Situering binnen het handboek
2
• Schrijf één alinea over jezelf: Hoe zou je jezelf omschrijven? Wat is jouw identiteit?
➔ Dient als uitgangspunt voor een aantal oefeningen zo meteen
Opdracht:
Beschrijf jouw identiteit
Inleiding Deel III:
Kinderdromen
4
Waar wordt de kiem gelegd voor onze
identiteitsontwikkeling?
6
Op jonge leeftijd proberen kinderen verschillende rollen uit en meten ze zichzelf bepaalde kenmerken toe
Wat werpt een licht op ontluikende identiteitsontwikkeling?
Via fantasie en rollenspel kunnen kinderen met verschillende identiteiten oefenen, deze exploreren.
Speelgoed uit kindertijd vertelt iets over groeiende interesses & sterke punten.
vb. oefening binnen keuzekompas
Droomvragen: ‘Wat wil je later graag worden?’
8
Maar de identiteitsontwikkeling komt op
kruissnelheid in de adolescentiejaren
• Identiteitskwesties = kernconflict in adolescentie
– Vroegadolescentie (10-13 j.): studierichting en vrienden – Mid-adolescentie (14-18 j.): waarden en studierichting – Laat-adolescentie (19-22 j.): jobkeuze
– Vroegvolwassenheid (23-30 j.): samenwonen of trouwen, kinderen?
Opmerking: niet afgerond, cfr. mid-life crisis
10
• Identiteitskwesties = kernconflict in adolescentie
– Vroegadolescentie (10-13 j.): ‘destructuring’ of ‘afbraak’
– Mid-adolescentie (14-18 j.): ‘restructuring’ of intiële heropbouw
– Laat-adolescentie (19-22 j.): ‘consolidation’ of herbevestiging
Hoe kunnen we identiteit definiëren?
12
• Typische vragen m.b.t. identiteitsontwikkeling
– Welke studierichting ga ik volgen?
– Met welke soort vrienden ga ik om?
– Welke job wil ik later uitoefenen?
– Welke waarden vind ik belangrijk?
– Ben ik religieus?
– Hoe ziet mijn gezin eruit?
– Wil ik later trouwen?
– Welke hobby's vind ik leuk?
- Identiteit = containerbegrip
- Gangbare definitie (Vignoles et al., 2011) = zelf-structuur, een zelf-schema of een interne representatie van de persoon
- Hoe zou je jou zelf beschrijven als een vreemde persoon op vakantie jou vraagt jezelf te beschrijven: ‘Wie ben je?’ en
‘Wat wil je worden?’
- Er worden verschillende niveaus onderscheiden (descriptief), die samen bestaan
Persoonlijke identiteit
Relationele identiteit
Collectieve identiteit
Materiële identiteit
Hoofdstuk 7: Identiteitsontwikkeling 14
1.
Ik bezit een smartphone
2.
Ik ben een ondernemende persoon
3.
Ik ben een 2
debachelor student
4.
Ik ben een sportief iemand
5.
Ik heb twee broers en één zus
6.
Ik ben lid van de chiro
Oefening:
Probeer een link te leggen tussen verschillende
zelfschema’s en verschillende identiteitscategorieën
Hoofdstuk 7: Identiteitsontwikkeling 16
Opdracht:
Jouw eigen identiteitsprofiel analyseren
Analyseer je eigen neergeschreven identiteitsbeschrijving a.d.h.v. de vier identiteitsfacetten.
- Persoonlijke identiteit - Relationele identiteit - Collectieve identiteit - Materiële identiteit
Zelfschema
Interne representatie
Beschrijvend Descriptief
Eigenwaarde
Vb. psychologie/pedagogie studeren Vb. zuinig zijn met centen
Waarderend Evaluatief
Vb. fierheid vs. “tweede keuze”
Vb. vooruitziendheid vs. gierigheid
Positief Negatief
Hoofdstuk 7: Identiteitsontwikkeling 18
Basisinzichten adolescentie-
psychologie
“Waarom” van het identiteits-
ontwikkeling
“Wat” van het identiteits-
ontwikkeling
Hoofdstuk 7: Identiteitsontwikkeling 20
Inhoudstafel Hoofdstuk 7
1. Eriksons identiteitstheorie
1.1. Identiteitsintegratie versus –verwarring
1.2. Wanneer zijn jongeren rijp om een stap te zetten in hun identiteitsontwikkeling?
2. Marcia’s identiteitsstatus model
3. Naar een meer dynamische benadering
Eerste levensjaren Levenslang proces
“Mystiek” van fases Concreter; geworteld in dagelijks leven
Defensieve rol van het ego - Reactief
- Bemiddelaar bij spanning tussen het id & het superego
Synthetiserende rol van het ego - Proactieve rol
- Streven naar toenemende harmonie
Hoofdstuk 7: Identiteitsontwikkeling 22
1.1. Identiteitsintegratie versus -verwarring
24
Dialectisch samenspel
Interpersoonlijk Zelfdefintie
Zelfdefintie Zelfdefintie Zelfdefintie
Interpersoonlijk Interpersoonlijk
Zelfdefintie
https://www.youtube.com/watch?v=aYCBdZLCDBQ
Globale kenmerken van levensloopmodel
- Biologisch verankerd proces
- Universele geldigheid, maar contextuele invulling
- Voorgaande fases beïnvloeden nieuwe ontwikkelingstaken
cfr. Egosterkte
Impact op omgaan met nieuwe identiteitskwesties
Levenslang proces
Ontwikkelingstaak in de adolescentie
- Toenemende drang naar identiteitsintegratie, gekenmerkt door een gefaseerd verloop:
1) Introjectie = primitieve, letterlijke overname van ouderlijke waarden en overtuigingen
vb. opkijken naar vader en waarden overnemen
2) Evolutie naar een Gestalt “… which arises from the selective repudiation and mutual assimilation of childhood
identifications and their absorption in a new configuration”
(Erikson, 1968, p. 159)
cfr. proces van internalisatie (H4)
Hoofdstuk 7: Identiteitsontwikkeling 26
Ontwikkelingstaak in de adolescentie Evolutie naar Gestalt zorgt voor:
- “Een gevoel van identiteit” (Bosma, 2010)
- Een gevoel van temporele-spatiale continuïteit
- doorheen de tijd - over situaties heen
- Identiteitsverwarring
= tegenpool
= gevoel van onzekerheid
Vaak geworteld in een identiteitsvacuüm = innerlijke leegte
Ontwikkelingstaak in de adolescentie
Betekent niet dat verwarring moet vermeden worden
Om tot echte integratie te komen dient verwarring
doorgemaakt te worden: “Dance between the negative and positive poles” (Marcia & Josselson, 2013)
Hoofdstuk 7: Identiteitsontwikkeling 28
Wat is de klinische meerwaarde van
Eriksons identiteitstheorie?
• Eriksons theorie geeft niet aan wat therapeut kan doen, maar waar = aandachtspunten/accenten
• Geen focus op symptoombestrijding, maar bredere inbedding in de levensloop = bril
• Vaak geworteld in een intergenerationele problematiek
• Noodzaak om ouders te betrekken
Hoofdstuk 7: Identiteitsontwikkeling 30
Vroegere psycho- sociale identiteit Seksuele rijpheid
cfr. spiegel
Crisis = kernconflict Identiteits-
integratie
Identiteits- verwarring Nieuwe sociale
verwachtingen vb. studiekeuze
Cognitieve bagage cfr. Formeel- operationeel
1.2. Wanneer zijn jongeren rijp om een stap te
zetten in hun identiteitsontwikkeling?
Identiteitsvorming = lastig proces, zeker in onze postmoderne samenleving
noodzaak van …
- een moratorium = wachtperiode
- institutioneel moratorium = instellingen die deze wachtperiode verlenen aan adolescenten
vb. universiteit
cfr. Opkomende volwassenheid
= periode gekenmerkt door een verlengd moratorium
- Sociale omgeving= spiegel tijdens ontdekkingstocht van de adolescent
Hoofdstuk 7: Identiteitsontwikkeling 32
Inhoudstafel Hoofdstuk 7
1. Eriksons identiteitstheorie
2. Marcia’s identiteitsstatus model
2.1. De eenvoud en herkenbaarheid van het model
2.2. Hoe staan jongeren uit verschillende identiteitsstatussen in het leven?
2.3. Ontwikkeling van identiteitstatussen
3. Naar een meer dynamische benadering
• Eerste operationalisatie van Erikson:
wetenschappelijk toetsbaar
• Aandacht interindividuele verschillen
– Vrees van Marcia: identiteitsvorming wordt gereduceerd tot - een zwart-wit zaak: identiteitsintegratie vs. verwarring - al of niet maken van keuzes
– Twee types binding: na of zonder exploratie
vb. volleybal spelen na verschillende balsporten uitproberen of omdat papa voorzitter is van volleybalclub
Hoofdstuk 7: Identiteitsontwikkeling 34
2.1. Eenvoud en herkenbaarheid van het model
• Twee cruciale identiteitsdimensies:
a) Binding = zich verbinden tot op een bepaalde keuze en er niet snel op terugkeren
“Commitment referred to the degree of personal investment the
individual expressed in a course of action or belief” (p. 33-34; Kroger
& Marcia, 2011)
vb. “Ik weet heel zeker welke vrienden het beste voor me zijn”
• Twee cruciale identiteitsdimensies:
b) Exploratie = verkennen of aftasten van verschillende opties vooraleer zich te binden tot een bepaalde optie
“Exploration referred to some period of re-thinking, sorting through, and trying out various roles and life plans” (p. 33; Kroger & Marcia, 2011).
vb. “Ik heb vaak met anderen gepraat over hoe je je moet gedragen in een relatie”
Oefening:
Link klinische beschrijving met de juiste status
- Vier vakjes in figuur representeren vier
identiteitsstatussen, namelijk diffusion, moratorium, achievement en foreclosure. Plaats elk van deze vier in één van de vier quadranten.
- Hieronder volgt de klinische beschrijving van de vier statussen, zoals Marcia dit uit klinische interviews opmaakte. Link de vier beschrijvingen met de vier statussen.
Hoofdstuk 7: Identiteitsontwikkeling 38
= beschrijving 3 = beschrijving 1
= beschrijving 2 = beschrijving 4
?
? ?
?
Beschrijving 1
• “Adolescenten in de XXXX zijn vaak gelukkig en zelfverzekerd, maar ook bekrompen en zelfvoldaan. Zodra ze onder druk komen te staan en zich bedreigd voelen worden ze
dogmatisch. Ze hechten sterk aan familiebanden. Ze zijn
gevoelig voor autoriteit, ze zoeken iemand die een sterk leider is en geven er dan de voorkeur aan die te volgen. Ze geloven in “law and order”. Ze staan argwanend tegenover
gezichtspunten die anders zijn dan de eigen gezichtspunten, maar ze kunnen ook minzaam tolerant zijn. Deze tolerantie verbergt een “XXX” ten opzichte van strijdige opvattingen. De kracht van iemand in een XXXX is rigide en broos. Het heeft iets weg van glas: als men er op een bepaalde manier tegen drukt is het erg sterk, maar drukt men anders dan versplintert het. Daarmee verschilt deze kracht van de flexibele kracht die de persoon in een XXXX kenmerkt.”
Hoofdstuk 7: Identiteitsontwikkeling 40
Beschrijving 2
• Adolescenten in XXXX, die zich dus in een crisis bevinden, zijn nogal levendig en praatgraag. Ze bevinden zich in conflicten, maar kunnen daar veel over vertellen. Mensen in een XXXX zijn angstig. Men krijgt de indruk tijdens het gesprek met hen dat ze ergens mee worstelen. Hoewel ze weten wat het
betekent een intieme relatie te hebben, wil dat niet zeggen dat ze die op dit moment ook hebben. Ze kunnen erover vertellen, ze hebben er eigen waarden over, maar de
verwezenlijking van intimiteit in hun dagelijkse leven is niet per sé de consequentie. Ze zijn geneigd het interview als een soort therapie te gebruiken. Wanneer men dus een
identiteitsstatusinterview houdt met iemand in een XXXX, is men al snel anderhalf uur in gesprek. De adolescent zal de interviewer trachten te gebruiken in dienst van het eigen zoeken naar identiteit. Samengevat: ambivalentie en strijd
• “Adolescenten in XXXX zijn nogal bedachtzaam en introspectief.
Toch denken ze over zichzelf niet zodanig dat ze vast komen te zitten of niet meer kunnen veranderen. Hun introspectie werkt niet verlammend. Onder spanning kunnen ze goed
functioneren, wat iets zegt over hun algemene ego-
ontwikkeling. Ze zijn in staat intieme relaties aan te gaan en
hebben die ook al vaak opgebouwd. Ze staan open voor ideeën en nieuwe ervaringen, maar ze blijven vasthouden aan een
innerlijke maatstaf ter beoordeling ervan. Ze luisteren naar je, ze overdenken wat je te zeggen hebt en ze beoordelen dat naar eigen innerlijke maatstaven. Met andere woorden, ze hebben geen rigide structuren waardoor ze alles buitensluiten; ze
overdenken de meningen en informatie van anderen met betrekking tot hun eigen opvattingen. Heel kortweg zou ik zeggen: kenmerkend voor de persoon in een XXXX is een flexibele, soepele kracht”
Beschrijving 3
Hoofdstuk 7: Identiteitsontwikkeling 42
Beschrijving 4
• “Adolescenten in XXXX maken in het algemeen óf een oppervlakkige óf een ongelukkige indruk. De personen waarbij de oppervlakkigheid zo opvalt, hebben iets van
playboys die weinig bindingen hebben en die zich door het leven laten drijven op een redelijk gelukkige, maar niet-
betrokken wijze. Zij hebben iets van gespletenheid, het zijn eenlingen die zich erg voelen afgesloten van het contact met anderen. Onder adolescenten in een XXXX overheerst in het algemeen een kwalitatieve armoede van ideeën, ze hebben óf heel weinig opvattingen, óf heel veel opvattingen met weinig diepgang. Ze schijnen met niemand nauwe banden te
onderhouden. Terwijl ze vele oppervlakkige contacten kunnen hebben, lijken deze diepgang en betekenis te missen.
•
Samenvattend:
• Van psychosociaal moratorium (= wachtperiode waarin nog geen definitief engagement gemaakt is en waarbij jongeren actief met verschillende identiteitsrollen experimenteren) naar identiteitsvoltooiing (=‘achievement’)
• Daarnaast 2 atypische identiteitsdimensies
• Foreclosure = Zonder verschillende alternatieven verkend of
uitgeprobeerd te hebben zet men zich vast op een vooraf bepaald levensdoel
• Identiteitsverwarring (=‘diffusion’) = Men weet niet wat men wil, maar men gaat ook niet actief op zoek om een richting in het leven te vinden
Hoofdstuk 7: Identiteitsontwikkeling 44
•
Kanttekeningen:
• Ontleende en geconstrueerde identiteit
• Foreclosure en early closure
• Stevig verankerde en fragiele eigenwaarde
• « Internal struggle » in moratorium groep = normatief en normaal
• Diffusion = metafoor windhaan, keuzes gedicteerd door externe omstandigheden / toevalligheden
•
Kanttekeningen
:• Twee domeininvariante processen in identiteitsontwikkeling
- Assimilatie = aanpassen van perceptie van sociale context om de zelfbeschrijving te handhaven (cfr. foreclosure)
- Accomodatie = aanpassen van de eigen zelfbeschrijving om congruent te zijn met de sociale omgeving (cfr. diffusion)
➔ Achievement = gezond alterneren tussen beide
• Domeingebonden proces:
- Ideologische kwesties: vb. politiek, religie, eetgewoontes
- Relationele kwesties : vb. vriendschappen, intimiteit
Hoofdstuk 7: Identiteitsontwikkeling 46
Oefening:
Religieuze identiteit
• Welke uitspraak m.b.t. religie past bij welke identiteitsstatus?
1. “Individuals take over their religion as they take over the family jewels” = ?
2. “Individuals have religious commitments fashioned in the workshop of doubt” = ?
3. “The individual recognizes that he or she does not know, and probably will never know, the final truth” = ?
Hoofdstuk 7: Identiteitsontwikkeling 48
Hoe kunnen we deze vier identiteitsstatussen
meten en proberen in kaart te brengen?
• 3 meetprocedures:
A. Klinische interviews (Marcia)
Gebruik makend van observeerbare referentiepunten
Vb. kiezen voor vegetarische levensstijl obv exploratie
Exploratie Vegetarische levensstijl
Kennis van eigen behoeftes, voorkeuren, interesses en van beschikbare mogelijkheden
Kennis van je eigen voorkeur voor voedsel, interesse in vegetarische kookboeken etc.
Gerichte, zelfgeïnitieerde zoektocht naar informatie
Zoektocht naar effecten van vlee seten op het milieu en van vegetarische
levensstijl op gezondheid
?
Vb. Op welke manier gaat men studiekeuzes exploreren? Hoe is dit observeerbaar?
Internet Open lessen
Praten met ouders
Brochures gelezen
Persoonlijke babbel met
monitoraat
Praten met oud-studenten
Sid-in beurs
Vb. Op welke manier gaat men studiekeuzes exploreren? Hoe is dit observeerbaar?
Wat zouden observeerbare indicatoren van binding kunnen zijn?
Hoofdstuk 7: Identiteitsontwikkeling 52
Binding Vegetarische levensstijl Emotionele toon: vb. enthousiasme Met bevlogenheid vertellen over
vegetarische maaltijden Jezelf in de toekomst projecteren:
“realistisch 5-jaren plan”
Is dit iets wat je op lange termijn op kot zelf kan volhouden?
“What would happen if something better came along?”; weerstand tot verandering tenzij erg goed
onderbouwd
Wat als je op restaurant zit en er geen vegetarisch alternatief is?
Vb. Al dan niet binding gemaakt voor vegetarische levensstijl
• 3 meetprocedures:
B. Directe metingen
- Voorbeeld: “Na een periode van grondig nadenken heb ik voor mezelf uitgemaakt welk beroep ik wil gaan uitoefenen”
- Procedure: vier scores per individu: standaardisatie + statustoewijzing op basis extreme scores
- Probleem: Geen extreme score => grote restcategorie, die al dan niet in analyses wordt opgenomen + 2 x extreme score
=> dubbele groep
C. Indirecte metingen: mediaan-splitsingprocedure
Hoofdstuk 7: Identiteitsontwikkeling 54
“Kloppen” klinische beschrijvingen van Marcia?
Hoe staan jongeren uit verschillende statussen in het leven?
Verschillende studies ter illustratie (zie handboek)
- Moreel redeneren - Welbevinden
- Kwaliteit relationeel functioneren - Persoonlijkheid
2.2. Hoe staan jongeren uit verschillende
identiteitsstatussen in het leven?
Enter Question Text
1. Achievement 2. Moratorium 3. Foreclosure 4. Diffusion
Vraag:
In welke status zou je jezelf plaatsen wat betreft
a)
Beroepsidentiteit?
b)
Politieke identiteit?
Illustratie 1: Verband tussen identiteitsstatus & moreel
redeneren (Kohlberg)
Illustratie 1: Verband tussen identiteitsstatus & moreel redeneren (Kohlberg)
- Preconventioneel: egocentrische en individualistische motieven
- Conventioneel: regels, wetten en rolverwachtingen in de sociale omgeving
- Post-conventioneel: kritische en persoonlijke houding;
redeneren op basis van algemene principes zoals naastenliefde & rechtvaardigheid
Hoofdstuk 7: Identiteitsontwikkeling 58
Identiteitsstatussen en Moreel Redeneren (Podd, 1972)
Identiteitsstatussen
Achievement Moratorium Foreclosure Diffusion
Preconventioneel 2 (5%) 0 (0%) 7 (29%) 9 (41%)
Conventioneel 18 (44%) 5 (50%) 14 (58%) 10 (45%)
Postconventioneel 21 (51%) 5 (50%) 3 (13%) 3 (14%)
Hoofdstuk 7: Identiteitsontwikkeling 60
Intimiteitsstatus Identiteitsstatussen
Achievement Moratorium Foreclosure Diffusion
Intiem 9 (82%) 7 (88%) 1 (18%) 0 (0%)
Stereotiepe relaties 2 (18%) 3 (27%) 7 (64%) 8 (67%)
Illustratie 2: Verband tussen identiteitsstatus en intimiteitsstatus (Orlofsky et al., 1973)
Hoofdstuk 7: Identiteitsontwikkeling 62
• Achievement:
• Positief persoonlijk functioneren: persoonlijk welbevinden en zelfwaarde
• Positief sociaal functioneren: Extravert in de interpersoonlijke omgang en rijpe intieme relaties
• Kritische en open houding t.o.v. conventies, normen en regels
• Foreclosure:
• Positief persoonlijk functioneren: persoonlijk welbevinden en zelfwaarde
• Gesloten en rigide kijk op zichzelf en buitenwereld + slaafse
• Diffusion
• Verminderd persoonlijk en sociaal functioneren
• Gebrek aan doelmatigheid en efficiëntie
• Egocentrische gerichtheid
• Moratorium
• Analoge ontwikkelingsniveau en cognitief functioneren als achievement => ontwikkelingsfase
• Positief sociaal functioneren
• Minder persoonlijk functioneren: angst en onzekerheid
Hoofdstuk 7: Identiteitsontwikkeling 64
- Stel dat we de vier statussen op een ontwikkelingscontinuüm willen plaatsen, welke statussen zouden de minst en welke de meest ontwikkelde zijn?
- Anders gesteld, hoe zou je de statussen ordenen op een ontwikkelingscontinuüm en waarom?
Minst ontwikkelde
Meest ontwikkelde Minder
ontwikkelde
Meer ontwikkelde
Oefening: Identiteit in ontwikkeling
2.3. Ontwikkeling van identiteitsstatussen
Fundamentele ontwikkelingshypothese: Strikte invulling heeft twee kenmerken:
a) Hiërarchisch-lineair karakter: strikte sequentie + geen enkele etappe overslaan
b) Unidirectionaliteit: één enkele richting waarbij achievement = normatieve eindpunt
Hoofdstuk 7: Identiteitsontwikkeling 66
Fundamentele ontwikkelingshypothese: genuanceerde invulling heeft twee kenmerken:
a) Hiërarchisch-lineair karakter: strikte sequentie
algemene verwachting dat er meer progressieve dan regressieve veranderingen zijn
Dus: Absolute verandering op het groepsniveau, maar ook interindividuele variatie in de trajecten naar het eindpunt vb. plotse overgang van diffusion naar achievement terwijl je 2 fasen “overslaat”
b) Unidirectionaliteit: één enkele richting waarbij achievement
Hoofdstuk 7: Identiteitsontwikkeling 68
Welke verschuivingen worden vastgesteld in statustoewijzing in functie van toenemende
leeftijd?
Leeftijd #studies Steekproefgrootte Proportie deelnemers in elke status
A M F D
13 5 2286 .13 .23 .34 .29
14 8 3879 .15 .22 .28 .36
15 9 3471 .19 .29 .23 .31
16 13 3037 .16 .32 .23 .28
17 17 2757 .25 .37 .20 .23
18 19 1096 .17 .36 .20 .24
19 20 1181 .21 .42 .12 .19
20 14 572 .22 .37 .21 .21
21 18 792 .23 .32 .17 .26
Resultaten Meta-analyse van cross-sectionale studies omtrent de identiteitsstatussen (Kroger et al., 2010)
Hoofdstuk 7: Identiteitsontwikkeling 70
1. Wordt de fundamentele ontwikkelingshypothese bevestigd of weerlegd? Vergelijk hiertoe de proportionele verdeling van de statussen op 13-jarige en op 30-36 jarige leeftijd?
2. Hoe kan je de evolutie van de moratorium status begrijpen?
Welk soort patroon tekent zich af?
3. Wordt hier een bepaald type verandering bestudeerd?
Welke kanttekening moet geplaatst worden bij dit design?
Oefening : Interpretatie van tabel
Hoofdstuk 7: Identiteitsontwikkeling 72
Opmerking:
Verschil cross-sectioneel en longitudinaal
design
• Cross-sectioneel design: verschillende mensen vergeleken op één tijdsmoment
• Longitudinaal design: zelfde mensen vergeleken op verschillende tijdsmomenten
Groep A: 10-jarigen Groep B: 20-jarigen Groep C: 30-jarigen
vergeleken
Opmerking:
Twee soorten verandering en stabiliteit
• Vaststellingen: gemiddeld sprake van progressie, maar – 1) ook heel vaak stabiliteit
– 2) aanzienlijk veel jongvolwassenen bevinden zich nog in diffusion of foreclosure
➔ Persoonsgerichte benadering nodig om de interpersoonlijke verschillen in identiteitsontwikkeling in kaart te brengen.
Hoofdstuk 7: Identiteitsontwikkeling 76
Twee types verandering/stabiliteit:
• Eerste type bekijkt gemiddelde verandering doorheen de tijd, ten opzichte van gemiddeld niveau (versus gemiddelde niveau stabiliteit)
= absolute verandering
• Tweede type bekijkt of de verschillen tussen mensen gehandhaafd blijven
= rangordestabiliteit
Dus: rangordestabiliteit wil zeggen dat verandering iedereen in relatief dezelfde mate beïnvloedt
Een longitudinaal design is vereist!
Statistiek: sterke rangorde stabiliteitscoëfficiënten uit zich in sterk positieve correlatie
Hoofdstuk 7: Identiteitsontwikkeling 80
Rangorde- verandering Rangordestabiliteit
Willekeuring Niet-willekeurig of systematisch
Vb. Rangorde stabiliteit in agressie
Persoon A Persoon B Persoon C
2 8 11
Tijdstip 1 Tijdstip 2
5 11 14
➔ Personen behouden zelfde rangorde of relatieve positie tav andere personen
Hoofdstuk 7: Identiteitsontwikkeling 82
Agressiescores op Twee Meetmomenten
0 2 4 6 8 10 12 14 16
Tijdstip 1 Tijdstip 2 Tijd
Agressie-score
Persoon A Persoon B Persoon C
Vb. Willekeurige rangorde verandering in agressie
Persoon A Persoon B Persoon C Persoon D
7 9 7 9
Tijdstip 1 Tijdstip 2
10 12 12 10
➔ Rangorde of relatieve positie ten opzichte van anderen verandert
➔ Uit zich in een nulverband
84
5 10
Lagere School Adolescentie
Persoon A
Persoon B
Persoon C
Persoon D
Wat is de samenhang tussen verandering op het absolute niveau en rangordeverandering?
Beide zijn onafhankelijk van elkaar! Dit betekent dat ze in variërende mate samen kunnen voorkomen
Hoofdstuk 7: Identiteitsontwikkeling 86
Rangorde niveau
Stabiliteit Verandering
Gemiddelde niveau
Stabiliteit
Verandering
1. Rangordestabiliteit en gemiddelde niveau
stabiliteit
2. Rangordeverandering en gemiddelde niveau
stabiliteit
3. Rangordeverandering en gemiddelde niveau
verandering
4. Rangorde stabiliteit en gemiddelde niveau
verandering Vraag:
Over welk type stabiliteit en verandering is er hier
sprake?
Agressiescores op Twee Meetmomenten
0 2 4 6 8 10 12
Tijdstip 1 Tijdstip 2 Tijd
Agressie-score
Persoon A Persoon B Persoon C
1. Rangordestabiliteit en gemiddelde niveau
stabiliteit
2. Rangordeverandering en gemiddelde niveau
stabiliteit
3. Rangordeverandering en gemiddelde niveau
Vraag:
Over welk type stabiliteit en verandering is er hier
sprake?
Agressiescores op Twee Meetmomenten
0 2 4 6 8 10 12 14 16
Tijdstip 1 Tijdstip 2 Tijd
Agressie-score
Persoon A Persoon B Persoon C
Take home boodschap
1. Het maken van identiteitskeuzes is slechts het halve verhaal:
kwaliteit van identiteitsontwikkeling hangt ook af van de mate van exploratie en de hiertoe geboden mogelijkheden
2. Het vroegtijdig afsluiten van de zoektocht naar een geschikte identiteit is een gemengde zegen: foreclosure adolescenten
voelen zich doorgaans goed over zichzelf, maar hebben soms vrij bedenkelijke sociale overtuigingen.
3. Identiteitsontwikkeling is geen rechte lijn naar de finish: hoewel de meeste adolescenten vooruitgang boeken met het ouder
worden, leiden er verschillende wegen naar Rome.
Hoofdstuk 7: Identiteitsontwikkeling 90