• No results found

UNIVERSITEIT VAN AMSTERDAM GRADUATE SCHOOL OF SOCIAL SCIENCES. Scriptiehandleiding

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "UNIVERSITEIT VAN AMSTERDAM GRADUATE SCHOOL OF SOCIAL SCIENCES. Scriptiehandleiding"

Copied!
13
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

UNIVERSITEIT VAN AMSTERDAM GRADUATE SCHOOL OF SOCIAL SCIENCES

Scriptiehandleiding

2013-2014

Universiteit van Amsterdam Graduate School of Social Sciences

Master Politicologie (richtingen B&B, IB, PT&PG) Datum: juni 2013

(2)

INHOUDSOPGAVE

Inleiding 3

Deel 1 - Regels en procedures 4

1. Afstudeerprojecten 4

2. Ingangseisen 4

3. Deadline en herkansing 4

4. Beoordelingsprocedure 5

5. Individuele scriptie 6

6. Regels met betrekking tot fraude 6

7. Openbaarheid van scriptie 6

Deel 2 - Aanwijzingen voor het schrijven van een scriptie 7

1. Leerdoelen 7

2. Keuze van het onderwerp 7

3. Inhoudelijke en vormeisen 8

3.1 Opzet en probleemstelling 8

3.2 Het gebruik van theorie 9

3.3 De kwaliteit van het onderzoek 9

3.4 Conclusie(s) 9

3.5 Rapportage 10

3.5.1 Opbouw van het betoog 10

3.5.2 Indeling van de scriptie 10 3.5.3 Stilistische kwaliteiten 11

3.5.4 Uiterlijke verzorging 11

3.5.5 Omvang van de scriptie 11

3.6 Verwijzingen en literatuurlijst 11

4. Beoordelingscriteria scripties 12

Beoordelingsformulier scriptie politicologie 13

(3)

Inleiding

Academische schrijfvaardigheid is een van de vaardigheden die de volle aandacht krijgt tijdens een universitaire studie. Door het schrijven van werkstukken, onderzoekspapers en essays, leer je vaardigheden die ook in de latere beroepspraktijk van groot belang zullen zijn: het opzetten, uitwerken en schrijven van een helder en systematisch

onderzoeksverslag van academisch niveau. Het schrijven van werkstukken is daarnaast een middel om de eigen kennis op een bepaald vakgebied binnen de opleiding

Politicologie te vergroten, en om die kennis over te dragen aan anderen. Als afsluiting van en kroon op de master Politicologie geldt de scriptie, het eigenlijke eindresultaat van en het ultieme bewijs voor een voltooide masteropleiding Politicologie. De scriptie wordt, met recht, ervaren als het belangrijkste, meest uitdagende en voor menig student ook het moeilijkste onderdeel van de studie.

Deze handleiding behandelt eerst de regels en procedures zoals die bij de scriptie voor de master Politicologie aan de Universiteit van Amsterdam van toepassing zijn. Daarna wordt beschreven hoe de masterscriptie er uit hoort te zien en hoe deze beoordeeld wordt.

De handleiding is bedoeld voor zowel studenten die hun scriptie (gaan) schrijven, als hun begeleidende docenten.

(4)

Deel 1 – Regels en procedures 1. AFSTUDEERPROJECTEN

De scriptie wordt geschreven in het kader van een afstudeerproject. In elk

afstudeerproject is plek voor tien studenten. Studenten zijn vrij om hun afstudeerproject te kiezen (mits er plek is); de afstudeerrichtingen beperken hen daar niet in1. De scriptie die zij afleveren moet wel (enigszins) passen bij zowel het thema van het project als hun afstudeerrichting. Voor het tweede semester geldt dat studenten hun afstudeerproject kiezen n.a.v. de afstudeermarkt in november waar de docenten hun project presenteren in de vorm van een eenvoudige posterpresentatie. De studieadviseur en

opleidingscoördinator organiseren de afstudeermarkt en de vakinschrijving.

Afspraken over begeleiding, te lezen literatuur en tussendeadlines, staan in de

modulehandleiding van elk afstudeerproject. Elk project heeft een eigen thema en docent.

In het project worden de eerste weken gebruikt om in te lezen in het projectthema en een eigen onderzoeksvoorstel te schrijven. Dit gaat gepaard met wekelijkse bijeenkomsten en peer review in de projectgroep. Daarna vinden minder groepsbijeenkomsten plaats en meer individuele afspraken met de begeleider. De afstudeerprojecten kennen

verschillende tussendeadlines.

2. INGANGSEISEN

Studenten die een scriptie gaan schrijven (zowel in een project als individueel) moeten aan ingangseisen voldoen. Zij horen de specialisatiemodule en ten minste een master werkcollege te hebben afgerond. Zij horen ook een geldige en correcte inschrijving te hebben bij de UvA. Cijfers kunnen niet ingeboekt worden en diploma’s niet aangevraagd als bovenstaande niet in orde is.

3. DEADLINE EN HERKANSING

De uiterste deadline voor het inleveren van de scriptie valt vijf maanden na het begin van het afstudeerproject. De scriptiedeadlines van de afstudeerprojecten in academisch jaar 2013-2014 zijn 31 januari 2014 van semester I en 27 juni 2014 van semester II. Na de deadline vervalt het automatische recht op begeleiding.

Indien de aan de student meegedeelde beoordeling inhoudt dat het werkstuk niet aan de gestelde eisen voldoet, krijgt de student drie maanden de tijd voor een herkansing. In dat geval wordt een tentamenbriefje met de beoordeling n.a.v. ingeleverd. Om aanspraak te kunnen maken op de herkansingsperiode, moet de student wel een substantiële versie hebben ingeleverd op de dag van de deadline. De begeleider kan besluiten dat de scriptie dusdanig ver verwijderd is van een voldoende eindproduct, dat het geen zin heeft om de herkansingsperiode te benutten. De student moet dan een nieuw afstudeerproject gaan volgen in het daaropvolgende semester.

1 Zie de studiegids voor een incidentele uitzondering hierop.

(5)

De herkansingsgelegenheid wordt één maal gegeven. Het tempo waarin gewerkt is vormt nadrukkelijk een van de beoordelingscriteria. Wie dus op de deadline geen voldoende resultaat heeft en gebruik maakt van de herkansingsperiode, kan alleen een goed cijfer halen als die overschrijding het gevolg is van een extra investering. Een extra investering kan b.v. zijn een korte onderzoeksstage of veldwerk in het buitenland t.b.v. onderzoek voor de scriptie. Dit moet dan wel ruim van te voren worden besproken met de docent en onderdeel uitmaken van het onderzoeksvoorstel. Let op dat de herkansingsdeadline hiermee niet verschuift.

De herkansingsdeadlines zijn 30 april (eerste semesterprojecten) en 30 september (tweede semesterprojecten). Dit zijn de ultieme deadlines om te slagen voor het afstudeerproject waarvan de scriptie 30 EC waard is. Als er op deze deadline geen voldoende scriptie ligt, zakt de student voor het project. De student moet dan een nieuw afstudeerproject gaan volgen of, als de Examencommissie dat toestaat, een individuele scriptie van 21 EC schrijven in combinatie met een extra master werkcollege. In

uitzonderlijke gevallen kan, alleen via de Examencommissie, hiervan worden afgeweken.

Er is geen mogelijkheid een als voldoende beoordeelde scriptie te herzien t.b.v. een hoger cijfer.

4. BEOORDELINGSPROCEDURE

De student levert de scriptie zowel digitaal als twee keer uitgeprint bij de begeleider in (een exemplaar is bestemd voor de tweede lezer). De digitale versie wordt gebruikt voor de controle op plagiaat en wordt ingezonden naar het digitale scriptiebestand.

In overleg met de student benadert de scriptiebegeleider een tweede lezer. De

scriptiecoördinatoren kunnen assisteren bij het benaderen van tweede lezers. Richtlijn hierbij is dat niet alle scripties uit één afstudeerproject door één en dezelfde tweede lezer mede beoordeeld worden. De begeleider en tweede lezer beoordelen de scriptie

schriftelijk aan de hand van het beoordelingsformulier in deze handleiding. In principe staat er 15 werkdagen voor het nakijken van de scriptie. Door coördinatie met de tweede lezer en vakantieverlof in de zomer is dit niet altijd haalbaar. Docenten (begeleider en tweede lezer) en student moeten hier ruim voor het verstrijken van de deadline duidelijke afspraken over maken.

De begeleider en tweede lezer komen gezamenlijk tot een eindbeoordeling van de scriptie en leveren het tentamenbriefje, het beoordelingsformulier en de digitale scriptie aan bij het onderwijssecretariaat. Als de student dat wenst, kan er een eindgesprek plaatsvinden.

Er is geen sprake van een scriptieverdediging.

De student dient zelf in SIS zijn diploma aan te vragen. Dit kan al worden gedaan als de student 30 EC aan mastervakken ingeboekt heeft, dat is dus na succesvolle afronding van de specialisatiemodule en twee masterwerkcolleges. Zie verder de pagina ‘afstuderen’ op de studentenwebsite.

(6)

5. INDIVIDUELE SCRIPTIE

In geval van bijzondere omstandigheden kan een student toestemming vragen aan de examencommissie om in plaats van het afstudeerproject een individuele scriptie met een zwaarte van 21 studiepunten te schrijven. Let op: dit betreft een uitzondering op het reguliere programma en behoeft daarom een goede inhoudelijke motivatie en de goedkeuring van de examencommissie. Ook in het geval van een individuele scriptie gelden de regels en voorwaarden uit deze scriptiehandleiding, aangevuld door

onderstaande procedure.

Als een student na het lezen van de studiegidsteksten en het bezoeken van de afstudeermarkt (mits het gaat om een scriptie gedurende semester 2) inhoudelijke gronden denkt te hebben voor een individuele scriptie, dan kan hij of zij zich uiterlijk 1 december melden bij de scriptie coördinator voor de start met de scriptie in semester 2 en uiterlijk 1 augustus voor de start met de scriptie in semester 1. Als je op een ander moment of om andere redenen aan een individuele scriptie wil beginnen, meld je dan eerst bij de studieadviseur. De scriptie coördinatoren zijn:

-Voor Bestuur & Beleid dhr. Dr. E. Besseling

-Voor Internationale Betrekkingen mw. dr. I. Harbers

-Voor Politieke Theorie en Politiek Gedrag dhr. dr. M. Maussen Contactinformatie is beschikbaar op www.uva.nl.

Als de scriptie coördinator van mening is dat het een goed idee is om een individuele scriptie te schrijven, dan zal zij van hulp zijn bij het vinden van een geschikte begeleider en bij het verzoek aan de examencommissie. Het verzoek dient ruim op tijd te worden ingediend zodat de beslissing van de examencommissie gemaakt is voordat met de scriptie wordt gestart. De student maakt een scriptievoorstel dat tezamen met het

daarvoor bestemde verzoekformulier voor de individuele scriptie wordt ingeleverd bij de examencommissie. Hiervoor is de handtekening van de scriptiebegeleider en de scriptie coördinator nodig. Alleen met goedkeuren van de examencommissie kan de administratie na afronding van de scriptie het cijfer inboeken.

6. REGELS MET BETREKKING TOT FRAUDE

Voor werkstukken en scripties geldt in het algemeen dat het van groot belang is

zorgvuldig om te gaan met bronvermeldingen. Plagiaat is een vorm van fraude. Plagiaat houdt in dat men een tekst van iemand anders overneemt en het doet voorkomen dat het een eigen tekst is. Zie verder de Fraude- en plagiaatregeling op de website

www.student.uva.nl/mpol.

7. OPENBAARHEID VAN SCRIPTIES

De scriptie wordt opgenomen in het UvA-scriptiebestand. Deze scripties zijn in principe openbaar en daarmee toegankelijk voor derden. Bij wijze van uitzondering kan de auteur daartegen bezwaar maken. De auteur blijft steeds zijn rechten behouden ten aanzien van het in de bibliotheek opgenomen exemplaar.

(7)

Deel 2 – Aanwijzingen voor het schrijven van een scriptie 1. LEERDOELEN

Van een pas afgestudeerde Master of Science wordt verwacht dat hij of zij in staat is zelfstandig en creatief onderzoek te verrichten en daar op wetenschappelijk verantwoorde wijze over te rapporteren. Het schrijven van een masterscriptie vormt eerder onderdeel dan weerslag van een succesvol afgerond leerproces. Dit impliceert dat een aantal essentiële vaardigheden moet worden vergroot of zelfs nog moet worden aangeleerd. In algemene termen kunnen de volgende leerdoelen worden genoemd:

Het formuleren en afbakenen van een probleemstelling en het zelfstandig opstellen van een onderzoeksopzet, waarin onder meer een duidelijke onderzoeksstrategie en tijdsplanning is vastgelegd.

Het zelfstandig verrichten van sociaalwetenschappelijk onderzoek gericht op een specifiek probleem, waarbij te werk wordt gegaan volgens verantwoorde

methodologische principes en onderzoekstechnieken, zodat betrouwbaarheid en geldigheid van het onderzoek zijn gewaarborgd.

Het creatief gebruik maken van de voor dit probleem relevante theoretische inzichten.

Het kunnen trekken van conclusies uit eigen onderzoek, dat is het genereren van nieuwe kennis over het aan de orde gestelde probleem.

Het helder, systematisch en verantwoord rapporteren over het onderzoek, en de resultaten daarvan.

Het kunnen verwoorden van de theoretisch-wetenschappelijke en de praktisch- maatschappelijke betekenis [en relevantie] van de onderzoeksresultaten.

2. KEUZE VAN HET ONDERWERP

Het verdient aanbeveling al geruime tijd vóór het daadwerkelijk beginnen met de scriptie over het scriptieonderwerp na te denken. De reikwijdte van mogelijke

scriptieonderwerpen is in principe groot, maar wordt ingekaderd door de door de afdeling aangeboden afstudeerprojecten en de begeleidende docenten die de opleiding daarvoor in huis heeft. Elk afstudeerproject heeft een overkoepelend thema en een kundige docent.

In de oriëntatie op een onderwerp is het lezen van de studiegidsteksten van de

afstudeerprojecten en het bezoeken van de afstudeermarkt in november een belangrijke eerste stap. Je zoekt een scriptieonderwerp dat past in het thema van je afstudeerproject.

Nadat je gekozen hebt voor een afstudeerproject en daarin bent ingedeeld, worden de eerste zes weken van het project benut om tot een gedegen onderzoeksvoorstel te komen.

Alle afstudeerprojecten staan open voor studenten van alle afstudeerrichtingen (B&B, IB en PT&PG). Als student draag je er zorg voor dat de scriptie past in je eigen

afstudeerrichting.

(8)

3. INHOUDELIJKE EN VORMEISEN

Nadat de keuze voor het onderwerp en de probleemstelling is bepaald, is het verstandig om goed na te denken over de eisen die aan een (goedgekeurde) scriptie worden gesteld.

Het komt immers maar al te vaak voor dat na afloop van de samenwerking tussen student en begeleider, de docent een eindoordeel geeft dat niet voldoet aan het

verwachtingspatroon van de student. Dit kan gedeeltelijk voorkomen worden door de procedures in deze handleiding goed te lezen en door de modulehandleiding van het betreffende afstudeerproject te bestuderen. Verder is het raadzaam om je docent om voorbeelden te vragen van goede masterscripties Politicologie. Overigens zijn alle scripties ook terug te vinden in het UvA-scriptiebestand:

http://www.scriptiesonline.uba.uva.nl/

3.1 OPZET EN PROBLEEMSTELLING

In de modulehandleiding van het afstudeerproject vind je de afspraken ten aanzien van scriptievoorstellen, begeleiding en deadlines. Daarin is tenminste één moment voorzien waarop een scriptievoorstel wordt besproken en goedgekeurd.

Het scriptievoorstel bevat:

Werktitel.

Omschrijving van het onderwerp en het doel van de scriptie, met een motivering daarvan, en aanduiding van de wetenschappelijke en maatschappelijke relevantie.

(Tenminste voorlopige) probleemstelling.

Theoretisch kader.

Korte opzet van het uit te voeren onderzoek (aard van de te verzamelen gegevens, gehanteerde methode(n)).

Globale én beredeneerde (voorlopige) inhoudsopgave.

Voorlopige literatuurlijst (referentieliteratuur).

Tijdsschema.

Duidelijk moet zijn wat het doel van de scriptie is: welk onderwerp behandeld wordt en waarom het de moeite waard is dit te behandelen.

De probleemstelling moet duidelijk in verband staan met het doel van de scriptie en helder geformuleerd zijn. De probleemstelling vormt een nadere precisering van het onderwerp; zij geeft aan wat men vervolgens gaat behandelen. In het algemeen bestaat de probleemstelling uit een algemene of hoofdvraag en een reeks daarvan afgeleide, operationele subvragen. Deze vragen moeten zodanig zijn gesteld dat beantwoording in het kader van de scriptie mogelijk is.

Speciale aandacht moet worden besteed aan enerzijds de afbakening van

onderwerp en probleemstelling, anderzijds het ruimere kader waarin deze moeten worden geplaatst. Daartoe is het van belang zich goed te informeren over

onderzoek dat al over het gekozen onderwerp (of een soortgelijk of aanverwant onderwerp) gedaan is, onder meer te vinden in de recente jaargangen van de belangrijkste vaktijdschriften. Uit de scriptie moet duidelijk worden hoe het eigen onderzoek zich verhoudt tot de resultaten van reeds verricht onderzoek.

(9)

3.2 HET GEBRUIK VAN THEORIE

De auteur van de scriptie dient er blijk van te geven op de hoogte te zijn van de

belangrijkste politicologische (en eventueel andere sociaalwetenschappelijke) theorieën die op het onderwerp van de scriptie betrekking hebben.

Theorieën worden gebruikt om:

a. Het onderzoek te situeren in een breder wetenschappelijk debat

b. Centrale concepten in het onderzoek te definiëren en de onderlinge samenhang/relaties tussen de concepten te omschrijven.

c. Een beredeneerde keuze voor een onderzoeksontwerp en methode(n) van dataverzameling en data-analyse binnen het onderzoek te maken

d. De resultaten van het onderzoek te ordenen en interpreteren

In alle gevallen dienen theorieën helder en met inzicht te worden weergegeven en theoretische keuzen te worden verantwoord.

3.3 DE KWALITEIT VAN HET ONDERZOEK

De scriptie berust altijd op onderzoek in de ruime zin van het woord. In het geval van scripties met een sterk theoretisch karakter is het onderzoek doorgaans beperkt tot literatuurstudie. Er worden in dat geval relatief hoge eisen gesteld aan de grondigheid en originaliteit van de studie en de zorgvuldigheid en creativiteit waarmee de literatuur is verwerkt. Ook in dit geval is het van belang na te gaan op welke wijze de behandelde theorieën in empirisch onderzoek zijn gebruikt (ter toetsing of anderszins) of kunnen worden gebruikt.

De meeste scripties berusten - mede - op eigen empirisch onderzoek, in de vorm van documentenstudie, interview, een enquête, observatie, of een combinatie hiervan. Hierbij dient te worden uitgegaan van een goed doordacht ontwerp van onderzoek. Daarin wordt zorgvuldig aandacht besteed aan:

a. De vertaling van theoretische inzichten en begrippen in onderzoeksstappen

(operationalisering van begrippen, problemen van validiteit en betrouwbaarheid).

b. De aard van het empirische materiaal (definiëring en afbakening van de

onderzoekspopulatie, selectie van cases, representativiteit van de gegevens).

c. De aard van de onderzoekstechnieken. Hierbij gemaakte keuzes dienen zo goed mogelijk te worden verantwoord.

3.4 CONCLUSIE(S)

Na weergave en analyse van de resultaten van het onderzoek volgen conclusies, waarin de onderzoeksresultaten geïnterpreteerd worden door ze te betrekken op de

probleemstelling en te verbinden met de gebruikte theorie. De in de probleemstelling

(10)

aangegeven in hoeverre de onderzoeksresultaten deze bevestigen dan wel weerleggen en waarom. Tevens wordt ingegaan op de volgende vragen:

In hoeverre zijn de onderzoeksresultaten generaliseerbaar naar andere gevallen dan de onderzochte?

Welk licht werpen de onderzoeksresultaten op de theorie?

Hoe verhouden de onderzoeksresultaten zich tot de bevindingen en conclusies van andere auteurs? Waarin stemmen de resultaten overeen, waarin verschillen zij, en hoe is dat te verklaren of te beargumenteren?

Wat heeft het eigen onderzoek toegevoegd aan de kennis over het betreffende onderwerp?

Ook is het soms van belang – afhankelijk van het doel van de scriptie – een antwoord op (een van de) volgende vragen te geven:

Wat zegt het onderzoek over de adequaatheid van de gevolgde methoden en de keuze van het empirische materiaal? Zijn hier methodologische aanbevelingen voor toekomstig onderzoek aan te ontlenen? Hoe zou men het in het vervolg beter (kunnen) doen?

Welke beleidsaanbevelingen kunnen op grond van het onderzoek worden gedaan?

Welke voorspellingen kunnen op grond van het onderzoek worden gedaan?

3.5 RAPPORTAGE

Wat betreft de eisen die aan de rapportage worden gesteld, kunnen de volgende aspecten worden onderscheiden: 1. opbouw van het betoog, 2. indeling van de scriptie, 3.

stilistische kwaliteiten, 4. uiterlijke verzorging, en 5. omvang van de scriptie.

3.5.1 Opbouw van het betoog

Gestreefd dient te worden naar een systematisch opgebouwd betoog. Probleemstelling, theorie en empirische gegevens moeten duidelijk op elkaar aansluiten. De scriptie dient een heldere argumentatielijn te bevatten, met expliciete denkstappen en duidelijke overgangen van hoofdstuk naar hoofdstuk en van paragraaf naar paragraaf. Conclusies dienen voort te vloeien uit het daaraan voorafgaande betoog.

3.5.2 Indeling van de scriptie

De helderheid van het betoog wordt bevorderd door een goede indeling in hoofdstukken en paragrafen. De scriptie bevat in elk geval:

Een titelpagina met:

○ Titel en eventueel ondertitel.

○ Naam van de auteur(s)

○ Namen van de begeleider(s)/beoordelaars.

○ Maand en jaar van afronding

○ De vermelding 'Masterscriptie Politicologie', gespecificeerd naar specialisatie.

(Eventueel) een korte samenvatting (maximaal 2 pagina's), voorafgaand aan het begin van de scriptie.

Een inhoudsopgave.

(11)

Een inleiding met daarin het doel en onderwerp van de scriptie en de probleemstelling.

Een weergave en verantwoording van de gevolgde werkwijze Een theoretisch kader.

Een of meer inhoudelijke hoofdstukken waarin onderzoeksresultaten worden weergegeven en geanalyseerd.

Een conclusie waarin de onderzoeksresultaten worden samengevat en theoretisch geïnterpreteerd, de vragen van de probleemstelling worden beantwoord en (eventueel) aanbevelingen en/of voorspellingen worden gedaan.

Literatuur- en bronverwijzingen (Harvard stijl).

Een lijst van geraadpleegde literatuur en bronnen.

(Eventueel) één of meer bijlagen.

3.5.3 Stilistische kwaliteiten

Het is van belang aandacht te besteden aan het taalgebruik. De scriptie dient in goed Nederlands of Engels te zijn geschreven. Een goede alinea-indeling bevordert de leesbaarheid en overzichtelijkheid van het betoog. Zinnen moeten grammaticaal correct zijn (geen telegramstijl) en goed op elkaar aansluiten. Overbodige herhalingen en niet ter zake doende uitweidingen moeten worden vermeden. Vakjargon kan zinvol en zelfs noodzakelijk zijn, maar alleen als het ten dienste staat van de inhoud en als het wordt toegelicht in de scriptie. Leun niet teveel op andere auteurs, streef er naar een zelfstandig betoog in een eigen stijl op te zetten.

3.5.4 Uiterlijke verzorging

Tot de vereisten van de uiterlijke verzorging behoren:

een goed leesbare, functionele én consequente lay-out (belettering) gebruik van interlinie, redelijk ruime marges

paginanummering

consequente typografie met betrekking tot hoofdstuk- en paragraaftitels het ontbreken van spel- en typefouten

een correcte interpunctie

een functionele en heldere weergave van schema's, tabellen en grafieken.

3.5.5 Omvang van de scriptie

De omvang van de scriptie ligt tussen minimaal 40 en maximaal 60 bladzijden A4 (1,5 regelafstand, 12-puntsletter) zuivere tekst (d.w.z. exclusief noten, literatuurlijst, eventuele bijlagen). In overleg met de begeleider/beoordelaar kan van deze regel worden

afgeweken. De gewenste omvang hangt af van wat in de scriptie behandeld wordt. In het algemeen geldt: hoe beknopter de rapportage zonder aan de inhoud afbreuk te doen, des te beter.

3.6 VERWIJZINGEN EN LITERATUURLIJST

Kijk voor informatie over verwijzen en het maken van een literatuurlijst in het bachelor

(12)

4. BEOORDELINGSCRITERIA SCRIPTIES

De criteria aan de hand waarvan de scriptie wordt beoordeeld zijn de volgende:

Probleemstelling: helderheid en nauwkeurigheid, originaliteit, toelichting en afbakening; hoe wordt de probleemstelling geoperationaliseerd?

Opbouw betoog: systematische uitwerking van de probleemstelling, logische consistentie, op elkaar aansluiten van onderdelen van de scriptie, heldere argumentatielijn, goed gefundeerde conclusies.

Kennis van het onderwerp van de scriptie, onder meer blijkend uit de mate waarin en de wijze waarop van relevante literatuur gebruik is gemaakt.

Vakwetenschappelijk (politicologisch) inzicht: wijze waarop en mate waarin van theorieën op het vakgebied gebruik is gemaakt, verantwoording van theoretische uitgangspunten, omschrijving en toepassing van theoretische begrippen

(consistentie in gebruik, aansluitend op de gangbare betekenis, tenzij er klemmende argumenten zijn om dit niet te doen).

Kwaliteit van het onderzoek: wijze van materiaalverzameling (operationalisering van begrippen, onderzoekstechnieken, keuze van het empirische veld),

verantwoording van de gebruikte methode(n) en van de daarbij gemaakte keuzen, analyse van gegevens.

Controleerbaarheid: nauwkeurige verwijzingen en bronvermelding, goed aangeven van citaten, noten, literatuurlijst, verantwoording van eventueel gemaakte berekeningen.

Taalgebruik: precisie, duidelijkheid, leesbaarheid.

Uiterlijke verzorging: lay-out, spelling, interpunctie, overzichtelijke indeling (inhoudsopgave, etc.), titels van hoofdstukken en paragrafen, etc.

Mate van zelfstandigheid bij bovengenoemde punten.

Mate van creativiteit bij bovengenoemde punten.

(13)

Beoordelingsformulier scriptie politicologie

Naam student: Studentnummer:

Begeleider/1ste beoordelaar: Datum beoordeling:

Titel en datum scriptie:

Beoordelingscriteria Beoordeling en toelichting 1. Inhoud (max. 6 punten)

a. Opzet onderzoek : helderheid en relevantie

vraagstelling,

theorie, conceptualisering, methodologische keuzen en

verantwoording

b. Uitvoering onderzoek dataverzameling en analyse, conclusies en aanbevelingen

c. Algemene punten:

kennis van wetenschappelijke en maatschappelijke debat

mate van reflectie, relatie tussen theorie, methoden en empirie.

grondigheid en creativiteit

2. Vorm (max. 2 punten) Structuur en samenhang Argumentatie

Bron en literatuurvermelding Taalgebruik

Opmaak en vormgeving

3. Proces (max.2 punten)*

Zelfstandigheid en creativiteit Tempo

Deadlines

Eindcijfer

* ) Hierbij hoort aangegeven te worden of sprake is van overschrijding van de

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Een deel van de afvoer die verzameld wordt in Salland stroomt in deze situatie dus niet meer door de Weteringen naar het Zwarte Water maar het achterliggende gebied in.. De hoogte van

Gebleken is dat bij de verdeling van het deelbudget voor ‘Te goeder trouw’ (in de definitieve vaststel- ling 2017) de Aanwijzingen besteedbare middelen beheerskosten Wlz 2017 van

We want to use this common ground to build a bridge between art and science in order to look at our research from a fresh perspective and to highlight diversity.. We want

Lezen is al te vaak iets waar vooral aandacht aan besteed wordt bij kinderen die het goed kunnen (en er zelf dus al interesse voor hebben) of die het net minder goed kun- nen (of

Er zijn tijdens de survey 2 mosselstrata (M1 & M2) en 3 kokkelstrata (K1 t/m K3) onderscheiden met ieder een andere verwachting voor het aantreffen van de mosselen en

Van de twaalf leerlingen die LGV hebben gehad, hebben er vijf een hogere score gekregen, vier zijn gelijk gebleven, twee zijn achteruit gegaan 5 en van één leerling zijn

beleggingsinstellingen die beleggen in crypto’s moet bepaald te worden op welke wijze deze crypto’s gecategoriseerd moeten worden.. Dit zal per type crypto bepaald moeten worden

Zo wordt de vraag gesteld op welke manier een beheerder van een beleggingsinstelling de liquiditeit van beleggingen inschat, waarbij subvragen zijn hoe de mate