• No results found

DE SLUITSTEEN. Bulletin van het Cuypers Genootschap

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "DE SLUITSTEEN. Bulletin van het Cuypers Genootschap"

Copied!
21
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

DE SLUITSTEEN

Bulletin van het

Cuypers Genootschap

jaargang 4 nr.1,1988

(2)

GEMEENTEMUSEUM ROERMOND

Andersonweg8, 6041 JEROERMOND INHOUD Gevestigdin de voormalige woningen

werkplaats van Dr.P.J.H.Cuypers.

telefoon 04750 - 33496

Openingstijden:

dinsdag t/m vrijdag 11.00-17.00 uur;

zaterdag en zondag14.00-17.00 uur.

DE SLUITSTEEN

Bulletinvan het Cuypers Genootschap jaargang4 - nummer 1 1988

De vaste opstelling omvat historisch ingerichte vertrekken (18e eeuwse stijlkamer, Cuyperszaal), archeologische vondsten, topografica, munten, zilver, bouwtragmenten, schilderijen en andere voorwerpen m.b.t. de geschiedenis van Roermond en omgeving naast tekeningen, meubels, maquettes en personalia van Cuypers.

Voorts worden er wisselende tentoonstellingen gehouden van hedendaagse kunst, historische en/of educatieve aard.

Het Cuypers Genootschap- opgericht 15 januari 1984 - is een vereniging tot behoud van 19de- en vroeg 20ste- eeuws cultuurgoed in Nederland.

Secretariaat:

Burgemeester Minkenberglaan 11, 6109 AL Ohe en Laak,

telefoon 04755 - 1794 Adreswijzigingen naar:

J.H. Sondeijker, Fréderik Bastion 50, 6217 LN Maastricht.

Blz. 2 Redactioneel

Blz. 3

Thomas vonderDunk

Eenkathedraalvoor Amsterdam (vervolg) Blz. 18

Dr. P.A.M. Geurts

Pierre Cuypers trouwtAntoinette Alberdingk Thijm Blz.22

Dr. P.A.M. Geurts

Pierre Cuypers endeoprichtingsakte vande Sint Radboudstichting

Blz. 25

WillemJan Pantus

Over hetherstelvan “DE VEREENIGING”te Nijmegen

Blz. 28

EN PASSANT...Bestuursmededelingen Blz.34

Thomas von derDunk Iets overItz

Julianalaan 68, 2628 BJ Delft, tel. 015-124720

Onze kollektie bestaat o.a. uit: kerkelijk vaatwerk zoals kelken en cibories, gipsen en houten heiligenbeelden in kleine en grote maten, processiekruisen, wijwater- emmers en kwasten, lezenaars, bidstoelen, kandelaars, tabemakelkasten, altaarschalen, wierookvaten, volks- devotionalia etc. Tevens zijn wij ingericht op reparatie en restauratie, en het vergulden en verzilveren van kerkelijke artikelen.

Openingstijden: dinsdag, woensdag en donderdag 14.00-17.00 uur.

Vrijdag en zaterdag 10.00-17.00 uur of na telefonische afspraak.

‘De Sluitsteen’ verschijnt minimaal drie keer perjaar en wordt de leden van het Cuypers Genootschap toegezonden.

Wetenschappelijke artikelen, al dan niet polemische bijdragen tot actuele discussies, korte mededelingen over objecten van de 19de-ien vroeg 20ste eeuwse cultuur en andere wetenswaardigheden zijn welkom.

Redactie:

drs J.H. Bierenbroodspot-Rudolph, drs E.M.Dolne' drsT.H. von der Dunk, C.P.Krabbe, Ir K.J.C. Merks, H.J.J. Smit

Redactiesecretaris:

drs T.H. von der Dunk, Nieuwe Hoogstraat 13 K, 1011 HC Amsterdam.

Bestuur:

drs A.J.C. van Leeuwen, voorzitter

drs B.C.M. van Hellenberg Hubar, secretaris J.H. Sondeijker,penningmeester

A. Boezaard, J.J. Bonnet, drs E.M. Dolné Contributie:

Leden fl. 25.=

gezinsleden (zelfde adres): fl. 15,=

begunstigende leden: fl. 35,=

jeugdleden (tot 21 jaar): fl. 10,=

losse nummers: fl. 7,95

Postbanknr.: 48.35.002 Maastricht Rabo Ohe en Laak:13.86.03.413

Ingeschreven bij de Kamer van Koophandel te Roermond

onder nummer V 176721.

Giften aan het CG zijn aftrekbaarvan de belasting.

Typografisch ontwerp: Han Le Blanc

Zet- en drukwerk: Stichting Grafische Werkplaats te Maastricht, telefoon: 043 - 47 30 30.

Omslagfoto:

Project van J.de Greef voordeKathedraal van Amsterdam, 1828/30: Voorgevel vanhet

hoofdontwerp

1

(3)

Thomasvon der Dunk

REDACTIONEEL EEN KATHEDRAAL VOOR AMSTERDAM (VERVOLG)

HETBOUWPROJECT VOOR DEKATHEDRAAL

Het begint eentonig te worden. Ook met dit nummer kregen wij de produktie niet binnen het voorgenomen tijdschema rond. De aanvankelijke opzet - een dik dubbelnummer met een artikelengedeelte, een

bestuursmededelingengedeelte en een “actie” gedeelte - moest verlaten worden om een aantal technische redenen. Dit “artikelen’nummer, dat o.m. het vervolg op de voorgeschiedenis van de Amsterdamse Mozes &

Aaron, twee interessante artikelen van de historicus dr P.A.M. Geurts -kenner van verschillende archieven met Cuypers'materiaal- en de lezing die Willem Jan Pantus over het herstel van een aantal karakteristieke details van de Vereeniging in Nijmegen hield tijdens de vorige Algemene Ledenvergadering bevat, zal snel gevolgd worden door een “actie’nummer.

Het voordeel daarvan is, dat van een aantal van de acties die het CG thans voert voor het behoud van

“jongere bouwkunst” dat momenteel nog speelt, de laatste ontwikkelingen kunnen worden vermeld. Met name die met betrekking tot de “continuing story” rond het Kroonberoep dat het CG instelde inzake de verbouwing(splannen) van de Beurs van Berlage. In het komende nummer zult u het verslag aantreffen van de overeenkomst die het CG met het Nederlands Phil­

harmonisch Orkest (NedPhO) heeft gesloten. Met voldoening vermelden we, dat de onderhandelingen met deze gebruiker van het gebouw en het Gemeeente­

lijk Grondbedrijf van Amsterdam in een sfeer van wederzijdse waardering hebben plaats gevonden. Nu de onderhandelingen met het NedPhO zijn afgerond, heeft de eerste bijeenkomst met de Stichting Beurs van Berlage, die plannen ontwikkelt voor het andere deel van de Beurs, plaats gevonden. Voor een deel kwamen hier dezelfde problemen terug als bij het NedPhO-deel - de eisen van de brandweer- anderzijds was hier de inzet het behoud van de monumentale Voorhal als autonome ruimte en van de Tooroptriptiek aldaar in zijn huidige dispositie. Het belang daarvan is in de vorige Sluitsteen aan de orde gesteld. Deze ruimte is iconolo­

gisch de belangrijkste van het gehele Beurscomplex en met de ontkrachting van deze architectonische 'kop’

van het gebouw zou de Beurs symbolisch onthoofd worden. Er is dan ook besloten het beroep wederom een fase verder te bespreken: dit wil zeggen dat in Goederenhal drie noodingangen worden aangebracht en medio volgende jaar aan de vervanging van de glazen kap gewerkt gaat worden. Ten aanzien van de 'kop’ van de Beurs bleven alle partijen op hun stand­

punt staan; hier zal tenslotte de Raad van State c.q. de Kroon het laatste woord hebben. Naar verluidt zal de behandelimg in het najaar plaats vinden.

De komende Algemene Ledenvergadering vindt plaats in Berlage’s Beurs. Onze leden zullen dan zelf kunnen oordelen over de bezwaren die het CG tegen de verschillende plannen heeft ingebracht en met eigen ogen de plaats gevonden hebbende aanpassingen kunnen aanschouwen. Noteert u vast dat deze ALV plaats vindt op zondag 6 november in de Zuidelijke Vergaderzaal. U bent vanaf 13.00 uur welkom.

Toegang via de Grote Ingang aan het Damrak.

Een belangrijke recente activiteit was deelname van een 2 afvaardiging van het CG aan een interne studiedag,

georganiseerd door de Rijksdienst vooe de Monumen­

tenzorg (RDMZ) met als onderwerp: “Omgaan met de waarden van monumenten". De bedoeling van derge­

lijke bijeenkomsten is te komen tot een zinvolle dialoog tussen beide partijen, die immers hetzelfde belang behartigen en er allerminst op uit zijn om -zoals bijvoor­

beeld in de Beurskwestie- tegenover elkaar te staan.

De excursie omvastte drie restauratieprojecten, t.w. het Grand Hotel Gooiland te Hilversum (arch. J. Duiker), Concertgebouw te Amsterdam (arch. A.L. van Gendt) en de Beurs van Berlage. De keuze was niet wille­

keurig. In een.geval (Gooiland) is het planstadium nog niet helemaal afgerond, in het geval van het Concertge­

bouw zijn de werkzaamheden voltooid en met de Beurs is men nog bezig.

Door alle deelnemers werd de noodzaak van de restau­

ratie van Gooiland noodzakelijk geacht, waarbij de ongelukkige, latere ingrepen teniet zullen worden gedaan. De restauratie-architect Koen van Velsen tracht het oorspronkelijke concept zo veel mogelijk te herstel­

len. In bepaalde gevallen wijkt hij hiervan af, vanwege eisen van de nieuwe bestemming (cultureel centrum, muziekschool e.d.), een groot probleem bij het conser­

veren en weer bruikbaar maken van de topstukken van jonge bouwkunst, waar deze stad zo rijk is. Over het algemeen stonden de aanwezigen positief tegenover deze plannen; niettemin vroegen enkelen zich af of de architect op bepaalde plaatsen zijn fantasie niet on­

nodig te veel de vrije loop laat. Weinig eenstemmigheid bestond er over de renovatie van het Concertgebouw door Pi de Bruin. De meningen liepen uiteen van ern­

stige aantasting van een belangrijke 19de-eeuw ge­

bouw tot een verrijking van het J.W. Brouwersplein, onlangs omgedoopt tot Concertgebouwplein (doordat de uitbouw de verkeersader - de De Lairessestraat - benadrukt kan men evewel nauwelijks meer spreken van een plein). Eerstgenoemde mening werd door de meeste CG-leden aangehangen. Enige medewerkers van de RDMZ vonden de ingreep uitermate geslaagd.

Anderen oordeelden dat een uitbouw op zich niet te verwerpen is, maar dat aan hele ontwerp-De Bruin nogal wat schoonheidsfoutjes kleven, met name de wijze waarop de nieuwbouw aan het bestaande gebouw is bevestigd en het te pretentieuze karakter van de aanbouw zelf. Wat betreft de Beurs overheerste bij de leden van het CG de mening dat een architectonisch meesterwerk als de Beurs nooit op een dergelijke manier behandeld had mogen worden. Wel bestaat waardering voor de veel gevoeliger aanpak van de betrokken architect dan die welke bij het Concertge­

bouw plaats vond.

Aan het eind ven de bijeenkomst kwam de discussie op gang, die tot de conclusie leidde dat het uitwisselen van meneingen van beide partijen over de belangrijke vraag hoe onze ('jongere’) monumenten te gebruiken met behoud van de karakteristieke waarden zeker voortge­

zet moet worden. De resultaten van deze dialoog zullen tezijnertijd in de Sluitsteen gepubliceerd worden.

y j.p.-r.

Het eerste deel vandit artikel,gepubliceerdinhet vorige nummer van deDe Sluitsteen, behandelde de Amsterdamse speurtocht naar geschikte gebouwen voor kathedraal, bisschoppelijk paleis en seminariedie resulteerde in het planeen nieuwekathedraalte bouwen. Hierna volgt een bespreking van het ontwerp dat Jande Greef als stadsarchitect hiervoor tussen 1828 en 1830 ver­ vaardigd had.

Een belangrijke vraagis indit verband welke ken­

nishij omtrent oudereofcontemporaine kathe­

dralen, in steen of op papier, kon bezitten,waarbij overigenseen strikt onderscheidmet het genus 'grotestadskerk’ vaakniet temakenis. Dit maakt een bestudering vandehemter beschikking staande bouwkundige literatuuur, en vooral van zijn opleiding noodzakelijk, welkelaatste onsuit­

eindelijk naar het Parijs vanhetEersteKeizerrijk zal blijken te voeren.

1. Zo had het stadsbeeld: Kathedraal van Amsterdam, met Kloveniersburgwal, gezien vanaf de brug bij de Nieuwe Hoogstraat kunnen worden. - Fictieve perspectieftekening van de auteur.

Debouwtekeningen

In het Geheim Archief vanKatholiekeEredienst zijn, verspreid over verschillende bladen, de zevenbouwtekeningen teruggevonden, waarvan inde, reeds behandelde, correspondentie tussen Amsterdamen Den Haag melding werdgemaakt.

Allereerst is er eensituatieschets vande

Nieuwmarkt -1-.Verder tweevolledige plattegron­

den-2- en -3-, diedezelfde hoofdafmetingen bezitten, en een zodanige verwantschap vertonen dat de dwarsdoorsnede -5- en de opstand vande voorgevel -6-, samenopeen blad,met beide kunnen corresponderen. De lengtedoorsnede -4- komt slechtsmet ééngrondplan -2- overeen, zodat wede tekeningen 2,4,5en6alshet

hoofdontwerpkunnenklasseren. De andere plat­ tegrond -3- en het tweedefapade-ontwerp-7- zijn dan als varianten te beschouwen. (1)Bijdeze tekeningen ishelaas geen toelichting overgele­ verd.

De genoemde situatieschets toont dat De Greef zijn schepping centraal envrijstaandopdit plein hadgesitueerd.Het gebouw was voorts noord- zuid georiënteerd met de fagadeaande zijde van deKloveniersburgwalenhet kooropde plaats vande te slopenWaag.

Dateen groot bouwwerk alseenkathedraal geïsoleerd kwamte staanpaste geheel binnende classicistische traditieenhaar opvattingen omtrent monumentaliteit. Zo zette iemand als Jacques-FrancoisBlondel (1705-74),éénvande architectuurtheoretici met wieDe Greef indeloop derjaren vertrouwd moet zijn geraakt,zich inzijn

‘Cours d’Architecture’met nadruk af tegen de middeleeuwse praktijk op dit punt: “rien n’étant si contraire ala bienséance, que de voir laplus grande partie de nos Eglises, enclavés dansdes maisons aloyer,ou entourées derues sireser- rées”. (2)Ookin andere handboeken waarover De Greef opPublieke Werken beschikte, is een dergelijke gedachtengangterugtevinden: de kerk als blikvangervoor enige opeen open plaats samenkomende grote straten. Ongetwijfeld ismen daarom in Amsterdam ookzo naarstigop zoek gegaan naar eenplein, wat in deze dichtbebouw­

de stad niet weinig problematisch was. DeNieuw­

markt wasindit licht zeker geen slechtekeuze. In de doorDe Greef gekozen oplossing zou de Kloveniers-burgwal recht op de voorgevel zijnge­

situeerd. De door dehandboekengepropageerde boulevard zouzo ineen bredegracht eentypisch Amsterdamse variant gekregen hebben.

Het hoofdontwerp

Hethoofdontwerp toont eendrieschepigekruis­

basiliek met niet uitspringendtransept, ondiep koor enomgang, van31 bij88meter.Twee colonnades van Korinthische zuilen scheiden de beukenendragenbovenhet zware, ononderbro­ ken doorlopende hoofdgestelhet tongewelf dat het middenschip overdekt. Voorbijde viering- die doorzware pijlers geaccentueerd wordt - voor­

gezet, sluiten deze zuilenin eenhalve cirkel de altaarruimteaf. Het schip is in hethoofontwerp zeventraveeenlang, indevariant twee korter.

Daarmeeisderuimte geschapenvoor een driebeukig transept,zoalsdat-inde plattegrond althans - door de pijlers van de traveevoor enna de viering aangegevenlijkt.

De Greef staat met deze opzet ineen lange

Europese traditie; Hij grijpt, sterk vereenvoudig- 3

(4)

2. Project van J. de Greef voor de Kathedraal,1828/30:

plattegrond van het hoofdontwerp.

9 - d

<3

■Fa.

- Cs O8

Lb-

11 f ■ ffl

1

4? <

1

ï

wfc' .

rm

©

® I

W

w

1

•i'

3. Project van J. de Greef voor de Kathedraal,1828/30:

alternatieveplattegrond.

end, terug op het klassiekeschemavandeFranse gotischekathedraal. Voor Nederlandmagzijn projectechter uitzonderlijkheten: het Latijnsekruis washier binnen de protestantse kerkbouw alsinds de vroegezeventiende eeuw verdwenen, wat uiteraard eveneensvoor de aanlegvaneen koor met omganggold. Een nieuwehervormde kerk wasinhetbegin vandenegentiendeeeuw mees­

tal niet meer dan eenrechthoekige zaal,soms een polygoon. Derhalve zoudekathedraalvanDe Greef voorNederlandook de eerstebasiliek sedert DeKeysers Amsterdamse Westerkerk (1621-’38) geworden zijn. De grotere drieschepige katholieke kerken, die sedert deBataafse Omwen­

teling weer ‘openlijk’ opgetrokken mochten wor­

den, kregennamelijk altijd dehallevorm. Boven­

dien zijn daarbijde zuilenmeestal door bogen verbonden, de -veel strenger klassieke -combi­

natie vanzuil en architraaf komt minder voor.Van dit allesboodindehoofstadde St. Catharina aan het Singel(1817-19) een belangrijkvoorbeeld.

Aan het exterieurvan het kathedraalontwerp vallen onder meer de volgende zaken op;

1. Het schip is afgedekt door een hoog schilddak, waardoor de frontpartijmet de twee torens enigszins loskomt testaan. De Greef had dat al eerder bij zijn Hervormde Kerk te ‘s-Herto- genbosch(1820-’21) toegepast.

2. BovendekruisingontwierpDe Greef iets dat men met een beetjegoede wil als eenlage en gedrongen vieringtoren betitelen kan,een bin­ nende neoclassicistischearchitectuur vrijzeld­

zaam fenomeen.

4 3. Deveelvuldige toepassingvan halfronde ven­

sters: kleininde zijbeukenendekooromgang, middelgroot inde lichtbeuk,engrootin de gevelsan transept en hoofdfaqade. Inde voorgevel heefthetraam daarbij door de ver­

ticale driedelingde vormvaneen zogenaamd

‘thermenvenster’gekregen,een vanoorsprong Romeins motief dat inNederland voor 1830 vermoedelijk alleennogmaar door De Greef zelf toegepast wasbijzijn Bossche kerk. In Nederland waren rondboogvensters of- nog traditioneler - spitsboogvensters gangbaar; het halfronderaam was voor kerken hoogstonge­ bruikelijk.Dit wijst, zeker vanwegehet alge­ meenstrengeen sobere karakter vanhet exterieur opeenFranse oriëntatie,hetzoge­

hetenDorisme vandeRevolutiejaren.

4. Dekleineportico van viervrijstaande zuilen, eenelement waarop in het kader vanhet alter­

natieve facade-ontwerp dieperzalwordenin­

gegaan.

5. Debovenbouw vande voorgevel. Wat deze vrijweluniek maakt is hetgebruik van twee torens. Hetdubbeltorenfront was in grote delen vanEuropa mèt de gotiek vrijwel geheel van het toneelverdwenen. In het beginvande negentiende eeuw was bijkerkbouwslechts één(of geen) torenregelgeworden.Ten tijde vandebarok was dit nogtendele anders.

Terwijlin deEngelse kerkbouw het tweetoren­

front vrijwel ontbrak, enin Frankrijk slechts her en der een paar exemplarenverrezen, werden nogtotdiepindeachttiende eeuw in Zuid- Duitsland en Italië degrotere katholiekekerken bij voorkeur vaneen dubbeltorenfront voorzien.

Die opzet werd daar toensoms zelfs zozeer

met het katholicisme geassocieerd, dat de Beierse bouwmeesterLukasVochs, wiens werk indebibliotheek van Publieke Werken opgeno­ menwas, in zijn 'Bürgerliche Baukunst' (1780-

’82) expliciet dekatholieke kruiskerk met dub­

beltorenfront en centrale koepel tegenover de protestantsezaalkerk zou plaatsen, welke laatste’’urn die grosze Kostenzu ersparen”

slechts met een toren werd uitgerust (3). Na de eeuwwisselingwerdin Duitsland hettwee­ torenmotiefplotseling zeldzaam, ofschoon juist enkelebelangrijke architecten alsKarl Fried- richSchinkel(1781-1841) er nog weleens gebruik vanmaakten. De typischneoclassicis­

tischeportico, tijdens debarok in heelEuropa de grote afwezige ontbrak daarbij echter steeds. Decombinatievan twee torens en zuilenhal, voorDe Greefs project zo karakteris­

tiek, komt slecht voor in het EngelseenFranse neoclassicisme.(4) Maarook hier wasdeze zeer zeldzaam. Voor Frankrijk vallentot1830 slechts enige kerken in de >provincie> tenoe­

men.(5) Ofdeze De Greef tot inspiratiebron gediend kunnenhebben, is zeer twijfelachtig.

Zolangniettebewijzenis dat DeGreefvan hun bestaan opde hoogte was moet het leggen vanelkverband met deAmsterdamsekathe­

draal speculatie blijven.Eenuitzonderingmoet daarbij slechts gemaakt worden, enwel voor de St. Vincent-de-Paulte Macon (1810)van A.J.B.G. de Gisors (1762-1835), die toeneen zekere faamgenoot en mogelijk ookbijDe Greef bekend was.(6)Uiteindelijkis het ont­ werp daarvanbovendien gepubliceerd ineen foliant datin Amsterdam opPublieke Werken aanwezig was.(7)

Eén kerk heeft De Greef beslist uit eigen aan­

schouwing gekend: deSS.TrinitèdeiMonti (1564- '85), middenin de vreemdelingenwijk van Rome bovendeSpaanse trappen gelegen, direct bijde VillaMedicidie de AcadémiedeFrance herberg­ de, waar hijvan 1811 tot 1813 verbleef voorzijn opleiding.Debelangrijkste overeenkomst tussen dezeItaliaansekerk en het Nederlandse ontwerp is het grote thermenvenster boven deportico tussen debeide torens.DeSS. Trinitè moet der­

mate tot de verbeelding vande toenmaligeItalië- reizigers gesproken hebben,dat de Beierse hofarchitect Leo von Klenze (1784-1864) niet schroomdedirect na zijn terugkomstuit Rome (1823) de helevoorgevel letterlijkvoor zijnslot­

kapelin Tegernsee te copiëren.(8)

De Greefs kathedraal en de SS.Trinitè hebben met de meeste andere neoclassicistischekerken met twee torens gemeendat het dak van het middenschip schuil gaat achter een rechte ver- bindingsmuur tussen de torens. Hetis een ant­

woord opde vraag hoeineenbasilicaleopzet tweefronttorens teintegrerenen daarbij een drie­ hoekige topgevel daartussen tevermijdendat vaker toepassing vond. (9)Deze verbindingsmuur wasbij de SS.Trinitè meteenbalustradebe­

kroond,terwijlDe Greef voor een veelstrakkere oplossing koos.

Balustrades sloten ook de beide torens vanan-

4. Project van J. de Greef voor de Kathedraal, 1828/30:

lengtedoorsnede.

5. Project van J. de Greef voor de Kathedraal,1828/30:

breedtedoorsnede.

dere Europesekerken met dubbeltorenfront uit de eerste helftvande negentiendeeeuw af.De koepelhadals torenbekroningin vrijwelallegeval­

len mèt het verscheiden van de barokplaats gemaakt voor een platform.De Greef daarentegen koosvoor kleinefrontons met daarachter kruisen­

de zadeldaken,enzouook dit als idee heelgoed aan de SS. Trinitè ontleendkunnenhebben, de koepeltjes daarvan als ouderwetsschrappend. De Amsterdammer hadditmotief bovendienal toege­ past bij het vieringtorentje vanzijn kerk in ‘s-Herto- genbosch. (10)

De overeenkomsten tussendeSS.Trinitè en Amsterdams’ kathedraal blevenechterbeperkt tot de opzet vande voorgevel. Dekerk daarachter verschilde sterk.Enwaarom bijvoorbeeld De Greef het voor zijncreatieüberhaupt binnen de categorie tweetorenfronten heeft gezocht,is daarmeenogniet verklaard. Daaropkom ik later terug.

Het alternatieve voorgevelontwerp

DeGreef heeft, vermoedelijk bekend met de spaarzaamheidvande Nederlandse rijksoverheid die de bouw van zijn kathedraal hadte financieren en twee torens wel eens teprijzigzou kunnen ach­ ten, nogeentweede ontwerp voorde voorgevel ingediend.

De dubbeltorenpartij werd hiertoevervangendoor een soort >westwerk>,waarbij eenduidelijkpro- 5

(5)

6. Project van J. de Greef voor de Kathedraal,1828/30:

voorgevel van het hoofdontwerp.

portionelerelatie gelegd wordt tussende fagade en hetkerklichaam.De portico,tot zes Korinthis­

che zuilen uitgebreid, neemt namelijk de gehele breedte van het middenschipende hoogte van het zijschipin. (11) Indatopzicht wordtsterk teruggegrepen opde Vitruviaanse tradities van de voorgaande eeuwen, waar deklassieke ordes nog de verhoudingen binnen een gevel bepaalden.

(12)De portico vanhet hoofdontwerp stond daar­

entegen wat de afmetingen aangaat in geen enkel verband met derestvanhet bouwwerk,iets wat kenmerkend is voor veelneoclassicistischearchi­

tecten,maar waarvande oorsprong alin het Fran­

krijk vandelate achttiendeeeuwgezocht moet worden.

De basilicale opbouwin lage zijbeuken en hoger middenschip wordtnubovendienduidelijkinde fagadeweerspiegeld. Bovende zuilenrijvolgt ter breedte en hoogte vandemiddenbeuk een twee­ de verdiepingmet groot halfrondvenster,afgeslo­

ten door een dwars zadeldak. Daaropverrijst een toren, bestaande uit een vierkant, eenopenacht­

kantmet Korintische zuilen, eneenhalfrond koepeltje. De compositie kan moeilijk bevredigend genoemd worden, endemonstreert weereens ten overvloedehet probleem waarvoor eenklassiek geschooldarchitect kwamtestaan, als hij het waagde om toren- entempelmotief ineenen de­

zelfdefagade te combineren. (13)

Hoe conservatief ook naar buitenlandsemaat­

stavenbeoordeeld,vanwegehet in bepaaldeop­ zichtennog >Vitruviaanse> karakter, voor Neder­ land was ook deze gevel hoogst modern.

Desamenvoegingvan vrijstaande portico en koepeltorentjegeldt weliswaar alstyperend voor

6 de -ten onrechte voor Waterstaatskerk uitge-

7. Project van J. de Greef voor de Kathedraal,1828/30:

alternatief ontwerp voor de voorgevel.

scholden neoclasssicistische bedehuizen alhier, maarvrijwelallevoorbeelden dateren pas uit de dertiger en veertiger jaren vandenegentiende eeuwen zijn dusjonger dan De Greefsproject. De

>herontdekking>vande portico wasinternation­

aal gezien inde tweedehelft vande voorgaande eeuwvooralhet gevolg vanarcheologischeont­

dekkingen. Deze resulteerden ineentoenemende oriëntatie opdeGriekse antiekebouwkunst,waar­

door deklassieke ordes niet langer decoratief (als pilastersof halfzuilentegen muren of pijlers), maar constructief (als devrijstaandezuilen bij eentem­

pel) werden gebruikt.(14)

InEngeland werd deze portico duidelijk eerder geïntroduceerd dan eldersinEuropa. Hierwas men dientengevolge ook voor het eerst voorhet probleemkomente staan,hoebijeen kerk het toren- en tempelfront opeenvoor eenklassiek geschoold oog bevredigende wijze tecombine­

ren. JamesGibbs(1682-1754) had dit in Londen bijdeSt. Martin-in-the-Fields (1722-’26) opgelost door detoren achter het pediment vandeperi­

style ophetzadeldak teplaatsen.Zijn vondst heeftniet alleenin eigenland school gemaakt, maar zoulater ookin Nederlandgangbaar wor­

den.Alleen moest men daarvoor tot 1809 wach­

ten,toenAdrianus Tollus (1783-1847) erbij de St.

Petrus’ Banden teRijsenburg gebruik vanmaakte.

Maar ook daarna vond de portico inde sacrale architectuur noglangslechts spaarzaam toepas­ singenbleef Tollusmet nogtweeandere kerken (15) indit opzicht -vermoedelijktot 1830-een eenling. De meestekatholiekekerkenwaren uit­

wendig noglangzeertraditioneel opgezet,endit gold zo mogelijknogsterker voor dehervormde, waar de baksteenoverheerste en zelfsklokgevels

nogin zwang waren. Deze gebouwen brachten het aan neoclassicistischeelementenmeestalniet verder dan een eenvoudige pilasterportaal: Op het moment vanDe Greefs activiteiten voorhet bis­

dom Amsterdam-in-oprichting was ernieteenmet eenvoorhal van vrijstaande zuilen. De doorbraak volgde bij beide gezindten pas kortna het uiteen­

vallen van het VerenigdKoninkrijk.(16)

Voor detrapsgewijzeen driehoekige opzetvan zijn alternatieve fagadeontwerp zouDeGreef in eigen land echter geheel vruchteloos naarvoor­

beelden uitgekekenhebben. (17) Dedoor Gibbs enTollus toegepaste oplossing kwamalleen in aanmerking voor hallekerken,waarbij het mogelijk wasalle drie beuken onder een groot zadeldak te vatten,eenzadeldakdatmeteen zuilenrij overde hele breedte van de kerkcorrespondeerde. Bijde basilicale opzet waarvoorDeGreef koos, moest de zuilenpartijwel tot het centraledeelvan de voorgevelbeperkt blijven, tenzij mende Palla- diaanse oplossingprefereerde,waarbij eensmal hoogtempelfront voor de middenbeuk met een breed laag tempelfront voor dezijbeuken werd gecombineerd(18) - een oplossing die,vooral vanwegededoor geenenkel antiek voorbeeld gelegitimeerdebreukin het >lage>fronton voor eenstrengneoclassicist alsDe Greefanno 1830 wel niet meer aanvaardbaar was.

Vermoedelijk moet de herkomst vanDe Greefs compositie inFrankrijk gezocht worden, waarjuist sedert het eindvande achttiende eeuw de vroeg Christelijke basiliek van het Rome vanConstantijn model waskomen testaanvoor de contemporaine kerkbouw, enmen methetzelfdeprobleemgecon­

fronteerdwerd. Hier vond men tegelijk metDe Greef soortgelijke oplossingen. (19)

Gebouwde en ongebouwdekathedralen inde tijd van De Greef

Tot dusver hebbende ontwerpen vanDe Greefals uitgangspuntvandebeschouwingengediend, waarbij diverseovereenkomsten werden gevon­

den met >gewone> kerken. De Greef had echter geen >gewone> katholiekestadskerk te ontwer­ pen, maar een ‘kathedraal’: een bedehuis met zeerspecifieke eisen,of tenminste eenbouwwerk dat wezenlijk diende te verschillenvan debe­

staande roomsebouwselsin zijn eigen omgeving, waarde katholieken de schuilkerken nog nauwe­

lijks ontgroeid waren. Dearchitect stond hier voor de taak eenvoor dezebevolkingsgroep onge­ woon grootgebouw afteleveren, dat aan de hoogste eisenvanrepresentativiteitmoest voldoen, en dus in een eigentijdse stijl opgetrok­ ken diende te zijn.Anno 1827 betekendedit nog onvermijdelijk eenkeuze vooreenclassicistische bouwtrant.

Zijngeheime opdrachtheeft De Greefderhalve vermoedelijk voor denodige problemen gesteld.

We mogen aannemen dat voor hem,als protestant en alsHollander, het ontwerpen vaneenRooms- Katholieke kathedraal geenalledaagse bezigheid isgeweest. Überhaupt lagenzijn activiteiten meer op profaan terrein; hijhad totdusverslechts één

Y -

8. Project van J. de Greef voor de Hervormde Kerk van ‘s- Hertogenbosch, uitgevoerd 1820-'21.

kerk ontworpen. Een duidelijke omschrijvingvan hetgewenste produkt wasbovendien door het ministerieniet bijgeleverd. Eenprogramvaneisen ontbrak, vermoedelijk omdat er inDen Haag toch niemand enig benul vanhad watdaar in dit geval dan in hadmoetenstaan.Alleendebenodigde omvang was opgegeven:de kathedraal vanAm­

sterdammoest drieduizend zitplaatsenkunnen bevatten - endat,uiteraard, voor een vriendelijk prijsje.

Dientengevolge moest De Greef uit anderebron­

nenputten,zoalscontemporaine kathedralen el­

dersinEuropa, of richtlijnen in zijn collectie hand­ boeken.

Hetprobleemmet het eerste was echter,dat deze uitermateschaars waren.Naar de andere kers­

verse bisschopsstad, 's-Hertogenbosch, hoefde hijal niet tekijken omdat daar de laatgotische St.

Jan tot domkerk werd uitverkoren.In eigenland stondverder alleende - inmiddels in hervormde handen geraakte - Utrechtse Dom, behalve go­

tisch ooknog door de orkaan van 1674 danig verminkt. Inde zuidelijke rijkshelft deden slechts middeleeuwsekerkenalskathedraaldienst,met uitzondering vanNamen, waar men in 1751 tot nieuwbouw overgegaan was,maar heel andere wegen bewandeld had dan De Greef,envoor een kruisbasiliek met eencentrale koepeltoren

gekozen had.

Wel wareninDuitsland, Frankrijk enItaliëin de 7

(6)

9. Project van A.J.B.G. de Gisors voor de St. Vincent-de-Paul te Macon (Saone-et-Loire), 1810.

zeventiende en achttiende eeuw nogenkelenieu­

wedomkerkenin classicistische vormverrezen, tendele met dubbeltorenfront, maar er iseenen­

kele aanwijzingdat DeGreef één daarvan gekend heeft.Wat daarna1800bijkwam, was evenmin voldoende opzienbarend om in prentvorm tot Am­

sterdamdoor te dringen.

Dekathedraalwas als bouwopgave duidelijk enigszins opde achtergrond geraakt.Een blikin dehem opPublieke Werken ter beschikking staande tractaten haddearchitectdaaromook niet veel wijzergemaakt. (20) Van de twee dozijn door auteur dezesgeraadpleegde bouwkundige handboeken uit deperiode 1750-1850 bleek slechtseen enkele een minimumaanrelevante informatie te verschaffen.In hetmerendeelwordt geenwoordvuil gemaakt aanhet bestaanvan kerken, laat staan kathedralen. Een bouwprogram komt zeker nergens ter sprake.

Ditgeldt ook voor een van debelangrijkste theo­

retici, waarmee De Greef in Parijsis grootge­ bracht:Jean-NicolasLouisDurand(1760-1834).

Diens ‘Précisdes leçons d'architecture données a l’EcolePolytechnique’ (1802-’05)gold gedurende deheleeerstehelft vandenegentiende eeuw als het universele handboek. Terwijlhierin vrijwelelk ander groot publiek gebouw derevuepasseert, wordt, afgezien van enige lapidairezinsneden in de inleiding, voorhethelegenus >kerk> geen plaats ingeruimd. Dereedsgenoemde theoreticus Lukas Vochs bracht indenadagenvanhet Ancien Régimewel uitvoerig devereistenvanparochiek­

erk enkloosterkerk tersprake,compleet met eigen ontwerpen, de term>kathedraal>daarentegen laat hij zelfs niet eenkeer vallen. Dekathedraal was een dermate theoretische opgave geworden, dat menerzelfsinde theorie geenaandacht meer

8

aan besteedde.

Waar dekathedraalnogwelter sprake komt, wordt deze bovendien- niet onlogisch- vaak di- rekt met de gotiekgeassocieerd. Zo drukt C.F.

vonWiebekingin hetderde deel van zijn ‘Theo- retisch-Practische Bürgerliche Baukunde’(1821-

’26) op twee bladen de plattegronden af van vijf­ entwintiggrotekerken,meestFranse middeleeuw­

se kathedralen. OokDurand’s 'Recueil et parallèle des Edificesde toutgenre, ancienset modernes’

(1800)(21) beeldttalrijke kruisbasilieken entwee­

torenfronten af waarvanhet merendeel gotisch is, enalleendeSt. Pieter voor Rome,deSt. Paulvoor Londen ende St. SulpicevoorParijshetklassieke element vertegenwoordigen. - Tweevandezelaat­

ste drie zijn, veelzeggend,geen bisschopskerken.

Dit alles zou erop kunnenwijzendat aandehoofd- opzet vanDe Greefskathedraal -kruisbasiliek, kooromgang, dubbeltorenfront - ookmiddeleeuw­

se voorbeelden tengrondslaggelegenhebben.

Het grondplan van eengotischgevaarte als de kathedralen van Reims enAmiens,of vandeNotre Damein Parijs - die De Greefuiteigen aan­

schouwing gekendmoet hebben - was,mits meer geregulariseerd, sterk vereenvoudigd enaande krappe beurs van Nederlands’katholieken en de krenterigheid van DenHaagaangepast,ook voor een vurigclassicist alsde Amsterdamse architect ongetwijfeld was(22),vermoedelijk welaanvaard­

baar.Voor de opstand,met zijn grillige silhouet en sterke verticalisme, gold dit natuurlijk minder.

Ook anderehandboeken hadden De Greef,oner­

varenop hetterrein vande monumentale katho­

liekekerkbouw, in basilicale richtingkunnendrijv­

en. Als hijbij voorbeeld de moeitehadgenomen om het opPubliekeWerkenaanwezigeexemplaar vanhet eerstedeelvan Wiebeking’s tractaatopen tesnijden, hadhij daar diverse basilieken kunnen ontwaren. (23) Die voorkeur was toenin Europa algemener. De enormekoepelkerken opcentralis­

tische grondslag waren uit de gratie geraakt.

Voor deenigeredelijkrecenteauteur diespecifiek ophet verschijnsel >kathedraal> ingaat, geldt dat echter minder: J.F. Blondel,de meest invloedrijke theoreticus uit de tijdvan het vroege neoclassi­

cisme, wiens‘Cours d’Architecture’(1771-77) natuurlijk ook bij De Greefin dekast stond.

Blondel leverde,vaneigen hand, drie kerkplatte- gronden:voor eengrote stadskerk, eenklooster­

kerk eneen kathedraal. Delaatste betreft eenon­

uitgevoerd gebleven project voor eenniet nader aangeduideDuitse bisschopsstad. (24) Alle drie zijn hetkruisbasilieken met centralekoepeltoren, waarbijde kathedraalzich vande andere twee voornamelijk door grotere omvang engrotere complexiteitonderscheidt. Ookuit debegeleiden­

detekst wordtniet duidelijk wat volgensBlondel een kathedraal tot kathedraal maakt -behoudens dieene constatering, elders, “qu'on réserveles doublés tourspourlesMetropoles”.(25)

De overeenkomst tussende kathedraal vanBlon­

delendekathedraalvanDe Greef is echter ger­

ing,en beperkt zich tot dealgemene basilicale opzet met transept en tweefronttorens ter weers­

zijdenvaneen portico. (26) De verschillen zijn aanmerkelijk talrijker.

10. Rome, SS. Trinità dei Monti bij de Spaanse Trappen, 1564- '85.

Deopleiding van DeGreef

Op grond van handboeken alléénkonDeGreef zijnkathedraaldus niet bouwen. Resteert de vraag of De Greef misschien tijdens zijn opleiding methet ontwerpenvan kerken en kathedralen in aanraking is gekomen. Nederland mogenwe daarbij gevoegelijk uitschakelen. (27)De opleid­ ingtot bouwmeester steldehier in denadagen vande Republiek nog weinig voor.Van de over­ heid ging nauwelijksenige stimulans uit; PasLouis Napoleon creëerdein 1807,omde bouwkunde op een hoger plan te brengen, demogelijkheid om oprijkskosten tweejaar inParijs entwee jaar in Rome te studeren. Deeerstestadwerddaarbij vanwege de geringe Hollandse basiskennis als tussenstationvooreen bezoek aan Italiëstrikt noodzakelijk geacht.(28) HetKoninklijkInstituut van Wetenschappen enSchone Kunstenin Am­

sterdam (1808),deKoninklijke Artillerie- enGenie­

school teDelft (1814) waar de Waterstaatsambte­ narenhuntechnische opleidingontvingenen de Koninklijke Academie voorBeeldendeKunstenin Amsterdam(1820) dankten alle hunontstaanaan initiatieven vandeFranse Koning vanHolland, verder uitgewerkt door Willem I.

Voordien moest een architect in Nederlandzijn kennis opdoen inde praktijk, tijdens avondcursus­

sen vanplaatselijke timmerlieden, aande diverse stadstekenscholen of bij particuliere verenigingen

vankunstliefhebbers als hetGenootschap Pictura inDordrecht,waarDeGreef deeerstestappen vanzijn loopbaan zette. Reizen buitenslands wer­

den daarbij niet gemaakt, eneen goed Neder­

lands handboekontbrak. Voordat laatste moest menwachten tot 1823, toen het'Theoretisch en Practisch Bouwkundig Handboek' van W.C. Brade verscheen. Erg hoog kan hetniveau nietgeweest zijn,want de directeur-generaal vanKunsten en Wetenschappen Johan Meerman moest in 1808, toenDe Greef als voormaligleraar bouwkunde vanPictura naar een beurs voorParijs solliciteer­

de, tot zijnontzetting constateren dat de kandi­ daat nog nooit van Piranesi gehoord had.(29) Datheeft niet verhinderd dat DeGreef indevol­

gende twee jaar als‘sKonings meest getalenteer­

de kwekeling aan de 'EcoledesBeaux Arts’zou gelden (30), waarhij onder de hoede van— FëFa—-Napoleons hofarchitectCharles Percier (1764-1830) werkzaamwas inhet atelier vandiens leerling Hippolyte Lebas(1782-1865). Parijs heeft, veel meer dan Rome,eenbeslissendeinvloed uit­

geoefendop het karakter van zijnlatere architec­ tuur. Dit goldook sterk voor zijnmedeleerlingen Zeger OtzReyers (1790-1857) enJan David Zocher (1790-1870).

De invloed vandeFranse bouwkunst bleef echter niet tot deze Nederlandse kwekelingen beperkt. In het kielzogvanLouis Napoleon warenFransear­

chitecten naarNederlandgekomen.Bijontsten­

tenis vaneen handboekin de landstaal waren Blondel en Durand, wier werkhier zelfsten dele gedrukt was, inNederlandin zwang geraakt ende Amsterdamse Academie voor BeeldendeKunsten zouooknadeaftochtvandeFransen nog lang op

het Franse neoclassicisme georienteerd blijven, zelfs nadat aandeUtrechtsestadstekenschoolde gotische architectuurtekening geïntroduceerd werd. Heelde Nederlandsecultuur kortom,stond inde Franse Tijdinhet tekenvanFrankrijk.

DeFranse oriëntatie inhet werk vanDeGreef is dan ook evident. Zo was zijn ontwerpvoor een nieuweBeursinAmsterdam (1825) vanwege het grotehalfronde vensterduidelijke geïnspireerd op eenbeursprojectuit DurandsPrécis,terwijlde fagades vanhet door hemin 1823/’24 voor de Nieuwmarkt ontworpenGerechtshof ookFranse trekjes vertonen. (31)Dit geldt ook voor deHer­

vormdeKerk van‘s-Hertogehbosch (1820-’21)en hetplan voordekathedraal. Vreemd genoeg ver­ tonen deze beide ontwerpenuitwendigten dele dekenmerken vaneenstijl dieten tijde van het Eerste Keizerrijk alweeruit de >mode> geraakt was: hetstreng-republikeinse Dorismevande Revolutiegeneratie,vanEtienneBoullee(1728-’99) enClaude-NicolasLedoux (1735-1806).

Dezeeen stijlwordt gekenmerkt door een voorlief­ de voor zeer zwareen massale vormen en propor­ ties,vlakke ongelede gevelszonderornamenten en met relatief kleinevensteropeningen,gedron­

gen zuilen, platte lijstenen zwakke profielen. Bij voorkeurwerd gebruik gemaakt van de Griekse versie vande Dorischeorde(ongecanneleerde zuilen zonder basis), maar hiervan isbijDe Greef

nietsterug te vinden. Voortswas het halfronde

9

(7)

11.Parijs, voorgevel van de St. Sulpice, 1733-80 door J.N.

Servandoni en J.F.T. Chalgrin.

venster, zoals datbij onze kathedraalin voor- en zijgevels optreedt,een veel benut motief. Dege­

strengheid isechterbij DeGreef afgezwakt door de toevoeging vaneen Korintische portico, het gebruik van pilasters ende vermoedelijk aande barokontleende toepassingvanpedimentjesop de torens. InFranse context weinigspectaculair, warendeze vlakke pilasters voor Nederland op­

zienbarend, omdat hier rond 1830in de regel nog steeds de gebloktebakstenenpilasters,en natuurstenen hoekblokkentoegepastwerden, die voor de kerkbouw van de achttiende eeuw zo ken­

merkend zijn.

Het type van de vroeg-Christelijkebasiliek Eengeheelander Frankrijk spreekt uithet inwen­

dige vande kathedraal: niet datvan deRevolutie, maar datvande Restauratie. De halfronde koor- absis met krans van zes zuilen, deronderuimtes inhet verlengde van de zijschepen (bijDeGreef dus onder de torens) ter weerszijden vaneen soort voorhalwelke zich door twee zuilennaar de middenbeuk opent,de zuilenrijen metzwaar hoofdgestelende tongewelvenonderhetaan beide uiteinden afgewolfdzadeldak hebbenmin­ dervandoen metgenoemd Dorisme en meer met de St.Philippe-du-Roule(1772-’84) van J.T.F.

Chalgrin (1739-1811). Parallellenzijnhier ook te vindeninde wijzewaarop blinde en bevensterde traveéen elkaarafwisselen.(32)

OngetwijfeldheeftDe Greef de St. Philippe-du- Roule, eenvande belangrijksterecentekerken in deFransehoofdstad, gekend. Met dit bouwwerk wasindertijdhet typevan de vroeg-Christelijke basiliek,met colonnade (in plaats van zuilen- of pijlerarcade) en door cassettengeleedtongewelf (inplaatsvan gestucte plafonds) geïntroduceerd.

Het werdtoentertijdals de meest directe erfge­ naamvandeklassiek tempelbeschouwd. Hetwas 10 een type datvooralna 1815,toenonder de inhun

oude positie herstelde Bourbonsop alle fronten teruggegrepenwerd naar de tijdvanLouisXVI, ingang zou vinden, enuitgroeide totwat welhet

“FormidealderZeit”isgenoemd. (33)De voor­

naamstekerken van het Parijs vande jarentwintig, als deNotre-Dame-de-Lorette vanDe Greefs Parijse leermeester Lebas,en de St. Vincent-de- Paul (1824-’48) vanzijn generatiegenoot J.I.Hittorff (1792-1867), delaatsteevenals de kathedraalmet kooromgang, volgden dit spoor. (34) BijHittorff en DeGreef kan bovendien persoonlijke bekendheid met de Constantijnse basilieken inRome zelf een belangrijkerolgespeeld hebben.Ook aande Ecole des Beaux-Arts wasDe Greef alintensief met Chalgrins nieuwe oude kerktypeinaanraking gekomen, omdat deze daar voorhetontwerpen vangewonestadskerkeningeburgerdwasge­

raakt.(35)

Belangrijker nog:ookdeveelgelezenDurandhad in 1802 bijdeinleidingtotzijnPrécis voor dittype gekozen. Zijn werkwijze moet het prijsbewuste ministerie van Katholieke Eredienst uithethart ge­

grepen zijn. Spaarzaamheid, het verkrijgen van veelruimte voor weiniggeld,staat centraal. Zo is althans zijn aanval ophetParijsePantheon ende RomeinseSt. Pieter teinterpreteren.Voor beide kerken levert deauteureenalternatief project,in het laatste geval vergezeld vande toelichting dat uitvoering vanhet zijne indertijd “eut epargneaux trois quarts de ITuropedessièclesde calamités

“. (36) Hierbij wordtimpliciet dekoepelkerk,tot voor kort inFrankrijk voor de grootste gebouwen gangbaar, verworpen, wantDurands plan toont een vijfschepige kruisbasiliek van vroeg-Christe­ lijkeinslag,zonder koepel of toren, in de trantvan de oude St. Pieter.

Het motiefvandedubbeltorenfaqadeis echter noch tot de nieuwe St. Philippe-du-Roule, noch tot de oude St. Pieterte herleiden. Hiervoor moet de bronelders gezocht worden,enwelin eenprijs­

vraagvandeEcole des Beaux-Arts uit1809, juist inde periode datDe Greefdaar studeerde.

Dekathedraalbinnen de Ecole desBeaux-Arts Inhet Frankrijk vannadeRevolutie werden kathe­

dralen eerder gesloopt dan gebouwd. Het religi­

euzeleven had in heelEuropa eenabsoluut diep­ tepunt bereikt. Ofschoon het katholicisme bijde komst vanDeGreef inParijsal door het dal heen was zouer pasna 1814sprakezijnvan een wer­

kelijkeherleving. InFrankrijk resulteerde dit onder de bigotte laatste Bourbonkoningenineenware 'hausse' in dekerkbouw. De eerdergenoemde Parijsekerken stamden dan ook uit de regerings­ periode vanLouis XVIof LouisXVIII:dusruimvoor respectievelijk ruimnahet verblijfvanDe Greef in deFranse hoofdstad. Daartussenin valt een gat.

De parochies zelf waren,als gevolg vandestaat­

kundige omwentelingvanhungoederen endaar­

meevanhuninkomsten beroofd, veelte arm om te kunnen bouwenen vande staat vielweinigte ver­

wachten. Gedurende het bewindvanNapoleon was in deprovinciehooguit een handvol kerkjes verrezen (37)enin Parijs gebeurde helemaal niets.

12. Project voor een kathedraal. Bekroond ontwerp van L.H.

Lebas voor de Prix d’Emulation van1801.

I Ll

13.Project voor een kathedraal. Ontwerp van E.J.L. Grillon voor de Grand Prix van1809, met een tweede prijs bekroond.

Het anti-religieuze klimaatvan die jaren vond ook zijn weerslag binnen deEcole des Beaux-Arts.

Weliswaarhad Blondelin zijn standaardwerk de kerken niet overgeslagen, maar onder alle onder­ werpenwaarvoor in het laatste kwart vande acht­ tiende eeuw een‘Grand Prix’ werd uitgeschreven, bevond zich slechts eenbaptisterium(1787) - en een kathedraal(1781). (38) Deinzendingen van de beide prijswinnaarsbetroffenechterde ge­

bruikelijke grote koepelkerkenop kruisvormige grondslag, waaraan duidelijk de invloed van Soufflots projecten voor hetPantheonende papier gebleven 'Métropole' - vandeals docent aande 'Ecole' verbonden -Boulleeaf telezenis.

Na deeeuwwisseling volgde hieropeen reactie.

Durand, hoogleraar aan de ‘EcolePolytechnique’, stondnietalleenin zijn afkeer vankoepels. Bij de concurrent,de ‘Académie’,dacht men er net zo over,en toen zowelin 1801 (voor een ‘Prix

d’Emulation’) (39) alsin 1809 (andermaalvoor een Grand Prix) een prijsvraag voor een kathedraal uit­

geschreven werd, ging de jury op zoek naareen vormentaal die beter aanslootopde tradities van deFranse kerk en het karaktervandeFransear­

chitectuur“than theconstantlyreiterated Roman Pantheon". (40)

Men vond deze in het 'GrandSiècle', en welinde meer traditionelekruisbasiliek met twee west- torens. In diverse provincieplaatsenwaren tijdens deaera van Louis XIV enLouis XV nieuwe,grote, stadskerkenmettwee torens haddenopgetrok­

ken, waaronder ookdiverse kathedralen. (41) Een ooknadeFranseRevolutienog veelgeraad­

pleegd theoreticus als Jean-FrancoisdeNeuf- forge (1714’91) had inzijn‘ReceuilÉlémentaire d’Architecture’ (1757-’68) liefst een vijftal

voorbeelden afgebeeld. InParijs stond bovendien alslevensgroot voorbeeld, ofschoon geen bis­

schopskerk, denog lang niet vergetenSt. Sulpice, net als De Greefs kathedraal een drieschepige kruisbasiliekmet kooromgang,waarvandebeide torens uiteindelijk pas tussen 1777 en 1780naar ontwerpvan Chalgrin uitgevoerdwaren.

Inhet prijsvraagprogramma van 1801 werddan ook metklemomeen basiliekgevraagd,terwijl beide kerendebepalingopgenomen werd dat tweetorensverplicht waren. In 1801 werdalslo­

catiede hoofdfagade aangewezen. In 1809 werd de ontwerperdekeus gelaten tussen voor- en achtergevel, en tussen een vrijstaande of inge­

bouwde positie. Een koepel werdnietvoorge­

schreven,maarevenmin verboden. (42) Dewin­

naar van 1809,A.M. Chêtillon, had daarvandan ook gebruikgemaakt door een projektintedienen dat een groteske variant bood opdekoepelkerken vanSoufflot enBoullee.

Zoniet de winnaarvan 1801, Lebas, die bij zijn basiliek de vereiste twee torens in het front plaat­

ste,terweerszijdenvaneenportico vanachtzuil­

en. Inde vlakke afsluitingvandebeidetorens,en van de geveldaar tussenin,alsmededecolon­

nade die beide torens verbindt,vertoont het plan duidelijke verwantschapmet de St. Sulpice. (43) Iets sterker geldt dat nogvoor het ontwerp van E.J.L. Grillon (1786-1854),in 1809 met detweede prijs bekroond: hier keren ook dekleine frontons van het bovenste vierkant vandelinker toren te­

rug.De plattegrond toont een immensevijfschepi­ ge basiliek metdubbele torenomgang,alsmede een transept waarinde zijaltaren,netalsbij De Greefs kathedraal, niet aande oostzijde, maar tegen debuitenwanden gesitueerdzijn.

Wekunnengeredelijkaannemen dat DeGreef met deze kathedraalprijsvragen bekend was. De

‘GrandPrix deRome’vormdede centrale gebeur­

tenis van het levenaandeEcole, hethoogtepunt van hetstudiejaar. Die van 1809 valt middenin zijnParijseleertijd,enofschoon mededinging slechtsaan Franse staatsburgersvoorbehouden was,werdenook de Nederlandsekwekelingen min ofmeer bijdit gebeuren betrokken: Het thema vanhunverplichte examenopdrachten, welke na­

dien inhunvaderlandtentoongesteld werden, was vaak aande GrandPrix ontleend. (44)Bovendien wasLebas,de winnaar van 1801,zijn directe 11

(8)

4*.1

14. Anoniem project voor de Mozes & ASron te Amsterdam, ca. 1835, mogelijk doorJ. van Straaten en W.J.J. Offen- berg.

leermeester,enGrillon zijnmedeleerling.

ChStillonwaswerkzaam in het ateliervan Percier, die gewoonlijk dehelft van delaureaten leverde en ondermeermetChalgrin deel uitmaakte vande sectie architectuur vande Academie, die dein­

zendingenbeoordelenmoest.(45) Indekleine wereld vandeEcolezagmenelkaarvanzelfsprek­

end regelmatig;vaak wasdaardoor de prijsvraag tendele doorgestoken kaart en het onderwerp nauwelijks meer eenverrassing. (46) Dewinnaars vertrokkenvervolgens voor een paar jaar naar Rome, en daar kanDeGreef in 1812 in deFranse academie Chatillon enGrillon andermaal tegeng­

ekomenzijn.

Hoewel het zeker te ver gaat te stellen dat De Greef negentien jaar na dato een eigen oud prijs­ vraagontwerp uit dekast gehaald enbijgewerkt heeft, valt niet uit tesluitendat hijbijde uitwerking vanzijn opdrachtin 1828 oudere schetsen heeft benut. De tweetorenfapade vanzijn kathedraal maakt in iedergeval duidelijk dat deherinneringen aanzijn Parijse studiejaren, evenalsdeGrandPrix van 1809, nog niet verbleekt waren.(47)

Slotbeschouwing

In dit artikel iseen hypothese ontwikkeld over de wijze waarop het kathedraalontwerp totstand ge­ komen zoukunnen zijn. Alvorens nu terug tekeren tot deMozes& Aöron,enna te gaan hoe de beide 12 Amsterdamse projecten met elkaarin relatie

staan, lijkt het zinnig de belangrijkstebevindingen kort samente vatten.

Duidelijkisdat De Greef debelangrijksteas­

pecten van zijnplan aan verschillende bronnen ontleende. De hoofdopzet - een kruisbasiliek met kooromgangen tweetorens -gaat, ofschoon ook latere exemplaren aantewijzen zijn, uiteindelijk terug opdekathedraalvandeFranse gotiek.

Daarmeekan hij middels handboekenals Durands Parallele bekend zijn geraakt,voor zover hij niet al uiteigen aanschouwingmet deNotreDameen soortgenotenvertrouwdwas.Voorhetinwendige werd niet de gotische kathedraal maar de vroeg­ christelijkebasiliek,zoals die inhet voetspoor van ChalgrinsSt. Philippe-du-Roule verbreidwas geraakt, als uitgangspunt gekozen. De ononder­ brokencolonnadesonder zwaar hoofdgestel en halfrondtongewelf getuigen hiervan. Inzijnalter­

natieve fapadeontwerp met eentoren trachtte hij ook uitwendig hierbij aan te sluiten.

Dit laatseplan mag echteralseen noodoplossing beschouwd worden. Een dubbeltorenfront hadbij De Greef sterk devoorkeur.Voor die gedachte, dat zijn kathedraal indien enigszins mogelijk twee torens- hetgeen zekervoor een neoclassicistische kerk ongewoon was - moesthebben, zullenbuiten degotiek ook de voorschriften van Blondelen de voorgevelvan deSt.Sulpice inParijs opde achtergrond gespeeld hebben. Als bewuste keuze zijn zij vermoedelijk te herleiden tot deGrandPrix van 1809. Bijde uitwerking van dit thema tracht

<TAXI> TB II lilt ALTAAH

16. Project van J.van Straaten en W.J.J. Offenberg voor de St. Ignatius (De Zaaier) te Amsterdam, uitgevoerd 1835-37.

De Greef alte hoekigevormen te vermijden. Ook in dat kadergrijpt hij terug opdeSt.Sulpice, alsmededeSS. Trinitó dei Montiin Rome, welke hemop het ideevan het frontispice terafsluiting vande torenvierkanten,en op het grotethermen- venster boven de portico kunnen hebben gebra­

cht. Indesobere detaillering en de vlakke gev- elbehandeling spreekt daarbij, in afgezwakte vorm,enmet Hollandsestijfheid overgoten, de verlate volgelingvanhet strenge republiekeinse Dorisme.

Maarbijalle overeenkomst in stijl en conceptie blijvendeverschillentussen het Franse voorbeeld en de Nederlandse navolging groot.Zijdemon­

streren de grote kloof dieondanks deParijseleer­

tijd vande Amsterdammer tussenhet zelfbewuste Frankrijk en het kleinsteedseHolland gaapte, gap­

enmoest: de projecten vandeFransen warenveel te groot(s), te gecompliceerd en daarmee te duur om voor DeGreef echt als uitgangspunt tekunnen dienen,zijncreatiekonnietsanders worden dan een provinciaals aftreksel vande megalomane visioenen van hetpre- en post-revolutionaire Parijs.

EPILOOG; VAN KATHEDRAAL TOT PAROCHIEKERK

De kathedraal vanAmsterdamis er nooit gekomen. De Greefs project is nooit uitgevoerd.

Tochhebbenzijnactiviteiten binnen de stadhun sporen nagelaten. Tien jaar nadat hij zijn geheime opdracht gekregenhad werd, op 17november

1837,deeerstesteen gelegd voor denieuwe kerk vandeFranciscanerstatieMozes& Aaron,opnog geen halve kilometer afstand vandeNieuwmarkt waar de kathedraal hadmoetenverrijzen: een neoclassicistischgebouw met twee torens naar ontwerp vandeVlamingTilleman Francois Suys.

De oude schuilkerk, in1686-'91 opgetrokken, was aan het begin vande negentiende eeuw behalve bouwvalligooktekleingeworden, zodat degelovi­

genop zon- en feestdagen “als het ware opelkan­

der zitten gepakt, waardoor, behalven denschad­

elijken invloed opdegezondheidvan allen,ook veele zoo door gebrekaanplaatsals door zwakte van gestel, genoodzaakt zijn ombuitenhetzelvete vertoeven”.(48)

PastoorArnoldus vanGiessenheeft dan ook al

kort na zijnbenoeming naar mogelijkhedenvoor 13

(9)

nieuwbouw, gezocht. NogopEersteKerstdag 1832 maaktehijzijnwens bekend naar deKlove­

niersburgwal tewillenverkassen. Hevigeprotes­

tenvandegemeentenaren noodzaakten hem echter van deze verhuizingaf te zien,en naar de aankoop vaneen aanhet bestaande bedehuis belendendbouwterreinomtezien.Vier jaar later isde pastoordaarin geslaagden op20 maart 1837 wordt debouwaanvraag bijdekoning inge­ diend. De plannenontmoeten nergens bezwaren en omdat destatiein staatisze geheel op eigen kosten, dus zonderrijkssubsidie,te volvoeren, wordt reeds -en dat is voor de Haagse bureau­

cratie bijzonder snel- op11 junidebouwvergun­

ning verleend. Uitvoeringzal geschieden onder leidingvanVanStraaten, het oppertoezicht berust zoals gebruikelijkbijRijkswaterstaat.

Het bouwplan isdan uiteraard algereed.Dewor­

dingsgeschiedenis daarvanis enigszinsin neve­

lengehuld, omdat de archivalianiet verder terug­

reiken dan maart1837, toenSuys zijneindontwerp al ingeleverd,endeLeidse architect Th. Molken- boerhet bijbehorendebestek met begroting al vervaardigdhad.(49)

Bij gebrek aanbetermoetenwijdaaromafgaan opdeweinig heldereinformatie die VanStraaten inzijnin het eerstedeelvan dit artikelgenoemde plaatwerk geeft. (50) VanStraaten stelt dat Van Giessendooreen niet metnamegenoemdper­

soonhetplanvan De Greef in handengekregen had, wat hem,vooral vanwege de twee torens, zeergoed bevallen was. Dat vervolgens“eenbe­

kwaamarchitect uitLeiden" - met wiealleen Molkenboer bedoeldkanzijn -dekathedraal tot uitgangspunt had genomen voordeMozes &

ASron. Datdaarna ook de schoonzoon vanVan Straaten,W.J.J. Offenberg (1813-73)alslidvan de gemeente aangezocht was “tot het maken van plannen met onderling overleg". Datdaarna de pastoor naar Brussel afgereisd was omaan Suys de plannen van zowelMolkenboeralsOffenberg voor te leggen. Dat Suys daarop aangeradenhad het project vanlaatstgenoemdein die zinte wijzig­ en, dat de kerk verbreeden de galerijen ge­

schrapt zouden worden, waarna de Vlaming het verzoek had gekregen zichdaar dan zelfover te buigen. Endat tenslotte Suys’ schetsen door Molkenboer uitgewerkt en vanbestek en begrot­

ingvoorzien waren.

De Mozes en Aaron vormde nietdeeerstecasus waarbijDeGreef,Suys enVanStraatenmet elkaar temaken hadden.Zijwaren reeds jarengoede bekenden vanelkaar,zodathet niet vreemdis dat de bouwpastoor DeGreefs ontwerp in handenge­

kregenheeft, of dat mendemoeite genomen heeft Suyshelemaal inBrussel(toenal buitenland!) op te zoeken. Hun levensloopmaaktduidelijk hoe kleinde architectenwereld vandie dagen was: Zo haddenDe Greef enSuys tegelijkertijdin Parijs gestudeerdaan deEcole des Beaux-Arts,werden beiden later in eigen land door WillemI voor zijn paleizen in dienst genomen enwarenze beiden betrokken bij het bouwkundig onderwijs inde 14 hoofdstad.Daar zijn zijook regelmatig Van

t

17. Brussel, St. Jozef (Leopoldskwartier),1842-'49 doorT.F.

Suys.

Straatentegengekomen, die daar actief was als makelaar, aannemer enarchitect en bovendien initiator vandein 1819 opgerichte Maatschappij tot Aanmoediging der Bouwkunde,waarvanDe Greefbestuurslidwas.(51)

BehalveDe Greefs plannen vooreenkathedraalis onlangs ook eenvandeplannen uitdevoorbe­

reidende:* fase vande MozesenAaronboven water gekomen. (52) Een ongesigneerd en onge­

dateerd voorontwerpvoor devoorgeveltoont in vrijwelallesnogDe Greefs façade: eenkleine centraleKorinthischeportico vanvier zuilen,twee Toscaanse zijportalen, een thermenvenster, een Venetiaansraamin de bovenste torengeledingen kruisende zadeldakendaarboven.Alleende pro­

porties zijnfors gewijzigd, zodat de torens tot smallestakenter weerszijdenvan een veel tebre­

de middenpartijverworden zijn.Voortsheeft de strakke afsluiting vanDe Greef plaats gemaakt voor een balustrademet drie beeldenenzijn boven de hoofdingang drie vierkante velden voor relief of muurschilderingen aangebracht.

Afgaande op VanStraatenkomenals auteur slechtsMolkenboer en Offenberg in aanmerking.

Eerstgenoemdehad totaanvang 1837nog maar twee kerkenin Leiden op zijn naamstaan (53), die beide wordengekenmerkt door goedeverhoudin­ gen en eenstrakke,vrij zakelijke vormgeving, waarin voor overdetailleringenals balusters en beelden geen plaatsis. Mijns inziensligt daarom een toeschrijving aanOffenberg,al dan niet in samenwerking met Van Straaten zelf,meer voor dehand. De voorgevelvan hun gelijktijdig tot

standgekomenZaaierkerk (1835-’37) wordt even­

eens bekroond doorbeelden enbalustrade,welke laatste net alsbij hetanonieme voorontwerp van deMozes& Aaron in het torenvierkant terugkeert.

Het inwendigetoont een reeks thermenvensters alsbijde Kathedraal, engetuigt verder vaneen­

zelfde horrorvacui alsde portico van het vooront­ werp. Zelfsde vormgeving vandelijsten van het porticofrontonmet lopendehond-fries en acroter- ien is identiek aan die vanhet fronton boven de altaaropbouw in de Zaaier.

Eerst nadien zijn- door Suys ?-de belangrijkste ingrepen gedaan die deMozes &Aaronvande Kathedraal onderscheiden. De overeenkomsten blijken bij naderbeschouwing gering.De Greefs project is een forsstuk ingekort en vereenvoudigd.

De basiliek is een hallekerk geworden.De beide colonnades zijn voor een kwartet vandoor bogen verbonden zuilen ingewisseld. De viering, dehalf­

ronde sluiting ende absis zijngeschrapt. De Do­

ristischehalfronde vensters hebben voor veel con­ ventionelere rondboogramen plaats gemaakt.

Wat echter geblevenis,is de tweetorenfagade met tempelfront -dit laatste isinNederland inmid­ delsook inde kerkbouwingeburgerd - met de rechte afsluiting daarboven enhet schilddak daarachter. Hetfront isnuveel weelderiger vorm gegeven:de balustrade van het voorontwerp is overgenomen, hetbeeldentrio isnaar vorenge­

haald enophetpediment geplaatst, het gevelveld daarvanmet eenrelief opgevuld. Tevensisde relatie tussen portico en voorgevel eenanderege­

worden. Deeerste wasbijDe Greef op streng neo-classicistische wijze lostegende wandgezet, bijSuys meer barok inde wand opgenomen.(54) Daarbij vindende Ionische zuilenhunpendanten in pilasters ter weerszijden vande middenpartij, die ophet snijvlak van torenvoet enportico zelfs gedeeltelijk achter debuitenstezuilen schuil gaan.

Ook inde gekoppeldeKorintische pilasters vande beide torengeledingenmanifesteert zich eenba­

rokke tendens. Daarnaast isde verwantschap tus­

sende eerste vrije torenetage vandeMozes&

AöronendievanChalgrins linkertorenvande St.

Sulpice(1777-'80) zeer groot.

Dergelijke verdubbelingenen overlappingen bij de toepassing vanhetklassieke ordenapparaat mogen typerendheten voor deItaliaanse en Duit­

sebarok.Zijwarenin onbruik geraakt sedert de doorbraak vanhetneoclassicismeinFrankrijk en Engeland inde tweedehelft van de achttiende eeuw,toen het hele>Vitruviaanse>systeem van wandgedeling door middelvan pilasters en half- zuilen als teweinigklassiek, want testerk afwijk­

endvan het tempelideaal, afgekeurd werd. Suys toontzich hier,ofschoonhij dezelfdeParijseleer­

school had doorlopen, veelconservatiever danDe Greef.WasdeKathedraalmetzijnDoristische vormgeving anno 1830 al enigszins verouderd,de Mozes &Aaronistendele nog niet eens de bouwprincipes van het >Vitruviaanse>tijdvak van de barok ontgroeid.Hetzelfde zou even later ook geldenvoor zijn Brusselse tweelingbroer,Suys’ St.

Josef in het Leopoldskwartier (1842'49) waar overigens door eenveelvrijerhanterenvande

desbetreffende ornamentiek reeds dedrempel vandeneobarok overschredenlijkt. Suysisbij zijn beidekerkenmet dubbeltorenfronten aanmerkelijk verderverwijderd geraakt vandestrakkeen sobere vormgeving vande GrandPrix-kathedralen van 1809, die De Greef tot uitgangspunt genomen had en ook Suys zelf gekend moet hebben, daar hijindie periodeeveneens indekeizerlijke hoofd­ stad vertoefde.

Het plan vanSuyswas op zijnlaatst begin 1837 gereed.Het moest alleennog,na opzendingnaar DenHaag,door hetdepartementvoor R.K. Eredi­

enst voorgelegdwordenaan dehoofdingenieur van Rijkswaterstaat inNoord-Holland,P T. Grinwis.

Deze bekritiseerde vooraldegeringe breedte van de fagade,want:

“daardoor is het vooruitsteekendFrontespice, het voornaam sprekende gedeelte,teveel tusschen de beide Torens in gedrongen ennaar mijn gevoelen mist menzoomen zegt de partijen en doorlopende geveltusscheniedere zijde vanhet Frontispice ende Torens. Delaatsenrusten nuin hetStandgezichtieder onmiddelijk opeengedeel­

teder frontespice,en deze hooge vooruitstekende gedeelten zijn niet genoegzaam vanelkander ver­ wijderd omhet middelste behoorlijk te doensprek­

en.Een enkeletoren in den midden zoudaarom uithoofde van het smallefrontnaar mijn inzien meer verkieselijk zijn. Onder mededelingdezebe­

denking zouUHoogEd. Gestr.debelanghebben­

den de vrijheidkunnen laten daarvan naar verkiez­ inggebruik te maken". (55)

Het ministerie,ofschoon niet in debouwkunston­

derlegd, acht dezebewering niet ongegrond, maar debouwcommissie vande Mozes& Aêron is niet van plan haar ontwerp te wijzigen,omdat het

“door eene zeer bekwame handis vervaardigd, en indeszelfs geheel zoowelals indeszelfs deelen vooral het frontbetreffende rijpelijk is doordacht".

(56) Ook Suysheeft ‘s hoofdingenieurs commen­

taar onder ogen gekregen -envandehandge­

wezen. Hijverzet zichmetklem tegen hetvoorstel de twee torens terzijde door eentorenin het mid­

den te vervangen, omdatdandehele voorgevel gewijzigd moetworden. (57)

Den Haag heeft zich tenslotte maar bijdewensen vande architect en bouwcommissieneergelegd.

De kerk werd op21 juni 1837 volgens ongewijzigd plan voor f. 155.000 aanbesteed, na enige ver­

tragingten gevolge vandeinleidingbijditartikel vermelde strubbelingentussen pastoor en opzich­ ter in vier jaar voltooid, enop 26oktober1841 ingewijd.

NOTEN

Voor de gebruikte afkortingen zie De Sluitsteen III (1987,no. 3) 1 Voorts is nog een fragment van een derde plattegrond

teruggevonden, dat een alternatief toont voor de koorpar­

tij, waarbij de omgang geschrapt is, en de hoofdabsis door enige nevenvertrekken omsloten wordt, zodat ook aan de koorzijde de kathedraal een rechthoekige buitenomtrek verkrijgt.

2. BLONDEL, J.F., Cours d'Architecture (oü traité de la decoration.distribution et constructen des batiments.)],

Paris 1771, II p.308. 15

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Op een minimumafstand van ongeveer 320m ten noorden en noordwesten van de geplande windturbinelocatie, ligt een natuurgebied, en op ongeveer 1200m ten noorden

De op de ledenvergadering in maart 1995 gepresenteerde nieuwe statuten zijn na enkele wijzigingen door de ledenvergadering goedgekeurd. Bij de notaris wordt er de laatste hand

The key question is, “to what extent are mass media and new technologies used to contextualize the growth of the churches in the DRC?” The study focussed on the

Bij mogelijke aantasting van deze soorten en hun habitats dient een Passende Beoordeling opgemaakt te worden.. Voor verdere informatie betreffende wetgeving

bewees hieruit de valschheid van het ovaal of eirond, als een algemeene regel by de Schilders in gebruik, die het zelve in de hoogte verdeelen in vier gelyke deelen, plaatsende de

De verpleegkundigen in het werkveld, maar ook docenten en studenten, moeten gesensibili- seerd en getraind worden in het actief gebruiken van evidence based kennis en tools (on the

Dit type wordt vooral gekenmerkt door Bosanemoon (Anemona nemorosa), Ro- bertskruid (Geranium robertianum) en Speenkruid (Ficaria verna) en behoort tot de associatie van

Betrouwbare gegevens over de zorgconsumptie van DME patiënten in de Nederlandse praktijk, de kosten van blindheid, het werkverzuim en het aantal injecties met ranibizumab