dag ook in inderdaad in die zin tot een eerste reflectie en erkenning zal leiden. Voorspelbaar zullen wij in de toekomst zaken breder moeten trekken, bij voorbeeld deze dag heeft niet het aspect van ontwikkelingsamenwerking in zich gesloten, maar dat zou een hele interessante aspect zijn voor de toekomst. Ik denk dat we ook wat beperkt zijn doordat we dit in het Nederlands beginnen, maar het is ook best wel goed om eens een keer in het Nederlandse veld te kijken wat er gaande is en vervolgens dan ook meer internationaal gaan, nogmaals een goede sessie toegewenst.

3. Panel 1: Betrekkingen tussen Nederlanders en Indianen vanuit historisch perspectief Voorzitter: Drs. Martine Gosselink

Samenvatting van het panel

Het verborgen cultureel erfgoed tussen Nederlanders en de inheemse bevolkingen van de Amerika’s is in dit panel belicht vanuit het historisch archief (Teensma, Waterman), de archeologie (Boomert) en vanuit een trans-Atlantisch perspectief (Meuwese). Opvallend, maar niet onverwacht is dat de Noord- Amerikaanse kant van het verhaal langer en vollediger onderzocht is dan de Zuid-Amerikaanse invloedssfeer.

De historische documenten, deels gearchiveerd maar ook deels versnipperd en ononderzocht, zijn een belangrijke bron voor de Nederlands-Indiaanse contacten vanuit het koloniaal-Nederlandse perspectief. Niet minder belangrijk is de archeologische kant van het verhaal, goeddeels

onaangeboord maar in staat om dit verhaal vanuit een ander perspectief te verifiëren en verrijken. De belangrijkste thema’s die in dit panel zijn belicht zijn de handelsrelaties die Nederlanders aangingen met de Indianen, de politieke wisselwerking tussen verschillende Indiaanse volkeren vanuit het koloniale oogpunt, en de ervaringen van mensen die deel uitmaakten van de trans-Atlantische

“Columbian exchange”. Het gepresenteerde onderzoek op deze thema’s vormt een inleiding naar de volgende vier stellingen:

Stellingen

 Dr. Ben Teensma: Zonder literatuuronderzoek en archiefbezoek zal het niet mogelijk zijn om een adequaat beeld te ontwikkelen van de thematiek en relaties die het contact tussen de koloniale Nederlandse WIC en de inheemse volkeren in Brazilië in de 17de eeuw

karakteriseren.

 Drs. Kees Jan Waterman: De overgrote meerderheid van het bekende materieel over de interacties tussen de Nederlanders en de Indianen in 17e-18e eeuws Nieuw-Nederland is goed verwerkt in onderzoeken en publicaties. De hoofdlijnen en perspectieven op dit deel van de historie zijn goed geanalyseerd en ontwikkeld en zullen niet veel meer veranderen met het huidige materiaal. Er bestaat waarschijnlijk nog meer bronmateriaal over deze periode, maar hoe kunnen we dit vinden? “Hoe kunnen we strategieën en mogelijkheden bedenken om dit materiaal te zoeken?”

 Dr. Arie Boomert: Willen we de relatie tussen Indianen en Europeanen, speciaal Nederlanders, in de Guiana’s en de Kleine Antillen verder uitdiepen, dan zal gericht onderzoek moeten plaatsvinden waarbij vindplaatsen uit de contactperiode geïdentificeerd dienen te worden aan de hand van de schriftelijke gegevens (documenten, oude kaarten enzovoorts). Alleen op deze wijze kan het tot nu toe bijna volledig verborgen erfgoed voorgoed aan het licht gebracht worden.

 Dr. Mark Meuwese: The Dutch relations with the indigenous peoples of the Americas need to be more fully studied from an Atlantic perspective. The Dutch colonial powers in the world need to be contrasted with other colonial powers and with the Dutch approach in colonial Africa and Asia.

In de discussie kwamen een aantal punten naar voren:

 De plaats van de inheemse bronnen in de vorm van orale en andere in de geschiedschrijving is nog beperkt. Een voorbeeld zijn de wampums van de Irokezen die documenteren dat de relatie met Nederlanders eerder begonnen dan door Nederlandse bronnen gedocumenteerd

(7)

wordt. Orale geschiedschrijving wordt door veel Amerikaanse rechtbanken als bewijs verworpen.

 De aanwezigheid van Europese materialen in inheemse producten worden door Archeologen steeds meer gezien als een manier om de reactie van inheemse samenlevingen op het contact met Europeanen te bestuderen.

 Bij de vergelijking van Europese machten in het Atlantisch gebied is het belangrijk om ook de interactie tussen koloniale gebieden overzee zoals Portugees- en Nederlands Amerika te betrekken. De Nederlandse benadering verschilde van die van Portugal.

 Bij de bestudering vanuit het Atlantisch gebied is het goed niet alleen de Europeanen centraal te stellen, er zijn ook complexe interacties tussen de inheemse bevolking van Afrika en Amerika. Terwijl Indianen met Nederlanders in Afrika vochten, streden bewapende Afrikanen in Brazilië met Indianen.

 Taal is een belangrijk obstakel. In Brazilië is Portugees de belangrijkste voertaal voor inheemse gemeenschappen dus is het nodig de teksten te vertalen om ze toegankelijk te maken.

 Inheemse bronnen zoals Wampums zijn net zo belangrijk als Nederlandse bronnen 4. Panel 2: Betrekkingen tussen Nederlanders en Indianen en collecties.

Voorzitter: Dr. Lodewijk Wagenaar Samenvatting van het panel

Het erfgoed van de betrekkingen tussen Nederlanders en de inheemse bevolking van Amerika zijn in dit panel besproken vanuit het perspectief van collecties in de vorm van immaterieel erfgoed

(Jubitana, Maynard), de rol van kennisbolwerken (Duin), geïsoleerde documenten in collecties (Heijnen) en bronnen in Nederlandse archieven (Hulsman).

Er was een gezamenlijke oproep van de sprekers tot het beter beschikbaar stellen van collecties. De toegang voor de inheemse bevolking was belangrijk (Jubitana, Duin), het beschikbaar stellen van ononderzochte collecties (Heijnen, Duin) en het thematisch inventariseren van materiaal (Hulsman) werden aan de orde gesteld.

Er is blijkbaar behoefte aan een concordans, een instrument om een oud systeem aan een nieuw te koppelen. Misschien moet er gezocht worden naar een manier om bestaand en modern onderzoek toegankelijk te maken bijvoorbeeld door een afspraak te maken over het vermelden van volken in een lijst etc. Mensen kunnen nu vaak niet zien waar het over gaat omdat er andere regels zijn in de bewaarplaatsen van collecties. Op zich is dat goed te regelen, maar regel het maar eens! Misschien kunnen er in de workshops suggesties gedaan worden hoe men zich verstaanbaar kan maken.

Daarnaast is er de vraag om de inheemse bevolking te betrekken bij beheer en onderzoek van de collecties

Stellingen:

 Wilfred Jubitana: 1) De Surinaamse inheemsen raakten hun identiteit kwijt op het moment dat de zendelingen hun dorpen betraden. Voorbeeld hierbij, de eigen inheemse namen werden vervangen door veelal Bijbelse namen en de zendelingen namen de taken van de traditionele medicijnman over. 2) De ontmoeting met de Nederlanders was het begin van het einde der inheemse taal en cultuur in Suriname. Wat nu...??? Toen de dominante westerse cultuur haar intrede deed in de wereld van de inheemsen was er voor hen geen weg terug.

 Renzo Duin: Inheems erfgoed, geconserveerd in binnen- en buitenland, moet beschikbaar gemaakt worden voor inheemsen om hun eigen onderzoek te kunnen verrichten, met de nadruk op eigen onderzoek, want het simpelweg downloaden van inheemse kennis is niet postkoloniaal, maar eigenlijk neokoloniaal. In plaats van de term Indiaan in de gepolariseerde extremiteit te bediscussiëren, moeten we een common ground vinden, een meeting place waar dit gedeelde en verdeelde cultureel erfgoed centraal staat. De huidige instituties, de bolwerken van kennisproductie, bieden helaas geen plaats voor een gelijkwaardige samenwerking, waar de specialisatie van een ieder gerespecteerd wordt.

 Ilona Heijnen: Het zou heel fijn zijn als er een database kwam die belangrijke bronnen

beschikbaar maakte, om voor onderzoekers te kijken wat nog onderzocht moet worden en om het verborgen erfgoed zichtbaar te maken.

(8)

 Lodewijk Hulsman: Stelling: De tegenwoordige digitalisering van archieven biedt de

mogelijkheid om belangrijke bronnen te ontsluiten en beschermen. Het is daarom belangrijk dat er een thematische gids over de betrekkingen tussen Nederlanders en Indianen in Nederlandse archieven wordt gemaakt die daarvoor gebruikt kan worden.

In de discussie kwam de punten naar voren:

 in het overkoepelende project Europeana wordt een grote hoeveelheid van informatie uit Europese archieven en bibliotheken digitaal aangeboden. Er zijn veel projecten gaande op dit terrein.

6. Panel 3: Betrekkingen tussen Nederlanders en Indianen en projecten Voorzitter: Dr. Lodewijk Hulsman

Het derde panel werd geopend door Martin Berger die een overzicht gaf van verschillende projecten van het RVM waar gezocht wordt naar samenwerking met de brongemeenschappen bij het

interpreteren van materieel en immaterieel erfgoed. Dat verloopt op allerlei plaatsen zoals Groenland, Suriname, Brazilië, Verenigde Staten en Canada vrij goed.

John Monteiro sprak over de ontwikkelingen in drie velden op het terrein van het gemeenschappelijk erfgoed vanuit de Braziliaanse context.

- Braziliaanse wetgeving verplicht het inheemse verleden op te nemen in educatieve documentatie.

Dat is misschien ook een idee in Nederland.

- De Braziliaanse overheid ontwikkelt projecten om het immateriële erfgoed van inheemse samenlevingen te erkennen, ook in Nederland zou dat relevant zijn. Belangrijk is ook de kennisoverdracht en de betrokkenheid van inheemse samenlevingen bij de bescherming.

- Inheemse gemeenschappen in Brazilië krijgen meer vrijheid om samenwerkingsverbanden met internationale organisatie aan te gaan, maar dat brengt weer zich spanningen met zich mee waarmee zorgvuldig moet worden omgegaan.

Eithne vertelde over het immateriële erfgoed in de vorm van talen van inheemse samenlevingen in Suriname. Verschillende talen zijn verdwenen. Onderzoek heeft zeven talen gedocumenteerd, maar de jongeren in tegenwoordige Indiaanse samenlevingen in Suriname ervaren het taalkundig

onderzoek als een onderdeel van een gepasseerd verleden. Er is wel interesse naar dat verleden, maar hoe plaats je dat in een wereld waarin indiaanse gemeenschappen gebruik maken van internet en mobiele telefonie.

Stellingen

 Martin Berger: Om daadwerkelijk nog legitieme volkenkundige musea te zijn moeten volkenkundige musea de stem van de gene van wie het erfgoed is, ook betrekken bij het onderzoek van het erfgoed en in de representatie van het erfgoed, en zullen dus altijd zullen moeten samenwerken met de source communities waar het erfgoed vandaan komt in onze musea.

 John Monteiro: A common project conceptualizing the shared heritage between Amerindian and European peoples must first reformulate approaches to Atlantic History by including indigenous people not as mere recipients of the Columbian exchange but rather as active co- participants in the construction of the modern world.

 Eithne Carlin: Onze wetenschappelijke verhalen en geschiedenissen van de Surinaamse Amerindianen zullen voornamelijk vreemd en irrelevant blijven voor de inheemse

gemeenschappen als we onze onderzoeksresultaten niet kunnen relateren aan de moderne wereld en aan concrete economische voordelen voor deze gemeenschappen.

(9)

7. Workshop verslagen

De voorzitters brachten verslag uit na afloop van de workshops.

Workshop 1 Onderzoek: Laura van Broekhoven.

Wij hebben geprobeerd de stellingen uit de panels te bespreken. Wij zochten naar het definiëren van problemen en naar oplossingen en ideeën. Wat is onderzoek? De multidisciplinaire

vertegenwoordiging in de workshop bracht diverse perspectieven in, dat was zeer welkom.

Waar zijn de onderzoeksdata? In archieven, literatuur, veldonderzoek, musea, collecties, visual media en de gegevens liggen ook verspreid. Aan de ene kant zijn er hooibergen met gegevens en aan de andere kant spelden, dat was de eerste stelling, die wij besproken hebben. Daarbij werden

verschillende punten naar voren gebracht.

De beschikbaarheid van de data, de toegankelijkheid en de mate waarin ze bekend zijn. Er is eigenlijk veel beschikbaar, maar het is toch moeilijk te vinden. Een ander aspect is de visibility, de zichtbaarheid van onderzoeksresultaten beschikbaar Blijven deze resultaten ook duurzaam

beschikbaar? Wie bepaalt de onderzoeksvragen? Is er communicatie naar inheemse volkeren toe?

Hoe worden gegevens gedeeld?

De hooiberg wordt niet goed bevraagd, ook al is hij toegankelijk. De beperktheid van de

onderzoeksvragen qua thema, regio, tijd is een probleem. Er is te weinig generaliserende, te veel specialistisch onderzoek. Ook heeft er te weinig gericht onderzoek op de Nederlands-Indiaanse relatie heeft plaatsgevonden, zowel archeologisch als historisch. Missie en zendingsarchieven herbergen een schat aan informatie die nog goeddeels onontsloten is.

De algemene vraag rees: wat is de duurzaamheid van een AWAD database? Het AWAD archief kan naar het DANS archief om duurzaamheid waarborgen. Wat gebeurt er met de gegevens? Toch is een database wel belangrijk om inzichtelijk te maken waar gegevens zich bevinden. Deze gegevens bevinden zich verspreid over verschillende landen en over het brede gebied waar we het nu over hebben.

Een oplossing voor het probleem hooiberg versus weinig onderzoekers is om studenten er op zetten, die hebben wel weinig ervaring en moeten geleid worden. Een structurele aanpak is om dit thema tot een NWO aandachtsgebied te maken. Het is belangrijk een Lobby op te zetten voor het verbeteren van contact en meer aandachtsgebied voor onderzoek. Het is belangrijk meer geld aan te boren voor meer onderzoek, dit kan ook buiten Nederland. Ook belangrijk is het opzetten van

onderzoeknetwerken in Nederland en juist ook transnationaal, waar ook geld voor nodig is, maar daar zijn wel fondsen voor. Meer samenwerking met betrekking tot het gedeelde erfgoed met inheemse volkeren en instituten is belangrijk, bijvoorbeeld Indiaanse en Nederlandse onderzoekers met elkaar in contact te brengen.

Een Malta-achtig akkoord voor Suriname kan misschien bijdragen aan de bescherming van archeologisch erfgoed, nu er met alle binnenlandse werkzaamheden veel verstoringen zijn in Suriname en ook Brazilië, is dit zeer relevant.

Ten slotte is het belangrijk bredere, transnationale, thematische onderzoeksvragen formuleren.

Workshop 2 Beheer erfgoed: Renzo Duin

Wat betreft de ‘Spelden en hooibergen’ (Ben Teensma), er is veel materiaal aanwezig, maar erg verspreid en niet altijd makkelijk toegankelijk. Het was zeer productief om hier in een multidisciplinair gezelschap over van gedachte te wisselen. Iedere specialist bekijkt de zaak vanuit een eigen

perspectief, en dit congres is dus voor herhaling vatbaar, om verdere samenwerking te ontwikkelen.

Waar onderzoekers graag thematisch werken, wordt er in archieven niet met thematische stellingen gewerkt. Daarentegen hoeven we het wiel niet opnieuw uit te vinden, in het verleden zijn er immers vele inventarissen gemaakt, en een digitalisatie van deze inventarissen zou een welkome aanwinst zijn. Er is blijkbaar veel materiaal, maar het is voor vele onderzoekers en geinteresseerden nog steeds niet duidelijk toegankelijk. Het blijft een verborgen erfgoed.

Wat betreft de taal het volgende.De grote hoeveelheid documenten in het Nederlands, vaak oud Nederlands, kan niet simpelweg met “Google translate” vertaald worden. Er is een vertaalslag van oud Nederlands naar het Nederlands vereist, maar ook een contextualisering om interpretatie problemen te ondervangen. Ter illustratie, “een speld in een hooiberg” is een voorbeeld van een moeilijk

vertaalbare Nederlandse uitdrukking. Met een automatische vertaling kun wel je een algemene index maken. Vervolgens moet je uiteindelijk toch terug naar de originele Nederlandse bronnen.

(10)

Belangrijk is de context van een bron (tekst, voorwerp, etc). Digitaal wordt het makkelijk om een

“soundbite” (één voorwerp, één regel) uit te lichten zonder context. In het archief en museum is de context vaak wel beschikbaar. Deze context moet online ook behouden blijven. Men denkt vaak dat

“online” makkelijker is om te bereiken, maar het is niet altijd toegankelijker, en de context ontbreekt vaak, of is incorrect.

Beperkingen in de toegankelijkheid van archieven is ook een probleem in Erfgoed beheer: wie heeft toestemming voor het online beschikbaar komen van documenten?

Er is een toenemende belangstelling voor genealogisch onderzoek, maar dat raakt soms archieven met gevoelige privé informatie. In relatie tot grondbezit is er de gevoeligheid dat gegevens uit context genomen kunnen worden en misbruikt worden als juridisch argument. Landrechten worden soms gekoppeld aan culturele identiteit. Hoe gaan we dus om met het toegankelijkheid maken van archieven, wetende dat er de mogelijkheid tot misbruik kan onstaan, terwijl ontsluiting ook een positieve bijdrage tot culturele identiteit kan hebben?

Duurzaamheid werd besproken. Een website met digitaal archief lijkt ideaal, maar als er geen financiering meer is, of geen onderhoud, kan een geheel gedigitaliseerd archief of collectie zomaar verdwijnen. Een papieren archief heeft ook financiele voordelen. Een digitaal archief is 10 tot 20 keer duurder dan een papier archief.

Wat betreft Immaterieel erfgoed. Er zijn depots met film/geluidsmateriaal, maar wie beheert deze archieven, hoe zijn ze beschikbaar, en voor wie?

Wat betreft het beheer van erfgoed in het algemeen, is de vraag: wie beslist er wat publiek wordt gemaakt, is er een inheemse stem? In inheemse gemeenschappen is ook onderlinge verdeeldheid.

We kunnen het niet iedereen naar de zin maken, maar hoe kunnen we het verborgen erfgoed het best voor een algemaan publiek beschikbaar maken.

Vervolgens is er de vraag: Hoe brengen we de archieven en collecties naar de indiaan? Misschien moeten we zorgen voor een lokaal meeting point, een persoon, wellicht de wetenschapper die als middleman kan functioneren?

Ten slotte: wat is er eigenlijk niet opgenomen in de archieven? Waar wordt helemaal niet naar gekeken? Wat is echt verborgen?

Workshop 3 Beleid erfgoed: Suze Zijlstra

We hebben verschillende punten besproken. Ten eerste wat is de relevantie van wat wetenschappers aan het doen zijn? Zijn wetenschappers kennis aan het vergaren om de kennis, of is dit iets minder vrijblijvend en heb je een doel in relatie met de inheemse bevolking zelf. Wat dat betreft zijn de projecten die Martin Berger van uit het Museum voor Volkenkunde een voorbeeld voor onderzoek in andere disciplines. Het is de vraag in hoeverre deze relevantie op de agenda staat ondanks de VN verklaring over de rechten van inheemse volken in 2007, bij de Hudson viering van 400 jaar

Nederlandse relaties met New York was er relatief weinig aandacht voor de inheemse kant van dit verhaal bijvoorbeeld.

In de discussie kwamen een aantal problemen bij beleidsvorming naar voren. De communicatie tussen wetenschappers en beleidsmakers kan verbeterd worden en het is belangrijk dat

wetenschappers hun kennis overbrengen naar beleidsmakers. De bezetting van de workshop was kleiner dan die van de andere workshops, misschien is dit een aanwijzing voor de terughoudendheid van wetenschappers om zich uit te laten over beleid.

De Taalbarrière is een probleem bij het beleid met betrekking tot het erfgoed, we moeten misschien zoeken naar een meer universele taal, bijvoorbeeld meer beeld materiaal wat toegankelijker is voor meerdere partijen. Het zou handig zijn als er een overkoepelende website kwam waar kennis gebundeld beschikbaar gesteld wordt.

Nederland loopt achter met beleid ten opzichte van inheemse bevolkingen. Het beleid richt zich op landen in plaats van groepen binnen die landen, mede daardoor is er een lacune die moeilijk te vullen is. Nederland is klein en er is een internationaal perspectief nodig om effectief beleid te kunnen voeren. Het beleid wat gevoerd wordt is bovendien alleen internationaal gericht, op nationaal niveau wordt er in Nederland nu geen beleid gevoerd.

Wat betreft de erkenning van de waarde van het erfgoed is de UNESCO een mogelijk aanspreekpunt.

Ten slotte is het belangrijk om het perspectief van inheemse samenlevingen te betrekken bij

onderzoek, bijvoorbeeld door, voordat het onderzoek begint, te kijken wat de behoeftes van inheemse gemeenschappen zijn. Bovendien kunnen we ook leren van inheemse gemeenschappen zoals inheemse museale projecten die in Brazilië uitgevoerd zijn. Een kruisbestuiving. Daarbij is het ook interessant om erfgoed als een element van verbinding tussen de inheemse bevolkingen en

(11)

afstammelingen van kolonisten in te schakelen. Conclusie: er moet nog veel gebeuren. De onderwerpen die in deze expert meeting aan bod zijn gekomen zouden in een breder kader besproken moeten worden, bijvoorbeeld een internationale bijeenkomst.

8. Reacties en Afsluiting

Vanuit de zaal werd opgemerkt: wat is gemeenschappelijk erfgoed? Voor veel inheemse volken is gemeenschappelijk erfgoed juist verdriet/discriminatie/landonteigening, veel elementen die eigenlijk zwarte pagina’s zijn, die vaak niet aan bod komen. Deze discussie moet toch gevoerd worden, wat houdt dat in? Gaan we dat echt doen?

In hoeverre zou het mogelijk zijn om in het kader van deze setting met een voorstel te komen om de gemeenschappelijkheid van erfgoed op een andere manier te bevestigen en om een internationale conferentie te organiseren met inheemse wetenschappers. In hoe verre is het mogelijk een commissie te benoemen om dit te onderzoeken en op welke termijn zou dit kunnen gebeuren?

Voordat er een commissie aan de slag gaat is het goed eerst met een paar onderzoekers van universiteitsinstituten en met mensen van verschillende instituten zoals musea, archieven en bibliotheken aan tafel te gaan zitten om eerst op kleine schaal: te overleggen zonder verdere verplichtingen. Neem bijvoorbeeld eerst Suriname en de Guiana’s om te beginnen, maak het niet te groot. Kijk of je bij de werkplekken, die daar door gaan, iets kan veroorzaken.

De belangrijkste bewaarplaatsen van collecties hebben ervaring met het beheer van die collecties, de overdracht er van en ook met onderwijs. Er wordt daar hard gewerkt, misschien is het een idee om gebaseerd op dit gewone werk iets te doen aan het probleem van zichtbaarheid van bronnen die relevant zijn voor de historische betrekkingen van Nederlanders met de inheemse bevolking van Amerika

Ambtenaren hebben middelen en zoeken inhoud, wetenschappers hebben die inhoud. Er zijn mogelijkheden voor overleg (bijvoorbeeld UVA, UL, Tropenmuseum). In Suriname is er nu al overleg en van daar kunnen we uit kijken naar een divers samengesteld internationaal congres. De vragen en de thema’s van een dergelijk congres komen pas daarna. Dat is oplossend denken, wij blijven toch actief of er nu beleid is of niet. Er is overigens nog steeds geld voor beleidsmanagement op het gebied van shared heritage in de periode 2013-2016. Het is belangrijk om ook fondsen uit andere landen aan te boren. Braziliaanse en Surinaamse overheden kunnen op een betere manier bij internationale samenwerking worden betrokken.

De voorzitter bedankte de deelnemers voor het mogelijk maken van deze bijeenkomst en sprak de hoop uit dat de bestaande animo omgezet kan worden in een verdere voortzetting. Veel zaken zijn nog niet besproken, er is nog genoeg stof.

(12)

Bijlage panels

Panel 1 Betrekkingen tussen Nederlanders en Indianen vanuit historisch perspectief Voorzitter Drs. Martine Gosselink

1.1 Dr. Ben Teensma Hooibergen genoeg maar weinig spelden

1.2 Drs. Kees Jan Waterman MA Materieel en immaterieel erfgoed als weerspiegeling van de betrekkingen tussen ‘Nederlanders’ en Indianen in Noord-Amerika in de 17e en 18e Eeuw

1.3 Dr. Arie Boomert Betrekkingen tussen Nederlanders en de inheemse volkeren van het Caribische gebied: het archeologisch erfgoed

1.4 Dr. Mark Meuwese Voorbij Pernambuco en Nieuw Nederland: Nieuwe benaderingen voor de historische studie van de inheemse volkeren in de Nederlandse Atlantische wereld

1.5 Discussie

1.1 Dr. Ben Teensma: Hooibergen genoeg maar weinig spelden

De bijdrage van Ben Teensma was gewijd aan de betrekkingen van Nederlanders en Indianen in Brazilië in de 17e eeuw. Hij vertelde dat in de negentiende eeuw archiefstukken van de Amsterdamse kamer van de West Indische Compagnie (WIC) verdwenen die later weer opdoken. Een speciaal genre zijn de routeboeken, roteiros, ook wel geschreven kaarten genoemd. Zo verscheen het

routeboek van Hessel Gerritsz in Rio de Janeiro, waar het ruim een eeuw geleden werd gepubliceerd in een Franse vertaling, maar nooit in het Nederlands. Het is belangrijk dat dit werk ook in Nederland gepubliceerd wordt.

Een ander routeboek werd samengesteld door Johannes de Laet, een directeur van de WIC, ter oriëntatie van de nieuw benoemde gouverneur Johan Maurits van Nassau die in 1637 naar Brazilië vertrok om het gebied te besturen dat de WIC veroverd had in noordoost Brazilië. Dit routeboek bevindt zich in de John Carter Brown Library in de Verenigde Staten en is pas 2 jaar geleden uitgegeven bij de Walburg pers in Zutphen.

Het derde routeboek is ook ongedateerd en anoniem, maar onderzoek heeft aangetoond dat het ook is samengesteld door J. de Laet in het jaar voor zijn dood. Het is terecht gekomen bij een Haagse antiquair en gekocht door J.C. de Jonge de toenmalige directeur van het Nationaal Archief (NA). Na zijn dood heeft zijn weduwe het aan het NA verkocht. Over drie weken verschijnt het bij de

Walburgpers.

Het verzamelen van informatie over Indianen is een moeilijk werk van bijeenharken dat jaren kost omdat de informatie verspreid is over wijd uiteen liggende archieven, in wijdverspreide korte zinnetjes in bundels, in een moeilijk leesbaar schrift en voor publicatie in Brazilië moet het vertaald worden.

Ben Teensma gaf een aantal voorbeelden.

- Het verslag in het routeboek van Hessel Gerritsz dat Jan Baptista Syens uit Amsterdam schreef over een ontmoeting in 1600 in de buurt van het huidige Fortaleza met Potiguar die onder leiding van Jacauna die naar Ceará migreerden toen Portuguezen in 1598 een fort bij de Rivier Potengi bouwden;

- De Potiguares die in 1625 vanuit de verradersbaai (Bahia da Traição) naar Nederland reisden en daar bekeerd werden en opgeleid werden als tolken voor de invasie van de WIC in 1630. In de routeboeken is veel informatie te vinden over deze Indianen. Verslag van ondervragingen in

Amsterdam en in Recife en allerlei informatie over Indianen die langs de kust leefden zoals de routes die zij gebruikten.

- Een ander voorbeeld zijn de bronnen over de Guanazes en de Kiriri die bij de Rio São Francisco leefden waar de Nederlanders in 1637 het fort Mauritus bouwden. Aanvankelijk waren de relaties met deze Indianen die meestal Tapoeja’s genoemd werden, vriendschappelijk, maar geleidelijk werden de Indianen een probleem omdat zij maniok en vee stalen.

- Dat gebeurde ook in Rio Grande do Norte waar Roelof Baro een verslag achterliet over zijn bemiddelingspogingen met Jandui leider van een ander Tapoeja volk, de Tarairíu. Niet lang daarna werd er weer een bemiddelaar gezonden. Peter Hansen was een andere WIC beambte die een verslag achterliet van zijn wederwaardigheden bij de Tarairíu in Ceará.

(13)

Uit uiteenlopende archieven die in verre plaatsen liggen kan men zonder moeite vergelijkbare indiaanse verhalen samenstellen. Het eigenlijk werk houdt in dat men die knipsels vergelijkt, vertaald en samenstelt.

Stelling: Zonder literatuuronderzoek en archiefbezoek zal het niet mogelijk zijn om een adequaat beeld te ontwikkelen van de thematiek en relaties die het contact tussen de koloniale Nederlandse WIC en de inheemse volkeren in Brazilië in de 17de eeuw karakteriseren.

De voorzitter Martine Gosselink vroeg Ben Teensma of de indruk klopte dat er veel materiaal voorhanden is.

Ben Teensma: Nee. Spelden. Het zijn hele korte fragmentjes, er is niet veel en het weinige dat er is ligt wijd en zijd verspreid. Het zijn spelden in de hooiberg. In de werken van Barlaeus en Marcgrave vind je veel, daar is een uitstekend overzichtsartikel over gemaakt door Ernst van den Boogaart, wat algemeen bekend is. Je moet dus reizen en toegang vragen, snuffelen, het is een werk dat jaren kost, ik ben inmiddels 20 jaar bezig.

1.2 Drs. Kees Jan Waterman MA: Materieel en immaterieel erfgoed als weerspiegeling van de betrekkingen tussen ‘Nederlanders’ en Indianen in Noord-Amerika in de 17e en 18e eeuw.

Kees Jan Waterman begon zijn bijdrage met het belang om te komen tot een inventarisatie van wat is er van materieel en immaterieel erfgoed om dit door een analyse samen te brengen tot een breder geheel. Hij bood aan zijn powerpoint met archiefmateriaal over de betrekkingen tussen indianen en Nederlanders in het gebied bekend als Nieuw-Nederland, met iedereen delen via zijn email adres keesjw@hotmail.com.

Twee dingen staan centraal: de relatie tussen Nederlanders en indianen schetsen, en aangeven wat daaruit van erfgoed is overgebleven. De relaties van Nederlanders en Indianen in Nieuw-Nederland werden in de eerste decennia gekenmerkt door handel. Daarbij is het belangrijk een onderscheid tussen de betrekkingen in het noorden en het zuiden te maken. De zuidelijke groepen van Algonkin sprekers werden al in de tijd van Nieuw-Nederland gemarginaliseerd. Daardoor is er relatief weinig archiefmateriaal met betrekking tot deze groepen. De noordelijke meer sedentaire groepen zoals de Irokezen en Mohicanen zijn beter gedocumenteerd.

Een bijkomend voordeel voor ons als onderzoekers is dat veel op een plek wordt bewaard, in het New Netherland Project het gelijknamige Institute in New York. Ik weet dat daar plannen bestaan om die bronnen in hun transcriptie en vertaling online te brengen, een gigantische klus want betreft 11000 pagina’s, die getranscribeerd moeten worden. Maar er licht duidelijk de intentie om dat te gaan doen.

Wel zijn er met de zuidelijke groepen een aantal oorlogen zijn gevoerd waarvan zijn een aantal verslagen bewaard gebleven. Veel van de eerste beschrijvingen zijn in het Nederlands beschikbaar inboekvorm; ook met de oorlogvoering met de indianen. Nederlandse beschrijvingen van Indianen in het gebied van Nieuw-Nederland zijn verzameld en gepubliceerd door: Kees-Jan Waterman, Jaap Jacobs en Charles T. Gehring, Indianenverhalen: De vroegste beschrijvingen van Indianen langs de Hudsonrivier, 1609-1680 (2009).

Er zijn dus allerlei vormen van interactie met de groepen, maar handel is de belangrijkste drijfveer van de relaties met indianen. Hoewel je in Amerikaanse en Nederlandse repositoria weinig materiaal terugvind. Het is belangrijk dat je goed in de gaten moet houden dat je de afsluitdatum niet legt op 1664 wanneer Nieuw Nederland overgaat naar New York. Juist daarna blijven de Nederlanders de heersende partij bij het leggen van contacten tussen de kolonisten en de indianen. Het is essentieel om het door te trekken tot 1750 wanneer Albany haar centrale rol in de interacties met Indianen begint te verliezen en de contacten met indianen verschuiven meer naar het binnenland.

Ik meld dat ik twee handelsboeken heb gevonden het eerste boek heb ik bewerkt en uitgegeven (Evert Wendell’s account book, fur trade, Albany, NY, 1695-1726 New-York Historical Society) en het tweede boek komt later dit jaar of volgend jaar uit. Het zijn unieke bronnen, maar in navolging van mijn voorganger moet ik zeggen dat het heel veel jaren van aanvullend onderzoek gaat vergen om meer gegevens te vinden.

De handelsboeken dateren uit de periode 1700-1720 na Nieuw Nederland. In het Nederlands geschreven, afkomstig van Nederlandse handelaren, zijn ze uniek omdat ze naar mijn idee de aller- vroegste handelsboeken zijn over de bonthandel met indianen in Noord Amerika.

In mijn powerpoint geef ik eerst een overzicht met de verschillende vindplaatsen van archiefmateriaal, maar ik noem natuurlijk ook het archeologisch materiaal.

(14)

Kort gezegd bestaat er in geen enkele plek in Noord Amerika, en zeker niet in Nederland (Leiden, Rotterdam zeer beperkte collectie) met een verzameling met archeologisch materiaal van deze tijd.

Wel zijn er verschillende publicaties vanuit Amerikaanse universiteiten, die decennia lang opgravingen hebben gedaan, dat geeft catalogus van handelsgoederen die daar in het gebied zijn teruggevonden.

(zie powerpoint).

Tot slot, immaterieel erfgoed is beperkt tot wat je op linguïstisch gebied kan inventariseren.

Ook daar hebben wij geluk omdat Nicoline van der Sijs in de laatste twee jaar publicaties heeft doen verschijnen waar de invloed van het Nederlands op verschillende inheemse talen vrij goed is vastgelegd.

Stelling luidt: met al het materiaal wat ik nu even kort heb willen samenvatten en de weerslag daarvan in New York, wat daar nu over bekend is nu goed verwerkt in allerlei publicaties en onderzoeken. Ik ben er van overtuigd dat er meer is, maar zolang we dat niet hebben kunnen traceren denk ik dat we met het huidige materiaal onvoldoende hebben om nieuwe perspectieven te ontwikkelen op het gebied van interacties. Ik denk dat de hoofdlijnen wel zijn geanalyseerd. Ik verwacht de meeste potentie in Nederlands/Amerikaanse archieven naar geschriften over handelscontacten met de indianen in het gebied. De vraag is: hoe kunnen we die vinden?

Voorzitter: Je hebt het over eenzijdig bronnenmateriaal, is er ook nog wat van de andere kant te verwachten?

Kees-Jan Waterman: Er is ten eerste ontzettend weinig interactie tussen de onderzoekers, en de indianen die nog steeds in het gebied leven, daar is weinig voeling mee, met hoe de indianen het beleven en wat het voor hun interpretatie van hun verleden betekent. Ik zou niet goed weten hoe je dat zou moeten verbeteren.

Voorzitter: “Dus eigenlijk ben je al klaar”?

Kees-Jan Waterman: Ja we zitten nu op een punt dat we denken ‘ja, we weten het wel’, en er is niet veel interactie met de indianen. We kunnen nu praten over hoe we brononderzoek kunnen

organiseren en hoe we kunnen vergelijken met andere gebieden waar wel veel contact is met de indianen. “dit gaan we in de workshop bespreken:

1.3 Dr. Arie Boomert: Betrekkingen tussen Nederlanders en de inheemse volkeren van het Caribische gebied: het archeologisch erfgoed

Het archeologisch erfgoed betrekking hebbende op de relaties tussen Nederlanders en de inheemse volkeren van het Caribische gebied inclusief de Guyana’s in de contactperiode. Ik moet zeggen dat de ondertitel van het symposium bijzonder goed gekozen is, want aan archeologische vondsten die een licht werpen op dat gebied, is praktisch niets bekend. Alle vondsten die er inderdaad moeten zijn, zijn nog verborgen in de grond. De archeologie in de Guyana's staat nog in de kinderschoenen, en er is gewoon nog nooit naar gezocht. Het bestaan van betrekkingen tussen Nederlanders en Indianen wordt door geschreven bronnen gedocumenteerd. Al vroeg in de 17de eeuw werden er handelsposten gesticht op de kust van de Guyana's en later ook in de Cariben.

Mij zijn slechts twee vindplaatsen bekend die licht werpen op deze interactie.

- Bij de rivier Oyapock in Frans Guyana is een urn gevonden met de verbrande resten van waarschijnlijk een hoofdman. Deze streek werd in de 17e eeuw veelvuldig aangedaan door

Nederlandse handelaren en kolonisten. De vindplaats is Trou Delft genoemd omdat de begraving in kwestie naast fraai indiaans aardewerk van de Aristé traditie, ook een schaal, die ogenschijnlijk delfts blauw is, heeft opgeleverd. Maar deskundigen zeggen dat het waarschijnlijk in Friesland is

vervaardigd. Daarnaast leverde de grot een groot aantal Europese kralen op, hier is dus materiële neerslag tussen Nederlandse handelaren en de indianen van dit specifieke gebied. Ook langs de kust van Amapá aansluitend aan Frans Guyana kennen we vondsten van dit soort aardewerk samen met Europese glazen kralen, maar geen Nederlands aardewerk.

- Hoezeer de archeologie van de contactperiode in de Cariben in de kinderschoenen staat wordt gekenmerkt door het feit dat slechts vorig jaar de eerste contactperiode indiaanse nederzetting werd opgegraven op het eiland St Vincent die Argyle genoemd wordt door een onderzoeksproject van de faculteit Leiden geleid door Prof. Corinne Hofman. Het onderzoeker is nog niet ver genoeg gevorderd om te zeggen of er contact met Nederlanders was maar daar was in ieder geval Europees contact.

(15)

De vindplaats en de resten van de nederzetting werden met beelden geïllustreerd met gebruikmaking van historische bronnen. Het mannenhuis werd visueel gereconstrueerd door Menno Hoogland en Walter Laan heft een overzicht van het geheel. Deze indiaanse nederzetting kunnen wij dateren op ongeveer 1600. In andere huizen van de nederzetting, de zogenaamde Manna huizen, werd een begraafplaats gevonden. De extreem zure grond maakt echter dat er weinig zoologische resten werden gevonden.

Wel aardewerk onder andere een fragment van indiaanse schaal waarin een Europese kraal is ingebed in de rand, waar meer kralen gezeten moeten hebben. Als wij het hebben over interactie tussen Europeanen en indianen, is dit natuurlijk een heel duidelijk voorbeeld. Dit Indiaanse aardewerk noemen wij Cayo, het werd pas in de jaren 80 geïdentificeerd als het eiland Caribische aardewerk. Het is gerelateerd aan het Caribische aardewerk uit de Guyana’s, en wij weten allemaal dat de Cariben van de Guyana’s en de Cariben van de kleine Antillen zich beschouwden als te behoren tot één volk.

Tot slot toon ik enige voorbeelden van het Europees aardewerk dat wij hebben aangetroffen op Argyle. Spaanse olive jars, olijfkruiken, duidelijk voorbeelden van contact met de Cariben van Argyle en met de Spanjaarden, en daarnaast ander Europees aardewerk en kralen. Onze opgraving op Argyle heeft unieke, voorlopig unieke, en academisch volwaardige gegevens opgeleverd.

De stelling: Willen we de relatie tussen de Indianen en Europeanen en in het bijzonder Nederlanders in de Guyana’s en de Kleine Antillen uitdiepen, dan zal gericht onderzoek moeten plaatsvinden waarbij vindplaatsen uit de contact periode geïdentificeerd dienen te worden aan de hand van schriftelijke gegevens, documenten, oude kaarten etc. Alleen op deze wijze kan het tot nu toe bijna volledig verborgen erfgoed aan het licht gebracht worden.

Voorzitter: Gaan jullie op voorhand gericht op zoek naar betrekkingen tussen Nederlanders en de Caraïben, of gaan jullie gewoon opgraven met ‘we zien wel’?

Spreker: In dit geval, Argyle, wisten we dat op de vindplaats ooit materiaal gevonden was in de jaren 90 dat Cayo aardewerk betrof uit de contact periode. Daarom waren we geïnteresseerd in de vindplaats. Echter, de directe aanleiding was de aanleg van het vliegveld en het feit dat het door de ondernemer hulp met materieel en onderdak etc. aangeboden werd. Onze lokale kosten werden vergoed, wat een reden was dat wij het onderzoek konden laten plaatsvinden. Toen vonden wij deze nederzetting en toen werd het interessant genoeg om terug te gaan en het volledig op te graven. Dit jaar zijn we weer teruggegaan naar St. Vincent op een andere plaats, waar we hetzelfde Cayo aardewerk hebben aangetroffen. Het is een samenloop van omstandigheden, maar het feit dat ons lokaal de gelegenheid werd aangeboden heeft een belangrijke rol gespeeld.

1.4 Dr. Mark Meuwese: Voorbij Pernambuco en Nieuw Nederland: Nieuwe benaderingen voor de historische studie van de inheemse volkeren in de Nederlandse Atlantische Wereld

Since the late 20th century there has been a new influential trend in historical studies of the Americas:

to study the New World from an Atlantic perspective. What is Atlantic history? It is the study of the connected histories of the Americas, Europe and West Africa. It is an attempt to break out of the framework of nation-states which have long dominated historical studies.

A good example of Atlantic history is the study of the trans-Atlantic slave trade. Another example is that recent scholarship has focused on Dutch trade and shipping within the Atlantic world. Other studies have analyzed the ways in which society in New Netherland was similar or different from that of the Dutch Republic during the 17th century. The trend of Atlantic studies has largely bypassed the study of Indigenous-Dutch relations in the Americas.

The topic of relations between the Dutch and indigenous peoples of North and South America continue to be studied largely from narrow regional angles, not from trans-national or trans-Atlantic perspectives. This narrow regional approach is certainly understandable and also sensible. For example, historians of New Netherland in North America have rightly pointed to the influential role of the Iroquois Five Nations because they controlled the fur trade in eastern North America for most of the seventeenth century. Likewise the relation between the West India Company and the indigenous peoples in North-eastern Brazil has to be understood from the perspective of the regional Dutch- Portuguese struggle for control of the Brazilian sugar mills.

At the same time, studying Dutch-Indigenous relations exclusively from regional perspectives ignores the similarities that are to be found through a comparative and Atlantic approach. During the 17th century the West India Company established trade and diplomatic alliances with non-European

(16)

peoples throughout the Atlantic world in New Netherland, Brazil, but also in Angola and on the Gold Coast.

For example, in the 1640s, West India Company officials reported that Company soldiers fighting on the side of queen Njinga in Angola were not intimidated by the heavily painted and yelling warriors because they had already served in Dutch Brazil on the side of the equally fierce-looking Tapuyas.

The Dutch also established alliances with indigenous peoples on the Wild Coast and Surinam, similar alliances can be found in Chile. Taking an Atlantic and comparative perspective on Dutch-indigenous alliances reveals that for the Dutch indigenous peoples were essential in its plans to develop an ambitious maritime empire.

Dutch-indigenous relations in the Americas can also be contrasted with Dutch relations with non- European peoples in Asia and South Africa. The Dutch East India Company during the 17th century maintained close relations with indigenous peoples in the South African Cape and in the island of Taiwan. Dutch interactions with the peoples of the Cape and Taiwan are comparable in many ways with the indigenous peoples of the Americas. For example, in both Taiwan and in Brazil the Dutch established an unusually ambitious Calvinist missionary program. How did the indigenous peoples in both colonies respond to this missionary program? How did relations between settlers and indigenous peoples compare between New Netherland and the Cape? By viewing the two colonies in comparative perspective historians can reveal what was similar and what is unique to each situation.

What was unique about Dutch interactions with indigenous peoples? Was it the lack of settlers in comparison with Portugal and England? Was it the lack of missionary zeal among Calvinist ministers, in contrast to Catholic missionaries such as the Jesuits? Did the Dutch respect indigenous rights more than other European powers? These are questions that can only be answered through a comparative and Atlantic perspective.

So my argument/stelling for discussion is that Dutch-indigenous relations in the Americas need to be more fully studied from Atlantic and comparative perspectives. The Dutch-indigenous encounters in the New World need to be contrasted with those of other European powers and with the Dutch colonial world in Asia and Africa.

1.5 Discussie

Na afloop van de bijdrage van Mark Meuwese ontstond er een discussie waarbij vanuit de zaal een aantal punten aan de orde werden gesteld.

 In hoeverre worden de orale verhalen van de inheemse bevolking een rol toegedicht in het Nederlandse onderzoek? Wat betreft de Irokezen is er een orale overlevering die is

opgetekend en die bewaard wordt in de vorm van in wampumketens, gordels van schelpen die tot kralen geregen zijn, een mnemonic device, dat twee lijnen laat zien. De ene lijn is die van de vijf nations, de volken van de Irokezen, en de tweede lijn is de lijn van de

Nederlanders. Dit is volgens de Irokezen een perfect verbond tussen de twee volkeren, om hun relaties te symboliseren en te laten zien dat ze als onafhankelijk volk gerespecteerd willen worden. Deze ketens bestaan nog steeds, en worden mogelijk bewaard in Irokese

gemeenschappen in Ontario, Canada. Vorig jaar is er een boek verschenen over de geschiedenis Irokezen, de auteur maakte het argument dat de wampum gordels gezien moeten worden als een hele belangrijke bron, vertellend dat de interactie inderdaad teruggaat tot wanneer de Irokezen dat claimen en dat de wampums sterk bewijs bieden. Het is zeker belangrijk om goed te kijken naar dit type inheemse bronnen. Maar inderdaad, in Amerika worden indiaanse orale vertellingen niet geaccepteerd in een rechtszaak of bij rechtszaken die stammen naar een rechtbank brengen, het is een continue strijd.

 The incorporation of European material in Indigenous culture is something that is beginning to emerge throughout the America’s, archaeological work has done interesting work in Brazil and it is becoming clear that the prior vision in archaeology that these products are less indigenous are changed for a perspective how indigenous peoples are incorporating new ideas and styles, I think there is a large field of comparison that is now developing. I agree with that the comparison between European powers is an important aspect of history, but we should also look for the connections between European people overseas, for example Colonial

Portuguese America and Colonial Dutch America. There was communication between these worlds and influence in indigenous and colonisation’s policies. The Dutch approach to colonisation was very different in terms of structures and symbolic compared to for example the Portuguese. And finally for discussion regarding the two sides of the Atlantic, there was a very curious episode in which Portuguese and Dutch took indigenous warriors from Brazil to

(17)

Angola and other places in Africa at the same time and there were combats between the indigenous people and African armed slaves in North East Brazil. [Meuwese]: De opmerking van Prof. Monteiro was dat als we vergelijkende studies doen tussen Nederlanders en andere koloniale machten met inheems volkeren we niet alleen kijken moeten naar de verschillen tussen Europese machten maar ook naar de manier waarop Europese machten van elkaar beleid overnamen of erdoor geïnspireerd worden. In Brazilië kopieerden ze heel veel van de Portugese politiek ten aanzien van de inheemsen. Een andere opmerking was over de vergelijkingen tussen Atlantisch Afrika, Angola, de Goudkust, en inheemse volkeren van Noord en Zuid Amerika; je kunt ook kijken naar de onderlinge relaties van Amerikanen en inheemse Afrikanen.

Panel 2: Betrekkingen tussen Nederlanders en Indianen en collecties.

Voorzitter Dr. Lodewijk Wagenaar

2.1 Dhr. Wilfred Jubitana Het contact tussen de Nederlanders en de Surinaamse inheemsen in de periode van na de vrede van Breda

2.2 Dr. Renzo Duin Gedeeld en Verdeeld Inheems Cultureel Erfgoed: Shared and Distributed Indigenous Cultural Heritage

2.3 Drs. Ilona Heijnen ‘Izcatqui’, Here it is maar dan wel verborgen – Azteeks astrologisch manuscript [1758] te Tropenmuseum Amsterdam

2.4 Dr. Lodewijk Hulsman Indianen, Nederlanders en archieven 2.5 Discussie

2.1 Dhr. Wilfred Jubitana en Dhr. Gerard Maynard: Het contact tussen de Nederlanders en de Surinaamse inheemsen in de periode na de vrede van Breda

Toen ik naar Nederland kwam moest ik mij aanpassen, inburgeren heet dat tegenwoordig. De

Nederlanders die naar Suriname gingen hadden geen kans om in te burgeren. Maar het is niet te laat, ik nodig allen uit die het gezamenlijk erfgoed willen beschermen alsnog op cursus te gaan in de dorpen bij de inheemsen. Op die manier krijgen wij een tweezijdige blik op het geheel.

Ik ben mijn halve leven, 36 jaar, in Nederland. Ik werk hier nu 26 jaar in Stichting Wajonong in Rotterdam, wiens taak het is om in den vreemde cultuur levend houden. Dat vreemde is nu ons thuis.

Gerard Maynard is hier ter ondersteuning. De Arawakse zang en dans is heel belangrijk daarbij.

Mijn motivatie in het deelnemen aan de meeting ligt in het gezamenlijke erfgoed der inheemsen en Nederlanders dat wordt belicht, wat een mooi begin is om tot de erkenning en bescherming van dit erfgoed te komen. Ik beperk mij tot de Surinaamse inheemsen en hun relaties met de Nederlanders.

Eerst moeten wij kijken naar de totstandkoming van de historische relatie van de Inheemsen en Nederland. In eerste instantie was deze ontmoeting zeer heftig. Kort na de vrede van Breda in 1667 droegen de Britten de kolonie Suriname over aan de Nederlanders. Deze Britten vertrokken toen met hun gehele slavenbevolking naar Jamaica. De verlaten plantages werden door de Nederlanders toen bevolkt met inheemsen die tot slaaf gemaakt werden. Een guerrillaoorlog tussen de Nederlanders en de inheemsen was het effect hiervan. Deze oorlog veroorzaakte veel leed onder Nederlanders en inheemsen.

De vrede van 1680 werd niet in dank afgenomen door de Caraïben die doorvochten en pas in 1686 vrede sloten. De Caraïben voelden zich in de steek gelaten door de Arawakken. De relatie tussen deze twee noordelijke stammen was daardoor lange tijd bekoeld. In de overeenkomst wordt gezegd dat de inheemsen niet als slaaf mogen dienen. Wij weten echter niet precies op welke dag of zelfs welke maand de bevestiging van deze overeenkomst valt. Er is geen officieel document voor dit stukje erfgoed tussen Nederland en de inheemsen. De zoekactie naar dit document heeft tot nog toe niks opgeleverd.

Toen was er de komst van de missionarissen in inheemse dorpen. Uit deze ontmoeting kwam een identiteitscrisis voort voor de totale inheemse gemeenschap. Het contact met missionarissen gebeurde op dorps, familie- en gezinsniveau. Verschillende inheemse taken werden overgenomen

(18)

door missionarissen, zoals de sjamaan. Namen werden vervangen door Bijbelse namen.

Vervaardigen en nuttigen van Kasiri, inheems bier werd verboden.

Positieve punten over de relatie met Nederland waren het onderwijs, zendingswerk en

gezondheidszorg. De Nederlandse taal, de taal van de witte man, helpt ook bij de ontwikkeling van inheemse dorpen en wordt overal gesproken. De Surinaamse inheemse staat echter nog steeds op de laagste plek van de sociale ladder. Veel politiek wordt bedreven in de inheemse dorpen en kerkelijke genootschappen zijn actief, maar er is geen economische ontwikkeling van die dorpen. De jeugd trekt weg, maar toch is ook sprake van meer bewustwording in de dorpen. Een databank waar inheemsen informatie over het erfgoed kunnen vinden, zou dit effect versterken.

Onlangs was er een belangrijke vondst in het Museum van Volkenkunde in Leiden. Het zijn

manuscripten uit het begin van de 20ste eeuw die een uniek inzicht geven over de geesteswereld van de Karina indianen in Suriname van de gebroeders Penard. Het is belangrijk nu te investeren in onderzoek naar dit erfgoed. Het is een grote stap in het beter begrijpen van de inheemse bevolking.

Deze bevolkingsgroep verkrijgt niet gemakkelijk een eigen plek in Suriname. De inheemse bevolking werd tot de 50er jaren weggezet als een groep van rechteloze mensen. Jaren daarna was er nog steeds weinig veranderd. Musea kunnen nu misschien bijdragen aan de ontwikkeling zodat er

gesproken kan worden, niet over wilden in de binnenlanden, maar mensen met een eigen cultuur. Niet zoals in Brazilië, waar de inheemsen blij moeten zijn dat ze mogen bestaan als derderangs burgers.

Stelling: 1) De Surinaamse inheemsen raakten hun identiteit kwijt op het moment dat de zendelingen hun dorpen betraden. Voorbeeld hierbij, de eigen inheemse namen werden vervangen door veelal Bijbelse namen en de zendelingen namen de taken van de traditionele medicijnman over. 2) De ontmoeting met de Nederlanders was het begin van het einde der inheemse taal en cultuur in Suriname. Wat nu...??? Toen de dominante westerse cultuur haar intrede deed in de wereld van de inheemsen was er voor hen geen weg terug.

Gerard: De Nederlandse socialisatie heeft diepe sporen achtergelaten in Suriname. Arawakken hebben altijd voor Nederland gekozen, ze zijn verhollandst en de Arawakse taal is op sterven na dood. Caraïben proberen te redden wat te redden valt. Het is slechts een kwestie van tijd en het contact loopt dieper dan we denken. Er is sprake van een identiteitscrisis.

Wat betreft onderzoekers ligt op dit moment onderzoeksmateriaal bij de parochie van het zendingswerk in Paramaribo over het erfgoed tussen Nederland en de inheemsen dat nog niet ontsloten is.

Een belangrijk probleem is de introductie van geld. De inheemsen hebben door de introductie van geld tot de dag van vandaag financiële problemen.

Ten slotte wil Gerard nog zeggen dat je een dikke zoen van hem krijgt als je uitvindt op precies welke dag de vrede en afschaffing van de rode slavernij is getekend. Het is erg belangrijk namelijk voor de inheemsen om die datum te weten. De inheemsen houden zich aan 9 augustus die door de VN is uitgeroepen. De Marrons hebben 10 oktober, de stadscreolen hebben 1 juli, e ja, de inheemsen hebben niks. Wanneer werd het verdrag gesloten, een officieel document graag!!

2.2 Dr. Renzo Duin: Gedeeld en verdeeld inheems cultureel erfgoed: Shared and distributed indigenous cultural heritage.

De term “Indiaan” die men vandaag heeft proberen te vermijden is eigenlijk de belichaming van de relatie tussen Amerika en Europa. De term “Indiaan” is een voorbeeld van het gedeelde en verdeelde erfgoed. Vandaag kijken we niet naar de polarisatie tussen inheemsen en de West, maar werken we aan een samenwerking.

Sinds 1996 doe ik onderzoek naar het cultureel erfgoed van de Wayana. De Wayana zijn een inheems volk uit het Amazone gebied en leven in het grensgebied van Suriname, Frans-Guyana en Brazilië. Onderzoekers moeten kennis hebben van vele talen (waaronder Nederlands, Frans, Engels, Duits, Portguees en Spaans) om te kunnen lezen wat er over de Wayana is geschreven. Wereldwijd zijn Wayana voorwerpen opgenomen in museum collecties.Doordat Suriname vroeger Nederlands grondgebied was, hebben de Wayana en Nederland een gedeeld erfgoed.

Boeken en voorwerpen bevinden zich in verschillende instituten, zogenaamde “bolwerken van

kennisproductie.” Ik zal mij vandaag richten op Leiden. In Leiden bevinden zich relevante instituten op een steenworp afstand van elkaar, maar de interne communicatie op institutioneel niveau is beperkt.

Er zijn geen onderlinge links op de websites van de bibliotheek van de Universiteit Leiden, het KITLV en Museum Volkenkunde. Tevens hanteert ieder instituut een verschillende spellingswijze voor de

(19)

betreffende inheemse volkeren op hun websites. Digitale navigatie voor geïnteresseerden wordt bemoeilijkt door een gebrek aan standaardisering.

De inheemse bevolking wordt nog steeds buitengesloten door geinstitutionaliseerde organisaties. Er is nog een lange weg te gaan voor Europeanen en inheemsen op gelijke en gelijkwaardige voet over hun erfgoed kunnen overleggen. Wat dat betreft kunnen de Europeanen nog wat leren van de inheemsen die de afgelopen eeuwen elementen van de westerse wereld hebben geincorporeed in hun eigen samenleving.

Stelling: Inheems erfgoed, geconserveerd in binnen- en buitenland, moet beschikbaar gemaakt worden voor inheemsen om hun eigen onderzoek te kunnen verrichten. De nadruk ligt hier op eigen onderzoek, want het simpelweg “downloaden” van inheemse kennis is niet postkoloniaal, maar eigenlijk neokoloniaal. In plaats van de gepolariseerde extremiteiten te bediscussiëren waarin “de Indiaan” (“the noble savage”) meestal geplaast wordt, moeten we een “common ground” vinden, een

“meeting place” waar het gedeelde en verdeelde cultureel erfgoed centraal staat. De huidige instituties, bolwerken van kennisproductie, bieden helaas weinig tot geen plaats voor een gelijkwaardige samenwerking waarbij de specialisatie van een ieder gerespecteerd wordt. Laat vandaag geen einde zijn, maar een nieuw begin.

Ten slotte hangt in het Academie gebouw van de Universiteit Leiden een object dat lijkt op een Wayana maluwana (beschilderde houten schijf voor het gemeenschapshuis). Dit object is in 1980 verkozen tot logo voor het tijdschrift OSO (tijdschrift voor de Surinamistiek). Onbekend is wanneer precies, en in welke context dit voorwerp naar Leiden is gekomen. Laat dit een illustratie zijn van het verborgen gedeelde culturele erfgoed.

Opmerking voorzitter: De bijdrage stelt twee dingen. Het eerste punt is voorwaarde scheppend, namelijk om de portals beter te laten functioneren. Het tweede punt is de organisatie van de

ontsluiting voor inheemsen. Dat zijn twee verschillende punten met twee agenda’s, die je apart moet nastreven. Het verhaal sluit aan bij het begin van deze bijeenkomst, waar de twee data werden genoemd namelijk de ‘ontdekking’ in 1492 en de VN erfgoed verklaring van 2007.

2.3 Drs. Ilona Heijnen: ‘Izcatqui’, Here it is maar dan wel verborgen - Azteeks astrologisch manuscript [1758] te Tropenmuseum Amsterdam.

Ilona Heijnen vertelde dat zij onderzoek deed naar een manuscript dat in het Tropenmuseum bewaard wordt in het kader van een promotie aan de Faculteit Archeologie van de Universiteit van Leiden. Het is één document in het Nahautl en heet Izcatqui, wat betekent: ‘here it is’. Het ligt nu verborgen in depot en is nooit onderzocht. In 1965 werd het aangekocht van de Universiteit Veracruz, het is nooit deel van een museale collectie geweest. Hoe het precies hier gekomen is niet bekend.

Het document zelf is gedateerd op 14 oktober 1758. De inhoud is een kopie van een kopie van een kopie. De oorspronkelijke tekst is waarschijnlijk vertaald kort na de komst van de Spanjaarden in Mexico. Het is een Azteekse vertaling van een Spaanse Astrologische Almanak. Het is door een Spaanse monnik geschreven, het is niet bekend wie de vertaler is.

Het document gaat niet alleen over astrologie. Het bevat beschrijvingen van de twaalf sterrenbeelden en karakteristieken van personen die hieronder geboren worden, uiterlijke kenmerken, maar ook persoonlijkheden. Een ander gedeelte beschrijft het in welke van de 12 maanden men landbouw moet verrichten. Ten slotte is er een gedeelte dat gericht is op geneeskunde in relatie met astrologische sterrenbeelden en hemellichamen. Welke sterrenbeelden gaan samen met welke medische handelingen?

Het document is op plaatsen beschadigd, die zijn nu bewerkt om verder beschadiging te voorkomen.

Het is deels gebaseerd op een Spaanse Almanak maar andere delen zijn gebaseerd op andere werken, zoals informatie over het Katholieke geloof, bovendien worden methodes gegeven, ook als geheugensteun om katholieke feestdagen mee te berekenen.

Het onderzoek is een case study, maar de context van het genre zoals de introductie van dit soort documenten in Mexico wordt bij het onderzoek betrokken. Mogelijk is er een link te leggen tussen de prekoloniale en hedendaagse tijd in Mexico. Er zijn codices gebaseerd op de kalender uit de

precolumbiaanse tijd die in verband te brengen zijn met de grondslag van dit manuscript in de vorm van symbolen gerelateerd aan tijdsconcepties.

Interessanter nu is, hoe het zichtbaar is gemaakt in het Tropenmuseum. Niet helemaal in volgorde, maar het is wel geheel online beschikbaar, met een heel goede vertaling en een beschrijving van het document en ook de context. Je kunt het ook online kopen.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De SW6 moet kennis hebben en vaardigheden bezitten zoals voorgeschreven in het STCW, sectie A-II/3, in de kolom Knowledge, Understanding and Proficiency van de functions 'Navigation'

Tijdens de Week van de Toegankelijkheid presenteert de gemeente Uithoorn op donderdag 6 oktober de maatregelen om Uithoorn en De Kwakel toegankelijker te maken voor mensen met

Deze verklaring is erg verenigbaar met wat Beck schrijft in zijn laatste boek The Seven Wonders That Will Change Your Life, in het bijzonder zijn verklaring van de universele

The findings are the most factors affecting the level of job satisfaction among DEDECT employees, which are, pressure on improved performance, infrastructure for

De benutting van drijfmest N kan bij voldoende klaver op sommige bedrijven mogelijk nog omhoog, door mest nog meer aan te wenden voor de eerste snede(n), mits de voorziening met

Zij begrijpt dat verdere concretisering in deze fase niet mogelijk is, maar vraagt wel om de toezegging te zijner tijd de controletaak goed uit te kunnen voeren.. De fractie

Rechtsbijstand. Deze worden in het kader van de Wet Rechtsbijstand door het ministerie van Justitie gefinancierd. De prognoses moeten bijdragen aan de onderbouwing van de

Het team van vier meisjes dat hiernaartoe afgevaardigd zal worden, wordt geselecteerd uit een trainingsgroep bestaande uit leerlingen die bij de finale zeer goed gepresteerd