• No results found

Montage- en bedieningsrichtlijnen condenserend gastoestel Weishaupt Thermo Condens WTC 45 N / F - B WTC 60 N / F - A

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Montage- en bedieningsrichtlijnen condenserend gastoestel Weishaupt Thermo Condens WTC 45 N / F - B WTC 60 N / F - A"

Copied!
40
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Montage- en bedieningsrichtlijnen condenserend gastoestel

Weishaupt Thermo Condens WTC 45 N / F - B

WTC 60 N / F - A

83051307 – 1/2003

Info voor de vakman

Een duitstalige versie van deze montage- en bedieningsrichtlijnen is voorhanden en kan op

eenvoudige aanvraag bekomen worden.

(2)

Inhoud

Conformiteitsverklaring volgens ISO/IEC Guide 22

Aanbieder : Max Weishaupt GmbH Adres : Max Weishaupt Straße

D-88475 Schwendi Product : Condenserend gastoestel

Type : WTC 45, WTC 60

De hierboven beschreven producten zijn conform met document-nr. :

EN 483, EN 677, EN 50081-1, EN 50082-1, EN 50165, EN 60335

Volgens de bepalingen van de richtlijnen:

GAD 90/396/EEG

EMC 89/336/EEG

LVD 73/23/EEG

EED 92/42/EEG

worden deze producten als volgt gekenmerkt

0063 AU 3155

Het product stemt overeen met het bij de aangewezen instantie (Notified Body) 0063 gekeurde bouwmodel.

Schwendi 29.09.1999

ppa. ppa.

Dr. Lück Denkinger

Attest voor het 1ste BlmSchV

Hiermee wordt verklaard dat de condenserende gasstookketel WTC 45/60 overeenstemt met de eisen van het 1ste BlmSchV.

Een afdoende kwaliteitsborging is gegarandeerd door een gecertificeerd kwaliteitsmanagementsysteem volgens DIN ISO 9001.

1 Fundamentele richtlijnen 3

2 Veiligheidsaanwijzingen 4

3 Technische beschrijving 6

3.1 Doelgericht gebruik 6

3.2 Functie 6

3.3 Voorwaarden 7

4 Montage 8

4.1 Veiligheidsaanwijzingen voor de montage 8

4.2 Levering, transport, opslag 8

4.3 Voorbereiding voor de montage 8

4.4 Waterzijdige aansluiting 9

4.5 Watervulling 9

4.6 Elektrische aansluiting/Schakelschema 10

4.7 Gaszijdige aansluiting 12

4.8 Rookgaszijdige aansluiting 13

5 Inbedrijfname en werking 14

5.1 Veiligheidsaanwijzingen bij de

eerste inbedrijfname 14

5.2 Dichtheidstest met lucht 14

5.3 Werkingscontrole zonder gas 14

5.4 Branderafregeling 15

5.4.1 Vermogenomschakeling min./nom. last 15 5.4.2 Gasingangsdruk bij nom. last 15

5.4.3 Notities 16

5.5 Notities 17

5.6 Sturing/regeling op het display 18

5.7 Brandersturing 21

5.8 Regelingsvarianten 22

5.8.1 Externe warmwaterverwarmer 22 5.8.2 Constante vertrektemperatuurregeling 22 5.8.3 Buitentemperatuurregeling 23 5.8.4 Thermostaatregeling met WUT 1.0 23 5.8.5 Buitentemperatuurregeling met WUT 24 5.8.6 Tijdelijke buitendienststelling 25 5.8.7 Montage van de voelers 25

5.9 Instelparameters MCBA 26

5.10 Richtlijnen aangaande de toestelfuncties 27 6 Oorzaken en herstelling van storingen 28 6.1 Storingssignalisatie op het display 28 6.2 Checklijst voor storingen in het stooksysteem 29

7 Onderhoud 30

7.1 Veiligheidsaanwijzingen voor het onderhoud 30

7.2 Servicefunctie 30

7.3 Reiniging van de warmtewisselaar 31

8 Technische gegevens 32

8.1 Vermogentabellen 32

8.2 Elektrische gegevens 32

8.3 Toegelaten omgevingscondities 32 8.4 Dimensionering van de rookgasinstallatie 33

8.5 Gewichten, afmetingen 33

Bijvoegsel

(3)

Uw informatiepakket

Dit zijn de gebruiker-informaties die bij het toestel gevoegd zijn. Op uw vragen vindt u antwoord in de volgende brochures :

Info voor de gebruiker :

❑ Bedieningsrichtlijnen voor de gebruiker WTC 45/60

❑ Bedieningsrichtlijnen WRD R 3.0 / WRD M 3.0

❑ Bedieningsrichtlijnen WUT - Toebehoren Info voor de installateur :

❑ Montage- en bedieningsrichtlijnen WTC 45/60

❑ Montage- en bedieningsrichtlijnen WAL-PP

❑ Montage- en bedieningsrichtlijnen WRD R 3.0 - Toebehoren

❑ Montage- en bedieningsrichtlijnen WRD M 3.0, R 3.0 - Toebehoren

Deze montage- en bedieningsrichtlijnen WTC 45/60

• zijn een vast bestanddeel van het toestel en moeten altijd bij de installatie bewaard worden.

• zijn uitsluitend bestemd voor de gekwalificeerde vakman.

• omvatten de belangrijkste aanwijzingen voor een veilige montage, inbedrijfname en onderhoud van het toestel.

• dienen in acht te worden genomen door alle personen die aan het toestel werken.

Verklaring van symbolen en aanwijzingen

Dit symbool kenmerkt richtlijnen die, wanneer ze niet gerespecteerd worden, zware

gezondheidsrisico’s tot levensgevaarlijke verwondingen tot gevolg kunnen hebben.

Dit symbool kenmerkt richtlijnen die, wanneer ze niet gerespecteerd worden, een

beschadiging of vernieling van het toestel of milieuschade tot gevolg kunnen hebben.

Dit symbool kenmerkt handelingen die door u uit te voeren zijn.

1. Een reeks opeenvolgende handelingen met doorlopende nummering.

2.

3.

❑ Dit symbool vereist een controle.

• Dit symbool kenmerkt opsommingen.

Afkortingen

Tab. Tabel

Hfst. Hoofdstuk

Opleverings- en bedieningsinstructies

De plaatser van de stookinstallatie moet uiterlijk bij de oplevering van de installatie aan de gebruiker de

bedieningsinstructies overmaken, met de verwijzing deze in de opstelruimte van de warmtegenerator te bewaren.

Op de bedieningsinstructies moet het adres en telefoonnummer van de dichtstbijzijnde servicedienst genoteerd worden.

De gebruiker dient erop gewezen te worden dat de installatie minstens éénmaal per jaar door een aangestelde van de fabrikant of door een andere vakkundige moet gecontroleerd worden. Om een regelmatige controle te verzekeren, wordt door Weishaupt een

onderhoudscontract aanbevolen.

De installateur moet de gebruiker uiterlijk tijdens de overdracht vertrouwd maken met de bediening van de installatie en hem uitvoerig over de werking informeren, wanneer en eventueel welke verdere maatregelen (keuringen) voor de inbedrijfname van de installatie nog noodzakelijk zijn.

Waarborg en aansprakelijkheid

Principieel gelden onze “Algemene leverings- en

betalingsvoorwaarden”. Waarborg- en aansprakelijkheid bij persoons- en materiele schade zijn uitgesloten, indien deze op één of meerdere van de onderstaande oorzaken zijn terug te voeren :

• geen doelgericht gebruik van het toestel

• ondeskundige montage, inbedrijfname, bediening en onderhoud van het toestel

• gebruik van het toestel bij defecte

veiligheidsinrichtingen of niet volgens de regels aangebrachte of niet functionerende veiligheden

• het niet opvolgen van de aanwijzingen in de montage- en bedieningsrichtlijnen

• eigenmachtige wijzigingen aan de constructie van het toestel

• inbouw van aanvullende componenten, die niet tesamen met het toestel door de fabriek getest zijn

• wijzigingen aan de verbrandingsruimte zijn niet toegelaten

• gebrekkige bewaking van onderdelen van het toestel, die aan slijtage onderhevig zijn

• ondeskundig uitgevoerde herstellingen

• overmacht

• schade ontstaan door verder gebruik, ondanks het optreden van gebreken

• niet geschikte brandstoffen

• gebreken in de toevoerleidingen

• het niet gebruiken van originele -weishaupt- onderdelen

• een onthard stookmedium mag niet gebruikt worden en bovendien moet er een gescheiden systeem zijn bij niet-diffusiedichte stookkringen.

3

1 Fundamentele aanwijzingen

GEVAAR

OPGELET

(4)

Gevaar bij de omgang met het toestel

Weishaupt-producten zijn geconstrueerd overeenkomstig de geldende normen en richtlijnen en de algemeen erkende veiligheidstechnische regels.Toch kan bij ondeskundig gebruik gevaar voor lichaam en leven optreden voor de gebruiker of voor derden en kan schade aan het toestel of aan andere materialen ontstaan.

Om gevaar te vermijden mag het toestel alleen aangewend worden

• voor doelgericht gebruik

• in onberispelijke veiligheidstechnische staat

• onder inachtname van alle aanwijzingen in de montage- en bedieningsrichtlijnen

• onder naleving van de inspectie- en onderhoudswerkzaamheden.

Storingen die afbreuk kunnen doen aan de veiligheid dienen per omgaande opgelost te worden.

Opleiding van het personeel

Alleen gekwalificeerd personeel mag aan het toestel werken. Gekwalificeerd personeel zijn personen die vertrouwd zijn met opstelling, montage, afregeling, inbedrijfname en onderhoud van het product en die voor deze werkzaamheden de nodige kwalificaties bezitten, zoals b.v. :

• een opleiding hebben genoten en gemachtigd zijn om stroomkringen en elektrische toestellen volgens de normen van de veiligheidstechniek in- en uit te schakelen, te aarden en te kenmerken.

• een opleiding hebben genoten en gemachtigd zijn om installatie-, ombouw- en onderhoudswerk te verrichten aan gasinstallaties in gebouwen en terreinen.

Organisatorische maatregelen

• De noodzakelijke persoonlijke beschermingsmiddelen moeten gedragen worden door éénieder die aan de installatie werkt.

• Alle voorhanden zijnde veiligheidsinrichtingen moeten regelmatig gecontroleerd worden.

Informele veiligheidsmaatregelen

• Los van de montage- en bedieningsrichtlijnen dienen de landelijk geldende regels en voorschriften ter voorkoming van ongevallen te worden nageleefd. In het bijzonder moeten alle betreffende installatie- en veiligheidsvoorschriften in acht genomen worden, zoals o.m. de installatienormen NBN D 30-001, D 30-002 en D 30-003; de normen voor gasvoorziening NBN D 51- 001, D 51-003, D 51-003/A1 en A2, D 51-004, de norm voor stookplaatsen NBN B 61-001 en project B 61-002 en het Algemeen Reglement voor Elektrische Installaties, afgekort A.R.E.I.

Gevaar door elektrische energie

• Werken aan de elektrische installatie door een elektro- vakman laten uitvoeren.

• De elektrische delen van het toestel tijdens

onderhoudswerken controleren. Losse verbindingen vastzetten en beschadigde kabels onmiddellijk vervangen.

• Indien werkzaamheden aan spanningsvoerende delen noodzakelijk zijn, dient een tweede persoon aanwezig te zijn om in noodgevallen de hoofdschakelaar uit te zetten.

Onderhoud en oplossen van storingen

• De voorgeschreven instel-, onderhouds- en

inspectiewerkzaamheden binnen de gestelde termijn uitvoeren.

• De gebruiker van de installatie voor de aanvang van de onderhoudswerkzaamheden informeren.

• Bij alle onderhouds-, inspectie- en herstellingswerken de stroomtoevoer naar het toestel uitschakelen en de hoofdschakelaar tegen onverwacht inschakelen beveiligen, de brandstoftoevoer onderbreken.

• Worden tijdens onderhouds- en controlewerken de schroefkoppelingen losgemaakt, dan dient men bij de montage de dichtingsvlakken grondig te reinigen en op een onberispelijke wijze te monteren. Beschadigde pakkingen vervangen. Een dichtheidstest uitvoeren !

• Vlambeveiligingen, begrenzingsapparatuur,

regelorganen, alsook andere veiligheidsinrichtingen mogen alleen door de fabrikant of diens

gevolmachtigde hersteld worden.

• Losgemaakte schroefverbindingen na het opnieuw verbinden op juiste zitting controleren.

• Na het beëindigen van de onderhoudswerkzaamheden de werking van de veiligheidsinrichtingen controleren.

Opstelling volgens plaatselijke voorschriften De opstelling van de WTC moet gebeuren volgens plaatselijke reglementering, in het bijzonder wat betreft :

• luchttoevoer en rookgasafvoer

• brandstoftoevoer

• condensaatafvoer via het afwateringssysteem

Opstelling in garages

In garages mogen alleen gastoestellen van het type C geïnstalleerd worden. De afstand tussen vloer en onderkant van de WTC moet minstens 50 cm bedragen.

De WTC moet tegen mechanische beschadiging

beschermd zijn. Hiervoor moet rond de WTC een metalen beugel gemonteerd worden. De bedieningsrichtlijnen moeten op een goed zichtbare plaats aangebracht worden. Daarbij moet de installatie tegen weersinvloed beschermd worden.

2 Veiligheidsaanwijzingen

(5)

5

Algemene informaties bij werking op gas

• Bij de plaatsing van een gasstookinstallatie moeten alle betreffende installatie- en veiligheidsvoorschriften in acht genomen worden, waarbij o.m. de

installatienormen NBN D 30-001, D 30-002 en D 30- 003; de norm voor gasvoorziening NBN D 51-001, D 51-003 en addendum 1 en 2, D 51-004 en D 51- 005; de norm voor stookplaatsen NBN B 61-001 en project B 61-002 en het Algemeen Reglement voor Elektrische Installaties, afgekort A.R.E.I.

• De contractuele installatie-onderneming,

verantwoordelijk voor de installatie of ombouw van een gasinstallatie, zal voor de aanvang van de werken bij de gasverdeelmaatschappij (GVM) alle informaties inwinnen over de aard en de omvang van de geplande installatie. De installatie-onderneming moet er zich van vergewissen of een voldoende gastoevoer naar de installatie verzekerd is.

• Installatie-, wijzigings- en onderhoudswerkzaamheden aan gasinstallaties in gebouwen en terreinen mogen, behalve door de gasverdeelmaatschappij, alleen door- gevoerd worden door installateurs die hiervoor de nodige erkenning en kwalificatie bezitten. Voor de inbedrijfname moet een attest van keuring van de installatie door een erkend keuringsorganisme of een hiertoe gemachtigde, gehabiliteerde installateur opgesteld worden.

• Voor het aanbrengen van eventuele dekmiddelen wordt de binneninstallatie (inbegrepen de tussengasmeters) tot aan de gesloten branderstopkraan, door de installateur aan een beproeving en nazicht

onderworpen volgens de procedure beschreven in paragraaf 3.6 van de norm NBN D 51-003.

• De voor de controle gebruikte lucht of inert gas moet uit de leidingen verdrongen zijn.

Constructieve wijzigingen aan het toestel

• Zonder toestemming van de leverancier geen veranderingen, aan- of ombouw van het toestel uitvoeren. Voor elke aan- of ombouw van het toestel is een schriftelijke toestemming van de firma Max Weishaupt GmbH nodig.

• Toesteldelen in niet-onberispelijke staat onmiddellijk vervangen.

• Er mogen geen aanvullende componenten ingebouwd worden, die niet samen met het toestel gekeurd zijn.

• Alleen originele -weishaupt- wisselstukken en slijtage- onderdelen als vervanging gebruiken.

Bij onderdelen door derden geleverd, is niet gewaarborgd dat het geheel volgens de eisen en keuringen geconstrueerd en vervaardigd is.

Reiniging van het toestel en afvoer van producten

• Gebruikte stoffen en materialen doelmatig en volgens de milieurichtlijnen gebruiken en afvoeren.

Vrijmaken van vezelstoffen

• Het product bevat keramische vezels. Bij ondeskundige bewerking kunnen vezelstoffen vrijkomen.

• Er dient rekening gehouden te worden met de technische reglementering aangaande gevaarlijke stoffen (TRGS) 521, in het bijzonder deel 4.

Land van bestemming

Gassoort aardgas (N), propaan (P), geen butaan (B) Categorie I2E (S) Bingesteld: 2E❄❈❈❆2LL❄❁❆3P❄❈❈❆

Gasdruk (N): 20 mbar (P): 50 mbar

Toestel type C13X-C33X-C43X-C53X-C63X-C83X-B23-B33 Toegel. vertrektemp. 90 °C

Gasverdeelmaatschappij

Datum Handtekening

Gassoort : _____________________________________

Stookwaarde : __________________________ kWh/mn3 Max. CO2: ___________________________________ % Aansluitdruk : ______________________________ mbar

Voorinstelwaarden :

Duitsland (DE) : Aardgas E

België (BE) : Aardgas H

Verandering van gassoort (niet van toepassing in België)

De WTC is gekeurd voor aardgas en LPG. Afhankelijk van het land van bestemming is de WTC vooringesteld voor het gebruik van een bepaalde gassoort - zie de tabel hiernaast.

Bij gebruik van LPG wordt werking op propaan aanbevolen.

Het gebruik van een mengsel propaan/butaan en butaan dient vooraf met de fabrikant besproken te worden.

☞ Bij omschakeling op een andere gassoort is een nieuwe afregeling (zie bijvoegsel) en aanduiding op het typeplaatje noodzakelijk.

Veiligheidsmaatregelen bij gasreuk

• Open vuur en vonkvorming (b.v. in- en uitschakelen van verlichting en elektro-toestellen verhinderen).

• Vensters en deuren openen.

• Gasafsluitkraan sluiten.

• Huisbewoners waarschuwen en het gebouw verlaten.

• Verwarmingsinstallateur of eventueel de

gasmaatschappij van buiten het gebouw verwittigen.

Gaseigenschappen

Aan de gasmaatschappij dienen volgende inlichtingen aangevraagd te worden :

• beschikbare gassoort

• stookwaarde in normtoestand in MJ/m3resp. kWh/m3

• max. CO2-gehalte van de rookgassen

• gasaansluitdruk

Schroefdraadverbindingen

• Er mogen uitsluitend goedgekeurde

dichtingsmaterialen gebruikt worden. Altijd de gebruiksaanwijzingen in acht nemen !

Dichtheidscontrole

☞ Verbindingen, lassen, kranen ... van de binneninstallatie tijdens de beproeving onder een druk van 100 mbar afzepen met schuimvormende middelen die geen corrosie veroorzaken (zie NBN D-51.003 par. 3.6).

(6)

3 Technische beschrijving

3.1 Doelgericht gebruik

3.2 Functie

De Weishaupt Thermo Condens (WTC) is een condenserend gastoestel voor glijdende werking op verlaagd debiet, echter zonder onderste

temperatuurbegrenzing.

• voor wandmontage in gesloten ruimten (installaties in openlucht zijn niet toegelaten).

• voor de verwarming van warmwater-stookkringen in gesloten systemen.

• voor de rookgasafvoer in schoorstenen/luchtschachten of direct over muur- en dakafvoersystemen.

• voor de toevoer van verbrandingslucht uit de

ruimtelucht of met ruimtelucht-onafhankelijke systemen.

• voor de gassoorten aardgas E/H/LL en LPG B/P.

Warmtewisselaar

De warmtewisselaar bestaat uit een corrosievaste

aluminium-gietlegering waarover het water in een parallele schakeling van onder naar boven stroomt.

Verbrandingslucht

De verbrandingslucht wordt ofwel vanuit de opstelruimte (ruimtelucht-afhankelijke werking) of via dubbele

buissystemen (ruimtelucht-onafhankelijke werking) toegevoerd. Door een gas-lucht-verhoudingsregeling in het gascombiventiel aan de venturibuis wordt bij de verbrandingslucht een bepaalde hoeveelheid gas bijgemengd. Een ventilator voert het homogene gas- luchtmengsel naar de verdeler van de voormeng- gasbedbrander.

Voormeng-gasbedbrander

De stralingsbrander (beveiligd tegen oververhitting) bestaat uit een hoog belastbaar metalen weefsel (Fecralloy). Vlamcontrole met ontstekings- en ionisatieëlektrode door de verbrandingsautomaat.

Nut van condensatie

De warmtewisselaar is zo opgevat dat de rookgassen bij lage systeemtemperaturen tot onder het dauwpunt van de rookgassen afgekoeld worden. Door het bijkomend gebruik van de latente rookgaswarmte werkt het toestel met een zeer hoog rendement.

Condensaatafvoerleiding

Het condensaat dat ontstaat bij condenserende techniek wordt via een sifon naar het afwateringssysteem van de woning toegevoerd.

Rookgasafvoer

Nadat de afgekoelde rookgassen uit de warmtewisselaar uitstromen, worden ze naar het rookgasafvoersysteem gevoerd. Met de Weishaupt rookgas-lucht systemen WAL zijn er verschillende installatiemogelijkheden.

1 Terugloop 1 1/4”

2 Gasaansluiting met gas- aansluitschroefverb.

3 Condensaatafvoer sifon met slang

15 Rookgas- en luchtaansluiting 16 Voormengbrander 17 Ontstekings/ionisatie-

elektrode De componenten (afbeelding WTC 60)

9 8 7 10

11 12 13 14 15

6

5

16

17 18 19

20 21

22

23

24 25 26

4 3 2 1

(7)

7

3.3 Voorwaarden

Afbeelding van de verpakking (karton) Leveringsomvang

Het bedrijfsklare toestel wordt geleverd in een kartonnen verpakking. Volgende delen zijn los bijverpakt :

• set benamingsetiketten

• gebruikersdocumenten in doorschijnende plastic-hoes

• kunststof-sifon met condensaatslang

• automatische snelontluchter (wisselstuk)

• gas-aansluitschroefverbinding

Eisen gesteld aan de opstelruimte

De vorst- en vochtigheidsvrije opstelruimte moet uitgevoerd zijn volgens de plaatselijk geldende vereisten inzake brandveiligheid. Let op de bijzondere voorschriften :

• DVGW - TRGI 86-96

• SVGW - bepalingen

Ruimtelucht-afhankelijke werking

De verbrandingslucht moet vrij zijn van agressieve stoffen (halogeen, chloriden, floriden, enz.) en vrij van

verontreinigingen (stof, bouwstoffen, e.d.). Gasketels mogen niet in werking gesteld worden zolang nog bouwwerken doorgevoerd worden.

Belangrijk - waarborg bij het vervangen van een ketel ! De luchtschacht moet grondig gereinigd worden, als voordien een ketel voor vaste brandstoffen of een olieketel gebruikt werd. Wordt de WTC in een bestaand stooknet geïntegreerd, dan moet verzekerd zijn dat geen roest, vuil of slijk uit het vroeger gebruikte systeem kan doorspoelen.

Deze afzettingen veroorzaken schade en belemmeren de goede werking (plaatselijke oververhitting, geruis enz. ).

☞ desgevallend een slikvanger in de terugloop inbouwen.

Rookgasaansluiting aan schoorstenen

Omwille van het waterdampgehalte in rookgassen met lage temperaturen en de daaruit voortvloeiende

condensatie in de schoorsteen, kunnen condenserende ketels enkel aan schoorstenen aangesloten worden die niet onderhevig zijn aan vocht. Bij de rookgasafvoer moet rekening gehouden worden met de wettelijke bepalingen en speciale voorschriften eigen aan ieder land :

• (DE) DVGW (TRGI)

• (BE) : in België gelden de normen NBN D 51-003, D 51-003/A1 en A2. Voor een totaalvermogen

> 70 kW, dient men rekening te houden met de norm NBN B 61-001 en B 61-002

“Stookplaatsen en schoorstenen”.

Bouwkundig toegelaten rookgaskanalen

De rookgaskanalen moet in dezelfde diameter in het horizontale deel verder geleid worden als het rookgasaansluitstuk van de ketel :

• in overeenstemming met de eisen van de plaatselijke brandweer

• een dichtheidstest van de rookgasleiding moet absoluut doorgevoerd worden

• als toebehoren bij de WTC is er een lucht-rookgas-

systeem WAL PP, samen met de WTC gecertificeerd Ongehinderde verbrandingsluchttoevoer

a aaa aaaaaaa a a a a

Bouwkundig toegelaten rookgasleidingen

–weishaupt–

–weishaupt–

Opening voor luchttoevoer moet open zijn !

(8)

4 Montage

4.1 Veiligheidsaanwijzingen voor de montage

4.2 Levering, transport, opslag

4.3 Voorbereidingen voor de montage

Spanning van de installatie uitschakelen

Voor het begin van de montagewerken de hoofd- en gevaarschakelaar, alsook de netschakelaar uitschakelen.

Negeren kan elektrische schokken

veroorzaken, met zware verwondingen of de dood tot gevolg.

Verpakking in transport-karton

De WTC wordt volledig met toebehoren in een stabiele kartonnen verpakking geleverd.

☞ Alleen in karton transporteren.

☞ Transportaanwijzingen op het karton in acht nemen.

☞ WTC alleen liggend uitnemen (2 personen)!

☞ WTC niet op de gas- of wateraansluitingen opstellen.

☞ Let op de toegelaten omgevingscondities (Zie hfst.

8.3)

Wandmontage in de opstelplaats

Een min. afstand tot brandbare bouwstoffen is bij de montage niet nodig, omdat de oppervlaktetemperatuur onder de 60° C blijft. De WTC wordt met een houder aan de wand bevestigd. Bij het bepalen van de montageplaats volgende punten in acht nemen :

• om onderhoudstechnische redenen een zijdelingse afstand aanhouden van ca. 50 mm t.o.v. kasten, kabelkanalen, enz.

• oriëntatie naar de beschikbare rookgaskanalen (let op de afstand van het plafond).

• opstellen volgens eventueel beschikbare vertrek- en terugloopleidingen.

• sifon-afloop naar de afwatering toe.

• wandafstand met de rugzijdig gemonteerde afstandshouder aanpassen.

GEVAAR

Transport en stockage

Montage met wandbevestiging

Aanpassen

(9)

ϑ ϑ

ϑ

B1

A6

HK1

WTC 45/60

1

3 4

M3 M7

M1

B3 Koudwater-

aansluiting V

ertrek

9

4.5 Watervulling

Spoelen van de verwarmingsinstallatie Voor de eerste watervulling de installatie grondig

doorspoelen, zodanig dat vreemde voorwerpen verwijderd worden. Lasparels, roest, hamerslag, slib enz. kunnen de bedrijfszekerheid beïnvloeden.

Watervulling :

• vulslang vast aan de waterkraan (1) aansluiten.

• vulslang los aan de ketel-vulkraan (3) aansluiten.

• waterkraan langzaam openen, zodra water uitstroomt, slangaansluiting (2) aan de vulkraan aantrekken.

• ketel-vulkraan (3) openen, stookinstallatie langzaam vullen.

• verwarmingsinstallatie van onder naar boven ontluchten.

• speciaal bij gebruik van de WTC in een

dakstookcentrale dient een bijkomende automatische ontluchter in de terugloop ingebouwd te worden.

Geen additieven aan het verwarmingswater toevoegen ! Vorstbeschermingsmiddelen, inhibitoren of andere chemische additieven niet gebruiken. Het

verwarmingswater moet de kwaliteit van drinkwater hebben.

Vloerverwarmingen uit niet zuurstof-diffusiedichte kunststofbuizen kunnen alleen via aparte

warmtewisselaars aangesloten worden.

☞ Checklijst hfst. 5.1 in acht nemen !

Vulkraan aan de terugloopleiding

Verwarmingsschema

Terugloop

Vereenvoudigd installatievoorbeeld

Bij onduidelijke hydraulische omstandigheden wordt de inbouw van een hydraulische evenwichtsfles met bijkomende ketelkringpomp (primaire kring) aanbevolen.

Hydraulische aansluitschema’s kunnen aangevraagd worden.

Net

WAS Waterverwarmer

Koudwater veiligheidsgroep volgens DIN 1988

1 Verschildruk-overstroomventiel

3 Veiligheidsgroep, dimensionering afhankelijk van de installatie

4 Multifunctioneel ventiel, afsluiting alleen voor onderhoud van het expansievat A6 Digitale regelaar WRD R3.0

B1 Buitenvoeler (NTC) B3 Warmwatervoeler (NTC) M1 Pomp stookkring SK1 M3 Laadpomp warm water M7 Circulatiepomp

(10)

Elektrische installatie alleen door deskundige vaklui ! De geldende voorschriften strict in acht nemen.

Hoofd- en gevaarschakelaar

De externe hoofdschakelaar moet minstens 3 mm contactafstand hebben.

☞ Beide contacten in serieschakeling gebruiken.

Elektrische aansluiting 230 V, 50 Hz

Het condenserend gastoestel WTC is volledig bedraad en klaar voor aansluiting. Elektrische aansluitingen alleen laten uitvoeren door vaklui.

☞ Zekering en hoofdschakelaar volgens schakelschema hfst. 4.6 - technische gegevens hfst. 8.3.

☞ Aansluiting volgens schakelschema.

4.6 Elektrische aansluiting

Aansluitklemmen GEVAAR

Bekabeling veiligheidsorganen

Gasdrukvoeler

Waterdruk- schakelaar

➀ ➁ ➂ ➃ ➈ ➄ ➅ ➆ ➇

➀ Interface-platine voor WRD R3.0 (Clip-In)

➁ Gasverbrandingsautomaat MCBA

➂ Aansluitklemmenbord

➃ Aanwijs- en bedieningsplatine

➄ Relaisplatine

➅ Kabeldoorvoer met trekontlasting

➆ Netschakelaar

➇ Zekering

➈ LED met vermelding bedrijf of storing

(11)

MCBA 1451 V3.2 L N PE 230V 1/N/PE 50Hz Max.10A gL

AB WRD R3

GN GN OG OG

L1NNNN23456711121314152021222324252627

AM3-2

X1X2

X3

L P P 24V

NNP1234567891011121132345612343214 ~

1367

230V 24V

ϑϑ

2x2AF

X7 || X8 4A gL WUT

M 1 ~M 1 ~

M

ϑϑϑ

6,3AT

PE A BL N PEM3

M3 *

A6 H1P1Y10M3M11S10F10F1

S1 B1B3

S12

M12

S11

A1 X1X2X3X4X5 B6B8B9

X7X8X9 T1 A3

A5

X7a

T2

X10 Y1

A4

X6BX6A 1 0 X20

L1L2

3 2 1

11

Bedradingsschema

Legende : A1MCBA - Stuurplatine A3Aanwijsplatine A4Clip In Platine A5Relaisplatine AM3-2 A6Filter B1Buitenvoeler B3Tapwatervoeler B6Vertrekvoeler B8Terugloopvoeler B9Rookgasvoeler F1,F10Zekering H1Controlelamp storing L1/L2Lichtdiode groen/rood M3Warmwaterpomp M11Pomp SK1 M12Ventilator P1Meettoestel 0 - 10 V komt overeen 0 - 10 mA ionisatiestroom S1WTC - aan S10Hoofdschakelaar S11Gasdrukvoeler min. S12Waterdrukschakelaar T1Ontstekingselektrode en voeler T2Transfo Y1Gascombiventiel Y10LPG-ventiel X1Toevoerleiding MCBA / SK-pomp X1(A5)Aansluiting H1 X2Aansluitstekker M12, S11, Y1 X2(A5)Aansluiting Y10 X3Aansluiting voeler X3(A5)Aansluiting M3 X4Aansluiting brander aan/uit X5Aansluiting Bus X7,X8Aansluiting vlakbandleiding X7-A(A3)Aansluiting vlakbandleiding X9Aansluiting ontstekingselektrode X10Aansluiting transfo X20Aansluiting LED

Platine

Clip-In-Platine Brander aan/uit Brander AAN = schakelcontact geopend

(Brug 14-15 verwijderen)

Warmwater- pompStookkring- pomp

Ventilator 230 V Aansluiting bij WTC 60

(12)

4.7 Gaszijdige aansluiting

Gasinstallatie alleen door deskundige vaklui ! De plaatselijke voorschriften en richtlijnen van de gasmaatschappij in acht nemen.

Ontluchting van de gasleiding

De leidingen zolang met gas doorblazen tot de aanwezige lucht of het inerte gas uit de leiding verdrongen is. Deze werken worden uitgevoerd door de gasmaatschappij.

Indien werken werden uitgevoerd aan de gasleiding, b.v.

uitwisseling van bepaalde leidingdelen, armaturen of gasdebietmeter, dan mag een nieuwe inbedrijfstelling van de ketel slechts gebeuren nadat het betreffende

leidinggedeelte door de GVM of installatiefirma ontlucht werd.

Opmerking: De bijgevoegde gasschroefkoppeling aan de gasaansluitbuis WTC monteren. Voor deze schroefkoppeling kunnen alle gaskranen uit het WTC-

toebehorenprogramma gebruikt worden.

Volgende variantes zijn leverbaar :

• hoekse- en rechte uitvoeringen

• met en zonder thermische beveiliging Gaskarakteristieken

De gaskarakteristieken dienen aangevraagd te worden aan de gasmaatschappij. Het Wobbegetal Wo moet

gecontroleerd worden. De gasaansluitdruk moet tussen volgende waarden liggen :

• aardgas E/H 17...20...25 mbar

• aardgas LL 17...20...25 mbar

• LPG B/P 42,5...50…57,5 mbar (DE, AT, CH)

• LPG B/P 25...37...45 mbar in (CH) Bij hogere gasaansluitdrukken moet een bijkomende gasdrukregelaar aan de WTC toegevoegd worden.

Bij lagere gasdrukken moet met de bevoegde gasmaatschappij overleg gepleegd worden. De WTC mag niet in bedrijf genomen worden.

De gasmaatschappij geeft ook informatie of volgens plaatselijke voorschriften een gasfilter of thermisch beveiligingsventiel moet ingebouwd worden.

Gasarmaturen

Veiligheidsventiel LPG

Bij LPG-bedrijf onder het maaiveld is het aangeraden een bijkomend veiligheidsmagneetventiel in de

gastoevoerleiding te installeren om een gasophoping in de opstelplaats te vermijden.

☞ Aansluiting volgens schakelschema klemmen 7 / N

Veiligheidsmagneetventiel

(13)

13

4.8 Rookgasaansluiting

Bouwkundig toegelaten rookgasleidingen De WTC is voorbereid voor de aansluiting aan de Weishaupt ketelaansluiting Ø 125/80 met bestelnummer 480 000 06 537. De rookgassen worden afgevoerd via een temperatuur- en corrosiebestendige rookgasleiding.

• in een loodrechte schacht

• voor een dakstookinstallatie met loodrechte rookgasafvoer

• via de buitenmuur

De verbrandingslucht kan toegevoerd worden :

• uit de opstelruimte (ruimtelucht-afhankelijk bedrijf)

• door concentrische dubbele buissystemen (ruimtelucht-onafhankelijk bedrijf)

• door onafsluitbare luchttoevoerkanalen

Voor de rookgasafvoerleidingen dienen de plaatselijke voorschriften en bouwrichtlijnen in acht genomen te worden.

Als toebehoren is een volledig kunststof-rookgassysteem WAL-PP verkrijgbaar, welk samen met het condenserend gastoestel gekeurd werd.

De rookgasleiding moet dicht zijn.

☞ Een dichtheidscontrole doorvoeren.

❏ Dichtheidscontrole

Bij ruimtelucht-afhankelijke werking gebeurt de dichtheidscontrole via een O2-meting in de binnenruimte van het condenserend gastoestel.

☞ Slang ➃ door het meetpunt in de lucht-ringspleet ➁ in het condenserend gastoestel invoeren.

☞ Meetpunt in de lucht-ringspleet ➁ afdichten.

☞ Meetsonde ➄ aan de slang ➃ aansluiten.

☞ Condenserend gastoestel in bedrijf nemen (onderhoudsinstelling) en bij nominale last een O2- meting doorvoeren. De meetduur moet minstens 5 min.

bedragen. Het verschil t.o.v. de O2-waarde van de omgevingslucht mag maximum 0,4 % bedragen.

Condensaatafvoer via het afwateringssysteem Het condensaat van de WTC voldoet aan de eisen die volgens het ATV-merkblad A 251 gesteld worden aan de afvoer via het afwateringssysteem van de woning. Een neutralisatie is normaal niet nodig.Uitvoering volgens plaatselijke voorschriften.

Indien de ketel overwegend gebruikt wordt zonder te condenseren, dan moet de sifon steeds met water gevuld zijn. Bij een lege sifon kan rookgas ontsnappen.

Bij niet gevulde sifon stroomt rookgas in de opstelruimte. Bij een langere stilstand of werking van de installatie met hoge teruglooptemperaturen (> 55° C) moet de vulstand van de sifon gecontroleerd worden.

Rookgasaansluiting

➀ ➁ ➃ ➂

➀ Rookgasaansluiting

➁ Rookgasmeetpunt

➂ Rookgasmeettoestel

➃ Voeler luchtaanzuigtemperatuur

OPGELET

➀ Ketelaansluitstuk (toebehoren nr. 480 000 06 537)

➁ Meetpunt in de lucht-ringspleet

➂ Rookgasmeetpunt

➃ Slang

➄ Meetsonde

➀ ➃ ➂ ➁ ➄

Dichtheidscontrole

(14)

5 Inbedrijfname en werking

5.1 Veiligheidsaanwijzingen voor de eerste inbedrijfname

5.2 Dichtheidscontrole met lucht

De eerste inbedrijfstelling van de verbrandingsinstallatie mag alleen door de leverancier, fabrikant of een andere, door deze laatste erkende vakkundige, uitgevoerd worden.

Daarbij moet de juiste instelling en werking van alle regel-, sturings- en veiligheidscomponenten gecontroleerd worden.

Bovendien moeten ook de aangepaste zekering van de stroomkringen, de maatregelen tegen contactbeveiliging van elektrische installaties en de totale bedrading gecontroleerd worden volgens de geldende plaatselijke voorschriften.

• 5.2 Dichtheidscontrole met lucht

• 5.3 Werkingstest zonder gas

• 5.4.1 Vermogenomschakeling minimaal-/

nominaal vermogen

• 5.4.2 Gasingangsdruk bij nominale belasting

Checklijst voor de eerste inbedrijfname

❑ Verwarmingsinstallatie/verwarmingselementen moeten voldoende met water gevuld en ontlucht zijn.

❑ Mengkranen en ventielen moeten open zijn.

❑ Circulatiepompen/warmwaterpompen moeten ingeschakeld zijn.

❑ Rookgaswegen moeten vrij zijn.

❑ Genormaliseerd meetpunt voor de rookgasmeting moet beschikbaar zijn.

❑ Verse luchttoevoer (verbrandingslucht) moet voldoende beschikbaar zijn.

❑ Brandstofvoerende leidingen moeten ontlucht zijn (luchtvrij).

❑ Warmteafname moet verzekerd zijn.

❑ Sifon moet gemonteerd en gevuld zijn.

Opmerking

Verdere installatiegebonden controles kunnen noodzakelijk zijn. Let hierbij op de bedieningsvoor- schriften van de verschillende installatiecomponenten.

Voor de dichtheidscontrole moeten gaskogelkraan en gascombiventiel gesloten zijn. De dichtheidscontrole dient bij elke service doorgevoerd te worden. Het resultaat van de dichtheidscontrole moet in het meetverslag genoteerd worden.

☞ Afsluitschroef aan het meetpunt Pe openen (ca. 1 omdraaiing).

☞ Drukmeettoestel aan het meetpunt Pe.

☞ Handpomp met T-verbinding aansluiten.

Proefdruk ontwikkelen

☞ Minstens 40 mbar, max. 60 mbar.

☞ Drukverlaging binnen 5 minuten, max. 1 mbar.

Lekken kunnen opgespoord worden door het afstrijken van de leidingen met een zeeploog of door gebruik van een lekzoekspray. Er mogen zich geen luchtbellen vormen. De kogelkraan dient in de test mee betrokken te worden.

5.3 Werkingstest zonder gas

❑ De gaskogelkraan moet gesloten zijn.

❑ De elektrische bekabeling moet getest zijn.

❑ Waterdruk moet beschikbaar zijn (> 1 bar).

☞ Het drukmeettoestel met handpomp aan het meetpunt Pe aansluiten.

☞ Minstens oppompen tot de nodige werkdruk bereikt is.

WTC inschakelen, functies controleren

• Wachttijd voor controle van de veiligheid/regeling

• Voorventilatie gedurende ca. 5 seconden

Melding op het display Drukmeting

(15)

Meet- en instelposities

15

5.4 Branderafregeling

Inbedrijfname voor de afregeling

De WTC is van fabriekswege vooringesteld. De correcte afregeling moet ter plaatse gecontroleerd worden. Het luchtdebiet wordt door het ventilator-toerental

aangegeven. Het gasdebiet moet aangepast worden volgens het CO2/O2-gehalte. Stapsgewijze volgorde :

gasingangsdruk aan het meetpunt Pe

• CO2/O2-gehalte bij nominale last

• CO2/O2-gehalte bij minimale last

• meting van het vermogen bij min.- en nom. last De CO2/O2-meting verandert als de afdekkap open is, derhalve moeten de controles doorgevoerd worden bij een gesloten afdekkap.

Opmerking belgische uitvoering : - de instelschroeven ➁ en ➄ zijn verzegeld

- de WTC is van fabriekswege vooringesteld; de instelling moet echter gecontroleerd worden.

- het is ten strengste verboden de warmtebelasting in situ af te stellen in functie van het verdeelde gas

- de CO2/O2-gehaltes van toepassing in België zijn aangegeven op blz. 32

5.4.1 Vermogenomschakeling minimale- / nominale last Verbrandingsautomaat MCBA

De sturing van de WTC gebeurt door de

verbrandingsautomaat. Met behulp van functietoetsen kunnen instellingen gekozen worden, die op het display aangegeven worden.

☞ + 2 sec. ingedrukt = nom. last

op het display verschijnt [ H ].

☞ + 2 sec. ingedrukt = min. last

op het display verschijnt [ L ].

☞ + 2 sec. ingedrukt = modulatie

– of –

na ca. 15 minuten wordt automatisch op normale werking (modulatie) omgeschakeld.

De omschakeling is niet mogelijk bij de melding 6 (spertijd) of 8.

Eerst de toets reset indrukken, 1 minuut wachten.

+

mode

+ mode

Display

5.4.2 Gasingangsdruk bij nominale last Drukmeettoestel op het meetnippel Pe

Een correcte gasingangsdruk is de vereiste voor de hiernavolgende metingen/instellingen.

☞ Gaskraan openen.

☞ Ketelafdekkap afnemen.

☞ Afsluitschroef aan het meetpunt Pe ongeveer 1 toer omdraaien.

☞ Meetslang van het drukmeettoestel bevestigen.

☞ Na de meting de afsluitschroef sluiten.

Gasingangsdruk

reset

mode step store +

➀ Meetpunt Pe

➁ Instelschroef voor nominale last (schroevendraaier)

➂ Instelschroef minimale last (SW5)

(16)

Notities

(17)

17

Notities

(18)

Bedrijfspunt :

0 Geen warmtevraag 1 Voorventilatie 2 Ontsteking 3 Stookbedrijf

4 Warmwateroplading (externe boiler) 5 Controle van het ventilatortoerental 6 Temperatuur in het stookbedrijf bereikt 7 Pomp-naloop stookbedrijf

8 Pomp-naloop warmwaterboiler

9 Temperatuur bereikt in het warmwaterbedrijf E Brander uit door interne beveiliging (geen storing!)

E 18 Vertrektemperatuur > 95° C Actuele vertrektemperatuur

5.6 Sturing/regeling op het display

3 niveau’s voor de eindgebruiker :

De toets doorloopt de verschillende niveau’s

• 5.6.1 Bedrijfsniveau (standaarddisplay)

• 5.6.2 Instelniveau 1 ... 4 (algemene instellingen)

• 5.6.3 Opvraagniveau

Bijkomende niveau’s voor de service : (alleen na ingave van de service-code)

• 5.6.2 Instelniveau 1 ...P (service-instellingen)

• 5.6.4 Tachoniveau

• 5.6.5 Foutniveau - inzoverre fouten aanwezig

mode

Service-code 33 alleen voor de verwarmingsvakman De service-code mag aan de gebruiker niet meegedeeld worden, omdat door foutieve instellingen van de

serviceparameters andere storingen kunnen teweeggebracht worden.

+ gelijktijdig ingedrukt houden, met of waarde 33 ingeven

indrukken om de waarde in het geheugen op te slaan

De melding op het display flikktert 2 maal als bevestiging.

indrukken om de service-code te actualiseren

mode store

+

step mode

5.6.1 Bedrijfsniveau

Bediening met de functietoetsen :

= niveau kiezen

= lijnen van een niveau kiezen

= verhoging van de waarden

= verlaging van de waarden

= waarden opslaan

= waarden overnemen

= ontstoring

reset mode store + step mode

Standaardmelding

Met kan men naar de andere niveau’s gaan. Na 15 minuten zonder indrukken verschijnt opnieuw het

bedrijfsniveau.

mode

reset

mode step store +

reset

mode step store +

mode step store +

(19)

19

5.6.3 Opvraagniveau 5.6.2 Instelniveau

Actuele waarden voor de afregeling

Hier kunnen temperaturen en temperatuurstijgsnelheden opgevraagd worden. Deze waarden helpen de ervaren vakman bij de optimalisatie.

Algemene instellingen 1 ... 4

Hier worden de nodige instellingen voor de eindgebruiker doorgevoerd. De verwarmingsvakman kan aanpassingen uitvoeren die met een codegetal afgeschermd zijn.

reset

mode step store +

mode step store +

reset

mode step

mode step store +

Instelwaarden Lijn: Punt verschijnt :

1. Warmwatertemperatuur boiler 60°C

2. Warmwater aan/uit 04

3. Pompafschakeling verwarming 01

4. Maximale vertrektemperatuur verwarming 75°C Alleen via service-code bereikbaar :

5. Voetpunt vertrektemperatuur 20°C

6. Minimale buitentemperatuur -15°C

7. Zomerafschakeling 00°C

8. Nachtverlaging 20K

(alleen met schakelklok of klokthermostaat)

...speciale parameters : zie parameterlijst hfst. 5.9

Actuele waarde Lijn : Punt flikkert :

1. Reële vertrektemperatuur 2. Reële teruglooptemperatuur 3. Reële warmwatertemperatuur 4. Reële buitentemperatuur 5. Reële rookgastemperatuur 6. Ingestelde vertrektemperatuur

7. Vertrektemperatuur-stijgsnelheid in ° C/sec.

8. Teruglooptemperatuur-stijgsnelheid in 0,125° C/sec.

9. Warmwatertemperatuur-stijgsnelheid in 0,125° C/sec.

Installatiegebonden instellingen 5...P.

Instellingen alleen voor vaklui.

Negatieve waarden

Negatieve waarden worden gekenmerkt met één punt na het 3de cijfer. B.v. 4. 04. betekent -4°C.

De waarden met drie cijfers tussen 99 en 199 Een punt achter het tweede cijfer kenmerkt de waarden tussen 99 en 199, b.v. 2.3 betekent 123

(20)

reset

mode step store +

mode

5.6.5 Foutmeldingsniveau - alleen met service-code 5.6.4 Tachoniveau - alleen met service-code

Laatste bedrijfsstoring

Het foutmeldingsniveau levert de gegevens van de installatie op het tijdstip van de laatste bedrijfsstoring.

Deze waarden helpen de ervaren vakman bij het verhelpen van storingen.

reset

mode step store +

mode step

Gekozen waarde Kenteken : weergave wisselt met

;

;

de beide eerste posities (duizendtallen / honderdtallen)

;

;

de beide laatste posities (tientallen / eenheden) Voorbeeld : 4183 min.-1

[

; ;

] [ 41 ]

[

;

;

] [ 83 ]

mode

Opgeslagen waarde Lijn : Cijfer flikkert :

1 Foutnummer (zie storingssignal. hfst. 6.1) 2 Bedrijfspunt (zie bedrijfsniveau hfst. 5.6.1) 3 Vertrektemperatuur

4 Teruglooptemperatuur 5 Warmwatertemperatuur 6 Buitentemperatuur

Interface met PC

Via een Personal-Computer en het passende programma kunnen volgende functies doorgevoerd worden :

• fouten archiveren

• optekenen van gegevens

• foutdata wissen

• parameters uitlezen en veranderen

Negatieve waarden

Negatieve waarden worden gekenmerkt met een punt na het 3de cijfer. B.v. 6. 04. betekent -4°C

De waarden met drie cijfers tussen 99 en 199 Een punt achter het tweede cijfer kenmerkt de waarden tussen 99 en 199, b.v. 2.3 betekent 123

(21)

21

5.7 Brandersturing

Bedieningselementen

Het condenserend gastoestel WTC omvat volgende bedieningselementen :

• toestelschakelaar ➀

• toestelzekering ➁

• waterdruk-manometer ➂ Verbrandingsautomaat MCBA

De verbrandingsautomaat bevat de sturing van de brander, alsook de regelfuncties van de ketel en de externe

componenten. Het display met de functietoetsen is in het frontpaneel ingebouwd. De constante temperatuurregeling kan optioneel uitgebreid worden :

• buitentemperatuurvoeler

• digitale regelaar WRD R 3.0 / WRD M 3.0

• klokthermostaat WUT voor nachtverlaging en

constante ruimteregeling zonder digitale regelaar WRD

• externe schakelklok voor nachtverlaging zonder WRD

De aansluitmogelijkheden zijn weergegeven op het schakelschema.

Functieverloop :

Bij warmtevraag lopen na elkander :

• veiligheidscheck ca. 15 sec.

• voorventilatietijd ca. 5 sec.

• veiligheidstijd ca. 5 sec.

• vlamcontrole met ionisatieëlektrode Na 5 vruchteloze startpogingen vergrendelt de verbrandingsautomaat op storing - melding op het display [ 2 ] [ 02 ]. Rood flikkerend LED.

Functiecontrole vlambewaking : met voltmeter 0 ... 10 V =

☞ Klem 12 en massa.

Normale weergave ca. 6 V (aardgas/LPG P).

Tijdens de werking moet minstens ca. 3 Volt beschikbaar zijn. (1... 10 V = komt overeen met ca. 1 ... 10 mA ionisatiestroom)

Ontstekings- en ionisatieëlektrode Aanwijzing voor de servicemonteur :

Gebogen ontstekings- en ionisatieëlektroden vervangen (niet recht buigen).

☞ Ionisatiestroom meten.

Verbrandingsautomaat MCBA

Ionisatiestroom met V-meter

Ontstekings- en ionisatieëlektrode Bedieningselementen

3,5 ± 0,3

45

(22)

5.8 Regelingsvarianten aan de MCBA

De optimale modulatie van de WTC wordt alleen bereikt met de universele digitale regelaar WRD R 3.0.

Voor eenvoudige regelingen biedt ook de

verbrandingsautomaat MCBA regelingsvarianten aan : 5.8.1 Warmwater-oplaadfunctie

5.8.2 Constante vertrektemperatuurregeling - zonder voeler

5.8.3 Afhankelijk van de buitentemp. met buitenvoeler 5.8.4 Regeling in functie van belasting met klokthermo-

staat WUT

5.8.5 Buitentemperatuurregeling met klokthermostaat WUT

WTC met digitale regelaar WRD R 3.0

De parameters in het instelniveau zijn van fabriekswege ingesteld voor de digitale regelaar WRD R 3.0.

Fabrieksinstellingen alleen in uitzonderlijke gevallen wijzigen !

Functie WRD R 3.0

Na de aansluiting van de WRD R 3.0 voert de regelaar een ca. 60 sec. lange zelftest uit. De ruimte-

temperatuurmelding geeft pas na ca. 30 minuten de correcte waarde aan.

5.8.1 Externe waterverwarmer - oplaadfunctie De opwarming van de waterverwarmer gebeurt als de reële temperatuur lager ligt dan de ingestelde waarde.

Volgens een tijdprogramma is opwarming enkel mogelijk op bepaalde tijdstippen. Tijdens de warmwaterbereiding wordt het stookbedrijf uitgeschakeld.

Parameters in het instelniveau :

De modulatie gebeurt op de vertrektemperatuur (TV).

De ingestelde waarde bedraagt : gevraagde WW- temperatuur + verhoging volgens de parameter H (15 K).

☞ Externe laadpomp aansluiten volgens schakelschema klemmen 5/N/PE.

Deze eenvoudige regeling regelt de vertrektemperatuur op de in het instelniveau gekozen waarde. De ingestelde vertrektemperatuur moet variëren in functie van de warmtebehoefte. Met een tijdschakelklok kan een dag/nacht-omschakeling gerealiseerd worden (optie).

Parameters in het instelniveau :

*) Continu bedrijf van de pomp dient alleen voor de vorstbeveiliging van de installatie

De verwarmingsvakman kan op parameter 8 in het instelniveau een parallelverschuiving tussen 0 en 80K instellen (20 K is aanbevolen). De vertrektemperatuur wordt op het gewenste tijdstip met de gekozen waarde verminderd.

5.8.2 Constante vertrektemperatuurregeling - zonder voelers of thermostaten

Diagram vertrektemperatuur

Dagbedrijf Nachtbedrijf

Tijd (h)

Vertrektemperatuur [ °C ]

TVmax

Parallelverschuiving 10

0 20 30 40 50 60 70 78 80 90

[°C]

Diagram warmwateroplading

1. Instelling van de warmwatertemperatuur TWWgevrvan de waterverwarmer (20 ... 70° C)

3. Stookbedrijf aan, pomp continu in werking via stookkring *

4. Gewenste maximale vertrektemperatuur TVmax 8. Parallelverschuiving van TVmaxbij verlaagd bedrijf

Vertrektemperatuur WTC

WW-temperatuur

Tijd [ h ]

Brander AAN UIT AAN UIT AAN

Keteltemperatuur Warmwatertemperatuur 5K warmwater-schakeldifferentieel

WTC= 75°C gevr Tww= 60°C gevr

(23)

20 10 0 -10 -30 20

40 60 80

Vertrektemperatuur TV[ °C ]

Buitentemperatuur TA[ °C ]

TVmax

TAmin

TVvoet

Parallelversc huiving

voor nac htverlaging

23

5.8.3 Vertrektemperatuurregeling in functie van de buitentemperatuur - met NTC-buitentemperatuurvoeler Diagram vertrektemperatuur

5.8.4 Regeling in functie van de belasting - met klokthermostaat WUT 1.0

TV afhankelijk van de buitentemperatuur

Tijd [ h ] Dagbedrijf VertrektemperatuurTV[ °C ]

Nachtbedrijf

TV

Parallelverschuiving

Tijd [ h ]

AAN UIT AAN UIT AAN Ruimtethermostaat

Schakeldifferentieel

VertrektemperatuurTV[ °C ]

TVmax

Kurve vertrektemperatuur Door de buitentemperatuur wordt via de ingestelde

stookkenlijn aan de WTC een vertrektemperatuur ingegeven. Met een externe tijdschakelklok kan een dag/nacht-omschakeling gerealiseerd worden (optie).

Parameters in het instelniveau : 3. Pomp met naloop

4. Gewenste maximale vertrektemperatuur TVmaxbij een minimale buitentemperatuur TAmin

5. Voetpunt van de vertrektemperatuur TVvoetbij een vertrektemperatuur van 22° C (aanbeveling 35° C) 6. Minimale buitentemperatuur TAminwaarbij de

vertrektemperatuur overeenstemt met de TVmax-waarde 7. Zomerafschakeling

8. Parallelverschuiving van TVmaxbij verlaagd bedrijf De verwarmingsvakman kan op parameter 8 in het instelniveau een parallelverschuiving tussen 0 en 80K instellen (20 K is aanbevolen). De vertrektemperatuur wordt op het gewenste tijdstip met de gekozen waarde verminderd.

In plaats van de tijdschakelklok kan ook de klokthermostaat WUT 1.0 gebruikt worden, welke de ingestelde

ruimtetemperatuurwaarde voor dag- en nachtbedrijf (30° C ...5° C) aangeeft.

☞ Montage- en bedieningsrichtlijnen WUT 1.0 in acht nemen.

☞ Buitenvoeler aansluiten volgens schakelschema klem- men 22/23.

De gewenste maximale vertrektemperatuur TVmaxwordt in het instelniveau gekozen. De ketel moduleert op de ingegeven maximale vertrektemperatuur TVmaxen wordt in functie van de warmtevraag door de thermostaat in- en uitgeschakeld.

Parameters in het instelniveau:

4. Gewenste maximale vertrektemperatuur TVmax 8. Parallelverschuiving van TVmaxbij verlaagd bedrijf d. 0 .. voor ruimtethermostaat

Op de WUT 1.0 kan een week-stookprogramma ingesteld worden. Door de instelling van de gewenste

ruimtetemperatuur voor dag- en nachtbedrijf kan een verlaging van de kamertemperatuur gerealiseerd worden.

Vorstbeveiliging

Door een overeenkomstige keuze van de gewenste ruimtetemperatuur wordt het gebouw daarenboven tegen vorst beveiligd. Daarbij moet de circulatiepomp in het instelniveau - lijn 3, instelling 02 - op duurloop gezet worden, om het bevriezen van de verwarmingsbuizen te verhinderen. Opgelet, de parameterinstelling is niet de uitleveringstoestand.

☞ Brug 14-15 verwijderen - zie schakelschema.

☞ Montage- en bedieningsrichtlijnen WUT 1.0 in acht nemen.

(24)

Tijd [ h ] TV

AAN UIT AAN UIT AAN

Schakeldifferentieel

Vertrektemperatuur TV[ °C ]

Ruimtethermostaat

5.8.5 Vertrektemperatuurregeling in functie van de buitentemperatuur - met digitale klokthermostaat WUT 1.0 De stookkenlijn wordt als grenskenlijn aangegeven. De

eigenlijke instelwaarde van de vertrektemperatuur wordt bepaald door de klokthermostaat. Bij een langere warmte- vraag wordt de vertrektemperatuur verhoogd met 10 K.

Parameters in het instelniveau :

3. Stookbedrijf aan, pomp met naloop

4. Gewenste maximale vertrektemperatuur TVmaxbij een minimale buitentemperatuur TAmin

5. Voetpunt van de vertrektemperatuur TVvoet bij een vertrektemperatuur van 22° C (aanbeveling 35° C) 6. Minimale buitentemperatuur TAmin.waarbij de

vertrektemperatuur overeenstemt met de TVmax-waarde 7. Zomerafschakeling

8. Parallelverschuiving van TVmaxbij verlaagd bedrijf op 0 zetten

d. 0 ... voor ruimtethermostaat

f. Tijdsconstante Boosterfunctie (aanbeveling 20 min.) De aangesloten NTC-buitentemperatuurvoeler

(- weishaupt - toebehoren) wordt automatisch herkend, instelling van een parameter is niet nodig.

☞ Buitentemperatuurvoeler aan de klemmen 22/23 : zie schakelschema.

Op de WUT 1.0 kan een weekstookprogramma ingesteld worden. Door instelling van de gewenste

ruimtetemperatuur voor dag- en nachtbedrijf kan een verlaging van de temperatuur gerealiseerd worden.

Snelle opwarming (Booster-functie)

Indien de thermostaat (gesloten contact) langer warmte vraagt als de onder lijn F ingestelde tijd, dan wordt de ingestelde temperatuur TVgevrmet 10K maximaal tot TVmax

verhoogd. Vraagt de thermostaat geen warmte meer en ligt de ingestelde waarde hoger dan de waarde welke door de stookkenlijn aangegeven wordt, dan volgt een verlaging van 1K per minuut.

☞ Brug 13-14 wegnemen - zie schakelschema.

☞ Montage- en bedieningsrichtlijnen van de WUT 10 in acht nemen.

Stookkenlijn afhankelijk van de buitentemperatuur

(25)

H

ca 1/2 H min. 2,5m

25

Montagevoorbeeld 5.8.6 Tijdelijke buitendienststelling

Tijdelijke buitendienststelling - voor de ketel

De ketelvorstbeveiliging is actief, de ketel voor verwarming en warmwater is geblokkeerd. Via deze functie kan de afregeling gebeuren (b.v. vloerverwarmingen) of kunnen op afstand gestuurde afschakelperiodes gerealiseerd

worden.

Uitvoering met WRD R 3.0 :

☞ Brug in de klemmen 26/27

(toestelschakelaar in de WTC overbrugd).

Display op de WRD R 3.0 meldt : “SYSTEM AUS”

Display op de MCBA meldt programmafase : [ 0 ] Uitvoering zonder WRD R 3.0 :

☞ Brug in de klemmen 26/27

(toestelschakelaar in de WTC overbrugd) Display op de MCBA meldt programmafase : [ 0 ]

5.8.7 Montage van de voeler - Weersafhankelijke voeler De buitentemperatuurvoeler wordt bij voorkeur

gemonteerd aan de noord- of noord-west buitengevel.

Leidingsdoorgang in de muur met kitt afdichten.

Ongunstige factoren vermijden :

• Opwarming door morgenzon

• Montage onder balkon, dakuitsprong e.a.

• Vreemde warmtebronnen (schoorsteen, boven het venster, boven verluchtingsopeningen)

• Voeleromkasting niet overschilderen

Tijdelijke buitendienststelling - voor de stookkring De ketelvorstbeveiliging is actief, de ketel voor de verwarming is geblokkeerd. Via deze functie kan de afregeling gebeuren (b.v. vloerverwarming) of kunnen op afstand gestuurde afschakelperiodes gerealiseerd worden.

Uitvoering met WRD R 3.0 :

☞ Brug in de klemmen 22/23

(buitentemperatuurvoeler heeft kortsluiting).

Display op de WRD R 3.0 meldt : “ HZG-AUS”

Display op de MCBA meldt programmafase : [ 0 ]

Uitvoering zonder WRD R 3.0 :

☞ Brug in de klemmen 22/23

(buitentemperatuurvoeler heeft kortsluiting).

Display op de MCBA meldt programmafase : [ 0 ]

(26)

5.9 Instelparameters MCBA 1451 Versie 3.2

1. Gevraagde temperatuur WW - TVgevr 20°C tot 70°C (WW-boiler met NTC-boilervoeler) 60 60 ...

2. WW vrijgave + schakeldifferentieel 00 = WW - boiler uitgeschakeld 04 04 ...

01 = WW - boiler ingeschakeld + pomp in duurloop ...

02 ... 05 = WW-boiler ingeschakeld ...

3. Stookbedrijf en stookkringpomp 00 = stookbedrijf uitgeschakeld 01 01 ...

01 = stookbedrijf aan, pomp met naloop ...

02 = stookbedrijf aan, pomp in duurloop ...

4. Max. vertrektemperatuur TVmax TVvoet(20° C) tot 90°C 75 75 ...

5. Voetpunt vertrektemp. TVvoet 15°C tot 60°C 20 20 ...

6. Min. buitentemperatuur TAmin -20...+10°C -15 -15 ...

7. Zomerafschakeling TVvoettot 60°C (m.b.t. op TVgevr) 00 = geen afschakeling 00 00 ...

8. Parallelverschuiving voor nachtverlaging 0°C tot 80°C (op TVgevr.) 20 20 ...

9. Schakeldifferent. stookbedrijf - 1ste cijfer 1... 5x uitschakelpunt (in °C) 55 55 ...

Schakeldifferent. stookbedrijf - 2de cijfer x1 ... 5 inschakelpunt stookkring (in °C)

A. Spertijd brander na stookbedrijf 0 ... 30 (x 10,2 sec.) 14 14 ...

b. Stookbedrijf nalooptijd pomp 3 ... 99 minuten (volgens warmtevraag stookkring) 20 20 ...

C. PWM-pomp - 1ste cijfer 1...4x voorventilatie, brander aan + 1 min., trap 2, 3, 4 44 44 ...

PWM-pomp - 2de cijfer x1...4 overblijvende nalooptijd, trap 1, 2, 3 of 4

d. Stookbedrijf/WW-oplading 0x = warmtevraag door kamerthermostaat 11 11 ...

1ste cijfer stookbedrijf

1x = warmtevraag door buitenvoeler ...

2de cijfer WW-oplading x0 = WW-boiler 3-wegventiel ...

x1 = WW-boiler laadpomp ...

x2 = inversie WW-boiler 3-wegventiel ...

E. Toerental bij stookbedrijf -1 = modulatie (normale modus) -1 -1 ...

Manuele voorkeuze toerental 0 ... 100 % van min. tot max. ventilatortoerental ...

F. Boosterfunctie 0 ... 30 min. (0 = geen Boosterfunctie) 0 0 ...

G. WW-boiler - 1ste cijfer 0x = doorstroomverhitter (met NTC-voeler) 12 12 ...

1x = boiler ...

2x = boiler met externe warmtevraag (RMC) ...

3x = doorstroomverhitter zonder voeler ...

WW-boiler - 2de cijfer schakeldiff. x0 ...9 = (inschakelpunt brander gebaseerd op TV) ...

5.9.1 Niveau eindgebruiker

Lijn Instelling Instelbereik Bij levering Gekozen

WTC 45 WTC 60 instelwaarde

5.9.2 Niveau verwarmingsvakman (via servicecode)

Lijn Instelling Instelbereik Bij levering Gekozen

WTC 45 WTC 60 instelwaarde

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

schetsontwerp: 5 maart 2007 vooroverleg: 15 juni 2007 voorontwerp: 3 december 2007 plenaire vergadering: 29 januari 2008 ontwerp: 16 mei 2008. openbaar onderzoek: 15

Het pomphuis wordt geleverd met een vervangbare roestvaststalen/PTFE nekring voor de reductie van de hoeveelheid vloeistof die loopt van de perszijde van de waaier naar de

Ook het legerdagblad Zolniersz Wolnosci fungeerde in de afgelopen weken als een spreekbuis voor orthodoxe krachten ***> Zo schreef dit blad begin januari dat men zich in de

periode lesweek week toetssoort weging afname leertoets korte stofomschrijving 1 1.5 39 PW h1 deel A zie deel B schriftelijk ja vocab en vaardigheid.. 1 1.7 41 PW h1 deel B 2x

Er is een kleine kans dat de band geactiveerd wordt wanneer een andere hond dichtbij uw hond staat te blaffen.. Mocht de band in deze situatie onverhoopt een correctie afgeven

vóór het volgende onderhoud overschreden wordt, moeten uit voorzorg vervangen worden (zie hfst... 2.4.2

0 bide daar ter plantes werkeiijk gemeten kro*eDit laatate blijkt eo uit is résultaten van 4* berekeniogen. • Bi,3 do ttitvoeriog van de stormvloedberekening werd de

Alle schade welke tijdens de looptijd van de huurovereenkomst aan het gehuurde en/of aan de daarnaast ter beschikking gestelde ruimte(n) wordt toegebracht door de huurder dan wel