• No results found

Veghel, Burgemeester de Kuijperlaan 7

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Veghel, Burgemeester de Kuijperlaan 7"

Copied!
39
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Transect-rapport 322

Veghel, Burgemeester de Kuijperlaan 7

Gemeente Veghel (Noord-Brabant)

Inventariserend veldonderzoek (IVO; verkennende fase)

(2)

2

ISSN: 2211-7067

© Transect, Utrecht

Niets uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie of op welke wijze dan ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgevers.

Transect aanvaardt geen aansprakelijkheid voor eventuele schade voortvloeiend uit de toepassing van de adviezen of het gebruik van de resultaten van dit onderzoek.

Auteur Drs. A.A. Kerkhoven

Versie definitief

Projectcode Transect 13050027

Datum 25-09-2013

Opdrachtgever BRO

Postbus 4 5280 AA Boxtel

Uitvoerder Transect

Australiëlaan 5-a 3526 AB Utrecht

Onderzoeksmelding 58.281

Bevoegde overheid Gemeente Veghel

Autorisatie

Naam Datum Paraaf

Drs. T. Nales

(Senior KNA prospector)

26-09-2013

(3)

Samenvatting

In opdracht van BRO heeft Transect in september 2013 een archeologisch verkennend booronderzoek uitgevoerd op het terrein van het Bernhoven ziekenhuis aan de Burgemeester de Kuijperlaan 7 in Veghel (gemeente Veghel;

zie figuur 1). Eind maart van dit jaar is het ziekenhuis verhuisd van de huidige locatie in Veghel naar Uden. Het terrein in Veghel dat hiermee vrijkomt, wordt herontwikkeld. De exacte aard van de herontwikkeling is nog onbekend. Het onderzoeksgebied is circa 4,4 hectare groot.

Uit het verkennend booronderzoek blijkt dat in het plangebied sprake is van een dekzandrug (zie bijlage 2). Hierop ligt gedeeltelijk een esdek (zie bijlage 4). De top van het dekzand is met uitzondering van boring 13

(noordoosthoek van het plangebied; Bs-horizont) tot in de C(g)-horizont verstoord. Daarbij zal een deel van deze verstoring samenhangen met verploeging door het historisch gebruik als esdek. Een ander deel hangt samen met bebouwing/gebruik in de Nieuwe Tijd (18e-19e eeuw), zoals in boring 10, waar een diep grondspoor is

aangeboord. Hierin is onder andere een fragment van een steeltje van een kleipijp gevonden. Ook in boring 3 lijkt sprake te zijn van een grondspoor uit de Nieuwe Tijd. Hier is een fragment Raeren of Frechen-steengoed gevonden. In andere gevallen is sprake van diepe bodemverstoringen die waarschijnlijk tijdens de bouw van het ziekenhuis c.q. aanleg van het buitenterrein zijn ontstaan (boringen 2, 11 en 12). In het noordoostelijke deel van het plangebied, ter hoogte van boringen 14 t/m 18, lijkt sprake te zijn van een subrecent ophogingspakket, als gevolg van egalisatie van het ziekenhuisterrein; waarschijnlijk tijdens het bouwrijp maken.

Op basis van de veldwaarnemingen is een advieskaart opgesteld (zie bijlage 5), waarop onderscheid wordt gemaakt in drie soorten adviesgebieden, te weten:

1) Zones met mogelijke nederzettingsresten uit de Nieuwe Tijd. Deze zones zijn gedefinieerd rond boringen 3 en 10. De begrenzingen van de zones zijn arbitrair.

2) Zones met mogelijk nederzettingsresten uit de Late Bronstijd t/m Vroege Middeleeuwen, die onder het esdek kunnen liggen. Dit is louter en alleen gebaseerd op het absorberend vermogen van esdekken op bodemverstoringen en verploeging. Het is een algemeen verschijnsel dat onder esdekken

nederzettingsresten uit de Late Bronstijd t/m Vroege Middeleeuwen kunnen liggen, die vanwege het feit dat ze vaak vondstarm zijn, lastig zijn op te sporen.

3) Zones met diepe bodemverstoringen. In deze zones heeft het booronderzoek duidelijk aanwijzingen opgeleverd voor diepe bodemverstoringen, dan wel is sprake van een C-horizont zonder esdek. Boring 13, waarin een Bs-horizont is waargenomen, valt ook binnen deze categorie. Dit heeft te maken met het feit dat het slechts een dunne B-horizont is (5 cm dik) en omdat het een relatief geïsoleerd fenomeen betreft.

Advies

Op basis van het verkennend booronderzoek adviseren wij de zones met mogelijke nederzettingsresten uit de Nieuwe Tijd en zones met mogelijke nederzettingsresten uit de Late Bronstijd t/m Vroege Middeleeuwen (zones met esdek) planologisch in te passen c.q. van een archeologische dubbelbestemming te voorzien. Verder adviseren wij de zones met diepe bodemverstoringen, dus zones die tot ruim in het dekzand zijn verstoord en waar geen sprake is van een esdek, archeologisch te deselecteren. Te overwegen valt om in de zones met nederzettingsresten uit de Nieuwe Tijd en de periode Late Bronstijd t/m Vroege Middeleeuwen (zones met esdek) een aantal kleine proefsleuven te graven om te bezien of er feitelijk sprake is van archeologische sporen onder het esdek. Zo niet, dan kunnen deze zones ook worden gedeselecteerd. Een dergelijk onderzoek kan selectief en kleinschalig worden uitgevoerd.

Australiëlaan 5-a 3526 AB Utrecht

T: 030-7620705 F: 030-7620706 E: informatie@transect.nl

(4)

4

Inhoud

Samenvatting ... 3

1. Aanleiding ... 5

2. Afbakening plan- en onderzoeksgebied ... 7

3. Gespecificeerde archeologische verwachting ... 8

4. Aard en doel van het onderzoek ... 9

5. Werkwijze ... 10

6. Resultaten veldonderzoek ... 11

7. Beantwoording onderzoeksvragen ... 13

8. Conclusies en advies ... 15

9. Geraadpleegde bronnen ... 16

Bijlage 1: Boorpuntenkaart ... 17

Bijlage 2: Hoogtekaart top dekzand (m +NAP) ... 18

Bijlage 3: Aanwezige horizonten podzol top dekzand ... 19

Bijlage 4: Voorkomens en dikte esdek (cm) ... 20

Bijlage 5: Adviesgebieden ... 21

Bijlage 6: Boorstaten ... 22

Bijlage 7: Foto’s ... 32

Bijlage 8: Textuurindeling (NEN 5104) ... 39

(5)

1. Aanleiding

In opdracht van BRO heeft Transect1 in september 2013 een archeologisch verkennend booronderzoek uitgevoerd op het terrein van het Bernhoven ziekenhuis aan de Burgemeester de Kuijperlaan 7 in Veghel (gemeente Veghel; zie figuur 1). Eind maart van dit jaar is het ziekenhuis verhuisd van de huidige locatie in Veghel naar Uden. Het terrein in Veghel dat hiermee vrijkomt, wordt herontwikkeld.

Hierbij wordt gedacht aan woningbouw in combinatie met woonzorgeenheden. De gemeente heeft hiertoe op 23 januari jongstleden een voorbereidingsbesluit genomen. Bij het vaststellen van de nieuwe ruimtelijke bestemming(en) voor het gebied dient de gemeente een afweging te maken tussen alle in het geding zijnde belangen en waarden. Hiertoe behoren ook mogelijk aanwezige

archeologische resten. 2

Om inzicht te verkrijgen of dergelijke waarden in het plangebied aanwezig kunnen zijn, is een archeologisch bureauonderzoek uitgevoerd (Bente 2013). Dit heeft geleid tot een gespecificeerde archeologische verwachting voor het plangebied, op basis waarvan de conclusie is getrokken dat in het zuidelijke deel van het terrein van het Bernhoven ziekenhuis geen archeologische waarden zijn te verwachten, maar dat in het noordelijke deel van het terrein rekening gehouden moet worden met huiserven uit de periode Bronstijd tot en met de Nieuwe tijd. Daarnaast moet in deze zone rekening gehouden worden met grafvelden (onder andere urnenvelden) uit de periode Late Bronstijd tot en met de Vroege Middeleeuwen. Tenslotte kunnen in deze zone vuursteensites worden verwacht, maar deze zijn hoogst waarschijnlijk als gevolg van vroegere landbewerking verstoord geraakt.

Om de archeologische verwachting uit het bureauonderzoek te toetsen is besloten om in eerste instantie een verkennend booronderzoek uit te voeren. Deze veldtoets heeft tot doel de bodemopbouw in het plangebied in kaart te brengen en hiermee (de diepte van) een eventueel archeologisch niveau. Doel is niet om vindplaatsen te karteren.

Ten behoeve van het verkennend booronderzoek is een Plan van Aanpak opgesteld (Isarin & Bente 2013) met randvoorwaarden waaraan het onderzoek moet voldoen. Het onderzoek is in september 2013 door Transect uitgevoerd, in overeenstemming met de eisen van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA), versie 3.2.

1Transect beschikt over een opgravingsvergunning voor booronderzoek ex artikel 45 van de Monumentenwet.

(6)

6 Figuur 1: Ligging van het plangebied (rood).

Figuur 2: Begrenzing van het terrein van de voormalige locatie van het Bernhoven ziekenhuis (rode stippellijn). Het onderzoeksgebied is zwart gearceerd. Dit gebied is onderzocht door middel van een verkennend booronderzoek.

(7)

2. Afbakening plan- en onderzoeksgebied

Gemeente Veghel

Plaats Veghel

Toponiem Bernhoven (Burgemeester de Kuijperlaan 7)

Kaartblad 45G

Oppervlakte onderzoeksgebied 1,44 ha

Centrumcoördinaat 165.697/403.645

Voor de afbakening van het plan- en onderzoeksgebied wordt verwezen naar figuren 1 en 2. Het onderzoeksgebied omvat de parkeerterreinen en overige buitenruimtes rond het ziekenhuisgebouw.

Daarnaast omvat het onderzoeksgebied een binnentuin van het ziekenhuisgebouw. Het gebied wordt in het westen begrensd door de Burgemeester de Kuijperlaan en in het noorden door de

Gasthuisstraat. In het oosten wordt het onderzoeksgebied begrensd door de kloostertuin en in het zuiden door de denkbeeldige lijn tussen de zuidelijke begrenzing van de bebouwing van het ziekenhuisgebouw met de Vijverweg. De zuidelijke buitenruimte van het ziekenhuisgebouw valt daarmee dus buiten het onderzoeksgebied. De totale omvang van het middels het verkennend booronderzoek onderzochte deel van het plangebied is 1,44 hectare.

(8)

8

3. Gespecificeerde archeologische verwachting

In het onderzoeksgebied ligt de zuidelijke uitloper van de dekzandrug De Middegaal. Deze dekzandrug heeft een hoge archeologische verwachting voor wat betreft archeologische resten uit de Vroege Steentijd tot de Nieuwe Tijd. De dekzandrug grenst in het zuiden van het plangebied aan het dal van de Aa. In het oosten grenst de dekzandrug aan een vlakte met deels verspoeld dekzand. Het plangebied en directe omgeving was dus relatief reliëfrijk en hiermee landschappelijk gezien aantrekkelijk voor de mens. Op de dekzandrug lagen relatief droge gronden die beschikbaar waren voor nederzettingen en akkers. In de lagere moerasdelen van het landschap kon vee worden geweid en het open water van het dal van de Aa bood mogelijkheden voor visvangst en jacht. In het plangebied en directe omgeving zijn echter vooralsnog weinig vindplaatsen bekend om deze verwachting feitelijk te onderbouwen. Vindplaatsen beperken zich slechts tot enkele laatmiddeleeuwse aardewerkscherven uit de IJzertijd tot en met de Late Middeleeuwen.

Uit cijnsgegevens kan worden afgeleid dat het onderzoeksgebied al voor 1190 was verkaveld. In de 18e eeuw en mogelijk al eerder heeft op de hoek van de huidige Burgemeester de Kuijperlaan en de Gasthuisstraat bebouwing gestaan. Deze bebouwing stond er tot het eind van de 19e eeuw. Daarnaast liep, gelijk met de westgevel van het ziekenhuisgebouw, een weg. Deze weg heeft tot het eind van de jaren vijftig / begin van de jaren zestig van de vorige eeuw door het onderzoeksgebied gelopen, waarna het is verlegd naar de huidige Burgemeester de Kuijperlaan.

Gezien de verwachte diepteligging van het archeologisch niveau op circa 60 cm onder maaiveld en de inrichting van het terrein als parkeerterrein, is de verwachting dat het archeologisch niveau hier in ieder geval ten dele is geroerd. Aangezien op de dekzandrug naar verwachting sprake is van een enkeerdgrond, zullen eventuele vindplaatsen en nederzettingsresten, als gevolg van verploeging, in ieder geval gedeeltelijk zijn opgenomen in de onderkant van het esdek.

Voor het onderzoeksgebied gold in oorsprong een hoge verwachting op de aanwezigheid van archeologische resten van de Vroege Steentijd tot de Nieuwe Tijd. Vuursteensites zullen echter verploegd zijn geraakt en nederzettingen zullen als gevolg van de bodemverstoringen niet meer gaaf aanwezig zijn. Toch kunnen er nog (delen) van huiserven uit de periode Bronstijd tot en met de Nieuwe Tijd aanwezig zijn of delen van (urnen)grafvelden uit de periode Late Bronstijd tot en met Vroege Middeleeuwen, met name onder de parkeerterreinen en de parkinrichting van het gebied.

Onder de huidige bebouwing ligt naar verwachting geen archeologie meer3.

3Tekst ontleend aan Bente 2013.

(9)

4. Aard en doel van het onderzoek

Het doel van het verkennend booronderzoek is het door middel van veldwaarnemingen in kaart brengen van de ondergrond van het plangebied in termen van bodemopbouw, bodemintactheid en bodemreliëf. Op basis hiervan kunnen archeologisch relevante bodemniveaus worden bepaald (diepte en verwachte datering), alsook een verwachting worden uitgesproken over de dichtheid en kwaliteit van archeologische waarden in het onderzoeksgebied. Het verkennend booronderzoek maakt deel uit van het inventariserend veldonderzoek (IVO), dat als breder doel het toetsen en aanvullen van de archeologische verwachting heeft.

Het resultaat van het verkennend booronderzoek is dit rapport met een conclusie omtrent de archeologische verwachting en een advies voor eventueel vervolgonderzoek. Op basis van dit rapport krijgt het bevoegd gezag inzicht in het risico dat eventueel in het plangebied aanwezige archeologische waarden worden verstoord als gevolg van de voorgenomen plannen en kan het een (selectie-)besluit nemen.

De volgende vragen worden getracht met het verkennend booronderzoek te beantwoorden:

1) Welke lithogenetische eenheden zijn te onderscheiden in het plangebied?

2) Is er in het plangebied een intacte bodem aanwezig en zo ja, om wat voor bodem gaat het hier? Zo nee, welke verstoring is zichtbaar, waar en tot welke diepte? Hoe kan de verstoring verklaard worden?

3) Ligt het noordelijk plandeel op een dekzandrug?

4) Wat was de oorspronkelijke bodemopbouw voorafgaand aan de aanleg van het ziekenhuis (referentieprofiel)?

5) Was er een esdek aanwezig en zijn hiervan nog delen aanwezig?

6) Is er in het plangebied een intacte bodem aanwezig en zo ja, om wat voor bodem gaat het hier? Zo nee, welke verstoring is zichtbaar, waar en tot welke diepte? Hoe kan de verstoring verklaard worden?

7) Is er nog een B-horizont aanwezig en zo ja in welke zones?

8) Zijn er nog behoudenswaardige archeologische waarden te verwachten?

9) Behoeft het verwachtingsmodel uit het bureauonderzoek bijstelling?

(10)

10

5. Werkwijze

Ten behoeve van het verkennend booronderzoek is uitgegaan van een regelmatig boorgrid, waarbij de boringen circa 40-50 m uit elkaar staan (zie bijlage 1, ‘geplande boringen’), rekening houdend met bestaande hindernissen, zoals bomen, e.d. Dit grid is opgesteld met behulp van luchtfoto’s om obstakels zo goed mogelijk te kunnen herkennen. Tijdens het veldonderzoek zelf, bleek dat niet ieder gepland boorpunt, kon worden geplaatst. Dit was deels het gevolg van de aanwezige bebouwing (e.g.

geplande boorpunt tussen boringen 15 en 18; hier was sprake van fietsstallen), deels het gevolg van verhogingen in het plaveisel (zoals de verhoogde oprit naar de hoofdingang bij boring 5). Tevens werd tijdens het booronderzoek hinder ondervonden van de zeer strak tegen elkaar aan liggende klinkers.

Tenslotte zijn een aantal boringen op leidingen, boomwortels en puinlagen gestuit (boringen 1, 5, 16 en 20). Desalniettemin konden zeker 16 van de 20 boringen tot het gewenste niveau worden gezet, waardoor een goed beeld is ontstaan van de bodemopbouw, het bodemreliëf en de bodemintactheid in het onderzoeksgebied.

De boringen zijn uitgevoerd met een verlengbare handboor (Edelman), diameter 7 cm, tot maximaal 30-40 cm in de C-horizont van de top van het pleistocene substraat (dekzand). Van iedere boring is eerst de lithologie en lithogenese beschreven. Vervolgens is van iedere boring het opgeboorde traject geïnspecteerd op archeologische indicatoren, zoals – kleine brokjes – aardewerk, bewerkt vuursteen en brokjes houtskool.

De boringen zijn conform het PvA met een nauwkeurigheid van minimaal 0,5 m (x- en y-waarden), respectievelijk 10 cm (z-waarde) ingemeten.

De boringen zijn beschreven volgens de Archeologische Standaard Boorbeschrijvingsmethode (ASB;

SIKB 2008). Voor het bepalen van de korrelgrootte van het zand is gebruik gemaakt van een zandlineaal van Eijkelkamp. Het veldonderzoek is uitgevoerd door drs. A.A. Kerkhoven (senior archeoloog).

(11)

6. Resultaten veldonderzoek

Bodemopbouw en lithologie

De bodemopbouw in het plangebied bestaat in essentie uit dekzand met daarop in het noordelijke deel van het onderzoeksgebied een esdek. Er is duidelijk sprake van een dekzandrug (zie bijlage 2). De depressies die in het dekzandreliëf te zien zijn, hebben grotendeels te maken met bodemverstoringen en grondsporen, zoals het geval is in boringen 2, 3 en 10. In het geval van boring 10 is zelfs duidelijk sprake van een grondspoor uit de Nieuwe Tijd (17e-19e eeuw, gezien onder andere een steeltje van een kleipijp). Dit lijkt ook het geval te zijn in boring 3 (scherfje steengoed met zoutglazuur). In het geval van boring 2 is duidelijk sprake van een subrecente bodemverstoring. Het esdek lijkt alleen op de dekzandrug voor te komen, hoewel uit de boringen moeilijk valt af te leiden of reliëfverschillen

‘natuurlijk’ zijn, dan wel het gevolg zijn van bodemverstoringen c.q. ophogingen.

Met uitzondering van boring 13, waar in de top van het dekzand nog een dunne Bs is waargenomen, is in alle boringen waar tot in het dekzand kon worden geboord, sprake van een C(g) horizont (g = gleyverschijnselen, zie bijlage 3). Dit wil zeggen dat de oorspronkelijke podzolbodem in de top van het dekzand in het plangebied geheel ontbreekt. Waarschijnlijk is dit het gevolg van verploeging (esdek), waarbij de podzolbodem in de onderkant van het esdek is opgenomen (zoals in boring 9 is waar te nemen), maar ook door diepe (subrecente) bodemingrepen, zoals in het geval van boringen 1 en 2, 11 en 12 en boring 18.

De dikte van het esdek in het plangebied varieert van 5 cm tot 45 cm. Deze dikte kan beïnvloed zijn door recente bodemverstoringen, zoals ontgravingen en egalisaties. In het zuidwestelijke deel van het plangebied ontbreekt een esdek. Dit kan het gevolg zijn van het gegeven dat de bodem hier tot in de C-horizont van het dekzand is verstoord, dan wel dat vanwege de lage ligging op de rand van het dal van de Aa, hier nooit een esdek heeft gelegen. Dit laatste lijkt, ondanks de diepe bodeverstoringen die hier zijn geconstateerd, aannemelijker (gezien het dekzandreliëf).

Het esdek manifesteert zich als een matig siltige, sterk humeuze, zandlaag. Het zand is matig goed gesorteerd en overwegend matig fijn (125-250 µm; klasses zandlineaal Eijkelkamp).

De zandmediaanklasse van het dekzand is overwegend zeer fijn tot fijn (90-180 µm / 125-250 µm). Het zand is goed gesorteerd en matig siltig.

Bodemverstoringen

Een algemene trend die uit het veldonderzoek volgt is, dat de bodem in het plangebied tot 60 cm –Mv is verstoord. Dit komt goed overeen met de verwachting uit het bureauonderzoek (Bente, 2013).

Lokaal, zoals in het geval van boringen 2, 11 en 12, is de bodem subrecent dieper verstoord. Daarnaast is duidelijk ook sprake van egalisatie, waarbij delen van het terrein zijn opgehoogd, e.g. boringen 14, 15, 16, 17 en 18. Dit valt af te leiden uit een aantal boringen waar nog een esdek aanwezig is (zoals in boringen 14, 15, 17 en 18). In deze gevallen ligt de top van het esdek op 1,50 m, 1,60 m, 1,10 m en 1,05 onder maaiveld, terwijl in andere boringen de top van het esdek op circa 0,60 m onder maaiveld ligt. Dit valt alleen te verklaren door een combinatie van egalisatie en ophoging.

In de binnentuin van het ziekenhuisgebouw is de bodem volledig verstoord. Dit heeft te maken met het feit dat hier tuinvijvers hebben gelegen (van beton), die in het verleden bij de herinrichting van de tuin zijn uitgegraven. Daarbij is de ondergrond ter plaatse van de binnentuin volledig omgezet.

(12)

12 Archeologische indicatoren

Er zijn archeologische indicatoren gevonden in boringen 3 en 10. In boring 10 is met zekerheid sprake van een grondspoor. De onderkant van dit grondspoor bevindt zich op een diepte van 2,2 m –Mv. Het is opgevuld met zwak tot uiterst siltig, sterk tot uiterst humeus zand. In het traject van 1,5 m tot 2,2 m –Mv is een steeltje van een kleipijp gevonden en een scherfje industrieel aardewerk. De locatie correspondeert met de zone waar volgens het bureauonderzoek (Bente, 2013) in de 18e en 19e eeuw bebouwing heeft gestaan.

Ook in boring 3 lijkt sprake van een grondspoor. Op een diepte van 60-125 cm –Mv is een scherfje steengoed, vermoedelijk Raeren- of Frechen –steengoed, gevonden (laat 16e eeuws).

Interpretatie

Op basis van de veldwaarnemingen is een advieskaart opgesteld (zie bijlage 5), waarop onderscheid wordt gemaakt in drie soorten adviesgebieden, te weten:

1) Zones met mogelijke nederzettingsresten uit de Nieuwe Tijd. Deze zones zijn gedefinieerd rond boringen 3 en 10. De begrenzingen van de zones zijn arbitrair.

2) Zones met mogelijk nederzettingsresten uit de Late Bronstijd t/m Vroege Middeleeuwen, die onder het esdek kunnen liggen. Dit is louter en alleen gebaseerd op het absorberend vermogen van esdekken op bodemverstoringen en verploeging. Het is een algemeen verschijnsel dat onder esdekken nederzettingsresten uit de Late Bronstijd t/m Vroege Middeleeuwen kunnen liggen, die vanwege het feit dat ze vaak vondstarm zijn, lastig met behulp van boringen zijn op te sporen.

3) Zones met diepe bodemverstoringen. In deze zones heeft het booronderzoek duidelijk aanwijzingen opgeleverd voor diepe bodemverstoringen, dan wel is sprake van een C-horizont zonder esdek. Boring 13, waarin een Bs-horizont is waargenomen, valt ook binnen deze categorie.

Dit heeft met name te maken met het gegeven dat het een relatief geïsoleerd fenomeen betreft.

(13)

7. Beantwoording onderzoeksvragen

1) Welke lithogenetische eenheden zijn te onderscheiden in het plangebied?

In het onderzoeksgebied is sprake van een dekzandrug. In het zuidwestelijke deel van het onderzoeksgebied lijkt de dekzandrug over te gaan in het dal van de Aa. De dekzandrug is afgedekt met een esdek (bodemkundige term: enkeerdgrond). Esdekken zijn aangelegd vanaf ongeveer de 14e eeuw (Spek, 2004) en bestaan uit een humeus en siltig zanddek.

2) Is er in het plangebied een intacte bodem aanwezig en zo ja, om wat voor bodem gaat het hier?

Zo nee, welke verstoring is zichtbaar, waar en tot welke diepte? Hoe kan de verstoring verklaard worden?

Het dekzand in het onderzoeksgebied is voor het overgrote deel tot in de C(g)-horizont verstoord.

Een deel van de verstoring is te verklaren door verploeging, waarbij de oorspronkelijke podzol in de onderkant van het esdek is opgenomen. Een ander deel is duidelijk subrecent verstoord. Een algemene trend lijkt te zijn dat de bodem tot 60 cm –Mv is verstoord, met dien verstande dat lokaal de bodem dieper is verstoord, zoals in boringen 2, 11 en 12. Deze verstoringen lijken samen te hangen met de bouw van het ziekenhuis c.q. de inrichting van het buitenterrein van het ziekenhuis. Hierbij is het terrein waarschijnlijk geëgaliseerd, waarbij delen van het terrein zijn opgehoogd, e.g. boringen 14, 15, 16, 17 en 18. Dit valt te herleiden uit het feit dat in een aantal van deze boringen nog een esdek aanwezig is, zoals in boringen 14, 15, 17 en 18. In deze gevallen ligt de top van het esdek op 1,50 m, 1,60 m, 1,10 m en 1,05 m onder maaiveld, terwijl in andere boringen de top van het esdek op circa 60 cm onder maaiveld ligt. Dit valt alleen te verklaren door egalisatie/ophoging. In de binnentuin van het ziekenhuisgebouw is de bodem volledig verstoord.

Dit heeft te maken met het feit dat hier tuinvijvers hebben gelegen (van beton), die bij de herinrichting van de tuin zijn uitgegraven. Daarbij is de bodem van de binnentuin volledig omgezet.

3) Ligt het noordelijk plandeel op een dekzandrug?

Ja. Er is duidelijk sprake van een dekzandrug (zie bijlage 2). De depressies die in het dekzandreliëf in bijlage 2 zijn te zien, hebben grotendeels te maken met bodemverstoringen en grondsporen, zoals in het geval van boringen 2, 3 en 10.

4) Wat was de oorspronkelijke bodemopbouw voorafgaand aan de aanleg van het ziekenhuis (referentieprofiel)?

Tussen de boringen bevindt zich geen intact referentieprofiel, maar uit de boringen valt wel af te leiden dat voor wat betreft de dekzandrug de oorspronkelijke bodemopbouw uit dekzand met hierop een enkeerdgrond bestond. In het lager gelegen zuidwestelijke deel van het

onderzoeksgebied, was vermoedelijk sprake van alleen dekzand met mogelijk veen (dit veen is tijdens het booronderzoek niet aangetroffen).

5) Was er een esdek aanwezig en zijn hiervan nog delen aanwezig?

Ja, in boringen 6, 7, 8, 9, 14, 15 en 17 is nog sprake van een – restant van een – esdek (zie bijlage 4). De dikte van het esdek in de boringen varieert van 5 cm tot 45 cm.

6) Is er in het plangebied een intacte bodem aanwezig en zo ja, om wat voor bodem gaat het hier?

Zo nee, welke verstoring is zichtbaar, waar en tot welke diepte? Hoe kan de verstoring verklaard worden?

(14)

14 Nee, in het plangebied lijkt geen sprake te zijn van volledig intacte bodems. Voor wat betreft de verklaring hiervoor, zie het antwoord onder vraag 2.

7) Is er nog een B-horizont aanwezig en zo ja in welke zones?

Ja, in boring 13 is nog een Bs-horizont aanwezig. Deze is 5 cm dik. De top ervan ligt op 70 cm –Mv.

8) Zijn er nog behoudenswaardige archeologische waarden te verwachten?

Ja. Op basis van de veldwaarnemingen is een advieskaart opgesteld (zie bijlage 5), waarop onderscheid wordt gemaakt in drie soorten adviesgebieden, te weten:

a. Zones met mogelijke nederzettingsresten uit de Nieuwe Tijd. Deze zones zijn gedefinieerd rond boringen 3 en 10. De begrenzingen van de zones zijn arbitrair.

b. Zones met mogelijk nederzettingsresten uit de Late Bronstijd t/m Vroege Middeleeuwen, die onder het esdek kunnen liggen. Dit is louter en alleen gebaseerd op het absorberend vermogen van esdekken op bodemverstoringen en verploeging. Het is een algemeen verschijnsel dat onder esdekken nederzettingsresten uit de Late Bronstijd t/m Vroege Middeleeuwen kunnen liggen, die vanwege het feit dat ze vaak vondstarm zijn, lastig met behulp van boringen zijn op te sporen.

c. Zones met diepe bodemverstoringen. In deze zones heeft het booronderzoek duidelijk aanwijzingen opgeleverd voor diepe bodemverstoringen, dan wel is sprake van een C- horizont zonder esdek. Boring 13, waarin een Bs-horizont is waargenomen, valt ook binnen deze categorie. Dit heeft met name te maken met het gegeven dat het een relatief geïsoleerd fenomeen betreft.

9) Behoeft het verwachtingsmodel uit het bureauonderzoek bijstelling?

Nee, met dien verstande dat in het zuidwestelijke deel van het plangebied rond boring 3 sprake is van een mogelijke zone met archeologische resten uit de Nieuwe Tijd, die niet in het

bureauonderzoek waren voorzien. De advieszone in het noordwestelijke deel van het

onderzoeksgebied correspondeert goed met de verwachting uit het bureauonderzoek, dat hier in de 18e-19e eeuw bebouwing heeft gestaan. De bodemopbouw in boring 10, waarin een

grondspoor is herkend, lijkt hiermee samen te hangen. Ook de verwachting dat op de hogere delen van de dekzandrug sprake is van een esdek is in overeenstemming met het

bureauonderzoek, alsook de verwachting dat de bodem in het onderzoeksgebied tot minimaal 60 cm –Mv verstoord zal zijn.

(15)

8. Conclusies en advies

Uit het verkennend booronderzoek blijkt dat in het plangebied sprake is van een dekzandrug (zie bijlage 2). Hierop is in delen van het plangebied een esdek aanwezig (zie bijlage 4). De top van het dekzand is met uitzondering van boring 13 (noordoosthoek van het plangebied; Bs-horizont) tot in de C(g)-horizont verstoord. Daarbij zal een deel van deze verstoring samenhangen met verploeging door het historisch gebruik als esdek. Een ander deel hangt samen met bebouwing dan wel landgebruik in de Nieuwe Tijd (18e-19e eeuw), zoals ter plaatse van boring 10, waar een diepe grondspoor is aangeboord. Hierin is onder andere een fragment van een steeltje van een kleipijp gevonden. Ook in boring 3 lijkt sprake te zijn van een grondspoor uit de Nieuwe Tijd. Hier is een fragment Raeren of Frechen-steengoed gevonden. In andere gevallen is sprake van diepe bodemverstoringen die waarschijnlijk tijdens de bouw van het ziekenhuis c.q. aanleg van het buitenterrein zijn ontstaan (boringen 2, 11 en 12). In het noordoostelijke deel van het plangebied, ter hoogte van boringen 14 t/m 18, lijkt sprake te zijn van een subrecent ophogingspakket, als gevolg van egalisatie van het

ziekenhuisterrein; waarschijnlijk tijdens het bouwrijp maken.

Op basis van de veldwaarnemingen is een advieskaart opgesteld (zie bijlage 5), waarop onderscheid wordt gemaakt in drie soorten adviesgebieden, te weten:

1) Zones met mogelijke nederzettingsresten uit de Nieuwe Tijd. Deze zones zijn gedefinieerd rond boringen 3 en 10. De begrenzingen van de zones zijn arbitrair.

2) Zones met mogelijk nederzettingsresten uit de Late Bronstijd t/m Vroege Middeleeuwen, die onder het esdek kunnen liggen. Dit is louter en alleen gebaseerd op het absorberend vermogen van esdekken op bodemverstoringen en verploeging. Het is een algemeen verschijnsel dat onder esdekken nederzettingsresten uit de Late Bronstijd t/m Vroege Middeleeuwen kunnen liggen, die vanwege het feit dat ze vaak vondstarm zijn, lastig met behulp van boringen zijn op te sporen.

3) Zones met diepe bodemverstoringen. In deze zones heeft het booronderzoek duidelijk aanwijzingen opgeleverd voor diepe bodemverstoringen, dan wel is sprake van een C-horizont zonder esdek. Boring 13, waarin een Bs-horizont is waargenomen, valt ook binnen deze categorie.

Dit heeft met name te maken met het gegeven dat het een relatief geïsoleerd fenomeen betreft.

Advies

Op basis van het verkennend booronderzoek adviseren wij de zones met mogelijke

nederzettingsresten uit de Nieuwe Tijd en zones met mogelijke nederzettingsresten uit de Late Bronstijd t/m Vroege Middeleeuwen (zones met esdek) planologisch in te passen c.q. van een archeologische dubbelbestemming te voorzien. Verder adviseren wij de zones met diepe

bodemverstoringen, dus zones die tot ruim in het dekzand zijn verstoord en waar geen sprake is van een esdek, archeologisch te deselecteren. Te overwegen valt om in de zones met nederzettingsresten uit de Nieuwe Tijd en de periode Late Bronstijd t/m Vroege Middeleeuwen (zones met esdek) een aantal kleine proefsleuven te graven om te bezien of er feitelijk sprake is van archeologische sporen onder het esdek. Zo niet, dan kunnen deze zones ook worden gedeselecteerd. Een dergelijk onderzoek kan selectief en kleinschalig worden uitgevoerd.

(16)

16

9. Geraadpleegde bronnen

Literatuur:

 Bakker, H. de, 1966. De subgroepen van het systeem voor bodemclassificatie voor Nederland. In: Boor en Spade.

 Bakker, H. de en J. Schelling, 1989. Systeem van bodemclassificatie voor Nederland. De hogere niveaus.

Wageningen.

 Bente, D., 2013. Archeologisch bureauonderzoek Plangebied Vijverwijk – Burg. de Kuijperlaan:

herziening locatie Bernhoven, gemeente Veghel. Amsterdam, Arcure.

 Berendsen, H.J.A., 2000. Landschappelijk Nederland. Assen (Fysische Geografie van Nederland). 2e druk.

 Berendsen, H.J.A., 2004. De vorming van het land. Assen (Fysische geografie van Nederland). Vierde, geheel herziene druk.

 Isarin, R.F.B. & D. Bente, 2013. Plan van Aanpak archeologisch booronderzoek locatie Bernhoven, gemeente Veghel. Crevasse Notitie 228, Kockengen.

 Mulder, E.F.J., M.C. Geluk, I.L. Ritsema, W.E. Westerhoff en T.E. Wong, 2003. De ondergrond van Nederland. Houten.

 Spek, T., 2004. Het Drentse esdorpenlandschap. Een historisch-geografische studie. Utrecht.

(17)

Bijlage 1: Boorpuntenkaart

(18)

18

Bijlage 2: Hoogtekaart top dekzand (m +NAP)

(19)

Bijlage 3: Aanwezige horizonten podzol top dekzand

(20)

20

Bijlage 4: Voorkomens en dikte esdek (cm)

(21)

Bijlage 5: Adviesgebieden

(22)

22

Bijlage 6: Boorstaten

(23)
(24)

24

(25)
(26)

26

(27)
(28)

28

(29)
(30)

30

(31)
(32)

32

Bijlage 7: Foto’s

Op de foto’s zijn de boorkernen van links naar rechts, in rijen die van boven naar beneden lopen, gerangschikt.

Boring 2: totaaloverzicht boorkernen

Boring 2: detailopname 50-100 cm -Mv

(33)

Boring 3: totaaloverzicht boorkernen

Boring 6: totaaloverzicht boorkernen

(34)

34 Boring 6: detailopname boorkernen 50-120 cm -Mv

Boring 7: totaaloverzicht boorkernen

(35)

Boring 7: detailopname boorkernen 50-110 cm –Mv

Boring 8: totaaloverzicht boorkernen

(36)

36

Boring 10: totaaloverzicht boorkernen

Boring 13: detailopname boorkernen 50-120 cm –Mv

(37)

Boring 14: detailopname van gevlekte bodem tussen 45-120 cm –Mv

Boring 14: detailopname van gevlekte bodem tussen 120-145 cm –Mv, waarin brokjes cement zichtbaar zijn

Boring 15: detailopname scherpe overgang van esdek (Aap) naar het dekzand (Cg) op 205-212 cm –Mv

(38)

38 Boring 19: totaaloverzicht boorkernen

Boring 20: totaaloverzicht boorkernen

(39)

Bijlage 8: Textuurindeling (NEN 5104)

Hoofdnaam Toevoeging [Org, Gr]

Gradiënt toevoeging Laaggrens

LG = grind g = grindig 1 = zwak diffuus

Z = zand z = zandig 2 = matig geleidelijk

L = leem s = siltig 3 = sterk scherp

K = klei k = kleiig 4 = uiterst EB = einde boring

V = veen h = humeus

m = mineraalarm

Karakteristieken en plantenresten

VAM (amorfiteit) Plantenresten (plr) Consist(entie) M50 (mediaan) Alleen voor zand

1 = Zwak amorf ri = riet stevig 75-105 uiterst fijn

2 = Matig amorf ho = hout matig stevig 105-150 zeer fijn

3 = Sterk amorf ze = zegge matig slap 150-210 matig fijn

wo – wortels slap 210-300 matig grof

plr = ongedef. zeer slap 300-420 grof

420-600 zeer grof

Nieuwvormingen en grondwater

Ca (kalkgehalte, CaCO3) Fe (roestvlekken) Oxidatie/reductie [o/r] GW (grondwater)

1 = afwezig 1 = afwezig o = oxidatie GW = grondwater

2 = matig kalkhoudend 2 = ijzerhoudend or = oxidatie/reductie GHG = gem. hoogste grondwaterstand 3 = kalkhoudend 3 = sterk ijzerhoudend r = reductie GLG = gem. laagste

grondwaterstand

Classificatie en interpretatie Bodemhorizont (Hor.; volgens De Bakker & Schelling, 1989)

Monstername (M) Lithogenese (lith.)

A X (boring) – XXX {diepte in cm) OPH = ophoging

Aap OMG = omgezet

B KLIN = klinker

C DEZ = dekzand

Cg (gleyzone) AKK = akker

BEE = beekafzetting ENK = enkeerdgrond CULT = cultuurlaag

ANTR = antropogeen (grondspoor) EB = einde boring

Bijzonderheden

Archeologische indicatoren en afkortingen in de kolom ‘bijzonderheden’

Omg. = omgewerkt gr = grindje L = leem (verbrand)

Opg. = opgebracht st = steentjes BT = bot

fe-c = ijzerconcreties AW = aardewerk gg = goed gesorteerd mn-c = mangaanconcreties VST = vuursteen

mg = matig gesorteerd mn = Mangaan BS = baksteen/puin

sg = slecht gesorteerd spi = spikkel (+ kleur) FOSF = fosfaat vl = vlekken (+ kleur) HK = houtskool sch = schelpen

bijm = bijmenging (+ text.)

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Net als China heeft ook India een groot aantal gebieden aangewezen als Speciale Economische Zones (SEZ’s).. Er is echter een opvallend verschil tussen het spreidingspatroon van

investigated the effect of obliquity on the geotherm of subduction zone despite the preponderance of oblique subduction trenches on Earth (Fig 1) and their possible expression in

op grond van het vermelde in artikel 85 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 heeft deze maatregel ook geen nadelige gevolgen voor de in dat artikel genoemde

Buiten de genoemde tijden waarop de blauwe zone geldt, hoeft geen parkeerschijf te worden gebruikt en geldt ook de parkeerduur beperking niet.. Hoe kunt

Comme la langue tient une place importante dans la culture et en traduit, d'une certaine manière, la vision du monde, on a pu parler non seulement de

Comparison of observed inner disk abundance ratios (wrt. C 2 H 2 ) with chemical models (upper panel) and cometary observations (lower panel) for IRS 46 and GV Tau.. In both

In januari 2021 hebt u besloten om de fietsers te Schoorl op de Laanweg ongestoord te kunnen laten doorrijden middels een “fietsrotonde”a. Gelijktijdig echter heeft de gemeente

• Binnen deze regelluwe zones de regels worden versoepeld, waardoor er meer ruimte ontstaat voor creativiteit, innovatie en nieuwe initiatieven;. • De gemeentelijke regels waar