• No results found

RESULTATEN VAN HET ONDERZOEK VOUEGRONDSGROENTEN GLASGROENTEN 1994 AKKER-EN A TUINBOUW WESTMAAS

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "RESULTATEN VAN HET ONDERZOEK VOUEGRONDSGROENTEN GLASGROENTEN 1994 AKKER-EN A TUINBOUW WESTMAAS"

Copied!
160
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

RESULTATEN

VAN HET

ONDERZOEK

IN

VOUEGRONDSGROENTEN

EN

GLASGROENTEN

1994

R O C

AKKER-EN A A

• • TUINBOUW

WESTMAAS

(2)
(3)

RESULTATEN

VAN HET

ONDERZOEK

IN

VOLLEGRONOSGROENTEN

EN

GLASGROENTEN 1994

Regionaal Onderzoek Centrum Westmaas

Groeneweg 3

3273 LP Westmaas, 01864-1211

Directiesecretariaat:

Groeneweg 3

3273 LP Westmaas, 01864-1231

(4)
(5)

VOORWOORD

Het bestuur van ROC Westmaas heeft zich ook dit jaar weer ingespannen om de voorwaarden te scheppen voor de uitvoering van een in overleg met het proefstation tot stand gekomen onderzoeksprogramma.

Dankzij de financiële steun van de structurele, incidentele en additionele financiers is het bestuur ervan overtuigd met dit verslag van onderzoeksresultaten aan te kunnen tonen dat de inspanningen effectief en efficiënt zijn geweest. Een dankwoord aan allen: financiers, Onder­

zoekers, bedrijfsleiders en andere medewerkers, die hun inzet en medewerking hieraan gege­

ven hebben is op zijn plaats.

Ik spreek de verwachting uit dat de onderzoeksresultaten in deze publikatie zijn weergegeven bij zullen dragen in de verdere ontwikkeling van de groentebedrijven en de sektor in de pro­

vincies Zeeland en Zuid-Holland.

Namens het bestuur, de directeur/secretaris Ir. G.J. Staring

(6)

DLV

Bedriifs gebouw

(7)

GLASGROENTEN

CHINESE KOOL ZW575

RASSENONDERZOEK IN EEN VOORJAARSTEELT

INLEIDING

Chinese kool is één van de bladgewassen die met name in het voorjaar in een redelijk areaal worden geteeld. De grootte van het areaal is de laatste tijd niet aan grote veranderingen onder­

hevig.

De frequentie van het rassenonderzoek is niet hoog. Het marktaandeel van Chinese kool is evenals het areaal niet groot in vergelijking met andere éénmalig oogstbare groenten.

Bovendien moeten er nieuwe rassen ontwikkeld zijn alvorens nieuw onderzoek uitgevoerd kan worden.

Chinese kool kan in twee typen worden onderverdeeld. In de Nederlandse tuinbouw worden de Japanse hybriden geteeld. Dit zijn korte en brede typen. Een ander type is het granaattype en dit type is lang en slank. Van dit lange type was één ras ingezonden.

Voor dit seizoen waren voldoende nieuwe rassen aangeboden en daarom is deze landelijke rassenproef opgezet.

PROEFOPZET

Code: Ras: Herkomst:

A Sumiko Bejo

B Optiko Bejo

C 33-04 RZ Rijk Zwaan

D Asten Rijk Zwaan

E Blues Takii

F T611 Takii

G Nepos Enza

H 92-03 * Sakata Seeds

Z Niz 12-24 Nickerson Zwaan

Standaardrassen

J Kasumi Nickerson Zwaan

K Spektrum Takii

* granaattype

PROEFOMSTANDIGHEDEN Teeltgegevens

Ras:

Zaaidatum:

Plantdatum:

Aantal plt/m2:

Kasumi 7 februari 1994 3 maart 1994 10,4 st. (31x31 cm)

Oogstdatum:

Teeltsysteem:

Verwarmingssyst.:

Aantal herh.:

25 april 1994 grond hetelucht twee Teeltverloop/gewasbescherming

Er is een belichte plant in een 5 cm perspot uitgeplant, waarbij gestart is met een stooktempe- ratuur van 16 °C dag en nacht. Na 1 week is in stappen van 1 °C per dag de temperatuur ver­

laagd naar 9 °C 's nachts en 13 °C overdag. Om binnenrand te voorkomen is na twee weken begonnen met het meegeven van kalksalpeter tijdens het beregenen. Het gewas werd gemid­

deld 2-3 keer per week beregend. De laatste 2,5 minuut van elke gietbeurt werd kalksalpeter meegegeven. De EC van het gietwater (standaard = regenwater) bedroeg 2,0 mS.

In de laatste teeltmaand is met behulp van het kasklimaat getracht te regelen op verdamping en worteldruk in het gewas. Hiervoor werd overdag ruim gelucht. Vanaf 22.00 uur werd zo min mogelijk gelucht. Door de oplopende RV ontstaat een verhoogde worteldruk, waardoor een goed calciumtransport vanuit de wortels naar de bladeren op gang moest komen. De gietbeur- ten werden om deze reden 's avonds rond 22.00 uur gegeven. De maatregelen hadden het doel binnenrand te voorkomen. In totaal is in deze teelt 74 mm water gegeven.

(8)

Uitvoering en waarnemingen

De beoordeling van de proef is uitgevoerd door de beoordelingscommissie. De resultaten van de teelt in Westmaas zijn toegevoegd aan de resultaten van de andere proefplaatsen. Naast de produktiewaarnemingen zijn kwaliteitswaarnemingen uitgevoerd. Na de oogst is er tevens houdbaarheidsonderzoek gedaan met het oogstbare produkt.

RESULTATEN

Tabel 1. Produktiegegevens.

Ras nettogewicht in kg/100 st

Westmaas Landelijk

Sumiko 79,1 100,2

Optiko 69,1 75,5

33-04 RZ 79,2 88,1

Asten 81,7 90,2

Blues 81,6 92,8

T 611 63,4 89,2

Nepos 68,4 87,0

92-03 78,2 90,2

Niz 12-24 54,0 81,3

Kasumi 92,2 93,5

Spektrum 82,9 77,2

Toelichting en bespreking

In tabel 1 zijn de produktiegegevens van de teelt in Westmaas en de gemiddelden van alle proefplaatsen weergegeven in kg nettogewicht per 100 stuks.

Het hoogste gemiddelde gewicht is behaald door het nieuwe ras Sumiko. Het standaardras Kasumi is een goede tweede. Het ras Blues en de'rassen Asten en 92-03 behaalden eveneens een goede produktie. In de proef in Westmaas bleef 92-03 wat achter. Het standaardras Kasumi geeft in Westmaas de hoogste produktie.

Tabel 2. Kwaliteitswaarnemingen.

Ras omvang lengte sluiting

bovenkant onderkant

nerfvorm vulling glazig­

heid

gebruiks­

waarde

Sumiko 7,50 7,13 7,63 7,43 7,10 7,73 7,70 7,13

Optiko 6,36 6,40 7,07 7,07 6,70 7,00 7,70 5,80

33-04 RZ 6,70 6,73 7,13 7,07 6,60 7,57 7,40 5,90

Asten 7,13 6,80 7,33 7,33 7,07 7,37 7,93 6,93

Blues 7,50 7,50 6,97 7,00 6,73 6,43 7,67 ' 6,33

T 611 7,40 6,83 6,83 7,13 7,07 6,70 7,83 6,03

Nepos 7,17 6,93 7,40 7,37 1,17 7,20 8,07 7,10

92-03 6,60 8,20 6,80 7,23 7,07 6,93 8,20 6,80

Niz 12-24 7,20 7,13 7,50 7,17 6,73 7,53 7,70 6,83

Kasumi 7,50 7,33 7,20 7,20 6,97 6,63 7,53 6,53

Spektrum 6,83 6,00 6,30 6,80 7,03 6,23 7,90 5,83

Toelichting en bespreking

In tabel 2 zijn de gemiddelden van de kwaliteitsbeoordelingen weergegeven. Een hoger cijfer voor de beoordeling betekent resp. een grotere omvang, meer lengte, een meer gesloten boven- en onderkant, een mooiere en betere nerf, meer vulling, minder glazigheid en een bete­

re gebruikswaarde of algemene indruk. Veel omvang hebben de rassen Sumiko, Blues, Nepos, Niz 12-24 en het standaardras Kasumi. De rassen Blues en Kasumi zijn het langste van alle rassen. De sluiting van de bovenkant en onderkant was van de rassen Nepos en Sumiko het best. Niz 12-24 had eveneens een goed gesloten bovenkant.

Een mooie nerf viel te bewonderen bij de rassen Sumiko, Asten, T 611, Nepos, 92-03 en Spektrum. Het ras Sumiko was het best gevuld. Ook de rassen Niz 12-24, Nepos, Asten en 33- 04RZ waren goed gevuld. Het minst gevoelig voor glazigheid waren de rassen 92-03 en Nepos.

De algemene indruk was het hoogst van Sumiko en Nepos.

(9)

Tabel 3. Randgevoeligheid en bewaring.

Ras

inwendig rand

uitwendig

rot na bewaring

Sumiko 8,43 8,13 3,9

Optiko 8,03 7,00 4,0

33-04 RZ 8,30 8,17 3,6

Asten 8,17 8,10 4,6

Blues 8,33 8,20 4,0

T 611 6,70 8,07 4,3

Nepos 8,43 8,17 5,6

92-03 8,40 8,27 7,0

Niz 12-24 8,40 8,07 5,3

Kasumi 8,20 8,23 4,1

Spektrum 7,57 8,03 5,4

Toelichting en bespreking

In tabel 3 is de randgevoeligheid en het resultaat van de houdbaarheidsproef weergegeven.

Een hoger cijfer voor in- en uitwendig rand betekent minder gevoelig. Een hoger cijfer voor rot na bewaring betekent minder rot.

Het minst gevoelig voor inwendig rand zijn de rassen Sumiko, Nepos, 92-03 en Niz 12-24.

Kasumi, 92-03 en Blues hebben het minste uitwendig rand. Het ras 92-03 (granaattype) is het best houdbaar. De rassen Nepos, Niz 12-24 en Spektrum hebben het minste rot na bewaring.

RASBESPREKINGEN Vrii aoed voldaan:

Sumiko

Dit ras heeft door z'n hoogste nettoproduktie en een aantal goede beoordelingen een goéde gebruikswaarde toe bedeeld gekregen.

Asten

Mede door het vrij goede nettogewicht en de redelijk goede waardering voor een aantal kwali­

teitsaspecten is de gebruikswaarde van dit ras goed.

Nepos

De produktie van dit ras is gemiddeld. Een aantal kwaliteitsbeoordelingen scoren goed, waar­

door de uiteindelijke gebruikswaarde goed is.

92-03

Dit ras van het afwijkende 'granaattype' scoort goed met de nettoproduktie en de zeer goede houdbaarheid. Ook andere kwaliteitsaspecten zijn goed beoordeeld.

Redelijk voldaan:

Blues

Ondanks de redelijke produktie is dit ras wat matig gevuld en is er kans op glazigheid.

Kasumi

Het standaardras scoort wat minder door de gevoeligheid voor glazigheid en de matige houd­

baarheid. De produktie is daarentegen vrij goed.

Matig voldaan:

T 6 1 1

Door de gevoeligheid voor inwendig rand en de matige houdbaarheid behaalt dit ras een mati­

ge gebruikswaarde.

Niz 12-24

Door de matige produktie in combinatie met gevoeligheid voor glazigheid en de beperkte houd­

baarheid wordt dit ras beperkt aanbevolen.

(10)

Niet voldaan:

Optiko

Het gewas blijft achter in omvang en produktie en lijkt gevoelig voor uitwendig rand. De houd­

baarheid is eveneens onvoldoende.

Spektrum

Dit ras (opgenomen als standaardras)valt tegen. De beperkte lengte, de omvang en de vulling zijn matig. De gevoeligheid voor inwendig rand is hier de oorzaak van.

SAMENVATTING

De standaardrassen Spektrum en Kasumi blijven achter bij enkele nieuwe rassen. Spektrum heeft niet voldaan. Kasumi heeft redelijk voldaan.

De nieuwe rassen Sumiko, Asten en Nepos hebben vrij goed voldaan. Sumiko behaalde de hoogste produktie.

Het ras 92-03 behoort tot het lange 'granaattype' en is om deze reden niet goed vergelijkbaar met de overige rassen. Dit ras verdient wel aandacht met het oog op de uitstekende houd­

baarheid. Dit ras heeft ook vrij goed voldaan.

COURGETTE ZW572

TOEPASSINGSMOGELIJKHEDEN SILICIUM IN EEN STOOK- EN HERFSTTEELT

INLEIDING

Het effect van het toevoegen van het spoorelement Silicium aan de plantenvoeding heeft inmid­

dels bij de meeste komkommerachtigen zijn voordeel bewezen. De eerste proefneming bij courgette, in een korte stookteelt, gaf positieve resultaten. De effecten van Silicium in een lan­

gere stookteelt en een najaarsteelt zijn om deze reden ook bekeken.

De meest gangbare methode om Silicium te geven is door toevoeging aan het druppelwater.

Ook substraatmatten met Silicium kunnen daarbij een bijdrage leveren. In beide gevallen wordt Silicium door de wortel opgenomen. Een andere mogelijkheid is om Silicium in de vorm van bladbespuiting aan de planten te geven. Deze vorm van bladbemesting wordt ook met andere voedingselementen bij bladgewassen toegepast. In dit geval moet Silicium via het blad worden opgenomen. Deze methode kan praktische voordelen hebben. Er hoeft niet geïnvesteerd te worden in een doseerinstallatie. Mogelijkerwijs wordt het gewas harder en minder vatbaar voor ziekten. Ook kan deze methode interessant zijn voor telers die niet op substraat telen.

PROEFOPZET

De proef is uitgevoerd als stookteelt (geplant januari) en als najaarsteelt (geplant juli), In beide teelten is het ras Storr's Green geplant. In de proefopzet is een onbehandeld kraanvak verge­

leken met een kraanvak waarin Silicium werd gedoseerd. In de andere objecten is Silicium op het gewas gespoten in verschillende frequenties. Het gemiddelde van 3 keer per week spuiten kwam ongeveer overeen met een vergelijkbare hoeveelheid Silicium dat met het druppelwater is meegegeven (0,75 mmol Si/1). Silicium is gegeven in de vorm van kalimetasilicaat.

Proefbehandeïmgen stookteelt:

A Onbehandeld

B Silicium doseren in voedingsoplossing 0,75 mmol Si/1 C Silicium spuiten 1x/week

D Silicium spuiten 3x/week E Silicium spuiten 5x/week Proefbehandelingen najaarsteelt:

A Onbehandeld

B Silicium doseren in voedingsoplossing C Silicium doseren in voedingsoplossing D Silicium spuiten 1x/week

E Silicium spuiten 3x/week

De resultaten van de stookteelt gaven aanleiding om een aantal behandelingen in de herfstteelt te wijzigen.

1,0 mmol Si/I 0,5 mmol Si/I

(11)

PROEFOMSTANDIGHEDEN Teeltgegevens

Ras:

Zaaidatum:

Plantdatum:

Aantal plt/m2:

Storr's Green (Petoseed)

stook: 10 dec. 1993 herfst: 13 juli 1994 stook: 10 jan. 1994 herfst: 27 juli 1994 0,83 st. (160x75cm)

Oogstdata:

Teeltsysteem:

Verwarmingssyst.:

Aantal herh.:

stook: 14 febr.-17 juli 1994 herfst: 17 aug.-5 dec. 1994 substraat/recirc.

5 buizen (enkelnet) 4

Teeltverloop/gewasbescherming Stookteelt:

Afgezien van de door proefbehandelingen veroorzaakte verschillen zijn er geen, van de prak­

tijk, afwijkende zaken te vermelden. De teelt is technisch gezien zonder problemen verlopen.

Tegen meeldauw is de eerste keer alleen chemisch ingegrepen in de onbehandelde objecten.

In de latere bespuitingen zijn alle proefbehandelingen gespoten met fungiciden. De parasitaire bestrijding heeft geïntegreerd plaatsgevonden m.b.v. biologische bestrijding. Tegen spint behoefde geen roofmijt uitgezet te worden vanwege het ontbreken van spint. Tegen trips is A.

cucumeris uitgezet, hetgeen tot goed resultaat heeft geleid. Preventief is Encarsia formosa uit­

gezet tegen witte vlieg. Deze plaag bleek moeilijk in evenwicht te houden! De bestuiving heeft met behulp van hommels plaatsgevonden. De oogstfrequentie was afhankelijk van het seizoen en lag tussen 3 en 6 keer per week.

Herfstteelt:

De start en weggroei verliep onder langdurige, extreme hitte. Daarna verliep de gewasontwik­

keling vegetatief. Naast de inzet van bovengenoemde biologische bestrijders zijn eveneens sluipwespen uitgezet tegen luizen. Zowel witte vlieg als katoenluis zorgden voor onevenwichti­

ge situaties. Er was veel extra inzet nodig om evenwichten te herstellen. Ook meeldauw bleek hardnekkig. Hierdoor moest in alle behandelingen al snel en frequent worden gespoten met fungiciden. De oogstfrequentie lag tussen 6 en 2 keer per week.

Uitvoering en waarnemingen

De proef is voor 'n gedeelte een herhaling van een vorig jaar gehouden onderzoek naar het effect van Silicium. Hiervoor zijn dezelfde bepalingen uitgevoerd. Deze bestonden uit het vast­

stellen van de produktie door het tellen, wegen en kwalificeren van alle geoogste vruchten van iedere oogstdag. Gewasontwikkeling, meeldauw en andere relevante zaken, werden regelma­

tig getoetst.

Het bespuiten van Silicium op de jonge plantjes gaf in het begin van de stookteelt verbran- dingsschade. Daarom is deze behandeling enkele weken gestaakt en een maand later opnieuw gestart.

RESULTATEN Stookteelt

In tabel 1 en 2 zijn resultaten van de stookteelt weergegeven.

Tabel 1. Produktiegegevens stookteelt.

klasse 1+2 . kg afw./m2

stuks/m2 kg/m2 gem.vr.gew.

. kg afw./m2

A Onbehandeld 37,1 14,22 383 1,03

B Si doseren 42,6 17,10 401 0,71

C Si 1x spuiten 32,2 12,15 377 1,05

D Si 3x spuiten 26,5 9,91 374 1,24

E Si 5x spuiten 23,8 8,80 370 1,23

Toelichting en bespreking

In tabel 1 zijn de totale produktiegegevens weergegeven. Aan het eind van de teelt zijn de ver­

schillen groot geworden. Deze verschillen hebben vanaf april voor een sterke toename gezorgd. Het doseren van Silicium geeft een betrouwbaar hogere produktie dan onbehandeld.

Het spuiten van Silicium geeft een achterblijvende produktie. Naarmate vaker wordt gespoten

(12)

neemt de produktie af. Er is hierbij sprake van groeiremming als gevolg van het spuiten. De verschillen bij de kg. produktie zijn relatief groter dan bij het aantal geoogste vruchten. Het gemiddelde vruchtgewicht is bij Silicium doseren ook hoger.

Tabel 2. Kwaliteitsgegevens stookteelt.

% veilbaar % kl 2

% zwart

niet veilbaar

% geel % rot % afw.

A Onbehandeld 93,3 11,2 15,1 8,3 1,0 1,8

B Si doseren 96,0 13,4 10,2 9,0 0,9 2,1

C Si 1x spuiten 92,0 12,0 20,0 13,8 1,4 2,5

D Si 3x spuiten 88,9 10,5 25,7 14,2 1,6 6,8

E Si 5x spuiten 87,6 10,1 30,9 14,8 2,2 6,2

Toelichting en bespreking

In tabel 2 zijn de kwaliteitsverschillen weergegeven. Er is geen duidelijk verschil tussen Silicium toedienen via het druppelwater en onbehandeld wat betreft veilbare en niet veilbare vruchten.

Zoals bij de produktiegegevens in tabel 1 is weergegeven, is met name bij de niet veilbare vruchten de invloed van de spuitfrequentie goed zichtbaar. Het aantal zwarte vruchten neemt sterk toe naarmate vaker wordt geoogst. De meeste afwijkende vruchten komen voor bij 3 of 5 keer per week spuiten. Alle spuitbehandelingen wórden negatief beïnvloed ten opzichte van onbehandeld of Silicium doseren.

Herfstteelt

Om nadere informatie te verkrijgen over de mogelijke invloed van de concentratie Silicium in de voedingsöplossing worden een laag en h-oog niveau in de proef opgenomen, resp. 0,5 mmol en 1,0 mmol Si/I. Omdat de spuitbehandelingen en met name de hoogste frequentie (5x/week) in de stookteelt ten koste gaat van de produktie en kwaliteit, vervalt deze behandeling in de herfst­

teelt.

In tabel 3 en 4 zijn de resultaten weergegeven van de herfstteelt.

Tabel 3. Produktiegegevens herfstteelt.

klasse 1+2 kg afw./m21

stuks/m2 kg/m2 gem.vr.gew.

kg afw./m21

A Onbehandeld 12,1 4,85 400 0,21

B Si dos. 1,0 10,5 4,21 400 0,18

C Si dos. 0,5 10,5 4,11 391 0,10

D Si 1x spuiten 10,6 4,20 398 0,13

E Si 3x spuiten 7,4 2,82 382 0,17

Toelichting en bespreking

In tabel 3 zijn de produktiegegevens weergegeven. In deze teelt zijn enkele proefbehandelin- gen gewijzigd t.o.v. van de stookteelt. De behandeling 3 keer per week spuiten is betrouwbaar lager in produktie. Dit komt overeen met de gevonden verschillen in de stookteelt, zoals is weergegeven in tabel 1. In de stookteelt gaf de hoogste spuitfrequentie een lagere produktie.

De overige verschillen tussen de behandelingen zijn onderling niet betrouwbaar. Ook het gemiddeld vruehtgewicht en de afwijkende vruchten gaven geen aanleiding tot verschillen.

De behandelingen met een lage en hoge concentratie Silicium in de voedingsoplossing lieten geen verschillen zien in deze proef.

Tabel 4. Kwaliteitsgegevens herfstteelt.

% veilbaar % kl 2

% zwart

niet veilbaar

% geel % rot % afw.

A Onbehandeld 96,0 9,6 37,7 12,9 5,2 0,3

B Si dos. 1,0 96,1 8,2 39,6 15,9 5,0 0,3

C Si dos. 0,5 97,6 8,2 40,2 15,2 5,5 1,2

D Si 1x spuiten 96,8 9,1 39,9 12,8 7,2 3,1

E Si 3x spuiten 94,0 7,2 42,1 15,5 8,7 7,3

(13)

Toelichting en bespreking

De weergegeven cijfers in tabel 4 betreffen de kwaliteitsverschillen tussen de proefbehande- lingen. De verschillen in kwaliteit, zwarte vruchten, of gele vruchten zijn niet betrouwbaar.

Alleen bij 3x per week spuiten komen meer afwijkende vruchten voor. Het percentage zwarte vruchten is vooral in de laatste maand van de teelt vrij sterk afgenomen. De percentages geel, rot en afwijkende vruchten zijn in de laatste maand fors hoger geworden. In enkele gevallen was sprake van verdubbeling van niet veilbare vruchten in de laatste oogstmaand van deze proef.

Gewasontwikkeling

In beide teelten zijn gewasbeoordelingen uitgevoerd. Hiervan waren de verschillen in de stook­

teelt duidelijk aanwezig. In de herfst zijn de verschillen beduidend minder.

Bij de behandeling Silicium doseren leidde het gewas in de stookteelt in alle opzichten tot de mooiste kleur, veel omvang, een goede indruk en een lage aantasting door meeldauw. De onbehandelde planten namen een middenpositie in. Naarmate vaker met Silicium gespoten werd, nam met name de omvang van de planten af. Opvallend was dat naarmate vaker Silicium werd gespoten er minder meeldauw voorkwam op de planten. Bij 5 keer per week spuiten kon helemaal geen meeldauw worden gevonden. Op deze bladeren zat wel het meeste residu.

De duidelijk zichtbare verschillen in de stookteelt werden niet gevonden in de herfstteelt. Er werd wel minder meeldauw gevonden bij Silicium doseren. Opnieuw kwam de minste meel­

dauw voor bij de behandeling 3x per week Silicium spuiten en daar werd ook het meeste resi­

du teruggevonden. Naarmate vaker werd gespoten werd het gewas meer nadelig beïnvloed.

Alle gevonden verschillen zijn echter beduidend kleiner dan de stookteelt.

CONCLUSIE

Geen vroegheidsverschillen

Evenals eerder onderzoek, was in het begin van de teelt de invloed van Silicium nauwelijks zichtbaar. Vanaf april neemt de produktie toe. Vanaf dat moment kunnen significante verschil­

len worden aangetoond tussen wel en niet Silicium doseren.

Aan het eind van de teelt (18 juli) zijn de verschillen beduidend groot geworden. De toediening van Silicium via het druppelwater is daarbij betrouwbaar hoger. Het verschil in produktie bedraagt ruim 16%.

Spuiten negatief

Het spuiten van Silicium resulteert in produktieverlies. De plantontwikkeling gaf door het fre­

quent spuiten groeireduktie. De hoeveelheid zichtbaar residu nam sterk toe. Naarmate vaker werd gespoten nam de groei en produktie af. Deze behandelingen werden teveel verstoord door de regelmatige bespuitingen. De invloed van Silicium is daarmee niet aantoonbaar.

Toepassing op deze manier biedt praktisch gezien geen mogelijkheden.

Kwaliteit

Het gemiddeld vruchtgewicht blijkt door Silicium doseren minder sterk toegenomen te zijn. Er blijken dus meer vruchten geoogst te worden. Door minder zwarte vruchten is het percentage export hoger.

Gewasontwikkeling en meeldauw

Aan het eind van de stookteelt steken de planten met Silicium gedoseerd druppelwater met 'kop en schouders' boven de andere behandelingen uit. Getuige het hogere aantal vruchten hebben zich bij Silicium doseren meer bladeren afgesplitst dan bij onbehandeld. De kleur, omvang en infektiedruk van de meeldauw waren van de behandelde planten beter dan van de onbehandelde planten. De bespoten planten waren naarmate vaker werd gespoten minder van uiterlijk. Een zeer opvallend detail was de aanwezigheid van meeldauw. Op de regelmatig bespoten planten (3 en 5 keer) kwam geen meeldauw voor. Op de planten die één keer wer­

den gespoten kwam wel meeldauw voor, maar minder dan onbehandeld. Bij het doseren van Silicium werd nog iets minder meeldauw aangetroffen. Hierdoor kon de chemische bestrijding worden uitgesteld, maar heeft niet kunnen leiden tot afstel.

Najaar tegenstrijdig

De produktieverhoging door Silicium in de eerste stookteelt in 1993 (+ 11%) en in de tweede langere stookteelt (+16%) wordt niet gevonden in de najaarsteelt. Zowel door Silicium te dose­

ren (1,0 en 0,5 mmol) alsmede te spuiten (1 en 3 keer per week) blijken geen overtuigende effecten. De gewasgroei reageerde in het najaar evenmin. Doordat al vroeg in de teelt tegen

(14)

meeldauw moest worden ingegrepen kon het effect door Silicium niet worden vastgesteld.

Onduidelijk is waarom er in het najaar geen produktieverhoging kon worden vastgesteld.

Samenvattend

Silicium blijkt door doseren in de stookteelt een aanzienlijke produktieverhoging te geven en een verbetering van de kwaliteit. Bovendien is de aantasting door meeldauw kleiner. In het najaar kon in deze proef geen produktieverhoging aangetoond worden.

GESLOTEN TEELTSYSTEEM ZW559A

TEELTKUNDIGE ASPECTEN VAN EEN GESLOTEN SYSTEEM (1e fase) OP SEMI-PRAKTIJKSCHAAL MET BOTERSLA (vervolg 1993) EN RADIJS

INLEIDING

Voorgaand seizoen is een start gemaakt met onderzoek naar een gesloten teeltsysteem voor glasgroenten. Door substraatteelt is een gesloten systeem vrij gemakkelijk te realiseren. Voor de teelt van 'grondgebonden' oftewel éénmalig oogstbare gewassen ligt deze eis moeilijker.

Deze gewassen worden volvelds geteeld en geplant of ter plaatse gezaaid.

Door het aanbrengen van folie op de kasgrond, waarin een drainage-systeem voor de opvang van water is aangebracht, worden de teeltmogelijkheden van diverse gewassen onderzocht. Na het afronden van het onderzoek met botersla zullen ook knolgewassen (radijs), andere blad­

gewassen (andijvie, veldsla) en een vruchtgroentegewas (komkommer) op dit systeem geteeld worden. Dit onderzoek vindt plaats in het najaar van 1994 en in 1995.

Dit onderzoek is een onderdeel van het projekt 'ontwikkeling en toetsing van gesloten bedrijfs­

systemen voor de glastuinbouw'. Dit projekt wordt op drie lokaties uitgevoerd, nl. het PTG in Naaldwijk en op semi-praktijkschaal op de ROC's in Horst en Westmaas.

PROEFOPZET

De proefopzet en -factoren verschillen per lokatie. De uitgangspunten en uitvoering van de sys­

temen zijn hetzelfde. Door uitwisseling van ervaringen en resultaten worden verschillende teelt­

wijzen gelijktijdig uitgevoerd en geëvalueerd tussen de drie onderzoekslokaties.

Het onderzoek in Westmaas is onderverdeeld in drie factoren:

I. teeltmedium

II. laagdikte teeltmedium III. watergeefsysteem

Het uitgangspunt is twee substraten met ieder twee laagdikten en twee watergeefsystemen.

Hierdoor worden 4 behandelingen met elkaar vergeleken met elk 3 herhalingen.

I. Teeltmedium:

De eigen kasgrond van Westmaag is een kleigrond en ongeschikt om afgesloten van de onder­

grond in te kunnen telen. Met name de ongunstige lucht/waterverhouding is hier de belangrijk­

ste oorzaak van. Op ROC Horst wordt wel eigen kasgrond mede onderzocht op folie, in een laagdikte van 30 en 40 cm.

Een tweetal alternatieve materialen zijn in voorafgaand onderzoek op het PTG als mogelijk bruikbare teeltmedia in de proef opgenomen.

Dit zijn: grof metselzand (als vergelijking ook in Horst) IJslands puimsteen (fractie 1 -3 mm)

II. Laagdikte teeltmedium:

Teneinde de economische haalbaarheid van het systeem zoveel mogelijk reëel te houden moet van een zo klein mogelijke laagdikte worden uitgegaan. Omdat het teeltmedium één van de grootste kostenposten is, ligt het voor de hand dat de laagdikte een grote rol speelt in de tota­

le kosten van het systeem.

In deze proef worden 2 laagdikten onderzocht.

Dit zijn: 15 cm 25 cm III. Watergeefsysteem:

De traditionele manier van watergeven bij grondgebonden teelt is nog steeds beregenen van bovenaf. Met behulp van het drainsysteem kan echter ook het watergeefsysteem omgedraaid worden, waardoor water van onderaf kan worden gegeven.

(15)

Het watergeven van onderaf kan op verschillende manieren. Door middel van een niveaurege­

ling (bijv. eb/vloed) of een vast niveau onderin de teeltbedden.

De systemen zijn: bovenaf (beregenen) onderaf (niveauregelen)

De inzet van de watergeefsystemen zijn afhankelijk van het teeltseizoen, het groeistadium en de algehele omstandigheden en kan'wisselend worden ingezet.

Teeltsysteem: uitvoering en gebruikte materialen

De vakgrootte bedraagt 3,20 m x 7,50 m. Hierin ligt een stoombaar folie, type LDPE, van 0,8 mm dik. Dit folie bevat geen weekmakers, maar wel Carbon Black, In de vakken liggen 3 PP- drainslangen. Middels een ondergronds leidingsysteem wordt het water verzameld in een drainput. Via een meetstraat kan het water van hieruit naar een opslagsilo wordt getranspor­

teerd, waar het opnieuw door recirculatie als gietwater gebruikt kan worden. De leidingmate­

rialen in de kas zijn van stoombare PP-leidingen.

PROEFOMSTANDIGHEDEN Teeltgegevens 1994

Tabel 1. Algemene gegevens.

gewas ras zaaidatum plantdatum oogstdatum planten/m2

teelt 4 kropsla' Maestro 5 okt. 5 nov. 28 febr. 15,2 (grond 14,5 st) teelt 5 kropsla Flora 8 febr. 10 maart 27 april 20,8 (grond 19,4 st) teelt 6 kropsla Rex 29 april 17 mei 30 juni 20 (grond 19 st) teelt 7 radijs . Saxa Nova 14 sept. n.v.t. 14 okt. 250 zaden teelt 8 radijs Pluto 19 okt. n.v.t. 20 dec. 275 zaden

Teeltverloop/gewasbescherming Teelt 4: kropsla

Deze winterteelt heeft zonder veel afwijkende weersomstandigheden plaatsgevonden. Er is gestart met watergegeven van bovenaf m.b.v. beregening voor een goede weggroei van het plantmateriaal. Het watergeven werd 's ochtends uitgevoerd, max. 1 gietbeurt per dag bij zoveel mogelijk drogend weer. Per gietbeurt werd gemiddeld 7-10 liter water/m2 gegeven. Het teveel aan water werd uitgedraineerd boven een vast waterniveau. Na twee weken is, mede vanwege een stuifbehandeling tegen smet, niet meer van bovenaf watergegeven en is het vaste waterniveau op peil gehouden door het watergeven van onderaf via dit niveau.

Afhankelijk van de buitenomstandigheden is vanaf 1 maand na het planten gemiddeld één keer per 7-10 dagen een grote gietbeurt via de beregening gegeven, waarbij het vaste waterniveau volledig is vervangen en ververst. De gewasbescherming is met een smetbestrijdingsschema uitgevoerd. Gezien de goede ervaringen uit eerdere winterteelten kropsla is de smetbestrijding uitgevoerd door stuiven i.p.v. spuiten. De meeldauwbestrijding is preventief met het Aliette schema uitgevoerd.

Door de langdurige teelt ontstond uitval door pythium.

Teelt 5: kropsla

De teelt heeft onder overwegend donkere weersomstandigheden plaatsgevonden. Er is van bovenaf watergegeven door middel van beregening. Bij de substraatbedden is in de ochtend­

uren bij voldoende straling watergegeven, max. 1 gietbeurt per dag. Per gietbeurt werd gemid­

deld 10-15 liter water/m2 gegeven. De gewasbescherming is met een normaal smetbestrij­

dingsschema uitgevoerd. De meeldauwbestrijding is met het Aliette-schema uitgevoerd.

Teelt 6: kropsla

De teelt heeft önder overwegend wisselvallige omstandigheden plaatsgevonden. Zomerse omstandigheden hebben zich in de laatste decade voor de oogst voorgedaan. Aan het eind van de teelt liep de buitentemperatuur op tot 30 °C. De watergift-strategie was in het laatste deca­

de afgestemd op de grotere verdamping. Er is gestart met een matig hoog niveau van uitdrai- neren. Na 1 week is het niveau in 10 dagen verlaagd naar 4 cm. De waterbehoefte is door bere­

genen 2 tot 3x per week aangevuld. Het waterniveau diende hierbij als vochtbuffer. Het teveel gegeven water is als drainwater afgevoerd. Er is telkens 1 gietbeurt per dag gegeven. Dit gebeurde om 6.00 uur 's ochtends. Per gietbeurt werd 10-15 liter water/m2 gegeven. De gewasbescherming is met de laagst voorgeschreven dosering van het smetbestrijdingsschema uitgevoerd. Een meeldauwbestrijding heeft niet plaatsgevonden.

(16)

Omwille van het klimaat en ter voorkoming van rand is tijdens de hoge temperaturen in de nanacht enkele dagen een broes gegeven met de beregening.

Teelt 7 + 8: radiis

Er is voor zover als mogelijk getracht op praktijkschaal teeltmaatregelen uit te voeren. De tem- peratuurbehoefte, het opstoken en afluchten zijn toegespitst op de behoefte van het ras en het seizoen. Na kieming is een verwarmingstemperatuur aangehouden van 7-7,5 °C s'nachts en 11-11,5 °C overdag.

De gewasbescherming is op gebruikelijke wijze na het zaaien door een smetbestrijding uitge­

voerd. Er hebben geen overige gewasbespuitingen plaatsgevonden.

In de eerste teelt van radijs is een EC aangehouden van 2,4 mS. In de tweede teelt van radijs is een EC aangehouden van 3,0 mS. Ondanks deze vrij hoge EC was glazigheid een regel­

matig terugkerend probleem. Door scherp luchten, continu ventileren met de kachels en gevel­

ventilatoren, is de glazigheid en guttatie tegengegaan.

In de derde teelt van radijs is begonnen met een EC van 2,4 mS tijdens de opkomstperiode (beregenen) en is de teelt voortgezet met een EC van 2,6 mS bij het onderlangs watergeven.

Uitvoering en waarnemingen Teelt 4: kropsla

Er zijn vaste water-niveaus aangehouden. In beide substraatmaterialen is bij de laagdikte 15 cm begonnen met een niveau op 10 cm (vanaf de onderzijde gerekend). Bij 25 cm is met 15 cm begonnen. Beide zijn periodiek (éénmaal per 10 dagen) stapsgewijs met 2,5 cm verlaagd naar 5 cm. Deze waterlaag is tot het eind van de teelt aangehouden. In een vergelijkbare afde­

ling met kasgrond is sla van dezelfde partij gelijktijdig geteeld. Van de objecten is de produktie bepaald en zijn nitraatmonsters genomen. Er zijn per object 80 kroppen geoogst en gewogen.

Tabel 2. Registratie watergift.

substraat watergift totaal drain totaal verdamping totaal

puimsteen 25 cm 365 206 159

puimsteen 15 cm 165 113 52

zand 25 cm 292 109 183

zand 15 cm 222 79 143

kasgrond 40 - - •

In tabel 2 is de registratie van de watergift weergegeven. De weergegeven cijfers zijn middels weekregistratie tot stand gekomen. De EC van het gietwater bedroeg gemiddeld 2,6 mS.

De vochtvoorziening in het puimsteen is tijdens de periode van het stopzetten van de boven- beregening (week 41 tot 44) voortgezet door eenmaal per week water van onderaf te geven en vervolgens daarna weer als drainwater het teveel af te voeren.

Teelt 5: kropsla

Er zijn vaste waterniveaus als vochtbuffers aangehouden. Daarboven is het teveel aan water als overdrain afgevoerd en hergebruikt. In het zand is bij 15 cm begonnen met een niveau op 12 cm (vanaf de onderzijde gerekend). Bij 25 cm is met 20 cm begonnen. Beide zijn wekelijks stapsgewijs met 5 cm verlaagd naar 5 cm. Bij het puimsteen is bij 15 cm met 10 cm begonnen en wekelijks met 5 cm verlaagd tot uiteindelijk een 2,5 cm niveau, welke is aangehouden tot het eind van de teelt. Bij puimsteen 25 cm is met een waterniveau van 20 cm begonnen. In een vergelijkbare afdeling met kasgrond is sla van dezelfde partij gelijktijdig geteeld. Van de objec­

ten is de produktie bepaald en zijn nitraatmonsters genomen. Er zijn per object 80 kroppen geoogst en gewogen.

Tabel 3. Registratie watergift.

substraat watergift totaal drain totaal verdamping totaal

puimsteen 25 cm 153 34 119 "

puimsteen 15 cm 134 61 73

zand 25 cm 181 20 161

zand 15 cm 117 27 90

kasgrond 70 - -

In tabel 3 zijn de resultaten van de registratie van de watergift weergegeven.

De cijfers zijn door weekregistratie tot stand gekomen. De EC van het gietwater bedroeg gemiddeld 2,0 mS.

(17)

Teelt 6: kropsla

Er zijn tot het eind van de teelt water niveaus aangehouden. In het zand en puimsteen is bij 15 cm begonnen met een niveau van 10 cm (vanaf de onderzijde gerekend). Bij 25 cm is met 15 cm begonnen. Beide zijn stapsgewijs met 2,5 cm verlaagd naar 2,5 cm. In een vergelijkbare afdeling met kasgrond is sla van dezelfde partij gelijktijdig geteeld. Van de objecten is de pro- duktie bepaald. Er zijn per object 96 kroppen geoogst en gewogen.

Tabel 4. Registratie watergift.

substraat watergift totaal drain totaal verdamping totaal

puimsteen 25 cm 206 36 170

puimsteen 15 cm 169 37 132

zand 25 cm 193 26 167

zand 15 cm 166 39 127

kasgrond 114 - -

In tabel 4 is de registratie van de watergift weergegeven.

De cijfers zijn door middel van weekregistratie tot stand gekomen. De EC van het gietwater bedroeg gemiddeld 1,9 mS.

Teelt 7 en 8: radiis

De vraag hoe met de watergift moet worden omgegaan is één van de belangrijkste knelpunten en onzekerheden. Mede bepaald door de opgedane ervaringen in het vooronderzoek en erva­

ringen vanuit de praktijk is gekozen voor de volgende opzet.

Vanaf het zaaien wordt in eerste instantie uitsluitend watergegeven door middel van berege­

ning. Onderin het substraatbed wordt een vaste waterlaag aangehouden die bestaat uit 50%

van de totale laagdikte. Het teveel aan water wordt als overdrain afgevoerd en hergebruikt. Na 1 week wordt begonnen het vaste waterniveau, dat dient als vochtbuffer, langzaam te verlagen.

Dit gebeurt totdat bij de radijs de eerste echte blaadjes ontstaan. Vanaf dat moment wordt over­

gegaan op onderdoor watergeven. De bovenberegening wordt vanaf dat moment tot het einde van de teelt niet meer gebruikt. In principe wordt het watergeven door een startcontact gere­

geld. Het aangehouden niveau is gelijkgehouden met de onderkant van het substraatsysteem.

Het aanhouden van een waterlaag onderin het substraat leidt met name in een beperkte laag­

dikte (15 cm) tot een blijvend te nat en vochtig wortelmedium. In feite is door het instandhou­

den van een nul niveau steeds gezorgd voor het vol houden van het drainagesysteem. Het drai­

nagesysteem ligt verdiept onder het nul niveau (de bodem). Door capillaire opstijging kan hier­

door het substraatmateriaal zichzelf op voldoende vochtcapaciteit houden. Deze strategie is in teelt 1 en 2 gevolgd. In teelt 3 is omwille van het ras en het jaargetijde getracht zo droog moge­

lijk te telen. Hierdoor is in de eerste vijf dagen ongeveer 5 mm per dag door de beregening gegeven. Het zand had wat meer behoefte dan het puimsteen. Bovendien is al het teveel gege­

ven water volledig uitgedraineerd. Daarna is niet op een automatische niveauregeling water- gegeven. Er is incidenteel op basis van indroging en behoefte watergegeven. Dit gebeurde van onderaf door het tijdelijk inbrengen van een vast waterlaagje gedurende een korte periode van enkele uren.

In tabel 5 en 6 zijn de hoeveelheden water in liter per vierkante meter aangeduid. Deze wijze van watergeven heeft invloed op de registratie van de watergift en drain. Bij het watergeven van onderaf, met behulp van de drains, is er uiteraard geen registratie van drainagewater. In dat geval is het cijfermateriaal van de verdamping meer maatgevend. De weergegeven cijfers betreffen gemiddelden per periode van 4 weken, of een gedeelte daarvan, voor zolang de teelt duurde.

Tabel 5. Registratie watergift eerste radijsteeit (teelt 7).

totaal wateropname per week

gift drain gem. % drain 37 38 39 40 41

puimsteen 25 79,07 40,91 27 18,94 8,28 5,87 4,67 8,99 puimsteen 15 68,04 25,24 20 22,03 4,23 5,57 5,76 12,85

zand 25 79,79 40,92 61 17,00 8,18 4,43 6,44 8,43

zand 15 66,57 31,73 27 14,77 7,63 7,10 6,81 5,35

(18)

In tabel 5 is de registratie van de watergift van de eerste radijsteelt (teelt 7) weergegeven. In het overzicht zijn de hoeveelheden water in liters per vierkante meter aangegeven. In de gro­

tere laagdiktes is zowel de gift als drain per vierkante meter hoger dan in de kleinere laagdik- tes. De overige cijfers verschillen weinig van elkaar. De wateropname cijfers volgen de gewas­

ontwikkeling. In de eerste teeltweek wordt na het zaaien frequent watergegeven. Daarna neemt de opname af. Door weinig gewasbedekking van gewas is er sprake van verdamping door het teeltmedium. Vanaf halverwege tot het eind van de teelt hebben de cijfers betrekking op wer­

kelijke opname en verdamping door het gewas.

Tabel 6. Registratie watergift tweede radijsteelt (teelt 8).

totaal wateropname per week

gift drain gem. % drain 42-43 44-45 46-47 48-49' 50-51 puimsteen 25 93,69 47,29 35 27,03 6,74 0,00 10,84 2,28 puimsteen 15 65,02 39,75 31 22,86 0,00 1,20 3,94 1,96

zand 25 75,37 20,47 52 33,65 3,42 2,02 11,39 4,65

zand 15 72,22 31,96 21 24,08 6,39 1,79 6,2 1,99

In tabel 6 is de gerealiseerde watergift van de tweede radijsteelt (teelt 8) weergegeven.

De langdurige teeltperiode, gaf aanleiding het water in het systeem met enige regelmaat te ver­

v e r s e n . D i t g e b e u r d e v a n a f w e e k 4 6 t o t h e t e i n d v a n d e t e e l t m e t e e n r e g e l m a a t v a n 7 - 1 0 dagen. Afhankelijk van de buitenomstandigheden, werd ook soms geen watergegeven.

Hierdoor werd een indroging en verlaging van het vochtpercentage van het wortelmedium bereikt. Hierdoor zijn alle weekcijfers van de wateropname slechts een indicatie. De totalen zijn gerealiseerde cijfers.

RESULTATEN Teelt 4

Tabel 7. Produktiegegevens kropsla teelt 4.

substraat nettogewicht (kg/1 OOstuks) afval %

puimsteen 25 cm 36,1 11,1

puimsteen 15 cm 39,9 11,1

zand 25 cm 39,2 10,4

z§md15cm 38,5 10,1

kasgrond 34,1 14,0

In tabel 7 zijn de produktiegegevens van de 4e teelt van een kropslateelt weergegeven. Over de kwaliteit van het gewas was weinig aan te merken. Er was weinig smet en geel blad. De omvang was voldoende echter in vergelijking met de kasgrond enigszins minder. De hartvulling was van de substraten beter dan van de grond. De verschillen in nitraat tussen de beide sub­

straatmaterialen zijn matig. De N-cijfers verschillen veel in vergelijking tot de kasgrond.

In gewasontwikkeling konden weinig verschillen worden aangetoond. De kroppen van puim­

steen waren groter dan van zand. Er zijn geen verschillen waarneembaar tussen de dikten 15 en 25 cm. Het gewas van de beide substraatmaterialen verschilde daarin weinig. Over het alge­

meen waren de kroppen van het puimsteen wat donkerder van kleur dan zand. Lichter van kleur zijn de kroppen van de grondteelt. Verschillen in kropvulling, uniformiteit en weggroei waren er niet tussen de substraten.

Lage bodemtemperaturen en een vochtig milieu gaven gemiddeld bijna 6% uitval door Pythium.

De uitval betrof vooral de middelste herhaling binnen de onderzoeksobjekten. Er kan geen ver­

band worden aangetoond tussen de behandelingen.

Opvallend waren ook de constant lagere bodemtemperaturen in de substraten in vergelijking met de grondteelt. De ingestelde temperatuurinstellingen waren tussen beide kasafdelingen gelijk. Het temperatuurverschil bedroeg 0,5 -1,0 °C.

Door de langdurige teelt neemt de kans op ziekten en uitval toe. In deze teelt werd relatief meer uitval geconstateerd dan andere teelten.

(19)

Teelt 5:

Tabel 8. Produktiegegevens kropsla teelt 5.

substraat nettogewicht (kg/1 OOstuks) afval %

puimsteen 25 cm 28,1 9,2

puimsteen 15 cm 25,2 9,4

zand 25 cm 27,0 9,9

zand 15 cm 25,5 8,7

kasgrond 26,9 10,4

In tabel 8 zijn de produktiegegevens van teelt 5 met kropsla vermeld. De kwaliteit van het gewas was goed. Er was weinig geel blad en smet. De omvang van de kroppen van zowel het zand als puimsteen bleef achter bij de kroppen van de kasgrond. De hartvulling was van de substraten beter dan van de grond. De verschillen in kropgewicht tussen de teelt in zand en de teelt in puimsteen zijn niet betrouwbaar. Het kropgewicht van 25 cm geeft bij beide substraat­

materialen een betrouwbaar hoger kropgewicht.

De verschillen in nitraat tussen de beide substraatmaterialen zijn wisselend. De N-cijfers ver­

schillen veel in vergelijking tót de kasgrond. In gewasontwikkeling zijn tussen de substraten onderling kleine verschillen. De kroppen van het puimsteen waren royaler van omvang en had­

den gemiddeld een wat betere kleur. Van het puimsteen was de onderkant minder dan van de kroppen van het zand. Er zijn geen verschillen waarneembaar tussen de dikten 15 en 25 cm.

Het gewas van de beide substraatmaterialen verschilde onderling weinig. Lichter van kleur waren de kroppen van de grondteelt. Verschillen in kropvulling, uniformiteit en weggroei waren er niet tussen de substraten.

De ervaringen met waterhuishouding van de substraatmaterialen zijn in deze voorjaarsperiode door het aanhouden van een blijvend waterniveau aangevuld door regelmatig beregenen beter.

De aangehouden waterniveaus vormen een goed hulpmiddel (vochtbuffer) om niet dagelijks te hoeven beregenen. De hogere start met de waterniveaus gaven goede ervaringen. Naar gelang de groeisnelheid van het gewas wordt de waterhoogte aangepast aan de wortelgroei.

Overigens wordt hierbij opgemerkt dat de doorworteling in het zand beter verloopt dan in het puimsteen. Het puimsteen is onderin het teeltsysteem sterk verdicht door relatief veel fijnere delen. Hierin verloopt de beworteling moeilijk. De wortelpruik is daardoor niet groter dan een grote vuist. De wortelpruik van de kroppen van het zand is bijna net zo groot als de krop zelf.

Teelt 6:

Tabel 9. Produktiegegevens kropsla teelt 6.

substraat nettogewicht (kg/1 OOstuks) afval %

puimsteen 25 cm 37,85 17,2

puimsteen 15 cm 39,41 12,7

zand 25 cm 39,41 11,7

zand 15 cm 38,52 13,3

grond 41,70 14,7

In tabel 9 zijn de produktiegegevens vermeld van de kropslateelt. De kwaliteit van het gewas was goed. De onderlinge verschillen zijn niet groot. Over het algemeen was de bovenkant van het puimsteen mooier wat betreft kleur en hartvulling. De kroppen van het zand hadden een mooiere onderkant. Aanslag, geel blad en graterigheid werd bij zand beter beoordeeld. De omvang van de kroppen van zowel het zand als puimsteen waren beperkt in vergelijking met de grondteelt. De kroppen van de kasgrond waren royaler, maar de hartvulling was minder van de grond.

Tussen de laagdiktes onderling waren de verschillen in gewasontwikkeling klein. De kroppen van het puimsteen waren royaler van omvang. Er zijn geen verschillen waarneembaar tussen de dikten 15 en 25 cm. Het gewas van de beide substraatmaterialen verschilde onderling wei­

nig. De kroppen van de grondteelt waren lichter van kleur. Er waren geen verschillen in krop­

vulling, uniformiteit en weggroei tussen de substraten.

(20)

De ervaringen met waterhuishouding van de Substraatmaterialen zijn in deze late voorjaars- zomerteelt door het matige buitenklimaat goed te noemen. Er hoefde niet dagelijks beregend te worden. Er is nauwelijks vaker water gegeven dan in de grondteelt. De aangehouden water­

niveaus zijn een goed hulpmiddel om niet dagelijks te hoeven beregenen en dienden in de tus­

senliggende periodes tussen de gietbeurten als vochtbuffer. De hogere start met de waterni­

veaus tijdens het aanslaan van het plantmateriaal geven goede ervaringen.

Teelt 7: radiis

Tabel 10. Produktiegegevens radijs 1e teelt.

gewicht (per stuk) knoldikte bladlengte knol bladkleur

knol blad vorm kleur

puimsteen 25 cm 4,76 3,03 23,3 16,3 6,3 7,0 6,0

puimsteen 15 cm 4(31 3,18 23,6 17,8 6,3 6,3 5,3

zand 25 cm 4,54 3,75 24,6 18,8 5,3 6,7 5,7

zand 15 cm 5,12 3,43 25,5 17,7 6,0 6,3 6,0

In tabel 10 zijn de produktie gegevens van de 1e teelt met radijs (teelt 7) weergegeven. De ver­

schillen in gewicht van knol en blad tussen de laagdiktes zijn klein en wisselvallig. Er zijn klei­

ne verschillen tussen de substraatmaterialen. Daarbij geven de knollen en het blad van het zand een hogere produktie. De onderlinge verschillen zijn onduidelijk tussen de knoldiktes en lengte van het blad. De vorm en kleur van de knol zijn van puimsteen iets beter. De verschillen zijn echter klein.

Tabel 11. Kwaliteitswaarnemingen radijs 1e teelt (teelt 7).

% oogstbaar

% klasse 1

oogstbaar

% klasse 2 % gescheurd

% nieten

puimsteen 25 cm 87,1 51,9 11,6 36,5 12,8

puimsteen 15 cm 78,9 61,6 12,9 25,4 21,1

zand 25 cm 73,2 62,7 22,0 15,3 26,7

zand 15 cm 81,2 75,6 12,2 12,2 18,8

In tabel 11 zijn de kwaliteitswaarnemingen van de 1e teelt weergegeven. Tussen het percenta­

ge oogstbaar zat onderling weinig verschil. Het % klasse 1 is het hoogst van zand 15 cm dik en het laagst van puimsteen 25 cm. Het % klasse 2 verschilt weinig van elkaar, behalve de laagdikte 25 cm bij het zand. In één van de herhalingen kwamen veel twijfelachige knollen voor.

De knollen van het zand waren over het algemeen mooier. Het percentage gescheurde knollen was bij puimsteen duidelijk hoger aanwezig. Het % nieten was van het zand hoger dan van puimsteen. Het totaal % oogstbare knollen was daardoor bij puimsteen hoger, maar door het hogere aantal gescheurde knollen, was het uiteindelijke veilbare knollen lager dan van zand.

De algehele groeiomstandigheden van de 2e teelt vonden plaats in de meest ongunstige teelt­

periode van het jaar. De lange teeltduur, gaf deze teelt een minder positief beeld dan de voor­

afgaande teelt.

Met name bij puimsteen kwam aanslag voor op de knol, hetgeen de presentatie niet ten goede kwam. Ook was er duidelijk sprake van meer wortelvorming. Opvallend was eveneens het lange blad en de geelverkleuring van de lobbladeren. Hierop kwam meeldauw voor, evenals op de knollen van het puimsteen. Ondanks de hoge EC van 3,0 mS kwam zeer regelmatig gutta- tie voor bij de bladeren. Tijdens donkere dagen kwam regelmatig glazigheid van de bladeren voor. Door ventileren met de kachels en ruim luchten kon de glazigheid telkens worden tegen­

gegaan. Rekening houdend met de raseigenschappen (Pluto heeft ook onder praktijkomstan­

digheden in dezelfde periode) vergelijkbare moeite met groei en kwaliteit. Ook de te hoge zaai­

dichtheid in de lichtarmere onderzoekskas van het ROC heeft hier extra bijgedragen. In de derde teelt zal hiermee rekening worden gehouden en met een lagere zaaidichtheid worden gezaaid. De snelheid is redelijk vergelijkbaar. Over het algemeen stond het gewas op het zand er beter bij dan op het puimsteen. Het maaiveld van dit teeltmedium was gedurende de gehe­

le teelt continu vochtig. Ook de laagdikte 15 cm was in vergelijking met 25 cm bij beide sub­

straten aan de bovenkant te vochtig. Wel had de onbedoelde lagere standdichtheid van de radijs op het zand een positieve uitwerking op de groei en kwaliteit. Ondanks gelijke zaaibe- handeling en zaaidichtheid missen een aantal zaden de kieming en/of uitgroei. De eerderge­

(21)

noemde beharing van het staartje van de kwam in deze teelt meer voor. De knollen van het puimsteen hadden meer beharing dan de knollen van het zand. De beharing van de knollen van het puimsteen was storend, van het zand was er geen sprake van overmaat. De zijwortels ston­

den bij de knollen van het zand meer haaks op het staartje.

De opbrengstgegevens van de tweede teelt radijs (teelt 8) waren op moment van verslagge­

ving nog niet bekend.

CONCLUSIE Kropsla teelten

Na het startjaar 1993 is in 1994 het onderzoek voortgezet met kropsla en radijs. De ervaringen met de substraatmaterialen zijn ongewijzigd gebleven ten opzichte van 1994. Door deze erva­

ringen kon beter worden ingespeeld op de teeltomstandigheden en behoeften van het gewas.

Hierdoor is een verdere optimalisatie bereikt. De produktieverschillen tussen de behandelingen zijn vrij klein gebleven. Dit geldt zowel voor de substraatmaterialen onderling als voor de sub- straatdikten. De produktie van de substraatbedden blijft over het algemeen achter in vergelij­

king met de kasgrondteelt. De verschillen tussen de kasgrond- en substraatteelt zijn in de loop van het onderzoek kleiner geworden.

Verwacht mag worden dat verder optimalisatie dit verschil uiteindelijk zal minimaliseren. De indruk bestaat dat de watergeefstrategie hierin een duidelijke rol speelt. Ook de omstandighe­

den bij de start van de teelt zijn essentieel. Een eventuele groeiachterstand wordt namelijk later in de teelt niet meer ingehaald. De invloed van het watergeefsysteem wordt parallel aan deze proef in een nieuw op te zetten systeem onderzocht.

Er zijn goede ervaringen opgedaan met dieper planten van het plantmateriaal. Dieper planten voorkomt een te snelle uitdroging van de perspotten, waardoor vaker moet worden waterge- geven dan gewenst is.

Het aanhouden van vaste waterniveaus is sterk afhankelijk van het teeltstadium, het teeltsei­

zoen en de laagdikte en het materiaal.

Puimsteen blijft lang vochtig aan de oppervlakte. Met dit materiaal kan met een lager waterni­

veau worden begonnen om te eindigen met een minimum niveau. Na aanslaan van het plant­

materiaal kan in puimsteen het niveau vrij snel zakken naar een minimaal niveau.

Zand droogt aan de bovenzijde vrij snel uit. Met name de grootste laagdikte heeft dit het snelst.

Onderin blijft het zand eigenlijk te nat. In de zomer moet in het begin van de teelt veelvuldig van bovenaf water wordt gegeven. Het aan te houden waterniveau is, door de matige opstijging, hoger dan puimsteen. Het water draineert gemakkelijk uit.

Van bovenaf watergeven moet bij regelmatig watergegeven worden beperkt. Er zijn minder beurten nodig om teveel produktieverlies te voorkomen. Met name de omvang wordt hierdoor negatief beïnvloed. De slakroppen van de substraatbedden hebben wel een betere hartvulling.

In het voorjaar en zomer kan de smetbestrijding worden uitgevoerd met de laagste concentra­

ties. Doordat puimsteen vochtiger blijft aan de oppervlakte treedt bij dit materiaal sneller algen- vorming op en moet eerder hogere concentraties worden toegepast.

Radijsteelten

De eerste oogst met radijs van dit teeltsysteem is kwalitatief goed beoordeeld. De radijs is als klasse I.2 geveild. Daarmee voldoet de teelt in eerste instantie aan de gestelde eisen. Het aan­

tal gescheurde knollen was te hoog. Het gebruikte ras is er echter gevoelig voor. Desondanks kwam in puimsteen een fors hoger aantal gescheurde knollen voor. Met een aantal gerichte teeltmaatregelen op het gebied van klimaat en EC is op dit probleem in te spelen.

Overmatige wortelvorming kwam niet voor. Er is tussen de substraten wel sprake van meer beharing van het staartje in puimsteen ten opzichte van zand. In het puimsteen is onderin het systeem een dichte laag gevormd van fijne delen. Dit beperkte een goede, ongestoorde groei.

Hierdoor ontstonden op knollen van het puimsteen naast de hoofdwortel nieuwe wortels. Vrij vertaald betekent dit dat de radijs op dit materiaal moeilijkheden heeft gehad met de wortel- groei.

SAMENVATTING Kropsla

In de afgelopen jaren 1993 en 1994 is met een zestal kropslateelten op het gesloten teeltsys­

teem ervaring opgedaan met de teeltkundige aspecten ervan. De resultaten hiervan zijn in ver­

slag ZW559 (1993) en bovenstaand verslag ZW559a (1994) beschreven. Er wordt verder onderzoek gedaan naar verschillende watergeefsystemen voor gesloten systemen.

(22)

De aanvankelijk vrij grote produktie achterstand met een vergelijkbare kasgrondteelt is steeds kleiner geworden. De kasgrondteelten hadden als voordeel een lagere plantdichtheid op het gesloten teeltsysteem en het centraal doseren van C02. Aan de hand hiervan zijn de verschil­

len verklaarbaar.

De onderlinge verschillen tussen de substraatmaterialen en de laagdiktes zijn klein. Zowel de produktie als kwaliteit van de kropsla was goed en veelal was de hoeveelheid smet gering in vergelijking met de kasgrond. De omvang van de kroppen op het gesloten teeltsysteem was meestal minder. Daarentegen was de hartvulling van de kroppen van het gesloten teeltsysteem vaak beter dan de kroppen van de kasgrond.

Na afloop van een zestal teelten met kropsla richten de vragen zich meer naar invloed van het watergeefsysteem. De 2e fase van het onderzoek naar gesloten teeltsystemen zal hierop gericht zijn.

Het gesloten teeltsysteem met de behandelingen van de 1e fase wordt benut met onderzoek naar de teeltkundige aspekten van andere groentegewassen op dit teeltsysteem. In middels is gestart met radijs. In 1995 vindt onderzoek plaats met o.a. andijvie en een vruchtgroentenge- was (bijv. komkommer).

Radijs

De eerste teelt gaf redelijk goede resultaten. De verschillen tussen de laagdiktes en substraat­

materialen waren niet groot. Opvallend waren het grote percentage gescheurde knollen bij het puimsteen.

De tweede teelt gaf beduidend minder goede resultaten. Vooral de kwaliteit van de knollen werd negatief beïnvloed.

Bij de teelten valt bij de wateropname en verdamping op dat in het begin van de teelt veel water door verdamping een hoog wateropname cijfer geeft. De cijfers aan het eind van de teelt zijn de verdampingscijfers van het gewas.

Het vervolg van dit onderzoek vindt plaats in 1995.

GESLOTEN TEELTSYSTEEM ZW568

2e FASE TEELTKUNDIGE ASPECTEN VAN EEN GESLOTEN SYSTEEM OP SEMI-PRAKTIJKSCHAAL MET BOTERSLA

INLEIDING

Vorig seizoen is een start gemaakt met onderzoek naar een gesloten teeltsysteem voor glas­

groenten. Het spanningsveld van de milieuwetgeving ligt voor een groot gedeelte bij de teelt van 'grondgebonden' oftewel éénmalig oogstbare gewassen. Deze gewassen worden volvelds geteeld en geplant of ter plaatse gezaaid en kunnen om technische en economische redenen niet op substraat worden geteeld.

Door het aanbrengen van folie op de kasgrond, waarin een drainagesysteem voor de opvang van water is aangebracht, met een téeltmedium, worden de teeltmogelijkheden van divérse gewassen onderzocht. In de onderzoeksverslagen ZW559 van 1993 en ZW559a van 1994 zijn de resultaten vermeld van een eerste opzet.

Bij het vergelijken van de substraatmaterialen en laagdiktes deden zich vaak dezelfde kwali­

teitsproblemen voor. De onderlinge verschillen tussen de behandelingen waren daarbij niet beduidend groot. Omdat het watergeefsysteem vaak onduidelijkheden opleverde en van invloed lijkt te zijn op de ontwikkeling van het gewas is een nieuw systeem aangelegd geba­

seerd op verschillende watergeefsystemen.

Een ander gewijzigd uitgangspunt was het terugbrengen van de laagdikte, tot een minimum aanvaardbaar teeltmedium. Ook de keuze van het substraatmateriaal werd beinvloed door de kosten. Uiteindelijk is gekozen voor grof metselzand, omwille van lage aanschafkosten, en een laagdikte van 10 cm. Hierdoor kunnen de investeringskosten behoorlijk worden verlaagd.

Mogelijkerwijs zal na het afronden van het onderzoek met botersla ook knolgewassen (radijs) of andere bladgewassen (andijvie, veldsla) en een vruchtgroentengewas (komkommer) op dit systeem geteeld worden. Eén en ander is afhankelijk van de verdere voortgang van dit projekt.

Dit onderzoek is een onderdeel van het projekt 'ontwikkeling en toetsing van gesloten bedrijfs­

systemen voor de glastuinbouw'. Dit projekt wordt op drie lokaties uitgevoerd, nl. het PTG in Naaldwijk en op semi-praktijkschaal op de ROC's in Horst en Westmaas.

(23)

PROEFOPZET De objecten zijn:

Systeem A B C D

watergeefsysteem traditioneel hoog waterniveau eb en vloed laag waterniveau

boven/onder boven onder onder onder

substraatmateriaal zand

lava zand zand

Systeem A is vergelijkbaar met de praktijk. Het gietwater wordt van bovenaf door middel van beregening gegeven. Het teveel wordt als drainwater afgevoerd en hergebruikt.

In Systeem B vindt de watergift door de drains plaats. Er wordt een vast niveau (eb) aange­

houden, als buffer, waar bovenop meerdere malen per dag een vloedniveau op wordt gegeven, welke na 30 minuten weer wordt verlaagd naar het eb-niveau. Dit eb-niveau wordt geregeld door een overloop. Het teveel aan water wordt als drainwater afgevoerd en hergebruikt. Het teeltmedium in dit systeem is lava (fractie 1-4 mm). Hiervoor is gekozen vanwege de tegenge­

stelde lucht/waterhuishouding t.o.v. zand. In dit systeem wordt een hoger eb-niveau aange­

houden als in systeem D.

In Systeem C vindt de watergift door de drains plaats. Er wordt geen niveau aangehouden. Er wordt meerdere malen per dag een vloedniveau gegeven, welke na 30 minuten weer wordt ver­

laagd. Dit water wordt als drainwater afgevoerd en hergebruikt; Het nadeel van dit systeem is de grote waterverplaatsing bij iedere gietbeurt.

Systeem D is vergelijkbaar met B. De watergift vindt plaats door de drains. Er wordt een vast niveau (eb) aangehouden, als buffer, waar bovenop meerdere malen per dag een vloedniveau op wordt gegeven, welke na 30 minuten weer wordt verlaagd naar het eb-niveau. Dit eb-niveau wordt geregeld door een overloop. Het teveel aan water wordt als drainwater afgevoerd en her­

gebruikt. In dit systeem is het teeltmedium het zand, door de ongunstige lucht/water huishou­

ding wordt een laag eb-niveau aangehouden.

In alle systemen wordt aan het gietwater de benodigde voeding toegevoegd. Er vindt geen voorraadbemesting plaats. Omdat het een 'nat' of 'waterig' systeem betreft wordt het voe­

dingsschema voor de NFT-teelt toegepast. Het water wordt tweemaal per teelt bemonsterd.

Eenmaal aan het begin of het eind (= begin volgteelt) en een monster halverwege, juist voor de kropvormingsfase.

Teeltsysteem: uitvoering en gebruikte materialen

De vakgrootte bedraagt 3,20 m x 7,50 m. Hierin ligt een stoombaar folie, type LDPE, van 0,8 mm dik. Dit folie bevat geen weekmakers, maar wel Carbon Black. In de vakken liggen 3 PP- drainslangen. Middels een ondergronds leidingsysteem wordt het water verzameld in een drainput. Via een meetstraat kan het water van hieruit naar een opslagsilo wordt getranspor­

teerd, waar het opnieuw door recirculatie als gietwater gebruikt kan worden. De leidingsmate­

rialen in de kas zijn van stoombare PP-leidingen. Voor het opzetten van het water in de drains is het inlaatpunt tegenover het uitlaatpunt.

PROEFOMSTANDIGHEDEN Teeltgegevens 1994

gewas ras zaaidatum plantdatum oogstdatum planten/m2 teelt 1 Kropsla Rex 4 aug. 18 aug. 12 okt. 17 (grond 18 st) teelt 2 Kropsla Maëstro 29 sep. 25 okt. 1995 14,8 (grond 14,5 st)

Teeltverloop/ge wasbescherming Teelt 1:

De eerste teelt (met inregeltechnische problemen) op de nieuw aangelegde substraatbedden is van start gegaan onder extreem zomerse omstandigheden. Er is in het begin van de teelt van bovenaf watergegeven m.b.v. beregening. De gebruikelijk smetbestrijding heeft plaatsgevon­

den. Met het Aliette-schema is de meeldauwbestrijding uitgevoerd.

Teelt 2:

Na de eerste (inregel)teelt is een volgteelt van start gegaan die onder najaarsomstandigheden te bewolkt en te warm van start ging. Het gewas groeide weelderig en was daardoor vrij zwak.

Er is in het begin van de teelt van bovenaf watergegeven m.b.v. beregening. Later is afhanke­

(24)

lijk van de proefbehandeling omgeschakeld naar watergeven van onderaf. De smetbestrijding is in twee fasen uitgevoerd. De eerste keer is met halve doseringen gespoten. De tweede keer is Thiram gestoven in plaats spuiten. In deze teelt is met Aliette de meeldauwbestrijding uitge­

voerd.

Uitvoering en waarnemingen Teelt 1:

Van de objecten is per objekt de produktie d.m.v. het bruto- en afvalgewicht bepaald.

Daarnaast zijn kwalitatieve waarnemingen verricht om de kwaliteitsaspekten vast te stellen. Om inzicht te krijgen in de waterstromen zijn van de behandelingen afzonderlijk door registratie de watergift, het drainwater, het percentage drainwater en de wateropname bepaald.

Teelt 2:

In deze teelt zijn evenals in de 1e teelt produktie- en kwaliteitswaarnemingen gedaan. Ook de registratie van de watergift en drain is omwille van berekening van drainpercentages en water­

opname weergegeven in dit verslag.

RESULTATEN

Tabel 1. Produktiegegevens 1e teelt.

watergeefsysteem teeltmedium nettogewicht (kg/100 stuks) afval %

A. traditioneel zand 28,4 22,6

B. hoog waterniveau lava 22,6 18,6

C. eb/vloed zand 30,6 18,9

D. laag waterniveau zand 22,7 15,4

D. laag waterniveau

kasgrond 27,6 22,8

De Objekten A (tradioneel) en C (eb/vloed) hebben betrouwbaar hogere kropgewichten dan de behandelingen B en D (niveaus). Het percentage afval is van tradioneel watergeven (A) het hoogst. Doordat in de overige behandelingen niet van bovenaf is watergegeven is de onder­

kant van het gewas beter.

De belangrijkste oorzaak voor het sterk achterblijven van de Objekten B en D is zuurstofgebrek in het wortelmedium. Het blijvend natte substraat en te weinig uitwisseling van lucht gaven een sterk vertraagde groei. Het gewas bleef achter in omvang, waardoor weinig kropvorming opt­

rad. Opvallend detail was de pleksgewijze groeiachterstand. Naarmate de afstand van het waterinlaatpunt groter werd, was het beeld duidelijker. De verklaring hiervoor kan gezocht wor­

den in het feit dat bij het aanvullen van het waterniveau bij het inlaatpunt een korte periode een pleksgewijze vloedniveau ontstond. Hierdoor werd na het wegzakken van het water een lucht- uitwisseling bereikt.

De belangrijkste kwaliteitsvergelijkingen tussen de Objekten betroffen de eerder genoemde groeiafwijkingen tussen de Objekten als gevolg van de watergeefbehandelingen.

In vergelijking met de teelt op kasgrond kwam er beduidend minder geel blad voor. In de behan­

delingen waarin van onderaf werd watergegeven werd minder geel blad en vooral weinig smet gevonden. In de standaardbehandeling waarin van bovenaf is watergegeven kwam het mees­

te geel blad en vooral veel smet voor.

De omvang van de kroppen waren voldoende, behalve de behandeling met niveauregeling. De hartvulling was van de substraten beter dan van de grond.

In de volgende teelt worden de behandelingen met de vaste waterniveaus aangepast, vanwe­

ge de teleurstellende resultaten en het feit dat in het winterseizoen problemen met zuurstof nog groter zullen worden.

Tabel 2. Registratiegegevens watergift en drain 1e teelt.

watergeefsysteem teeltmedium watergift % drain verdamping

periode 9 periode 10 periode 11 totaal gemidd. totaal A. traditioneel zand 123,28 83,16 53,03 218,39 39 61,84 B. hoog waterniveau lava 102,96 69,82 44,56 183,32 133 22,23 C. eb/vloed zand 634,49 494,07 104,78 1178,22 nb nb D. laag waterniveau zand 128,45 69,98 46,18 208,95 51 30,79

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Omdat je zonder angst voor verdriet contact wilt maken met anderen.. Omdat je je sensitiviteit en je zachtheid wilt durven inzetten in combinatie met

De gevonden persoon heeft de mogelijkheid, wanneer hij voor de „zoe- ker“ bij het startpunt komt, zich daar „vrij te klappen“, indien hij/zij roept: „1, 2, 3; naam vrij!“

In tweede termijn nuanceerde zij deze uitspraak door te stellen dat er thans geen voor­ nemens voor wijziging bestaan, maar daarmee was niet gezegd dat er nooit

IS het verzorgen en opvoeden van kinde- ren nauwelijks mogelijk. * Ouderschapsregelingen als tweede bouwsteen. De huidige regelingen rond zwangerschap en bevalling

Hoor ons loflied Heer, onze dank weerklinkt, eng'len buigen neer, uw gemeente zingt en U draagt ons hoog op uw vleugels mee.. Heel de wereld

 In de longen gaat de koolstofdioxide vanuit het bloed in de longhaarvaten naar de lucht in de longblaasjes. Bloed dat naar de

Multi-Safe is minder geschikt voor vrouwen die van nature hevig menstrueren en hier last van hebben... Gebruik van een

720 God maakt vrij In de naam van de Vader, In de naam van de Zoon, In de naam van de Geest Voor uw troon,.. Zijn wij hier gekomen En verhogen