• No results found

HET HOOG-GEREGTSHOF

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "HET HOOG-GEREGTSHOF "

Copied!
124
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)
(2)

i

(3)
(4)
(5)

REGLEMENT

DE STRAFVORDERING

TOOK

BE RADEPÏ TAW JUSTITIE OP JAYÀ

ES

HET HOOG-GEREGTSHOF

TAIT

N E D E R L A N D S C H - I N D I E ;

MITSGADERS

VOOR DE RESIDENTEN OP JAYA EN MADURA, REGTSPRE- KENDE IN ZAKEN VAN OVERTREDING TEGEN EURO-

PEANEN EN DAARMEDE GELIJKGESTELDE PERSONEN.

(6)
(7)

R E G L E M E N ! .

or

BE STMFYOHDEMNG

VOOR

DE RABEN YAH JUSTITIE OF JAYA

• EM

HET IIOOG-GEREGTSHOF

VAN

N E D E R L A N D S C H - I N D I E ;

MITSGADERS

VOOR DE RESIDENTEN OP JAVA EN MADURA., REGTSPRE«

KENDE IN ZAKEN VAN OVERTREDING- TEGEN EURO- PEANEN EN DAARMEDE GELIJKGESTELDE PERSONEN,

OFFICIËLE UITGAVE.

B A T A V I A ,

TER L A N D S - D R U K K E R I J . ; 1847,

(8)
(9)

I N H O U D BES. T I T E L S

VA» H E I

REGLEMENT OP BE STIUFYOBBEIMG

V O O K

DE RADEN VAN JUSTITIE O? JAVA

N

ta

HET HOOG-GEREGTSHOF

TA.S

S E B E R I A S B S C Ï Ï - I S D I B ;

MITSGADERS

VOOR DE RESIDENTEN OP JAVA EN IADTJRA, REGTSPRE- KENDE IN ZAKEN VAN OVERTREDING TEGEN EURO-

PEANEN EN DAARMEDE GELIJKGESTELDE PERSONEN.

ELADZ.

I . T I T E L . VAN DET OPSPOREN DER MISDRIJVEN ES OVER-

TREDINGEN 1 •

lste AÏD. Van de ambtenaren belast met de opspo- ring der misdrijven en overtredingen. . . 1, 2d e AÏD. Fan ds ambtenaren van het openbaar mi-

nisterie bij de raden van justitie en het

hoog-geregtshof 3.:

34e xw. Fan de hulp-officieren 6 . 4i e AÏD. Fan ontdekking op heeter daad o.i

I I . T I T E L . VAN DES REGIER - COffiïISSARIS EN VAN DE VOOR- 1 1 IOOPIGE rarORJIATlEN * * ••

(10)

vi I N H O U D D E R T I T E L S ,

BLADZ.

III. T I T E L . VAN HET VERLEBTE?! VAN REGTSINGANG TEGEN

EENEN BEKLAAGDE EN DE VERDERE GEKEGTELIJKE INSTRUCTIE . ..- I ß _;

I V . T I T E L . VAN HEI REGTSGEDING OP DE TEREGTZITTING VAN DEN RA^D VAN JUSTITIE, IN Z AKEN VAN MISDRIJF. 3 1 ,;

V . T I T E L . VAN HEI REGTSGEDING IN EERSTEN AANLEG VOOR DE RADEN VAN JUSTITIE, IN ZAKEN VAN OVER- TREDING 4 0 ,

V I . T I T E L . VAN IIET HOOGER BEROEP VAN VONNISSEN, IN

ZAKEN VAN OVERTREDING 5 0 .

V I I . T I T E L . VAN HET REGTSGEDING IN ZAKEN VAN OVERTREDING , VOOR DE RESIDENTEN Ol» JAVA EN MADURA 5 3 .,

V I I I . T I T E L . VAN BEKLAAGDEN, WELKE AFWEZEND ZUN GEELE-

VEN, NIET HEBBEN KUNNEN ACHTERHAALD WORDEN,

OF ONTVLUGT ZIJN £jß..

1ste AFD, pm afwcsend gebleven of ontvlugle be- klaagden in zaken van misdrijf 5Q , 2ä e ArD. Fan af vozend gebleven beklaagden in

zaken van overtreding «5 Slotbepalingen op de beide af deelingen van dezen

titel toepasselijk QQ

I X . T I T E L . VAN DE HERKENNING VAN VEROORDEELDEN, JJK ONTVLUGT EN WEDER ACHTERHAALD ZIJN 6 1 .J

X T I T E L . VAN DE REGTSPLEGING TER ZAKE VAN VAlSCnHEID. 6 2 . j

X I . T I T E L . VAN DE VERVOLGING EN DE TESEGTSTELLING IN ZAKEN VAN MISDRIJF EN OVERTREDING, WELKE IN EERSTEN AANLEG 1ER KENNISNEMING STAAN VAN HET HOOG - GEREGTSHOF . . '. . 7 . . .'. T".'.". . , . T . T . T - T 65 j

(11)

I N H O U D D E B T I T E L S . v u

BLADZ.

X I I . T I T E L . VAN DE WIJZE VAN REGTSPLEGING JEGENS HEN, DIE DEN EERBIED SCHENDEN AAN BE OPENBARE MAGÏ VERSCHULDIGD 6 7 .i

X I I I . T I T E L . VAN REGELING VAN REGTSGEEIED 6 9 d

X I V . T I T E L . VAN DE WRAKING EN VERSCHOONING VAN REGIERS EN DE VERZENDING VAN DE ZAAK UIT DIEN HOOFDE NAAR EENEN ANDEREN REGIER. . . . 7 1 .j

X V , T I T E L . VAN DE REVISIE DER VONNISSEN IN ZAKEN VAN MISDRIJF . . -.'.r:.. •'."', . . : . ' 7 4 . !

XVI. TITEL. VAN HET BEROEP IN CASSATIE. . ."'. .V 7 8 . ! Jste AFD. Van het beroep in cassatie in het alge-

meen .*,•...." • . . ' 7 8 . ' 2*e AFD. Van de icijze van procederen in cassatie. 80 ,j

X V I I . T I T E L . VAN HET TEN UITVOER LEGGEN VAN ARRESTEN ES VONNISSEN.. - . . . • . . . 0 0 4 X V I I I . T I T E L . VAN DS OPSCHORTING EN VERNIETIGING VAN AR-

RESTEN EN VONNISSEN, HIT HOOFDE VAN BEPAALDE OMSTANDIGHEDEN. . . ' . . . . . . : . . ' . : . . . T . . . -! 9 1 . 1 X I X . T I T E L . VAN GEVANGENISSEN EEHOORENDE BIJ HET HO0G-

GEREGTSHOE EN DE RADEN VAN JUSTITIE, EN VAN DE MIDDELEN OJI ONWETTIGE GEVANGENHOUDING

TEGEN TE GAAN. . -. 9 3 . 1 X X . T I T E L . VAN HET BEWIJS DER MISDRIJVEN EN OVERTRE-

DINGEN 9 6 .

lste i ï D. Algemeenc bepalingen 9 6 . 2ie AFD. Van betvijs door getuigen 9 7 . ' S4*3 AFD. Van schriftelijke bescheiden.:...:. 9 8 . ' 4d e AFD. Van bekentenis. . :. . v . T . . . . . v . v . W . T 99,I

5a e AFD. Van aamoij zingen..-...-.-:.. . - . T . . ~ . ; v . 99.\

(12)

viw I W H O Ü B B E B T I T E L S .

X X I . T I T E L . V i « HET VERVAUEN, OPHOUDEN ES IE MET

GAAN VAS VERVOLÜINGEX ES SIHAFFEIf 1 0 0 ,

ls t e AF». Fan vrijspraak , amnestie en abolitie, mitsgaders van den dood en de zinneloos-

heid der veroordeelden of beklaagden.. 100.

2^e AFD. F ah verjaring 1 Q 3

X X I I . T I T E L . BEPALÇS6E.S VAN GEMENGDE* AARD 1 0 4 .

(13)

REGLEMENT

OP

DE STRAFVORDERING

VOOR

DE RADETÏ TIN JUSTITIE OF JAYA HET HOOG-GEREGTSHOF

V A S

N E D E R L A N D S e H - I N D I E;

MITSGADERS

VOOR DE RESIDENTEN OP JAVA EN MADURA, REGTSPRE- KENDE IN ZAKEN VAN OVERTREDING TEGEN EURO-

PEANEN EN DAARMEDE GELIJKGESTELDE PERSONEN.

EERSTE T I T E L .

VAU H E I OPSPOREN DER MISDRIJVEN EN OVERTREDINGEN.

EERSTE AFDEELING.

Van de ambtenaren ielast met de opsporing der misdrijven en overtredingen.

Art. 1. De zorg voor de uitoefening der regteriijke policie wordt opgedragen aan de officieren van justitie;

zij zijn verpligt de bevelen na te komen , welke hun te ïlien aanzien door den procureur-generaal worden gegeven.

2. Met het opsporen der misdrijven en overtredingen zijn, volgens de onderscheidingen bij de wettelijke bepa- lingen gemaakt, de hierna volgende ambtenaren belast elk voor zoo veel aangaat de uitgestrektheid van het grond- gebied voor hetwelk hij is aangesteld :

1°. de hoofdschouten, schouten, onderschouten en ver- dere ondergeschikte beambten van regteriijke policie en derzelver bedienden ;

1

(14)

2 i. TiTKL. Van, het opsporen der misdrijven, enz,

•2". de residenten en adsistent-residenten ; 3°. de ambtenaren van het openbaar ministerie ; 4p. alle beambten en andere personen , in zaken bij

bijzondere wetten en wettige verordeningen aan hunne waakzaamheid toevertrouwd.

3. De ondergeschikte beambten en bedienden van reg- ferlijke policie , zoo wel europesche als inlandsche of met deze gelijkgestelde, staan, voor zoover zij niet dadelijk tot de justitie behooren, onder het onmiddellijk gezag en toe- zigt van de residenten en adsistent-residenten.

Zij zijn evenwel gfehouden om, zonder de nadere bevelen drr laatstgenoemden af te wachten , aan eiken hun door den officier van justitie opgedragen last tot dienstverrig- ting te voldoen.

Nogtans zal die officier, wanneer zulks zonder nadeel voor de justitie kan geschieden, de vordering van zooda- nige dienstverrigtingen steeds doen plaats hebben door tus- schenkomstder betrokkene residenten of adsistent-residenten.

4. De vorenbedoelde beambten van policie en hunne bedienden zijn verpligt om, bij ontdekking van misdrijven

of policie-overtredingen, proces-verbaal op te maken van hunne bevinding; zij zullen daarin den aard en de om- standigheden van het gepleegde feit, met vermelding van tijd en plaats, omschrijven en de door hen verzamelde bewij- zen of aanwijzingen zoo naauwkeurig mogelijk opgeven.

Zij moeten de aldus door hen opgemaakte processen- verbaal dadelijk aan den officier van justitie, of voor zoo 'ver zij onder het onmiddellijk toezigt staan van den resi-

dent of assistent-resident, aan dezen overhandigen.

5. Zij zijn wijders gehouden om gestolene en andere ten gevolge van misdrijf weggenomen goederen na te sporen, zonder zich evenwel tot dat einde in huizen of andere gebouwen en afgeslotene plaatsen te mogen begeven.

Indien zij vermoeden , dat zoodanige goederen aldaar ge- borgen zijn, zullen zij daarvan dadelijk kennis geven aan de bij het vorige artikel aangeduide autoriteit.

6. Elke gestelde magt, elk openbaar ambtenaar, die in de uitoefening van zijne bediening kennis bekomt van

(15)

i. TITEL. Van het opsporen der misdrijven, ent. 3 eon misdrijf, zal gehouden zijn daarvan dadelijk den amb- tenaar van. het openbaar ministerie bij den raad van iusti- tie , binnen welks regtsgebied het misdrijf begaan is of waarin de beklaagd« woont of mögt kunnen gevonden worden, berïgt te geven, en aan dien ambtenaar in te zen- den alle de bescheiden, processen-verbaal en acten, die tot de zaak betrekkelijk zijn.

7. Een ieder die getuige is geweest van esnen aan- slag tegen de openbare rusC of veiligheid , of tegen iemands leven of eigendom , zal desgelijks gehouden zijn daarvan dadelijk berigt te geven, het zij aan den amb- tenaar van het openbaar ministerie bij den raad van justitie, binnen welks ressort de daad gepleegd is, het zij aan dien bij den raad van justitie, binnen welks ressort de beklaagde woont of kan worden gevonden , of aan een der hulp-officieren.

De vorenstaande bepaling is niet toepasselijk op de per- sonen bij artikel 145 vermeld.

8, De schriftelijke klagten en aangiften moeten worden

o r i r t e r t e e k e n d .

De mondelinge klagten en aangiften zullen door den ambtenaar, die dezelve ontvangt, in geschrifte worden ge- steld , en zoo door hem, als door den klager of aangever worden onderteekend, zoo deze kan schrijven.

Indien de klager of aangever niet kan schrijven, zal daarvan melding worden gemaakt.

T W E E D E A F D E E L I N G .

Van de ambtenaren van het openbaar ministerie bij de raden van justitie en het hoog-gereglshof.

9. De officieren van justitie zijn ambtshalve belast met ào nasporing en vervolging van alle misdrijven en over- tredingen, Waàrvak de kennisneming behoort aan de raden Van justitie.

Door deze bepaling wordt geene inbreuk gemaakt op de 1*

(16)

i i. TITEL. Van het opsporen der misdrijven, enz.

wettelijke voorschriften omtrent 's lands middelen, pachten en dergelijke, waarbij de opsporing van deze of gene soort van misdrijven en overtredingen aan andere beamb- ten is opgedragen.

10. In zaken van overspel, hoon, laster of schennis van vrijwillige bewaargeving, zal het openbaar ministerie geene nasporing of vervolging kunnen doen, dan op klagte der beleedigde partij.

In die gevallen wordt, bij intrekking der klagte, zelfs d« reeds aangevangene vervolging gestaakt, mits die in- trekking vóór de sluiting van het onderzoek ter teregtzit- ting geschiede en vergezeld ga van de betaling, in han- den van den griffier, van het bedrag der bereids aange- wende kosten.

11. De bepaling van het eerste lid van het voorgaande artikel is niet toepasselijk op hoon of laster jegens den Koning', de leden van het Koninklijk huis, den Gouverneur- generaal , of de openbare gestelde magten gepleegd.

12. Tot de waarneming der ambtsverrigtingen, bij de vorige artikelen aan de officieren van justitie opgedragen,

zün gelijkelijk geregtigd :

die bij den raad van justitie, binnen welks ressort het misdrijf of de overtreding is begaan ;

die bij den raad van justitie, binnen welks ressort de beklaagde woont ;

die bij den raad van justitie, binnen welks ressort de beklaagde zal worden gevonden.

In geval van gelijktijdige bemoeijing van onderschei- dene officieren van justitie, zal diegene hunner steeds met de vervolging der zaak belast blijven, die bij de voren- staande rangschikking vroeger is geplaatst.

13. Deze ambtsverrigtingen zullen, in de gevallen van misdrijf buiten 'slands gepleegd, voor zoo verre hetzelve, volgens artikel 32 en 33 der algemeene bepalingen van wetgeving voor Nederlandsen-Indië, hier te lande kan worden vervolgd, worden vervuld door de ambtenaren van het openbaar ministerie bij den raad van justitie, binnen welks ressort de beklaagde woont, of bij den raad van

(17)

i, TITEL. Van het opsporen der mudrijven, enz. 5 justitie, binnen welks ressort hij zal worden gevonden , of bij den raad van justitie, binnen welks ressort hij zyn laatste bekende verblijf heeft gehad.

14. In alle zaken welke, naar luid van het Reglement op de regterlijke organisatie en het beleid der justitie, raauwehjks^ aan het hoog-geregtshof zijn opgedragen , oe- fent de procureur-generaal bij het hoog-geregtshof dezelfde functien uit, waarmede, volgens artikel 9, de officieren van justitie zijn bekleed.

De laatstgenoemden zijn evenwel verpligt o m , ook in dusdanige zaken , de klagten en aangiften te ontvangen , en die onverwijld, met de daartoe betrekkelijke stukken en narigten, aan den procureur-generaal te doen geworden.

15. De ambtenaren van het openbaar ministerie en de hulp-officieren hebben het regt o m , in de uitoefening van hunne ambtsverrigtingen, de openbare burgerlijke , of de gewapende magt onmiddelijk in te roepen.

16. De officieren van justitie zijn gehouden om , zoo- dra misdrijven tot hunne kennis komen, den procureur- generaal bij het hoog-geregtshof daarvan berigt te geven.

Onverminderd hunne verpligting om dadelijk werkzaam te zijn , moeten zij de voorschriften opvolgen, die deze hun, tot het doen van onderzoek of vervolging, zal geven.

17. Zij zullen zorg dragen voor de verzending, de be- teekening en de uitvoering der bevelschriften, die door den regter in het beleid der zaak worden gegeven»

18. Wanneer een officier van justitie door klagte of aan- gifte, of op eenige andere wijze is onderrigt, dat in zijn ressort een misdrijf is gepleegd, of dat iemand, die vermoed wordt daaraan schuldig te zijn , zich binnen hetzelve be- vindt , zal hij verpligt zijn , naar omstandigheden , aan- vankelijk alle narigten in te winnen, welke dienstig kun-

nen zijn om over de zaak licht te verspreiden.

19. De officier van justitie zal, wanneer daartoe termen zijn, de stukken aan den regter - commissaris doen toe- komen , met zoodanige requisitoiren als hij zal geraden achten.

(18)

i. TITEL. Van het opsporen der misdrijven, enz.

B E R D E i . F D E E U N - 6 .

Van de hulp-ojfflcieren,

20. De residenten, of die dezelve vervangen , zullen in hoedanigheid van hulp-officieren, op denzelfden voet als de officieren van justitie , de klagten of aangiften ontvan- gen van de misdrijven en overtredingen, waarvan-de'ken- nisneming behoort aan de raden van justitie, gepleegd in de plaatsen over welke zij gesteld zijn.*

21. In geval van gelijktijdige bemoeijing van de officie- ren van justitie en van de hulp-officieren, zullen laatst- gemelden zich van alle verdere bemoeijingen onthouden en dezelve aan den officier van justitie overlaten, ten ware deze hen mögt uitnoodigen in de door hen aangevangene vemgtingen voort te gaan, of hem behulpzaam te zijn.

22. De hulp-officieren zullen de aangiften, de processen, verbaal en andere door hen opgemaakte acten , onverwijld inzenden aan den officier van justitie, welke gehouden zal zijn daarmede te handelen, zoo als in artikel 18 en 19 is gezegd.

De processen-verbaal zullen zijn gedagteekend, en zoo- veel mogelijk inhouden den aard en de omstandigheden van het feit, den tgd wanneer en de plaats waar hetzelve is begaan, mitsgaders de bewijzen of aanwijzingen ten laste van den vermoedelijk schuldige.

23. De hulp-officieren zijn gehouden om, op de aanvrage van den officier van justitie, alle narigten te geven en on- derzoek te bewerkstelligen, ter zake van misdrijven en overtredingen, met welker vervolging deze ambtenaren be- last zijn.

V I E R D E A F D E E L I N G .

Van ontdekking op heeter daad.

24. Ontdekking op heeter daad heeft plaats, wanneer het misdrijf of de overtreding, terwijl men die pleegt, of terstond nadat die gepleegd zijn, ontdekt worden, of w'an-

(19)

TEL. Van het opsporen der misdrijven, enz. 7 neer iemand terstond daarna als dader door het openbaar gerucht wordt vervolgd, of bij hem goederen , wapenen , werktuigen of papieren worden gevonden , welke aandui- den , dat hij dader of medepligtige is.

25. Bij ontdekking van een misdrijf of eene overtreding op heeler daad, zullen de ambtenaren bij artikel 2 ver- meld, verpligt zijn onmiddellijk alles aan te wenden wat dienstig kan zijn, om het feit tot klaarheid te brengen.

26. In geval van misdrijf of overtreding op heeter daad ontdekt, is elk dienaar van de openbare magt verpligt, en een iegelijk bevoegd , den verdachte aan te houden en voor een der ambtenaren van het openbaar ministerie of een der hulp-officieren te brengen.

In de gevallen waarin , volgens het bepaalde bij artikel ö2, in verband mét artikel 71, geene voorloopige aanhou- ding is toegelaten, zal de ambtenaar van het openbaar mi- nisterie, of deszelfs hulp-cfficier , proces-verbaal opmaken , en den aangehoudene dadelijk in vrijheid stellen.

Wanneer er grond is tot voorloopige aanhoudh '•;, en de verdachte door eenen bijzonderen persoon voor cenen hulp- officier is gebragt, of onmiddellijk door dezen is gevat ge- worden, zal de aangehoudene dadelijk, met de in beslag genomene goederen, wapenen , werktuigen of papieren, worden overgeleverd aan den officier van justitie, die daarna zal handelen, zoo als bij artikel 39 en 40 is voorgeschreven.

27. Bij ontdekking van misdrijf op heeter daad, zal de officier van justitie handelen , zoodanig als bij dit en bij de volgende artikelen, tot en met artikel40, is voorgeschreven.

Hij zal zich , indien zulks noodig' is , onverwijld bege- ven naar de plaats alwaar de daad gepleegd is, om aldaar de vereischte processen-verbaal op te maken , ten einde te doen blijken van het bestaan des misdrijfs , den staat „van deszelfs voorwerp en de gesteldheid der plaats , en om de verklaringen in te winnen dergenen, die tegenwoordig moeten zijn geweest, of van de buren, huisgenooten of anderen, die men vermoeden kan in staat te zijn ophelde- ringen of narigten nopens het feit te geven, welke allen hunne verklaringen zullen moeten teekenen; zullende, in-

(20)

8 i. TiTEi.. Van het opsporen der misdrijven, enz.

dien zij zulks niet kunnen of willen doen, daarvan mel- ding moeten worden gemaakt.

28. De officier ran justitie mag bevelen, dat niemand , wie het ook Zi j , het huis verlate of sich van de plaats yerwijdere, zoo lang het onderzoek aldaar niet is afee-

ioopen. ö

De overtreders van zoodanig bevel zullen gevat en tot na het sluiten van het proces-verbaal aangehouden kunnen worden ; zij zullen daarenboven door den bevoegden regter tot eene gevangenisstraf kunnen worden veroordeeld, den tijd van tien dagen niet te boven gaande.

29. Hij z a l , in de gevallen van ontdekking op heeter daad , mogen bevelen , dat de vermoedelijk schuldigen in verzekering genomen en voor hem gebragt worden ; na der- zelver verhoor, zal hij tegen hen, indien het misdrijf in de bepalingen valt van het tweede of derde lid van artikel 7 1 , en er genoegzame aanwijzingen van hunne schuld aanwezig zijn , een bevel van voorloopige aanhouding mo- gen uitvaardigen, waarbij de tot die uitvaardiging bestaande redenen en de plaats , alwaar de aangehoudene zal wor- den in verzekering gebragt, moeten worden aangeduid.

De bevelen van voorloopige aanhouding, hier en elders m dit reglement bedoeld, moeten, met overgave van afschrift, aan den beklaagde worden beteekend.

30. Hij zal in beslag nemen de wapenen en werktuigen welke blijken of schijnen tot het plegen van het misdrijf gediend te hebben of daartoe bestemd te zijn geweest gelijk ook alle andere voorwerpen , welke als stukken van overtuiging kunnen dienen.

3 1 . Indieh de aard van het misdrijf zoodanig is, dat het bewijs waarschijnlijk kan worden verkregen uit de papieren of andere stukken en zaken in het bezit van denverdachte, zal de officier van justitie, vergezeld van den resident, of van een door dezen daartoe aan te wijzen europeesch' be- ambte, zich terstond naar de woning van den verdachte be- geven , om aldaar al datgene op te sporen wat dienstig kan zijn om de waarheid aan het licht te brengen.

Hij zal daarvan proces-verbaal opmaken, en de opge g p o o rde

(21)

i. TITEL. Van het opsporen der misdrijven, enz. 9 voorwerpen, voor zoo ver die tot overtuiging kunnen dienen, in zijne bewaring nemen.

Het proces-verbaal zal mede door den resident of door den beambte, die dezen vervangt, worden onderteekend.

32. Het bij het vorige artikel bedoelde onderzoek zal mogen plaats hebben,* zoo wel in de woning van den ver- dachte , als in herbergen, koffij huizen en andere openbare plaatsen.

33. De door den officier van justitie in beslag genomene voorwerpen zullen besloten en verzegeld worden in eenen omslag, waarop door hem gesteld zal worden de aantee- kening van den dag waarop zij in beslag zijn genomen.

Wanneer die voorwerpen niet geschikt zijn om in eenen omslag te worden gesloten, zal hij aan dezelve met zijn zegel eene strook papier vasthechten, op welke de bovengemelde aanteekening door hem zal gesteld en onderteekend zijn.

34. De werkzaamheden, in de drie voorgaande artikelen omschreven, zullen geschieden in bijwezen van den ver- dachte, in geval deze vóór het verrigten derzelve is gevat geworden; de voorwerpen zullen hem worden voorgehouden, met aanmaning om zich daarover te verklaren , en dezelve te waarmerken, zoo daartoe termen zijn; in geval de ver- dachte dit laatste niet mögt kunnen of willen doen, zal daarvan in het proces-verbaal melding worden gemaakt.

35. De officier van justitie z a l , indien zulks noodig i s , zich doen vergezellen van een of twee personen, die voorondersteld kunnen worden door hunne kunst of hun beroep in staat te zijn om den aard en de omstandig- heden van het misdrijf wel te beoocdeelen.

36. In geval van eenen geweldigen dood, of van eenen dood waarvan de oorzaak verdacht i s , gelijk mede bij zware verwondingen, poging tot vergiftiging en andere aanslagen op iemands leveh, zal hij zich doen vergezel- len van een of twee genees- of heelmeesters, die verslag zullen geven aangaande de oorzaken van den dood of van de wonden, en den staat van het lijk of van het Ügchaam van den beleed igde. .

(22)

10 i. TITEL. Van het opsporen der misdrijven, enz.

De personen, welke in de gevallen van dit en het voor- gaande artikel opgeroepen zijn, zullen in handen van den officier van justitie den eed alleggen, dat zij hem naar hun geweten zullen verslag geven.

37. De deskundigen, genees- of heelmeesters, bij artikel 33 en 3ö vermeld, welke mogten weigeren hunne diensten aan de justitie te leen*n, kunnen op de vordering van het openbaar ministerie, door den bevoegden regter, in eene geldboete van ten hoogste honderd gulden worden ver- oordeeld.

38. Wanneer in de gevallen, bij artikel 27 en volgende vermeld, het daarbij bevolen onderzoek moet plaats heb- ben buiten de residentie, binnen welke de raad van jus- titie gevestigd is , zal de betrokkene hulp-officier zulks dadelijk ter kennis brengen van den officier van justitie;

doch, in afwachting van diens komst of schriftelijke on- derrigtingen , bevoegd en verpligt zijn om dat ailes te verrigten , wat de officier van justitie, indien hij tegen- woordig ware , volgens de bepalingen van deze afdeeling zoude mogen en moeten doen.

De hulp-officier zal vervolgens alle de stukken en in be- slag genomene voorwerpen, benevens den beklaagde, wan- neer hij tegen dezen een bevel van voorloopige aanhouding heeft uitgevaardigd, binnen den kortst mogelijken tijd, aan den officier van justitie moeten opzenden.

39. De processen-verbaal, acten, stukken en instru- menten , ingevolge de voorgaande artikelen opgemaakt of in beslag genomen, zullen onverwijld door den officier van justitie, met de requisitoiren, welke hij ten dienste der justitie noodzakelijk z§l achten, overeenkomstig het vastge- stelde bij artikel 19', aan den regter-commissaris worden ingediend.

40. In geval bij ontdekking op heeter daad een bevel van voorloopige aanhouding mögt zijn uitgevaardigd , zal hetzelve door den raad van justitie moeten worden bekrachtigd binnen den tijd van zes dagen, nadat de verdachte in de bij het bevel aangewezene gevangenis is overgebragt; bij ge- breke van dien , zal de beklaagde yan regtswege en zon-

(23)

r. TITRÏ-. Van het opsporen der misdrijven , enz. i l der eenïgen vorm van geding , voorloopig worden in vrij- heid gesteld , ten zij hij om andere redenen in hechtenis zoude behooren te blijven.

TWEEDE TITEL.

VAN DEN REGTER-COM3IISSARIS EN VAN DE VOORLOOPIGE INFORMATIES.

41. De president van het hoog-geregtshof benoemt, bij eiken raad van justitie , één der leden tot regter-com- missaris , belast met de instructie der strafzaken.

42. De regfers-commissarissen worden voor den tijd van twee jaren aangesteld. -

Echter zal de instructie eener zaak worden voortgezet en ten einde gebragt door dengene, die dezelve heeft begonnen.

De regters-commissarissen zijn steeds weder benoem- baar.

43. Indien de regter-commissaris door ziekte of andere wettige beletselen wordt verhinderd, zal de voorzitter van den raad van j u s t i t i e eenen anderen tot de tijdelijke Waar-.

neming van de dienst benoemen.

Eene gelijke tijdelijke voorziening zal plaats hebben, in geval de regter-commissaris mögt komen te overlijden.

44. De regier-commissaris* kan geene vooiioopige infor- matien inwinnen zonder requisitoir van het openbaar mi- nisterie, overeenkomstig de bepalingen van artikel 19.

Indien de regter-commissaris verklaart, dat er geene termen tot het inwinnen van informatien bestaan, zal de officier van justitie de verklaring van dien ambtenaar ter kennis brengen van den raad, tea einde daaromtrent door dezen, buiten tegenwoordigheid van den regter-commissa- ris, worde beslist.

i n geval de raad beslist, dat de zaak behoort te worden vervolgd, zal dezelve daartoe eenen anderen regter -com- missaris kunnen benoemen.

Indien de raad beslist, dat er geene termen tot het in- winnen van geregtelijke informatien bestaan, kan de officier

(24)

12 H . TITEL. Van den regier-commissaris, enz.

van justitie tegen die uitspraak verzet doen, op de wijze bij artikel 72 omschreven.

45. De regter-commissaris moet, bij alle zijne ambtsver- rigtingen, door den griffier of eenen substituut-griffier, of w e l , bij volstrekte verhindering van deze, door eenen beëedigden klerk der griffie worden bijgestaan.

De officier van justitie kan bij de verhooren tegenwoor- dig zijn.

Zoo dikwijls de officier van justitie bij de verhooren te- genwoordig i s , wordt daarvan bij het proces-verbaal melding gemaakt. Hij heeft, ook wanneer hij niet tegenwoordig is, de bevoegdheid om aan den regter-commissaris de vragen, die hij verlangt gedaan te worden, op te geven, waarop

de regter-commissaris naar bevind van zaken zal beschikken.

De regter- commissaris is verpligt, telken reize, de ver- hooren en ingewonnene informatien aan den officier van justitie, op diens verlangen, mede te deelen, ten einde dezen in staat te stellen de vereischte requisitoiren te doen.

46. De regter - commissaris zal de dagvaarding bevelen van de personen, die hem als getuigen door het openbaar ministerie zijn opgegeven.

Hij kan insgelijks doen oproepen de zoodanige , die door den beklaagde zijn aangeduid, of die hij ambtshalve ver- meent te moeten hooren.

Bij zijn proces-verbaal wordt melding gemaakt van alle de door den beklaagde als getuigen opgegevene personen, om het even of de regter-commissaris die al dan niet hebbe laten oproepen.

47. De getuigen zullen door den regter-commissaris ieder afzonderlijk worden gehoord; hij kan dezelve echter met elkander confronteren.

48. De bepalingen vervat in artikel 139,145,146,147,148 en 149, voor zoo ver die betrekking hebben tot de aan eiken getuige te rigten algemeene vragen, derzelver beëefli- ging, de redenen van verschooning en de personen, die niet tot het afleggen van getuigenis mogen worden toegelaten, zijn toepasselijk op het onderzoek van. den regter-commis- saris; met dien verstande, dat de bij artikel 145 en 147

(25)

n . TITEL. Van den regter-commissaris, enz. 13 vermelde personen in geen geval door den regter-commis- saris onder eed« zullen worden gehoord.

De regter - commissaris zal den eed, mitsgaders alle de vragen en de antwoorden der getuigen, door den griffier behoorlijk in geschrift doen stellen.

49. Het alzoo in geschrift gestelde zal onderteekend worden door den regter-commissaris, den griffier en de ge- tuigen, nadat hetzelve zal zijn voorgelezen, en laatstge- noemden verklaard hebben daarbij te volharden. In geval de getuigen niet teekenen kunnen of willen, moet daarvan melding worden gemaakt.

50. Tusschen de regels zal niet mogen worden ingeschreven.

De doorschrappingen en de verwijzingen zullen door den regter-commissaris, den griffier en de getuigen moeten wor- den goedgekeurd en onderteekend; het tusschen de regels ingeschrevene, mitsgaders de niet goedgekeurde doorhalin- gen en verwijzingen, zijn nietig en van onwaarde.

51. Een ieder die gedagvaard is om getuigenis der waarheid te geven, is gehouden voor den regter-commissaris te ver- schijnen , en getuigenis af te leggen.

Indien de getuige niet verschijnt, zal hij , op de vorde- ring van het openbaar ministerie, zonder verderen vorm van geding, verwijl of hooger beroep, door den regter-com- missaris worden verwezen in eene geldboete, de som van vijftig gulden niet te boven gaande.

De regter-commissaris zal voorts tegen den getuige ver- leenen eene tweede dagvaarding, en kan daarbij voegen een bevel van medebrenging, of dit naderhand verleenen.

52. De door den regter-commissaris krachtens het voor- gaande artikel gedane veroordeelingen, zijn niet onderhevig aan revisie of aan eenig ander beroep.

Indien echter de getuige , bij zijne verschijning op dp tweede dagvaarding, wettige redenen van verschooning aan- voert , kan hij , na verhoor van het openbaar ministerie, d°or den regter-commissaris van de hem opgelegde boete worden ontheven;

53. Indien de getuige, op de eerste of tweede dagvaar- ding verschenen , of voor den regter-commissaris gebragt

(26)

14 H . T I T E L . Van den regter-commissaris , enz.

z i j n d e , zonder weltige redenen weigert getuigenis der waar- heid af te l e g g e n , k a n de raad van j u s t i t i * , op verslag van den r e g t e r - c o m m i s s a r i s , na verhoor of behoorlijke oproeping van den getuige en op de conclusie van het openbaar m i n i s t e r i e , b e v e l e n , dat de getuige in gijzeling worde gebragt en gehouden , tot dat hij aan zijne verpligting zal hebben voldaan.

H e t vonnis van den raad van j u s t i t i e zal onverwijld ter revisie aan het hoog-geregtshof worden o p g e z o n d e n , doch inmiddels bij voorraad worden ten uitvoer gelegd.

54. N a den afloop der instructie zal de weigerachtige getui- ge, indien de zaak, waarin zijne getuigenis gevorderd werd niet naar de teregtzitting wordt v e r w e z e n , uit de gijzeling worden ontslagen , doch desniettemin , na verhoor of b e - hoorlijke o p r o e p i n g , en op de conclusie van het openbaar ministerie , door den raad van j u s t i t i e , ter zake zijner on- willigheid , kunnen worden veroordeeld tot de straf van gevangenis , den tijd van één j a a r niet te boven gaande.

D e deswege te wijzen vonnissen moeten , vóór de ten- uitvoerlegging , aan de revisie van het hoog-geregtshof wor- den onderworpen.

55. W a n n e e r een getuige schadeloosstelling vraagt , zaï dezelve door den regter-commissaris , volgens de daarvan bestaande of later vast te stellen t a r i e v e n , worden begroot, op vertooning van de acte van dagvaarding.

56. W a n n e e r een getuige door verklaringen van eenen genees- of heelmeester doet b l i j k e n , dat hij buiten staat is op de hem gedane dagvaarding te verschijnen, zal de regter-commissaris zich te zijner ^woning begeven.

57. Indien een getuige op meer dan vijftien palen afsfands woont van de plaats f waar de raad van j u s t i t i e gevestigd i s , kan de regter-commissaris den resident opdragen om den getuige te hooren. D e resident i s evenwel bevoegd, in geval van persoonlijke v e r h i n d e r i n g , of wanneer de getui- ge op verren afstand van de hoofdplaats der residentie woont, z u l k s door den secretaris der residentie of eenen adsistent- resident te laten doen.

58. Zoo dikwijls- getuigen moeten gehoord worden , welke

(27)

ii. TiTEi. Van den regier-commissaris, enz. 15 woonachtig zijn in het ressort van eenen anderen raad van justitie, zal de regter-cominissaris de ontworpene vraag- artikelen overzenden aan den regter-commissaris bij den raad van justitie , binnen welks ressort die getuigen woon- achtig zijn, ten einde hen op of naar aanleiding dier vraag- artikelen te hooren of, overeenkomstig het bef aaide bij het voorgaande artikel, te doen hooren.

59. Indien, in het geval van het vorige artikel, de ambtenaar van het openbaar ministerie het volstrekt nood- zakelijk mögt achten , dat zoodanige getuigen worden op- ontboden om gehoord te worden, zal hij deswege een met redenen omkleed verslag doen aan den raad van justitie, welke daarop naar bevind van zaken zal beschikken.

60. Wanneer de raad van justitie de overkomst dier ge- tuigen inwilligt, zullen zij daartoe 'gedagvaard worden, en zal er in de acte van dagvaarding melding worden gemaakt van 's raads bewilliging.

61. Elk ambtenaar, die op verzoek van eenen regter- commissaris getuigenissen heeft ingewonnen of doen inwin- nen , zal het prpces-verbaal besloten en verzegeld aan laatstgenoemde overzenden.

62. Indien, in de gevallen bij het tweede en derde lid van artikel 71 voorzien , er gegronde vrees voor de vlugt van den beklaagde bestaat, kan de regter-commissaris , op het requisitoir van den officier van justitie , een bevel van voorloopige aanhouding verleenen , met opgave van de daartoe hestaande redenen en aanduiding van de plaats, alwaar de heklahgde zal worden in verzekering gebragt.

De beklaagde moet dadelijk na zijne aanhouding worden ondervraagd.

De officier van justitie is verpligt om het bevel van voorloopige aanhouding, onder bijvoeging der stukken, binnen drie dagen ter bekrachtiging aan te bieden aan den raad van justitie., welke hetzelve, uiterlijk binnen drie dagen na de aanbieding, zal bevestigen , of gelasten , dat de beklaagde voorloopig zal worden in vrijheid gesteld.

63. De regter-commissaris heeft de bevoegheid om, in den loop des onderzoeks, eenen van misdrijf verdachte bij

(28)

16 u . TITEL. Van den regter-commissaris, enz.

eene schriftelijke oproeping voor zich te doen ontbieden , en van denzelven zoodanige inlichtingen te vragen, als hij zal oorbaar achten.

Bij niet verschijning van den opgeroepene zijn de bepalin- gen , vervat in het tweede lid van artikel 51 en het eerste lid van artikel 5 2 , op hem toepasselijk ; doch zullen overi- gens geene dwangmiddelen mogen worden aangewend.

64. Bij alle vervolging wegens misdrijf zal eene voor- loopige instructie, op vordering van het openbaarministerie, plaats hebben.

65. In zaken van overtredingen geschiedt er geene voor- loopige gereg(elijke instructie, buiten de gevallen bij de wettelijke bepalingen uitdrukkelijk voorzien.

DERDE T I T E L .

VAN HET VERLEENEN-TAN REGTSINGANG TEGEN EENEN BEKIAAGDE EN D ï VERDERE GEREGTELIJKE INSTRUCTIE.

66. 'Zoodra de officier van justitie voldoende aanwijzing van een gepleegd misdrijf en van den persoon, die daaraan schuldig i s , verkregen heeft, het zij na betrapping op heeter daad , het zij na het voorloopig onderzoek bij den vorigen titel behandeld, het zij eindelijk uit ingewonnen processen-verbaal of andere bewijsmiddelen, is die ambte- naar verpligt zijn requisitoir, benevens de stukken, ten spoedigste aan den raad van justitie aan te bieden, en, naar den aard der zaak, te verzoeken, dat tegen den beklaagde worde verleend regtsingang met bevel van dagvaarding in persoon, of van gevangenneming of, indien de beklaagde zich reeds voorloopig in hechtenis mögt bevinden, met be- vel van gevangenhouding.

De raad, zamengesteld uit drie leden; waaronder de regter- commissaris kan begrepen zijn, zal daarop ten spoedigste in raadkamer beschikken.

67. Indien het aan den raad van justitie blijkt, dat de kennisneming en de instructie der zaak tot de bevoegdheid van een ander collegie behooren, zal hij dezelve naar den

(29)

m. TiTET,. Van het verîeenen van regfsingang, enz. 17 bevoegden regter verwijzen. De officier van justitie zal (Se stukken aan den ambtenaar van het openbaar ministerie bij het aangewezen collegie of, indien het eene inlandsche regtbank geldt, aan derzelver president doen toekomen.

68. Wanneer de raad bevindt, dat het feit niet onder het bereik der strafwet valt, of dat er geenerhande aanwijzing van schuld tegen den beklaagde bestaat, zal dezelve het bevel weigeren en verklaren, dat er geen grond is om voort te procederen.

69. Indien de raad bevindt, dat er voor alsnog geene vol- doende aanwijzing van schuld tegen den beklaagde bestaat, of dat van den aard des misdrïjfs niet genoegzaam blijkt, zal dezelve een nader onderzoek bevelen.

70. Indien de raad van justitie bevindt, dat er voldoende gronden van bezwaar aanwezig zijn , doch dat het feit slechts BIS eene overtreding is aan te merken, zal dezelve de zaak verwijzen, waar zulks bevonden zal worden te behooren.

In het geval bij het voorgaande artikel voorzien k a n , en in dat van het tegenwoordige artikel moet de raad ge- lasten , dat de beklaagde, indien hij zich in hechtenis b e v i n d t , in vrijheid worde gesteld , ten zij hij uit anderen hoofde in hechtenis behoore te blijven.

7 1 . Indien eindelijk bevonden wordt, dat er genoegzame gronden van bezwaar aanwezig zijn, en dat het feit als misdrijf te beschouwen is , verleent de raad van justitie , naar den aard der zaak, bevel van dagvaarding in persoon, van gevangenneming, of van gevangenhouding.

Wanneer het misdrijf met eene lijf- of onteerende straf is bedreigd, zal de raad bevel van gevangenneming of van gevangenhouding tegen den beklaagde moeten verleenen.

De raad zal dit kunnen doen, indien op het misdrijf eene ligtere straf is gesteld, mits deze niet minder zij dan ge- vangenis van één jaar.

In alle andere strafzaken kan nimmer een bevel van gevangenneming worden verleend, behoudens evenwel het bepaalde bij het laatste lid van artikel 107 en bij artikel 2 1 1 , 212 en 215.

72i In de gevallen voorzien bij artikel 6 7 , 6 8 , 69 en 2

(30)

18 m . TITEL. Van /tel verleenen van reglsingavg, enz.

70, kan de officier van justitie binnen den tijd van tweemaal vier en twintig uren na de uitspraak van den raad, welke dadelijk aan dien ambtenaar moet worden medegedeeld, daartegen verzet doen door middel van eene verklaring ter griffie van den raad van justitie afgalegd.

De aanteekening dier verklaring geschiedt in een daartoe bestemd register; zij moet door den ambtenaar van het openbaar ministerie en den griffier worden onderteekend.

De acte van verzet moet benevens de processtukken, des noods vergezeld van eene memorie, bevattende de re- denen, voor zoo ver die niet bij de acte zelve zijn uitgedrukt, binnen de volgende vier en twintig uren of, voor zoo veel de raden van justitie te Samarang er: Soerabaija betreft, op den eerstvolgenden postdag door den officier van justitie worden opgezonden aan den procureur-generaal bij het hoog-geregts- hof, die, binnen drie dagen na de ontvangst, d»selvemet zijn verslag en requisitoir bij het hoog-geregtshof indient.

Het hof zal binnen zes dagen daarna de uitspraak van den raad van justitie goedkeuren ofte niet doen , en bevelen hetgeen bevonden zal worden te behooren.

Binnen drie dagen na de uitspraak, zal de procureur- generaal een authentiek afschrift van 'shofs beslissing aan den officier van justitie toezenden.

Indien de beklaagde zich in hechtenis bevindt, zaï hij daarin hangende het verzet verblijven.

73. In geval van een verleend bevel van gevangenneming, zal de beklaagde, binnen vier en twintig uren na zijne overbrenging in de gevangenis, door den regter-commissaris worden gehoord.

Even zoo z a l , in geval van een verleend bevel van ge- vangenhouding, binnen vier en twintig uren na de betee- kening van dat bevel, het verhoor van den beklaagde moe- ten plaats hebben, wanneer deze, na krachtens het be- paalde bij artikel 29 of 38 te zijn aangehouden, nog niet door den regter-commissaris is gehoord.

74. In geval van dagvaarding in persoon, zal de beklaagde bij bevel van den regter-commissaris geroepen en gedaagd worden, om voor denzelven op eenen bepaalden dagen een

(31)

m . TITEL. Van het verleerten van regisingang, enz. 19 bepaald uur te verschijnen , ten einde gehoord te worden op de feiten te zijnen laste, in het bevel summierbjk uitgedrukt.

Bij zijne verschijning voor den regter-commissaris zal hij door denzelven terstond ondervraagd worden.

75. Indien de gedaagde in persoon niet verschijnt, ig de regter-commissaris verpligt om denzelven andermaal te doen dagvaarden ; en zulks met bevel van medebrenging , wanneer de niet opgekomen gedaagde van geene wettige verhindering heeft doen blijken.

De beambte met dat exploit belast, zal, des noodig zijnde, de openbare burgerlijke of de gewapende magt te zijner hulp inroepen. Zij is verpligt onmiddellijk aan die vordering te voldoen.

76. Na verhoor van den gedaagde in persoon, zal hij door den regter-commissaris vrijgelaten worden, onder verpligting van zoo dikwijls voor dien regter te verschijnen, als deze zal noodig achten. Bij elke niet-verschijning van den ge- daagde wordt door den regter-commissaris gehandeld, zoo als bij het eerste lid van het vorige artikel is bepaald.

77. Indien na het verleenen van den regtsingang meer gewigtige bezwaren tegen den gedaagde in persoon zijn ontstaan , kan de regter-commissaris tegen denzelven , op requisitoir van het openbaar ministerie, een bevel van voorloopige aanhouding uitvaardigen.

De bepaling van het derde lid van artikel 62 is te dezen toepasselijk.

78. Wanneer een beklaagde, tegen wien regtsingang met bevel van dagvaarding in persoon is verleend, het voornemen aan den dag legt om Java te verlaten, zal hem de daartoe vereischte pas niet worden uitgereikt, wanneer de betrokken ambtenaar van het openbaar ministe- rie schriftelijk aan het hoofd van het plaatselijk bestuur beeft te kennen gegeven , dat het belang der justitie het vertrek van den beklaagde niet gedoogt.

79. De bevelen van dagvaarding in persoon, van ge- vangenneming en van gevangenhouding, moeten door alle de

leden, die over de zaak hebben gezeten, benevens den griffier, worden onderteekend.

2S

(32)

20 m . TITEI.. Van het verkenen van regtsingang, enz.

De beklaagde zal daarin met name moeten worden ge noemd of zoo klaar mogelijk moeten worden aangeduid en het felt, waarmede hij belast is , z aI er hoofdzakelijk' in worden uitgedrukt, met aanwijzing van de gevangenis waarin de beklaagde zal worden in bewaring gesteld of

genouden. a

80. ü e in het vorige artikel vermelde bevelen moeten van wege den officier van jnstitie, door den ambtenaar met het exploit belast, aan den beklaagde worden betee- kend en vertoond , met overgave van een afschrift, ook dan wanneer hij zich reeds voorloopig in hechtenis bevindt

Bi, verzuim der formaÜ.eiten hiervoren omschreven' kan de regter-commissaris de nietigheid van het exploit van beteekening uitspreken , mits de beklaagde zulks vor- dere bij zijne eerste verschijning voor den regter-commis- saris.

In geval van vernietiging van het exploit, zal hetzelve onverwijld op nieuw worden gedaan.

81. Na het eerste verhoor van den beklaagde, zal de regter-commissaris met de instructie voortgaan, en'denzel- ven zoo dikwijls hooren en, des noods, met de getuigen of deze onderling confronteren, als hij, hetzij ambtshalve, het zij op requisitoir van het openbaar ministerie, het zij op verzoek van den beklaagde, zal noodig achten. Indien er meerdere beklaagden zijn, zullen deze ook onderlin- kunnen worden geconfronteerd.

Alle de bepalingen van den vorigen titel betrekkelijk het hooren van getuigen , en derzelver verpligting 0m getui- genis der waarheid af te leggen , mitsgaders de boeten lijfadwang en straffen tegen hen bedreigd, zijn te dezen toepasselijk.

82. De officier van jnstitie is geregtigd aan den regter- commissaris de vragen op te geven, die hij verlangt dat aan den beklaagde zullen worden gedaan; de regier-com- missaris zal daarop naar bevind van zaken beschikken.

Het tweede, derde en vierde lid van artikel 45 2jj„ t e dezen toepasselijk.

83. Indien de regter-commissaris zulks noodig acht,

(33)

m . TiTFX. Van het verleenen van regtsingang, enz. 21 zal hij het vereischte verslag kunnen vragen van genees- h e e r e n , heelmeesters of anderen , die voorondersteld k u n - nen worden door hunne k u n s t of hun beroep in staat te zijn om den aard en de omstandigheden van het misdrijf wel te beoordeelen.

D e deskundigen zullen in handen van den regter-com- missaris den eed afleggen, dat zij hun verslag naar hun geweten zullen geven.

D e bepaling van artikel 37 is te dezen toepasselijk.

8 4 . Geene strikvragen zullen in den loop van het proces aan eenigen beklaagde of getuige mogen worden gedaan , en de regter zal geen acht mogen slaan op de a n t w o o r d e n , Welke op zoodanige strikvragen mogten zijn gegeven.

V r a g e n , in welke eene daadzaak , door den beklaagde of de getuigen niet beleden of opgegeven , als door hen er- kend wordt aangenomen of voorondersteld , zullen ook als strikvragen moeten worden" beschouwd.

8 5 . Indien uit de instructie in het algemeen, of uit een der verhooren van een b e k l a a g d e , merkelijke bezwaren tegen derden mogten ontstaan , en het belang der j u s t i t i e eene onmiddellijke voorziening v o r d e r t , zal de regier-com- missaris , bijaldien de feiten in de bepalingen vallen van het tweede of derde lid van artikel 7 1 , ter requisitie van den officier van j u s t i t i e , tegen die derden insgelijks een hevel van voorloopige aanhouding mogen uitvaardigen ; ook in dat geval zullen de voorschriften, bij het derde lid van artikel 62 vermeld, moeten worden in acht genomen.

8 6 . D e bevelen van dagvaarding in persoon en van ge- vangenneming kunnen in de geheele uitgestrektheid van Nederlandsch-Indie worden ten uitvoer gelegd.

Indien de beklaagde gevonden wordt buiten de residen- tie , in welke de regtbank gevestigd is , die het bevel van gevangenneming heeft u i t g e v a a r d i g d , zal hij, indien hij zulks v e r l a n g t , vóór zijne overbrenging naar de bij het bevelschrift aangewezene gevangenis , gebragt worden voor het hoofd van het bestuur der plaats waar hij gevat is , of voor den ambtenaar die dezen mögt v e r v a n g e n , welke het bevel voor gezien zal teekenen.

(34)

22 m . TITEL. Van het verleenen van regtsingang, enz.

87. Indien hij , die met de uitvoering van het hevel van gevangenneming belast i s , het noodzakelijk acht voorzor- gen te nemen , ten einde de beklaagde zich niet aan de vervolging der justitie onttrekke , zal hij den bijstand kun- nen inroepen der openbare burgerlijke of der gewapende niagt van de plaats , waar de gevangenneming moet geschie- den , of van eene naburige plaats.

De openbare burgerlijke of de gewapende magt is ver- pligt, op vertoon van het regteriijk bevel, onmiddellijk aan de aanvrage te voldoen.

88. De beklaagde , die uit krachte van een bevel van gevangenneming is gevat, zal zonder verwijl worden ge- hragt in de gevangenis , bij het bevel vermeld.

89. De ambtenaar met de uitvoering van het bevel van gevangenneming belast, zal den beklaagde overgeven aan den cipier, die denzelven, op vertoon van het bevel, zal innemen, en schriftelijk zal verklaren zulks te hebben gedaan ; de ambtenaar met de uitvoering van liet bevel belast, zal vervolgens de stukken tot den gearresteerde betrekkelijk, ter griffie brengen en schriftelijk bewijs nemen, dat dezelve aldaar overgenomen zijn.

Hij zal deze beide schriftelijke bewijzen binnen vier en twintig uren aan den officier van justitie vertoonen, die dezelve voor gezien zal teekenen, met bijvoeging van de dagleekening.

90. In geval de beklaagde niet kan worden gevat, zal het bevel van gevangenneming aan zijne woonplaats of, wanneer die onbekend i s , aan zijne laatste verblijfplaats wor- den beteekend, en aldaar afschrift worden gelaten. Indien noch de woonplaats, noch de laatste verblijfplaats van den beklaagde bekend is , wordt het exploit van beteekening aangeplakt aan het gebouw, waar de raad van justitie zitting houdt.

In elk dezer gevallen zal er een proces-verbaal van de ge- dane nasporing worden opgemaakt, hetwelk door het hoofd van het plaatselijk bestuur voor gezien moet worden geteekend.

Het bevel van gevangenneming wordt, met overlegging van het proces-verbaal van nasporing, aan den officier van justitie terugbezorgd.

(35)

m . TiTEi.. Van het verleenen van regisingang, enz. 23 9 1 . Buiten het geval van betrapping op heeter daad, zal er geene huiszoeking mogen plaats hebben zonder verlof van den raad van justitie.

Er zal evenwel, ook vóór het verzoek om regtsin- gang, in geval van dringende noodzakelijkheid, zonder dit verlof, door den regter-commissaris , ter requisitie van den officier van justitie , huiszoeking mogen geschieden :

1°. in de woning van den beklaagde ;

2°. in de woning waarin het misdrijf gepleegd is ; 3°. in herbergen, koffijhuizen en andere openbare plaatsen.

92 . In alle gevallen van huiszoeking, al had die zelfs plaats met verlof van den raad van justitie, zal het den regter-commissaris niet geoorloofd zijn geschriften, boe- ken en andere papieren te onderzoeken of in beslag te ne- men , zonder dat hij daartoe uitdrukkelijk door den raad zij gemagtigd.

93. De huiszoekingen zullen door den regter-commissaris in tegenwoordigheid van den officier van justitie geschieden.

Indien de huiszoeking moet plaats hebben buiten de residentie, binnen welke de raad van justitie gevestigd is, zal het hoofd van het bestuur der plaats, waar de huis- zoeking moet geschieden, bijgestaan door een daartoe door hem aan te wijzen europeesch beambte, den regter- commissaris kunnen vervangen. I>e tegenwoordigheid van den officier van justitie wordt in dit geval niet vereischt.

94. Indien papieren of boeken van den beklaagde moe- ten onderzocht, of in beslag genomen worden, zal de"' daarbij in persoon of bij gemagtïgde kunnen tegenwoor dig zijn.

Wanneer van deze bevoegdheid wordt gebruik gemaakt, zal door den beklaagde, of zijnen gemagtigde, het proces- verbaal onderteekend en het in beslag genomene gewaar- merkt worden. Indien de beklaagde of zijn gemagtigde zulks niet kan of wil doen, zal daarvan melding worden gemaakt in het proces-verbaal.

95. De regter-commissaris, of de ambtenaar die hem mögt vervangen , zal daarenboven de voorschriften nako- men van artikel 33.

(36)

24 m . TITEL. Van het verleenen van regtsingang, em..

96. Indien het, buiten de uitdrukkelijk bij dit, regle- ment voorziene gevallen, bevonden wordt noodig te zijn^

d a t , het zij vóór, het zij na verleenden regtsingang, eene plaatselijke opneming, of andere daad van geregtelijk onderzoek, geschiede op de plaats van het misdrijf of el- ders binnen het ressort van den raad van justitie doch huiten de residentie, in welke het collegie gevestigd is en dat die werkzaamheid niet gevoegelijk aan het hoofd van het plaatselijk bestuur kan worden overgelaten, zal de r a a d , op het daartoe strekkend requisitoir van den officier van justitie, kunnen gelasten , dat tot die verrig- ting door den regter-commissaris, in tegenwoordigheid van het openbaar ministerie , worde overgegaan.

97. Zoodra de regter-commissaris de instructie heeft ten einde gebragt, stelt hij de stukken in handen van den officier van justitie.

98. Indien de officier van justitie bevindt, dat de in- structie niet volledig i s , zal hij , met aanduiding vaa hetgeen hij daartoe noodig oordeelt, den regter-commissa- ris verzoeken dezelve meer volledig te maken.

In geval de regter-commissaris mögt weigeren daartoe over te gaan, zal gehandeld worden in voege als bij artikel 4 4 , ten aanzien van het inwinnen van voorloopige informatiën, is bepaald.

99. De raden van justitie kunnen, het zij ambtshalve, het zij op verzoek van den beklaagde, zich de stukken doen voorleggen en bevelen, dat de instructie spoedig worde voleindigd, of dezelve sluiten , zoo daartoe gron- den zijn.

Zij zullen meer bijzonder zorg dragen, dat de zaak met den vereischten spoed worde voortgezet, wanneer de be- klaagde zich in hechtenis bevindt.

100. Binnen tweemaal vier en twintig uren, zoo de beklaagde in hechtenis is , en anders binnen den kortst mogelijken tijd na den afloop der instructie, zal de offi- cier aan den beklaagde doen beteekenen, dat de instruc- tie gesloten is.

Het vermogen, aan den beklaagde toegekend bij he*

(37)

u i . TITEL. Van liet verleenen van regtsingang, enz. 25 tweede lid van het volgende artikel, moet in de acte van beteekening worden uitgedrukt.

101. Tusschen den tienden en den vijftienden dag na deze beteekening, of, indien naar aanleiding van het be- paalde bij artikel 111 de processtukken door den procu- reur-generaal zijn opgevraagd , onverwijld na derzelver terugbekoming, zal de officier van justitie de stukken met zijn requisitoir aan den raad indienen , op de wijze bij het volgende artikel omschreven.

Inmiddels zal de beklaagde eene memorie aan den raad van justitie mogen inleveren, waartoe hij de hulp van eenen praktizijn als raadsman kan inroepen. De bepalin- gen van artikel 120 en 121 zijn te dezen van toepassing.

De officier van justitie zal van die memorie inzage mo- gen nemen.

102. De raad, zamengesteld zoo als in artikel 66 is vermeld, zal het verslag van den officier van justitie aanhooren.

Dit verslag moet een kort en duidelijk overzigt der ge- voerde instructie behelzen, met aanwijzing van de pun- ten , welker beoordeeling van gewigt is ten aanzien der beslissing, of de teregtstelling van den beklaagde be- hoort bevolen te worden.

Na zijn verslag te hebben uifgebragt, zal de officier van justitie zijn requisitoir bij monde toelichten , hetzelve on-

derteekend aan den raad overgeven, en zich vervolgens verwijderen.

De raad zal over het requisitoir raadplegen en op de stukken, zonder den beklaagde of de getuigen te hooren , ten spoedigste en , buiten het geval bij het volgende arti- kel voorzien , uiterlijk binnen acht dagen uitspraak doen.

103. De raad van justitie kan het inwinnen van, nieuwe bewijzen, omtrent bepaalde door denzelven aan t&

wijzen punten, binnen een vast te stellen termijn bevelen..

104. Indien het aan den raad blijkt, dat de kennis- neming der zaak tot de bevoegdheid van een ander col- Jegie behoort, zal hij dezelve naar den bevoegden regten.

verwijzen.

(38)

26 m . TITEL. Van het verleenen van regtsingang, enz.

De officier van justitie zal de stukken aan den ambtenaar van het openbaar ministerie bij het aangewezen eollegie, of, indien het eene inlandsche regtbank geldt, aan den president doen toekomen.

105. Indien de raad bevindt, dat het aan den beklaagde te laste gelegde feit noch misdrijf, noch overtreding ople- vert, of dat uit de instructie geene voldoende bezwaren, ter verdere vervolging, tegen den beklaagde zijn gerezen, verklaart hij zulks bij zijne uitspraak, met bijvoeging, dat er geene termen tot teregtstelling van den beklaagde aan- wezig zijn.

106. Indien de raad bevindt, dat het aanvankelijk als misdrijf beschouwde feit slechts eene overtreding oplevert, bedoeld bij artikel 177, verwijst dezelve de zaak naar de teregtzitting, om overeenkomstig de voorschriften van den- vijfden titel te worden beregt.

In de gevallen in dit en het vorige artikel voorzien, beveelt de raad tevens de invrijheidstelling van den be- klaagde, wanneer deze zich in hechtenis bevindt, ten ware hij uit anderen hoofde daarin mögt behooren te blijven.

107. Indien de raad bevindt, dat het feit een misdrijf oplevert, en dat er genoegzame bezwaren tot verdere ver- volging bestaan, beveelt hij de teregtstelling bij den vier- den titel omschreven.

Wanneer het misdrijf, ter zake waarvan de teregtstelling- wordt bevolen, in de bepaling valt van het tweede lid van artikel 7 ! , gelast de raad, dat de beklaagde, indien hij zich in hechtenis bevindt, daarin zal verblijven.

Wanneer het misdrijf in de bepaling valt van het derde lid van artikel 7 1 , kan de raad, naar gelang der omstan- digheden, bevelen, dat de beklaagde in hechtenis zal ver- blijven, of dat hij voorloopig zal worden in vrijheid gesteld.

Indien de beklaagde zich in vrijheid bevindt, zal de raad de inhechtenisstclling bevelen, wanneer het misdrijf in de bepaling valt van het tweede lid van artikel 71 ; de raad kan zulks doen, wanneer het misdrijf in de bepaling valt van het derde lid van dat artikel.

Wanneer het misdrijf in geene dier bepalingen valt en-

(39)

m . T I T E L . Van het verleenen van regisingang, enz. 27 de beklaagde zich in hechtenis bevindt, wordt zijn voor- loopig ontslag uit de gevangenis door den raad bevolen, ten ware hij uit anderen hoofde in hechtenis mögt behooren te verblijven.

Evenwel zal de inhechtenisstelling , zelfs in het geval bij het vorige lid bedoeld, kunnen bevolen worden , zoo dikwijls het eenen beklaagde geldt, d i e , ingevolge bevel van dagvaar- ding in persoon opgeroepen, doch niet verschenen zijnde, niet, krachtens het daarop gevolgd bevel van medebrenging, voor den regter-commissaris heeft kunnen gebragt worden.

108. I n geval de aan den raad van j u s t i t i e gelijktijdig overgelegde stukken betrekkelijk zijn tot zaraenhangende misdrijven, zal over deze bij ééne en dezelfde uitspraak worden beslist.

1 0 9 . Misdrijven worden geacht zamen te hangen w a n - neer zij gepleegd zijn :

1«. door verscheidene vereenigde personen gelijktijdig;

2o. door verschillende personen op onderscheiden tij- den of plaatsen, doch ten gevolge van eene door hen vooraf gemaakte afspraak;

3". met het oogmerk om zich de middelen te ver- schaffen lot het plegen van een ander m i s d r i j f , of de uitvoering daarvan te bevorderen of tot stand te brengen, of wel om zich tegen de straf van een ander misdrijf te beveiligen.

1 1 0 . D e voorschriften van artikel 7 2 zijn toepasselijk in de gevallen van artikel 1 0 4 , 105 en 1 0 6 , gelijk mede wanneer bij e e n e , ingevolge artikel 1 0 7 , bevolene teregt- stelling wegens misdrijf, de raad niet overeenkomstig het requisitoir van den officier van j u s t i t i e heeft beslist, met opzigt tot de inhechtenisstelling of de voorioopige invrij- heidstelling van den beklaagde.

D e officier van j u s t i t i e is tot het opkomen tegen de uit- spraak van den raad verpligt, al ware dezelve overeenkom- stig zijn requisitoir genomen, indien de procureur-generaal hem zulks ambtshalve mögt hebben bevolen. I n dat geval geschiedt de verklaring van verzet in naam van den pro- cureur-generaal bij het hoog-gcregtshof.

(40)

28 m . TITEL. Van het verkenen van regisingang, enz.

111. Ten einde den procureur-generaal in staat te stel- len, om daartoe tijdig bevel aan de officieren van justitie te kunnen geven, zijn deze verpligt om den procureur- generaal onverwijld van elke instructie kennis te geven, en hem vóór het nemen van het requisitoir, zoo hij zulks vordert, de processtukken mede te deelen.

De procureur-generaal zal de stukken, binnen vijf dagen na derzelver ontvangst, aan den officier van justitie moe- ten terugzenden.

112. De beklaagde, te wiens aanzien, ingevolge het bepaalde bij artikel 105, door den raad van justitie of, in geval van verzet, door het hoog-geregtshof is beslist, dat er geene termen zijn tot teregtstelling, zal wegens hetzelfde feit niet meer in regten mogen worden betrokken, ten zij er nieuwe bezwaren mogten zijn ingekomen.

113. Als nieuwe bezwaren worden aangemerkt ver- klaringen van getuigen, stukken, bescheiden en processen- verbaal, welke vroeger door den regter niet hebben kunnen worden onderzocht, en van dien aard zijn, dat zij of de bewijzen versterken, welke vroeger te zwak zijn geoordeeld, of het strafbare der feiten meer ontwikkelen en doen uit- komen.

114 De raad, zamcngesteld zoo als in artikel 66 is ver- meld, zal, op de vordering van den officier van justitie, beslissen of de nieuwe bezwaren termen opleveren tot eene nadere instructie, welke, indien zij gelast wordt, op de gewone wijze zal geschieden.

De bepalingen van artikel 72 zijn te dezen toepasselijk.

115. In geval de teregtstelling van den beklaagde, over- eenkomstig den vierden titel, door den raad van justitie of, in geval van verzet, door het hoog-geregtshof is bevo- len, zal de officier van justitie verpligt zijn, binnen den kortst mogelijken tijd, eene acte van beschuldiging op te maken en aan den raad in te dienen-

116. De acte van beschuldiging zal inhouden :

l o . den naam of eene duidelijke aanwijzing van den persoon des beklaagden ;

2«. eene duidelijke voorstelling van het feit of de fei-

(41)

m . TITEL. Van het verleenen van regtsingang, enz. 29 ten aan denzelven te laste gelegd , met alle de om- standigheden , daartoe betrekkelijk.

Die acte zal worden besloten door de bepaalde vermel- ding van het misdrijf, waarvan de beklaagde dien ten gevolge wordt beschuldigd , met alle de omstandigheden , welke volgens de wet tot verzwaring of tot verligting van straf aanleiding geven.

117. Zoodra de acte van beschuldiging is opgemaakt, bepaalt de president, op het daartoe strekkend verzoek van den officier van justitie, met inachtneming van het bepaalde bij het eerste lid van artikel 1 2 8 , den regtdag waarop de teregtstelling zal plaats hebben.

De president zal daarbij acht geven op de meerdere of mindere verwijdering van de woonplaats of het verblijf van de beklaagden, die zich niet in hechtenis bevinden, en van de op te roepen getuigen.

118. De uitspraak waarbij de teregtstelling is bevolen, benevens de acte van beschuldiging, moeten aan den beklaag- de beteekend en afschrift daarvan aan hem gelaten worden.

Gelijktijdig met die beteekening zal de beklaagde, of hij gevangen is of n i e t , gedagvaard worden om op den bepaalden regtdag ter teregtzitting te verschijnen.

Indien de beklaagde de Nederlandsche taal niet ver- staat , zal de beteekening der acte van beschuldiging ver- gezeld gaan van de afgifte van eene getrouwe vertaling derzelve, door een beèedigd translateur vervaardigd, in de landtaal van den beklaagde of in eene andere taal, Welke hij magtig is.

119. De beteekening en de dagvaarding, waarvan in het vorige artikel gesproken wordt, geschieden aan den per- soon van den beklaagde, of aan deszelfs woonplaats of, zoo deze niet bekend i s , aan deszelfs laatste verblijf. In- dien de woonplaats en het verblijf van den beklaagde onbekend zijn, wordt het exploit aangeplakt aan het gebouw waar de raad van justitie zitting houdt.

Indien de beklaagde zich in hechtenis bevindt, worden de beteekening en de dagvaarding steeds aan hem in persoon gedaan.

(42)

30 m . TITEL. Van het verkenen van regtswgang, enz.

120. Ieder beklaagde is bevoegd om zich door eenen praktizijn, als raadsman, te zijner verdediging op de te- regtzitting te doen bijstaan.

De president van den raad van justitie z a l , daartoe verzocht wordende, aan eiken beklaagde, die zelf geenen raadsman gekozen of bekomen heeft, er eenen toevoegen, indien het getal praktizijns, bij den raad toegelaten, dit mogelijk maakt. Hij zal den beklaagde en den toegevoegden raadsman daarvan dadelijk doen kennis dragen.

De verdediging van twee of meer in dezelfde zaak be- trokkene beklaagden, die geene tegenstrijdige belangen hebben , kan aan één en denzelfden praktizijn worden op- gedragen.

Indien het getal der bij den raad van justitie toegelatene praktizijns ongenoegzaam i s , om aan elk der in dezelfde zaak betrokkene beklaagden, die tegenstrijdige belangen mogten hebben, eenen afzonderlijken raadsman toe te voe- gen, zal de beklaagde, die geenen praktizijn kan bekomen, de bevoegdheid hebben om zijnen verdediger buiten de praktizijns te kiezen.

Het staat den beklaagde in allen gevalle vrij een zijner bloed- of aanverwanten tot raadsman te nemen.

121. De raadsman zal toegang tot den beklaagde heb- ben en hem , behoudens het vereischte toezigt, alléén kun- nen spreken. Hij zal ter griffie inzage mogen nemen van alle de stukken, zonder dezelve evenwel te mogen ligten, of de voortzetting der zaak on te houden.

122. De beklaagden mogen van zoodanige stukken, als zij tot hunne verdediging noodzakelijk zullen oordeelen, afschriften te hunnen koste doen nemen.

123. Wanneer er wegens zamenhangende misdrijven onder- scheidene acten van beschuldiging tegen verschillende be- klaagden zijn opgemaakt, zal de officier van justitie mo- gen vorderen , dat die zaken in ééns en gelijktijdig wor-

| den behanwèld, en zal de raad van justitie dit zelfs ambts- j halve mogen bevelen.

121. Wanneer de acte van beschuldiging over verschei- dene al of niet met elkander zamenhangende misdrijven

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

In het voorjaar van 2006 werd door natuurvereniging Kruin visueel vervuiling vastgesteld van het oppervlaktewater in de polder van Bazel en Rupelmonde, meer bepaald ter hoogte van de

Hoewel er, zoals hiervoor geschetst, op dit moment een forse personele capaciteit bij de Nederlandse politie voorhanden is, vooral voor opspo- ringstaken, is uiteraard nog niet

moeten wij wachten tot de vlam uitslaat? 47 In dit werk analyseerde Vitringa onder het pseudoniem Jan Holland de verschillen tussen de oude en moderne armoede, waarbij de

Als twee andere belangrijke trends zien we de toegenomen belangstelling voor het slachtoffer bin nen het herstelrecht in de Angelsaksische literatuur bekend als restorative jus

• Is “belediging” niet te vaag (“Je beledigt mijn Jezus, mijn Mohammed, mijn Boeddha, mijn

Er was evenwel één probleem: Max de Jong had kort voor zijn vroege dood in 1951 aangegeven dat het dagboek niet gepubliceerd mocht worden en zijn zus, zijn enige

In tegenstelling tot de proef in voedingsfilm in de herfst van 1985, werd in deze proef geen relatie gevonden tussen de EC in de grond en de mate van bolrot. De

Gevolgd van Eene beschryving van de historie en het landt van Brabant, sedert het jaer 51 vóór J.-C., tot 1565 na J.-C., volgens een onuitgegeven handschrift van de XVIe