Patiënten met chronisch obstructieve longziekte (Chronic Obstructive Pulmonary Disease, oftewel COPD) hebben moeite met ademhalen. Hierdoor is alles wat enige inspan
ning kost moeilijker. Benauwdheid, hoesten, vermoeidheid en verminderde spierkracht zijn ziektesymptomen die bij COPD op de voorgrond staan. Ook bij normale activiteiten zoals aankleden, boodschappen doen en eten ervaren deze patiënten belemmeringen. Exacerbaties (longaanvallen) en comorbiditeit zoals osteoporose, cardiovasculaire aandoe
ningen en diabetes mellitus, kunnen de ziektelast vergroten.
Nutritional assessment
Nutritional assessment is de eerste stap in het methodisch handelen van de diëtist. Het doel is systematisch informatie verzamelen waarmee je aan voeding gerelateerde aandoe
ningen kunt identificeren en verbanden kunt leggen tussen de voedingsinname en de voedingsproblemen die spelen.1 Door die informatie te analyseren, kun je de diëtistische diagnose formuleren. Daarmee kun je doelen en een behan
delplan opstellen, om vervolgens de effecten van (interdisci
plinaire) voedingsinterventie te monitoren.1 Bij patiënten met COPD is vaak sprake van een of meerdere aan voeding gerelateerde aandoeningen. Dit wordt in de praktijk echter
niet altijd vastgesteld.2 Het niet herkennen van (tegelijk voorkomende) aan voeding gerelateerde aandoeningen is problematisch. Wat je niet herkent, kun je immers ook niet adequaat behandelen.
Aan voeding gerelateerde aandoeningen
Ondervoeding, sarcopenie en kwetsbaarheid
De diagnose ondervoeding is in principe niet ziektespecifiek.
In 2018 heeft het Global Leadership Initiative on Malnutrition (GLIM) consensuscriteria voor het vaststellen van onder
voeding opgesteld.3 Deze consensuscriteria gelden wereld
wijd als de nieuwe standaard voor het vaststellen van ondervoeding, ook in Nederland. De criteria beschrijven twee stappen. De eerste stap is screening op het risico op ondervoeding met een gevalideerd instrument. Wanneer sprake is van een verhoogd risico op ondervoeding, wordt in de tweede stap vastgesteld of een patiënt ondervoed is op basis van fenotypische en etiologische criteria, en in welke mate, op basis van aanvullende fenotypische criteria.4 Bij ernstige aan ziekte gerelateerde ondervoeding met inflam
matie moet gedacht worden aan cachexie. Voor het vaststel
len van sarcopenie volgens de European Working Group on
OVERZICHTSARTIKEL
Ontwikkelingen in
nutritional assessment bij COPD-patiënten
Bij patiënten met COPD is vaak sprake van een of meerdere aan
voeding gerelateerde aandoeningen. Dankzij nieuwe methoden op
het gebied van nutritional assessment kunnen deze aandoeningen
sneller worden vastgesteld en adequaat worden behandeld. In dit artikel
bespreken we een aantal van deze ontwikkelingen.
Sarcopenia in Older People 2 criteria (EWGSOP2), is het van belang om kracht (handknijpkracht of Chair Stand test) en fysieke performance (loopsnelheid, Short Physical Perfor
mance Battery, Timed Up and Go test of 400 meterloop
test) te meten. Aanvullend kan de vetvrije massa worden bepaald.5
Het multidimensionale construct kwetsbaarheid is relatief nieuw; er zijn nog geen internationale consensuscriteria voor beschikbaar. Desondanks is in Nederland de Evaluative Frailty Index for Physical activity (EFIP) ontwikkeld en gevali
deerd. Deze wordt gebruikt in onderzoek naar patiënten met COPD.6 De klinische kenmerken van ondervoeding (waar
onder cachexie), sarcopenie en kwetsbaarheid kunnen met elkaar overeenkomen, omdat al deze aandoeningen tot op zekere hoogte gekenmerkt worden door verlies van spier
massa en spierkracht. Ondervoeding en sarcopenie kunnen ook tegelijkertijd voorkomen. Omdat de oorzaken verschil
len, zijn ook het behandelplan en de prognose anders. Uit onderzoek bij patiënten met COPD die aan een revalidatie
programma begonnen, bleek dat ondervoeding en kwets
baarheid bij veertig procent van deze patiënten tegelijk voorkomen.6
Overgewicht en obesitas
Naast ondervoeding en sarcopenie zijn overgewicht en obesitas ook veelvoorkomende aan voeding gerelateerde problemen bij COPDpatiënten. De gelijktijdige aanwezig
heid van kenmerken van ondervoeding met overgewicht of obesitas wordt door de WHO de ‘double burden of malnutri
tion’ genoemd. Dit wordt gezien als een wijdverbreid, maar zeer onderbelicht probleem, omdat overgewicht en obesitas een lage spiermassa kunnen maskeren. En een lage spier
massa is een belangrijk kenmerk van bijvoorbeeld aan ziekte gerelateerde ondervoeding of sarcopenie.7 Het is een taak van de diëtist om dit type gemaskeerde ondervoeding tijdig te signaleren. Dit kan door gebruik te maken van methoden voor het beoordelen van de spiermassa bij patiënten.
Belang spiermassa
Doordat patiënten met COPD vaak een verminderde spier
massa, kracht en inspanningstolerantie hebben, is het voor hen van groot belang de spieren zoveel mogelijk te behou
den en op te bouwen door training en adequate voeding.
Fysieke activiteit stimuleert spiereiwitsynthese, vermindert afbraak van spiereiwit en stimuleert spiergroei.4 Dit maakt het extra belangrijk om fysieke inspanning en krachttraining bij patiënten met COPD te beschouwen als onderdeel van het interdisciplinaire behandelplan. Daarnaast maakt fysieke activiteit de spieren gevoeliger voor aminozuren uit voedings eiwitten. Bij inname van voldoende eiwit wordt de spier eiwitsynthese verder gestimuleerd en kan de spier
massa toenemen.4 Tevens verbetert fysieke activiteit signi
ficant het fysiek functioneren, zoals de loopsnelheid, het opstaan uit een stoel en de balans.4 Die verbetering van de fysieke functionaliteit is overigens zeker niet alleen toe te schrijven aan een grotere spiermassa, maar onder andere ook aan het efficiënter gebruikmaken van die spieren.
Meten spiermassa Veelgebruikte methoden
Methoden waarmee je de spiermassa optimaal (veilig, praktisch, betrouwbaar, valide en betaalbaar) kunt meten, blijven onderwerp van onderzoek. De bioelektrische impedantiemeting (BIA) wordt in de klinische praktijk veel gebruikt, maar kent een aantal beperkingen. Deze is op individueel niveau bijvoorbeeld minder valide dan op groepsniveau, en is verminderd valide bij patiënten met een verstoorde vochthuishouding. Daarom is het een uitdaging te zoeken naar andere methoden om de lichaamssamen
stelling, met name de spiermassa, adequaat te kunnen kwantificeren.
Medische beeldvorming als middel om informatie over de voedingstoestand te verzamelen, biedt de kans om op relatief nieuwe manieren de spierstatus te beoordelen.
Voorbeelden van analyse van de spieromvang zijn beeld
vormende methoden met Magnetic Resonance Imaging (MRI), Computed Tomografie (CT), Positron Emission Tomography – Computed Tomography (PETCT) en echografie. Diagnostische beeldvorming met MRI of >>
casussen: definitie en diagnose
Om het kennisniveau van diëtisten over aan voeding gerelateerde aandoeningen te bestuderen, werd aan diëtisten uit Nederland, België, Noorwegen en Zweden gevraagd om de definitie van ondervoeding en een diagnose te geven bij drie casussen: sarco- penie, cachexie en starvation/hongeren.2 De ant- woorden van 369 diëtisten werden geanalyseerd.
Hiervan had 41% een voldoende score, oftewel:
minimaal twee van de drie domeinen van de con- ceptuele definitie van de European Society for Clinical Nutrition and Metabolism werden benoemd (balans tussen voedingsinname versus behoefte, lichaamssamenstelling en functionaliteit en klini- sche uitkomsten). Van de respondenten kon 31%
het onderscheid maken tussen de aan voeding gerelateerde aandoeningen zoals voorgelegd in de casussen. 13% van de diëtisten had voldoende kennis met betrekking tot zowel de definitie als de casussen.2
een (PET)CTscan van de lichaamssamenstelling is bij patiënten met COPD vaak niet haalbaar vanwege de kosten, de beperkte beschikbaarheid van apparatuur en de belasting voor de patiënt. Om die reden wordt gezocht naar minder dure, goed beschikbare en minder belastende methoden om de lichaamssamenstelling in kaart te brengen.
Nieuw: echografie
Veelbelovende methode
Een veelbelovende nieuwe methode om de skeletspieren te beoordelen, is echografie. Bij echografie wordt gebruik
gemaakt van een transducer die in contact wordt gebracht met de huid. De transducer bevat kristallen die aan het trillen worden gebracht door elektrische signalen. Daardoor ont
staan geluidsgolven die door weefsels in het lichaam worden teruggekaatst naar de transducer. De transducer zet de geluidssignalen weer om in verschillende elektrische signalen die kunnen worden omgezet naar beelden.
Diëtetiek
Vanuit diëtistisch oogpunt is er vooral interesse in echo
grafische metingen van de spierdikte, de spieromvang en eventueel ook van de kwaliteit van de spier. Voordelen van echografie zijn dat er geen stralingsbelasting is en dat er tegenwoordig kleine handzame echoapparaten beschikbaar zijn, waarmee de meting in de eigen spreekkamer kan worden gedaan. Een beperking van een echografische meting is dat met name de kleinere, dieper liggende spieren moeilijk te meten zijn. Aan de oppervlakte liggende, grote spieren zijn beter meetbaar. De validiteit en betrouwbaarheid van spierechografie op lokaal niveau zijn onder andere
afhankelijk van de kwaliteit van de transducer en de scan
technieken van de echografist.
Conclusie
Een conclusie uit een systematische review naar de toepas
baarheid van spierechografie bij ouderen is dat spierecho
grafie valide en betrouwbaar is voor het kwantificeren van spiermassa (vergeleken met MRI, CTscan of DEXA).8 Ook bij patiënten met COPD blijkt echografische beeldvorming van spieren een accurate methode om effecten van een behandeling te monitoren, op het gebied van spierkracht, spieromvang en dikte.9 Een recente studie met als doel het bestuderen van de relatie tussen echografisch gemeten bovenbeenspieromvang (rectus femoris), vetvrije massa (whole body) en spierfunctie bij patiënten met COPD liet zien dat echografisch gemeten spieromvang samenhangt met de VVMI en kracht.10 Het kunnen meten van specifieke spieren dan wel spiergroepen maakt echo extra interessant.
Want dat je de effecten van beweging (beenspieren) en voeding (armspieren) beter van elkaar kunt scheiden, biedt de zorgprofessional handvatten voor de benodigde interven
ties. Vervolgonderzoek naar de validiteit en betrouwbaarheid van echografie voor het bepalen van spierstatus is nodig. Zo is er grote behoefte aan betrouwbare referentiewaarden voor echografisch gemeten spierdikte en spieromvang.
Toepassing
In een samenwerking tussen het Centrum voor Revalidatie van het Universitair Medisch Centrum Groningen en het lectoraat Healthy Ageing, Allied Health Care and Nursing van de Hanzehogeschool Groningen is onlangs met een Figuur 1. Echografische weergave van de biceps brachii.
Huid & vet
Humerus
M. biceps brachii
draagbaar echoapparaat de dikte van de rectus femoris bij patiënten met COPD vergeleken met de dikte van de rectus femoris bij gezonde controles. Hieruit bleek dat deze signifi
cant lager was bij patiënten met COPD, terwijl de BMI niet verschilde.11 Tevens is met een draagbaar echoapparaat de biceps brachii (spier aan bovenzijde bovenarm) van patiën
ten met COPD gemeten (figuur 1) en vergeleken met het risico op ondervoeding gemeten met de PGSGA. Hieruit bleek dat een verminderde bovenarmspierdikte geassoci
eerd was met verhoogd risico op ondervoeding.12 Omdat echografie de spieren accuraat in beeld kan brengen, is het belangrijk onderzoek te doen naar de verdere toepassings
mogelijkheden van echografie bij patiënten met COPD.
Nutrition impact symptoms
Nutrition impact symptoms (NIS) zijn factoren die kunnen bijdragen aan problemen rondom eten. De meest gerappor
teerde NIS door patiënten met COPD zijn: een gebrek aan eetlust, vermoeidheid, snel een vol gevoel hebben en een droge mond.6 Deze NIS hangen samen met benauwdheid, hoesten, kortademigheid, vermoeidheid, verminderde spier
kracht en gewichtsverandering die vaak worden ervaren door patiënten met COPD. Ze staan daarom centraal bij de nutri
tional assessment en behandeling door de diëtist. Enerzijds omdat er vaak een disbalans is tussen de inname (als gevolg van NIS) dan wel de opname en/of het verbruik van voedings
stoffen; anderzijds omdat de ziekte COPD zelf vaak een belemmering vormt voor het kunnen integreren van dieet
adviezen in het dagelijks leven van patiënten. Bijvoorbeeld de kortademigheid die zij vaak in de ochtend ervaren, waardoor het ontbijt minimaal is of wordt over geslagen. Ook kan door vermoeidheid het bereiden van maaltijden te veel energie vragen, waardoor ze de maaltijd overslaan.13 Een te ruime voedselinname kan ontstaan door bijvoorbeeld een verhoog
de eetlust bij corticosteroïden gebruik of het recent gestopt zijn met roken.13 Vaak zoeken patiënten zelf naar oplossingen om deze problemen te overwinnen. Deze oplossingen kun
nen mogelijk nuttig zijn om te delen met andere patiënten.14 In de onlineversie van dit artikel op www.ntvd.media staat een overzicht van de problemen en oplossingen van patiën
ten met COPD die te maken hebben met boodschappen doen, koken en eten.
Voor het identificeren van eventuele voedingsproblemen moet de diëtist in het gesprek met de patiënt ruim aandacht besteden aan welke specifieke NIS, ziektesymptomen, medicatiegebruik en comorbiditeit mogelijk obstakels vormen voor het behouden of verkrijgen van een goede voedingstoestand. Een handig hulpmiddel om systematisch informatie te verzamelen, is de PGSGA (SF), een gevali
deerd instrument voor triage, screenen en monitoren van de voedingstoestand.15 Dit instrument kent een aantal
sub domeinen, waaronder Gewichtsverloop, Voedingsinna
me, Symptomen en Activiteit en functioneren waardoor je snel een helder beeld krijgt van de specifieke problemen die bij de individuele patiënt spelen. Samen met de uitslagen van lichamelijk onderzoek en antropometrie kan dit richting geven aan het analyseren van alle gegevens van het diëtis
tisch onderzoek. Het uitvragen van de symptomen geeft handvatten voor de interventie, omdat daardoor duidelijk wordt welke factoren een rol spelen bij de eventueel vermin
derde inname. Wanneer bijvoorbeeld misselijkheid op de voorgrond staat, kan in overleg met de arts/verpleegkundige mogelijk met antiemetica worden gestart. Als patiënten duidelijk minder fysiek actief zijn, is dit een indicatie om samen met de fysiotherapeut te kijken naar een beweeg
interventie om verder verlies van spiermassa te voorkomen en eventueel weer op te bouwen, alsmede het behoud/
terugkrijgen van fysieke functionaliteit. Daarnaast vormt de voedingsanamnese uiteraard een belangrijk onderdeel van het diëtistisch onderzoek.
auteurs
dr. lies ter beek rd diëtist afdeling longziekten &
tuberculose umcg (locatie beatrixoord) en universitair docent afdeling gezondheidsweten- schappen, faculteit der bètawetenschappen, vrije universiteit amsterdam en amsterdam public health research institute
dr. martine sealy rd, postdoc onderzoeker faith research, lectoraat healthy ageing, allied health care and nursing en docent-onderzoeker opleiding voeding en diëtetiek, hanzehogeschool groningen leestip
Perkisas S, Bastijns S, Baudry S et al. Application of ultra
sound for muscle assessment in sarcopenia: 2020 SARCUS update. Eur Geriatr Med. 2021 doi: 10.1007/s41999020
004339. Online ahead of print.
nvd academy
toets je kennis!
Bij het overzichtsartikel hebben we TOETSVRAGEN gemaakt. NVD- leden kunnen deze beantwoorden op WWW.NTVD.MEDIA. Bij een voldoende score
ontvang je hiervoor accreditatiepunten.
>>
1 Baauw M, Leibbrandt A, Scholten H et al.
Het diëtistisch consult. Amsterdam: Boom;
2020 p.200.
2 ter Beek L, Vanhauwaert E, Slinde F et al.
Unsatisfactory knowledge and use of terminology regarding malnutrition, starvation, cachexia and sarcopenia among dietitians. Clinical Nutrition
2016;35(6):145056.
3 Cederholm T, Jensen GL, Correia MITD et al. GLIM Core Leadership Committee;
GLIM Working Group. GLIM criteria for the diagnosis of malnutrition – A consensus report from the global clinical nutrition community. Clinical Nutrition 2019;38(1):19.
4 Kruizenga H, Beijer S, Huismande Waal G et al. Stuurgroep Ondervoeding Multidisci
plinaire richtlijn ondervoeding: herkenning, diagnosestelling en behandeling van ondervoeding bij volwassenen 2019.
Website Stuurgroep Ondervoeding.
Beschikbaar via: https://www.stuurgroep
ondervoeding.nl/toolkits/multidisciplinaire
richtlijnondervoeding Geraadpleegd 16 januari 2021.
5 CruzJentoft AJ, Bahat G, Bauer J et al.
Sarcopenia: revised European consensus on definition and diagnosis. Age Ageing 2019;48(4):601.
6 Beek L ter, Vaart H van der, Wempe JB et al.
Coexistence of malnutrition, frailty, physical frailty and disability in patients with COPD starting a pulmonary rehabilitation pro
gram. Clinical Nutrition 2020;39(8):2557
63.
7 World Health Organization. The double burden of malnutrition: policy brief. World Health Organization; 2017. Beschikbaar via: https://www.who.int/nutrition/publicati
ons/doubleburdenmalnutritionpolicybrief/
en/ Geraadpleegd 16 januari 2021.
8 Nijholt W, Scafoglieri A, JagerWittenaar H et al. The reliability and validity of ultra
sound to quantify muscles in older adults: a systematic review. J Cachexia Sarcopenia Muscle. 2017;8(5):70212.
9 Alqahtani JS, Oyelade T, Sreedharan J et al.
Diagnostic and clinical values of noncardi
ac ultrasound in COPD: A systematic review. BMJ open Respiratory research 2020;7:e000717.
10 Nijholt W, Beek L ter, Vaart H van der et al.
The added value of ultrasound muscle measurements in patients with COPD: An exploratory study, Clinical Nutrition ESPEN 2019;30:1528.
11 Sealy M, Plas J, Hobbelen J, Vaart H van der et alMuscle thickness of the rectus femoris is lower in patients with copd than in healthy patients matched for sex, age and stature: an exploratory study. In42nd ESPEN conference 2020 Sep 21.
12 Engels M, Zuurman L, Sealy M. Association between muscle thickness, fatfree mass and malnutrition in patients with copd: an exploratory study. In42nd ESPEN conferen
ce 2020 Sep 21.
13 Raeijmaekers NLM, Snoovan Vuuren C de, en Schoof Groefsema I. Dieetbehande
lingsrichtlijn 12: Chronisch obstructieve longaandoeningen 2017. Beschikbaar via:
www.dieetbehandelingsrichtlijnen.nl.
Geraadpleegd 16 januari 2021.
14 Beek L ter, Vaart H van der, Wempe JB,,Die
tary resilience in patients with severe COPD at the start of a pulmonary rehabilitation program International Journal of COPD 2018;13:131724
15 JagerWittenaar H, Ottery FD. Assessing nutritional status in cancer: role of the PatientGenerated Subjective Global Assessment. Curr Opin Clin Nutr Metab Care 2017;20(5):3229.
literatuur