• No results found

Luister niet naar klachten over een oudste, tenzij er twee of drie getuigen zijn die hem aanklagen.

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Luister niet naar klachten over een oudste, tenzij er twee of drie getuigen zijn die hem aanklagen."

Copied!
10
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

[Uitzending 867: 1 Timotheüs 5:19 t/m 6:21]

De vorige uitzending zijn we geëindigd met 1 Timotheüs 5 vers 19 waar Paulus aan Timotheüs schrijft: Luister niet naar klachten over een oudste, tenzij er twee of drie getuigen zijn die hem aanklagen. De apostel heeft Timotheüs kennelijk bevoegdheid gegeven om in Efeze misstanden op te lossen en even- tueel klachten over oudsten te behandelen. Maar wanneer er geen twee of drie getuigen zijn, mag Timotheüs een klacht niet eens aannemen, laat staan behan- delen. Op deze manier worden oudsten beschermd tegen laster en kwade ver- moedens. Dit voorschrift gaat terug op Deuteronomium 19 vers 15 waar we lezen: Veroordeel niemand op grond van de uitspraak van slechts één ge- tuige. Er moeten minstens twee of drie getuigen zijn.

De Here Jezus verwerkte dit citaat ook in Zijn onderwijs over de tucht in de ge- meenschap van gelovigen. In Mattheüs 18 vers 15 t/m 17 zegt de Heiland: Als één van uw broeders u kwaad doet, moet u het hem onder vier ogen zeg- gen. Als hij uw terechtwijzing aanneemt, is de relatie tussen u en hem her- steld. Doet hij dat niet, haal er dan één of twee anderen bij die getuigen kunnen zijn. Wil hij nog niet luisteren, leg de zaak dan aan de gemeente voor. Als de gemeente hem in het ongelijk stelt en hij wil nog niet luisteren, moet u niet meer met hem omgaan. Uit de woorden van de Heiland blijkt, dat deze regel niet alleen zo mag worden uitgelegd, dat er twee of drie ooggetuigen van een misdaad of zonde moeten zijn om tot een oordeel te komen, maar dat in de gemeente twee of drie personen moeten proberen een zondaar van zijn dwaalweg af te brengen en hem helpen terug te keren. Pas wanneer dit is mis- lukt, mag de zaak aan de gemeente bekendgemaakt worden. Overigens geldt deze regel voor alle gemeenteleden (2Kor.13:1-2).

1 Timotheüs 5 vers 20: Als iemand kwaad heeft gedaan, moet hij in aanwe- zigheid van de hele gemeente worden terechtgewezen, opdat niemand anders zijn slechte voorbeeld zal volgen.

(2)

Gezien het verband zal ook dit vers nog over de oudsten gaan, al is het ook op andere gemeenteleden van toepassing (Matth.18:16-17). Wanneer een broeder zich niets aantrekt van de vermaning door twee of drie getuigen, maar doorgaat met zondigen, moet een openlijke vermaning in aanwezigheid van de hele ge- meente plaatsvinden. In de Griekse tekst staat voor ‘kwaad doen’, ‘zij die zon- digen’. Het staat er in een vorm die aangeeft, dat er sprake is van een voortdu- rende zonde. Nadat de zonde aan de gemeente is bekendgemaakt, moet Timo- theüs namens de hele gemeente een laatste poging doen de zondaar door ver- maning tot inkeer te brengen (2Kor.2:6vv.). Naast de uitwerking op de zondaar heeft deze manier van gemeentetucht ook een effect op de gemeente. Zij gaan ten volle beseffen, dat zij geroepen zijn tot een heilig leven en dat zonde en kwaad doen niet kan worden getolereerd.

1 Timotheüs 5 vers 21: In tegenwoordigheid van God, de Here Jezus Christus en de heilige engelen draag ik je op dit bevel uit te voeren, onbevooroor- deeld en zonder aanzien des persoons. Net als in 2 Tim.4 bekrachtigt Paulus zijn opdracht aan Timotheüs met een beroep op het oordeel van God. Timotheüs zal aan Jezus Christus verantwoording moeten afleggen of en hoe hij deze beve- len heeft uitgevoerd. In tegenwoordigheid van God, de Here Jezus Christus en de heilige engelen heeft betrekking op het staan voor Gods rechterstoel, voor het aangezicht van God en Christus. Jezus Christus is Degene die namens God het oordeel velt (Hand.17:31; 2Tim.4:1,8). Daarbij hebben de engelen de leven- den en doden voor Gods troon verzameld en voeren het vonnis uit (Matth.24:31

;25:31; Luc.9:26; 2Thess.1:7,8; Hebr.12:22-24; Openb.14:10,15,17-20). De enge- len worden ‘heilige engelen’ genoemd, daarbij gaat het om een tegenstelling met de gevallen engelen (Judas 1:6) en engelen van satan.

Timotheüs mag zich niet laten leiden door vooroordelen, waardoor hij een klacht zou aannemen zonder getuigen. Verder wordt hij gewaarschuwd voor partijdig- heid, waardoor hij uit persoonlijke vriendschap een klacht over een oudste zou kunnen negeren en daarmee de openbare vermaning in de gemeente zou ver- hinderen (Deutr.16:19; Jacobus 2).

(3)

1 Timotheüs 5 vers 22: Leg nooit iemand te snel de handen op en houd je ver van de zonden van anderen. Zorg ervoor dat je zelf altijd zuiver blijft. Gezien het tekstverband moet het opleggen van handen slaan op het inzegenen van oudsten en diakenen. Bij het ‘te snel’ moeten we denken aan alle voorwaarden, waaraan de toekomstige oudsten of opzieners moeten voldoen (1Tim.3:1-7). Pas als Timotheüs geconstateerd heeft dat iemand aan al deze voorwaarden voldoet, mag hij de handen opleggen. Ook kunnen we een verband leggen met vers 24 en 25, want van sommigen worden de zonden pas na enige tijd of pas op de dag van het grote oordeel openbaar. Daarom zegt Paulus tegen Timotheüs: Leg nooit iemand te snel de handen op.

Met de woorden ‘houd je ver van de zonden van anderen. Zorg ervoor dat je zelf altijd zuiver blijft’ wordt de tweede helft van het vers verbonden met het in- zegenen. Wanneer Timotheüs iemand tot oudste inzegent die in zonde leeft (ook als dit pas later blijkt), wordt hijzelf medeverantwoordelijk gesteld voor die zonde.

De hier besproken beperking van het ‘opleggen van handen’ geldt alleen voor het aanstellen van iemand in een speciale bediening (1Tim.4:14) en niet voor an- dere gelegenheden waarbij handen werden opgelegd, bijvoorbeeld voor genezing en de vervulling met de Heilige Geest (Hand.8:17; 9:17; 19:6).

1 Timotheüs 5 vers 23: Je moet trouwens niet alleen water drinken, maar ook af en toe wat wijn. Dat is goed voor je maag, omdat je zo vaak ziek bent.

In vers 23 komt Paulus tot een opmerking over het gebruik van wijn als medicijn.

De dwaalleraars (1Tim.4:3) zullen waarschijnlijk ieder gebruik van wijn hebben afgewezen (Lev.10:9; Num.6:2-4; Luc.1:15). In sommige situaties was ook Paulus van mening, dat het beter was geen wijn te drinken, wanneer hij daarmee aan- stoot zou geven aan gelovigen met een Joodse achtergrond en hun instelling van onthouding niet zou respecteren (Rom.14:20,21). Maar dat deed de apostel op basis van vrijwilligheid, niet uit onderworpenheid aan wetten of voorschriften van mensen. Toen de gezondheid van Timotheüs daar aanleiding toe gaf, aarzelde hij niet wijn als medicijn of preventiemiddel voor te schrijven.

(4)

Waarschijnlijk was de slechte kwaliteit van het drinkwater in Efeze - vervuild en vol met bacteriën - de oorzaak van de voortdurende maagklachten van Timothe- us. Daarom raadt Paulus hem aan de oorzaak weg te nemen en niet alleen water te drinken, maar ook af en toe wat wijn. Op het gevaar van veel wijn is al gewe- zen in 1Tim.3 (vs.3,8).

1 Timotheüs 5 vers 24: Sommige mensen leiden zo openlijk een zondig leven dat het voor iedereen duidelijk is. Daardoor vallen zij onder het oordeel.

Maar bij anderen zal de vreselijke waarheid pas op de dag van het grote oordeel aan het licht komen. Bij sommige mensen zijn de zonden van te voren duidelijk, zodat nu al bekend is dat zij bij het gericht daarvoor zullen worden ver- oordeeld. Verder is bij de openlijke zonde - aan het begin van vers 24 - niet he- lemaal zeker of met oordeel het ‘gericht’ van God wordt bedoeld of het ‘besluit’

van Timotheüs om iemand niet als oudste aan te stellen. In het tweede geval blijft de opdracht aan Timotheüs van kracht, dat hij de tijd moet nemen voordat hij iemand tot oudste inzegent (vs.22). Het is niet de bedoeling, dat hij verrast wordt door zonden die later aan het licht komen. In het eerste geval wil Paulus Timo- theüs troosten met het oog op fouten, die hij kan maken bij tuchtzaken of het aanstellen van oudsten. Het is namelijk niet altijd mogelijk om op grond van ie- mands gedrag en werken te beoordelen of iemand goed of verkeerd is. Maar bij het laatste oordeel zal alles aan het licht komen en door de HERE Zelf worden rechtgezet. Bij al deze dingen zullen we de waarheid van 1 Korinthiërs 11:32 niet moeten vergeten: Maar als Hij (de HERE) ons bestraft, doet Hij dat om ons op de goede weg te leiden. Anders zouden wij met de wereld worden veroor- deeld.

1 Timotheüs 5 vers 25: Zo is het ook met de goede werken: sommige zijn direct bekend, maar andere worden pas later zichtbaar. Vers 24 en 25 horen bij elkaar. Vers 24 spreekt over de zonden, vers 25 over de goede werken. Dik- wijls zijn de ‘goede werken’ van iemand direct zichtbaar, maar er gebeuren ook vele goede daden in het verborgene.

(5)

Als het ‘oordeel’ in vers 24 het besluit van Timotheüs is, dan schrijft Paulus in vers 25 dat na enige tijd ook deze verborgen goede daden Timotheüs ter ore zul- len komen.

Maar op grond van de eenheid van vers 24 en 25 en het gegeven dat ook in Openb.14 (vs.6-13) gesproken wordt over het oordeel van God (vs.7) en over de werken van de heiligen die hen ‘navolgen’ (vs.13), moeten we hier concluderen dat Paulus spreekt over het openbaar worden bij het laatste oordeel van verbor- gen gebleven goede werken.

1 Timotheüs 6 vers 1 en 2: Gelovige slaven moeten hard werken voor hun eigenaars en respect voor hen hebben, anders zouden de naam van God en de leer schade kunnen lijden. Als de slaveneigenaar een christen is, mag dat voor de slaven geen excuus zijn om het wat kalmer aan te doen. Nee, zij moeten eerder nog meer hun best doen, omdat een broeder in het geloof door hun inspanningen wordt geholpen. Prent de mensen deze waarheid in, Timotheüs, en moedig iedereen aan ernaar te leven. Omdat in vers 2 speciaal over die slaven wordt gesproken, die een gelovige eigenaar of meester hebben, kunnen wij hier bij de woorden ‘als de slaveneigenaar een christen is’ denken aan de extra last die gedragen werd door slaven van een ongelovige eigenaar.

Ook al zou zo’n meester het niet waard zijn, toch moet een gelovige slaaf hem respecteren (Ef.6:5; Tit.2:9,10; 1Petr.2:18vv.). Niet de felbegeerde vrijheid, maar het dienen van de HERE in de situatie waarin iemand geroepen is, moet het doel van een gelovige zijn (1Kor.7:21vv.). Wanneer een gelovige slaaf zijn meester ongehoorzaam zou zijn of zou bedriegen, zou dat tot gevolg hebben, dat ‘de naam van God en de leer schade kunnen lijden’. Men zou zelfs aanleiding kunnen vinden om de gemeente te vervolgen in de mening dat er een opruiende leer werd onderwezen, waarbij aan slaven de vrijheid werd voorgespiegeld.

Overgezet in onze maatschappelijke situatie, waarin officieel geen slaven zijn, kunnen deze woorden ook gaan over de verhoudingen tussen werkgevers en werknemers.

(6)

1 Timotheüs 6 vers 3 t/m 5: Misschien gaan sommigen ertegenin, maar ver- geet niet dat dit het zuivere, gezonde onderwijs van onze Here Jezus Chris- tus is, het is het fundament voor een leven dat Gods goedkeuring heeft.

Wie iets anders beweert, is verwaand en dom, die heeft de ziekelijke neiging te willen bekvechten over de betekenis van de woorden van Christus. De gevolgen daarvan zijn jaloezie en ruzie, beledigingen en verdachtmakingen.

Deze ruziezoekers hebben een zieke geest, zij weten niet meer wat de waar- heid is. Voor hen is het goede nieuws alleen maar een middel om geld te verdienen. Paulus besluit zijn opmerkingen over het gedrag van de slaven met de opdracht aan Timotheüs deze richtlijnen blijvend te onderwijzen (1Tim.4:11).

Vervolgens veroordeelt hij nogmaals degenen die een andere leer brengen.

Degenen die zo’n andere leer brengen, verzetten zich niet alleen tegen Paulus of Timotheüs, maar tegen de Here Jezus Zelf.

Net als in 1Tim.1:7 denken deze dwaalleraren dat ze iets betekenen, maar in werkelijkheid weten ze niets. Waarschijnlijk gaat het om het propageren van Joodse ceremoniële wetten en gnostische leerstellingen. Omdat de dwaalleraars overtuigd waren van hun eigen gelijk ontaardden de discussies altijd in jaloezie en ruzie (2Tim.2:14). Op zichzelf is het een goede zaak, dat diegenen die zijn aangesteld als oudsten (met de taak van prediking en onderwijs) door de ge- meente worden onderhouden (1Tim.5:17,18), maar Paulus beschuldigt de dwaal- leraars ervan, dat geldzucht hun belangrijkste motief is. Hij eindigt dan ook met de dringende raad bij hen uit de buurt te blijven (vgl. vs.20).

1 Timotheüs 6 vers 6 en 7: Het leven met God brengt veel op. Zeker als je ook tevreden bent met wat je hebt. Per slot van rekening hebben wij bij onze geboorte niets meegebracht, en als wij sterven, zullen wij ook niets kunnen meenemen. Het leven met God levert inderdaad iets op, maar niet het materiële gewin, dat de dwaalleraars zochten. Aan het leven in overgave en gehoorzaam- heid aan de HERE, is een belofte verbonden: dat God voor de gelovigen zal zor- gen.

(7)

In Mattheüs 6 vers 33 zegt de Here Jezus: Geef het Koninkrijk van God en het doen van Zijn wil de hoogste plaats in uw leven. Al het andere zal u dan ge- schonken worden. ‘Al het andere’ betekent ‘een goed bestaan hebben’ dat wordt door de HERE geschonken - zoals verwoord in 2Kor.9:8 - maar wel in be- scheidenheid, soberheid en tevredenheid (Fil.4:11). De spreuk uit vers 7 is in ver- schillende vormen bekend uit het OT en uit de Griekse wereld (Job 1:21; Pred.5:

14). Aangezien de rijkdommen van deze wereld niet permanent zijn, kunnen ze nooit het levensdoel zijn van de gelovigen ( 1Joh.2:16).

1 Timotheüs 6 vers 8 en 9: Als we ons kunnen voeden en kleden, moet ons dat genoeg zijn. Maar wie graag rijk wil worden, komt al gauw in verleiding en raakt verstrikt in de begeerte naar onnodige en verkeerde dingen, en gaat ten slotte verloren. Degenen die de HERE willen dienen, streven niet naar rijkdom, maar zijn tevreden met wat God geeft.Voor wie rijk wil zijn, is er de voortdurende ‘verleiding’ om de grenzen tussen eerlijkheid en oneerlijkheid te verleggen. Eenmaal in de zonde gevallen, bevindt een mens zich al in een strik van de duivel (1Tim.3:7).

1 Timotheüs 6 vers 10: Want de liefde voor het geld is de eerste stap naar allerlei andere zonden. Sommige mensen hebben zich daarvoor zelfs van God afgekeerd en zich veel ellende op de hals gehaald. Dat geldzucht een oorzaak is van alle kwaad, was een algemeen bekende gedachte. In verband met de ‘ellende’ uit het slot van dit vers moeten we bij ‘zonden’ niet alleen denken aan kwade daden, maar ook aan rampen en verdriet.

1 Timotheüs 6 vers 11: Timotheüs, jij bent een man van God. Vlucht voor al deze lelijke dingen en span je in voor wat rechtvaardig is, voor wat de men- sen tot God brengt, voor het geloof, de liefde, de toewijding en de vriende- lijkheid. In vers 11 richt Paulus zich zeer direct tot Timotheüs.

(8)

De uitdrukking ‘jij bent een man van God’ (2Tim.3:17) komt uit het OT en is een aanduiding voor toegewijde dienaars van God (o.a. Deutr.33:1; Joz.14:6;

1Sam.2:27; 9:6). Timotheüs moet zich inspannen voor wat rechtvaardig is, voor wat tot God brengt.

1 Timotheüs 6 vers 12: Span je in voor de goede wedloop van het geloof en behaal de prijs van het eeuwige leven. Daartoe ben je geroepen en daar over heb je voor vele getuigen een krachtig getuigenis afgelegd.

Dikwijls heeft Paulus het leven van de gelovigen vergeleken met een sportwed- strijd (1Kor.9:24; 2Tim.2:5; 4:7). De inhoud van de goede wedloop is zeker het ontvluchten van de zonde en het streven naar rechtvaardigheid (vs.11), maar ook het vasthouden van ‘het geloof’, namelijk de juiste leer (2Tim.4:7). Bij de woor- den ‘behaal de prijs van het eeuwige leven’ moeten we denken aan het mo- ment van de wederkomst van de Here Jezus (vs.14), wanneer de gelovigen een verheerlijkt leven zullen ontvangen (Kol.3:4). Tot dit eeuwige leven is Timotheüs

‘geroepen’, toen hij zelf de prediking van het Evangelie voor het eerst hoorde en in geloof aannam. Bij ‘een krachtig getuigenis’ zullen we moeten denken aan de geloofsbelijdenis (Rom.10:9,10) die in de vroege kerk werd afgelegd door pasbe- keerden, wanneer zij werden gedoopt. De ‘vele getuigen’ zijn de bij de doop aanwezige gemeenteleden.

1 Timotheüs 6 vers 13 en 14: Voor God, die klaarstaat om ieder het eeuwige leven te geven en voor Jezus Christus, die voor Pontius Pilatus een krach- tig getuigenis aflegde, draag ik je op te doen wat ik gezegd heb. Dan zal er niets op je zijn aan te merken tot de dag dat onze Here Jezus Christus zal verschijnen. Net als in 1Tim.5:21 en 2Tim.4:1 verwijst Paulus naar het oordeel van God, wanneer hij Timotheüs zijn opdracht geeft (vs.14).

(9)

In de beide brieven aan Timotheüs komen verscheidene aansporingen voor om toch vooral strijdbaar te blijven, te volharden en een voorbeeld te zijn voor ande- ren in woord en daad.

1 Timotheüs 6 vers 15 en 16: Zijn verschijning zal op de juiste tijd komen door de goede en enige Heerser, de Koning der koningen en de Heer der heren. Hij is als enige onsterfelijk en woont in zo’n helder licht dat geen mens Hem kan benaderen. Geen mens heeft Hem ooit gezien of zal Hem ooit zien. Voor Hem is de eer en de eeuwige macht, voor altijd. Amen.

Op het door Hem bepaalde moment zal God Jezus Christus doen terugkeren naar de aarde in heerlijkheid. Dit geweldige vooruitzicht brengt Paulus tot een spontane lofprijzing.

De bewoordingen van deze lofprijzing zijn ontleend aan het OT (Deutr.10:17;

Ps.136:2-4). De levende God heeft Zich in de geschiedenis voortdurend geopen- baard, in het bijzonder in de Here Jezus. Maar nooit in Zijn volle heerlijkheid (Ex.33:18-23).

1 Timotheüs 6 vers 17 t/m 19: Zeg tegen de rijken dat zij niet trots mogen zijn en niet moeten vertrouwen op hun rijkdom, die slechts een twijfelachtige zekerheid geeft, maar dat zij moeten vertrouwen op de levende God, die ons van alles geeft om ervan te genieten. Zeg hun dat zij hun rijkdom moeten gebruiken om er goed mee te doen. Zij moeten rijk zijn in goede werken en met een blij hart geven aan mensen die gebrek lijden, zij moeten altijd klaarstaan om alles wat God hun heeft gegeven met anderen te delen. Door dat te doen, zullen zij voor zichzelf een echte schat voor de toekomst verze- keren, om daarmee het ware leven te verwerven! Het gevaar om hoogmoedig te worden en te vertrouwen op het eigen bezit is levensgroot. Zodra een mens zich niet meer afhankelijk weet van God, is er het risico dat hij Hem zal vergeten.

Het ‘eeuwige leven’ wordt verkregen (1Tim.6:12) door het geloof, maar dit geloof moet wel gepaard gaan met goede werken (Jak.2:14-26).

(10)

1 Timotheüs 6 vers 20 en 21: Timotheüs, schiet niet tekort in wat God je heeft toevertrouwd. Laat je niet verleiden tot dwaze discussies met mensen die over hun kennis opscheppen en daarmee bewijzen dat zij geen kennis heb- ben. Sommigen van hen missen het belangrijkste in het leven: zij kennen God niet werkelijk. Ik bid dat God jullie zijn genade zal geven. Timotheüs moet de discussies met de dwaalleraars uit de weg gaan. Zij beweerden een hogere kennis te hebben, maar ondertussen hadden zij het ware geloof verloren.

Het woordje ‘jullie’ geeft aan dat 1Tim.1 bedoeld was om voorgelezen te worden in de gemeente. In een aantal oude handschriften eindigt de brief met het He- breeuwse woordje ‘Amen’ (ja, ik bevestig) het is tegelijk de afsluiting en de bezegeling van deze brief.

In de volgende uitzending lezen we: 2 Timotheüs 1:1 t/m 6.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Het Rapport inzake erkenning en de bekende donor beveelt aan de bekende donor met family life dezelfde positie te geven als de verwekker, zowel met betrekking tot de

De Heer Jezus behoort dus niet tot de “geworden” dingen, oftewel de geschapen dingen. Hij is geen schepsel. “zonder Hem is geen ding gemaakt, dat gemaakt is”, voegt hetzelfde

Deze resultaten betekenen dat als jongeren chronisch eenzaam worden de wens naar herstel van sociale relaties afneemt, er minder voldoening wordt gehaald uit situaties van

In die tien jaar zullen experimenten en vooroplopers zeker nuttig zijn, maar aan het eind ervan zal de omzetting van de huidige onderbouw van alle scholen voor voortgezet

Stel nu dat bovenstaand spel wordt veranderd in het viermaal herhaald spelen met bovenstaande matrix (na elke ronde vernemen beide spelers wat ze in die ronde hebben gedaan). Bepaal

We nemen aan dat elke keer dat de test wordt gedaan de kans op succes 0,3 is, onafhankelijk van eventuele vorige testen.. De verwachtingswaarde van het aantal keren dat

Op de markt van prepaidkaarten zijn meer dan twee aanbieders, zodat de marktleider niet noodzakelijkerwijs een marktaandeel van meer dan vijftig procent

Ontdek dat verkopen het beste werkt als je het ontspannen doet, of je nou een product verkoopt, een dienst, een idee of jezelf.. ONTSPANNEN