• No results found

: Quickscan flora en fauna Centrum Schaijk

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share ": Quickscan flora en fauna Centrum Schaijk"

Copied!
43
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

ADVIES / Quickscan flora en fauna Centrum Schaijk, te Schaijk, Gemeente Landerd 1

Notitie : Quickscan flora en fauna Centrum Schaijk

Locatie : Pastoor van Winkelstraat / Europaplein te Schaijk Datum : 24 maart 2015

Opdrachtgever : Gemeente Landerd Ter attentie van : mevr. M. Maas Projectnummer : 211x07587 Opgesteld door : Ineke Kroes

Bij ruimtelijke planvorming is een toetsing aan de natuurwetgeving verplicht. Door middel van een ver- kennend flora- en faunaonderzoek is een beoordeling gemaakt van de effecten die het plan zal heb- ben op beschermde natuurwaarden. Hierdoor wordt duidelijk of het plan in overeenstemming is met de natuurwetgeving.

Natuurbescherming in Nederland

De bescherming van de natuur is in Nederland vastgelegd in respectievelijk de Natuurbeschermings- wet (NB-wet) en de Flora- en faunawet (FF-wet). Deze wetten vormen een uitwerking van de Europe- se Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn. Daarnaast vindt beleidsmatige gebiedsbescherming plaats door middel van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS).

Natuurbeschermingswet

De Natuurbeschermingswet heeft betrekking op de Europees beschermde Natura 2000-gebieden en de Beschermde natuurmonumenten. De Vogelrichtlijn- en Habitatrichtlijngebieden worden in Neder- land gecombineerd als Natura 2000-gebieden aangewezen. Als er naar aanleiding van projecten, plannen en activiteiten mogelijkerwijs significante effecten optreden, dienen deze vooraf in kaart ge- bracht en beoordeeld te worden. Projecten, plannen en activiteiten die mogelijk een negatief effect hebben op de beschermde natuur in een Natura 2000-gebied (of Beschermd Natuurmonument) zijn vergunningsplichtig.

Provinciaal beleid

De provinciale groenstructuur bestaande uit Ecologische Hoofdstructuur (EHS) en Groenblauwe Man- tel zijn ruimtelijk vastgelegd in de Verordening Ruimte. De EHS is een robuust netwerk van natuurge- bieden en tussenliggende verbindingszones. Dit netwerk bestaat uit bestaande natuurgebieden, nieuw aan te leggen natuur en verbindingszones tussen de gebieden. Ook de beheergebieden voor agra- risch natuurbeheer behoren tot de EHS. De feitelijke beleidsmatige gebiedsbescherming vindt plaats middels de uitwerking van het provinciaal beleid in de gemeentelijke bestemmingsplannen.

Flora- en faunawet

De Flora- en faunawet heeft betrekking op alle in Nederland in het wild voorkomende zoogdieren, (trek)vogels, reptielen en amfibieën, op een aantal vissen, libellen en vlinders, op enkele bijzondere en min of meer zeldzame ongewervelde diersoorten (uit de groepen kevers, mieren, schelp- en schaaldie- ren) en op een honderdtal vaatplanten. Voor alle soorten, dus ook voor de soorten die zijn vrijgesteld van de ontheffingsplicht, geldt wel een zogenaamde algemene zorgplicht (art. 2 Flora- en faunawet).

Deze zorgplicht houdt in dat de initiatiefnemer passende maatregelen neemt om schade aanwezige

(2)

ADVIES / Quickscan flora en fauna Centrum Schaijk, te Schaijk, Gemeente Landerd 2 soorten te voorkomen of zoveel mogelijk te beperken. Hierbij gaat het bijvoorbeeld om het niet veront-

rusten of verstoren in de kwetsbare perioden zoals de winterslaap, de voortplantingstijd en de periode van afhankelijkheid van de jongen. De zorgplicht geldt altijd en voor alle planten en dieren, of ze be- schermd zijn of niet, en in het geval dat ze beschermd zijn ook als er ontheffing of vrijstelling is ver- leend.

Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet naast de zorgplicht ook rekening gehouden worden met de juridisch zwaarder beschermde soorten uit 'tabel 2', de bijlage 1 soorten van het besluit vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten, de soorten uit Bijlage IV van de Habitatrichtlijn (tezamen tabel 3) en met alle vogels. Op de ‘Aangepaste lijst jaarrond beschermde vogelnesten’ van het Ministerie van LNV (augustus 2009) wordt onderscheid gemaakt in verschillende categorieën vogelnesten. Van de meeste vogelsoorten zijn de nesten uitsluitend beschermd wanneer deze tijdens de broed- en nestperiode in gebruik zijn. Het gaat om soorten die jaarlijks nieuwe nesten maken. Van een aantal soorten is het nest, inclusief de functionele leefomgeving, jaarrond beschermd. Dit zijn een aantal roofvogels en uilen, koloniebroeders en gebouw bewonende vogelsoorten (‘categorie 1-4 soorten’).

Tenslotte is er een categorie nesten van vogelsoorten die weliswaar vaak terugkeren naar de plaats waar zij het jaar daarvoor hebben gebroed, maar die over voldoende flexibiliteit beschikken om, als die broedplaats verloren is gegaan, zich elders te vestigen (‘categorie 5-soorten’)

Komen soorten van de hierboven genoemde beschermingsregimes voor dan is de eerste vraag of de voorgenomen activiteit effecten heeft op de beschermde soorten. Treden er effecten op dan dient er gekeken te worden of er passende maatregelen getroffen kunnen worden om de functionaliteit van de voortplantings- en/of vaste rust- en verblijfplaats te garanderen.

Werkwijze Quickscan flora en fauna

In de Quickscan zijn de gevolgen van de ruimtelijke ingreep afgezet tegen de aanwezige natuurwaar- den vanuit de Flora- en faunawet, Natuurbeschermingswet en planologisch beschermde natuurwaar- den. Deze werkwijze vloeit voort uit de ‘Wijziging beoordeling ontheffing Flora- en faunawet bij ruimte- lijke ingrepen’ van het Ministerie van LNV van september 2009.

Om een beeld te krijgen van de natuurwaarden is op 19 maart 2015 door een ecoloog van BRO1 een verkennend veldbezoek gebracht aan het plangebied. Mogelijke verblijfplaatsen en sporen van dieren zijn onderzocht. Hierbij is onder andere gebruik gemaakt van de checklist aanwezigheid (inschatten mogelijke aanwezigheid vleermuizen in een Flora- en faunawet vooronderzoek) uit het Vleermuispro- tocol versie 25 maart 2013. Naast een veldbezoek is er een bronnenonderzoek gedaan. Voor dit bron- nenonderzoek is onder meer gebruik gemaakt van quickscanhulp (quickscanhulp.nl). De quickscan- hulp geeft een overzicht van gegevens (van de afgelopen vijf jaar) uit de Nationale Databank Flora en Fauna (NDFF) de meest omvangrijke landelijke informatiebron van verspreidingsgegevens.

Aan de hand van het uitgevoerde onderzoek is vervolgens beoordeeld welke beschermde soorten daadwerkelijk voor (kunnen) komen binnen het plangebied en is vervolgens een inschatting gemaakt van de effecten van de ruimtelijke ontwikkeling op beschermde natuurwaarden.

1 BRO is lid van het Netwerk Groene Bureaus (NGB). Het NGB is de brancheorganisatie voor groene adviesbureaus en heeft als doel kwaliteitsbevordering en belangenbehartiging. Onze werkzaamheden voeren wij dan ook uit volgens de door het NGB vastgestelde gedragscode (versie juni 2008, aangevuld in februari 2010).

De medewerkers binnen de discipline ecologie voldoen aan de door het Ministerie van EL&I genoemde voorwaar- den voor ter zake deskundigen op het gebied van ecologisch onderzoek.

(3)

ADVIES / Quickscan flora en fauna Centrum Schaijk, te Schaijk, Gemeente Landerd 3 Beschrijving van het plangebied

Ligging van het plangebied

Het plangebied ligt ingeklemd tussen de Pastoor van Winkelstraat, de Schutsboomstraat en het Europaplein, in het centrum van Schaijk. De Amersfoortcoördinaten van het midden van de locatie zijn X= 171.938; Y=417.491. De ligging van het plangebied is te zien in onderstaande afbeeldingen (figuur 1 en 2).

Fig. 1. Ligging van het plangebied (rode ster) Fig. 2. Ligging van het plangebied (rood omlijnd) .

Huidige situatie

Het plangebied bestaat uit een paar lege winkelpanden, een relatief nieuw kantoorgebouw, een par- keerplaats, enkele huizen en her en der wat groen met bomen. Het plangebied ligt in het centrum van Schaijk, met ten noorden de dorpskerk, het dorpshuis, en daarachter een hertenpark. Ten oosten, zuiden en westen zijn winkels, parkeerplaatsen en woningen met tuintjes. Aan de Europalaan is een bomenrij met hoge bomen. Figuren 3 t/m 14 geven een impressie van het plangebied.

Fig. 3. Het Boerenbond gebouw. Fig. 4. Het lege winkelpand met een van de parkeerplaatsen.

(4)

ADVIES / Quickscan flora en fauna Centrum Schaijk, te Schaijk, Gemeente Landerd 4

Fig. 5. De parkeerplaats in het centrum van het plangebied. Fig. 6. Deel van het te slopen kantoorgebouw.

Fig. 7. Groen-infiltratiegebied wat verdwijnt Fig. 8. Groen-infiltratiegebied wat verdwijnt.

Fig. 9. Boom met holtes Fig. 10. Detail fig. 9, meerdere holtes in de boom

(5)

ADVIES / Quickscan flora en fauna Centrum Schaijk, te Schaijk, Gemeente Landerd 5

Fig. 11, gebouw met open ventilatiekanalen. Fig. 12. Dak met opening voor vogels en/of vleermuizen.

Fig. 13. Poepsporen op muur met open stootvoegen Fig. 14. Bomenrij met diverse holtes

Toekomstige (geplande) situatie

De gewenste ontwikkeling betreft herstructurering van het centrum waarbij twee winkelpanden, een kantoorgebouw en een drietal woningen zullen worden gesloopt. De verbeelding van de nieuwe situa- tie is weergegeven in Fig. 15. Naast sloop zullen parkeerplaatsen en een aantal groen- infiltratiegebieden die bestaan uit bomen, struiken lage begroeiing en gras (Fig. 16) verdwijnen. Hier- voor zal grondverzet plaatsvinden.

Fig. 15. Verbeelding van de nieuwe situatie centrum Schaijk Fig. 16. De groen-infiltratiegebieden die gaan verdwijnen

(6)

ADVIES / Quickscan flora en fauna Centrum Schaijk, te Schaijk, Gemeente Landerd 6 Toetsing gebiedsbescherming

Wettelijke gebiedsbescherming

Het dichtstbijzijnde wettelijk beschermde natuurgebied, het Natura 2000-gebied Rijntakken ligt op ruim 15 kilometer afstand van het plangebied. Gezien de afstand tot en de aard van de ontwikkelingen zijn negatieve effecten op het Natura 2000 gebied op voorhand uitgesloten. In de planvorming hoeft der- halve verder geen rekening gehouden te worden met de Natuurbeschermingswet.

Planologische gebiedsbescherming

Het plangebied ligt geheel buiten het Brabants Natuur Netwerk (voormalig EHS) en tevens buiten de Groenblauwe Mantel zoals deze is vastgesteld op de kaart van de Verordening Ruimte. Gezien de ligging buiten de begrensde planologische gebiedsbescherming zal hiervoor in de planvorming verder geen rekening gehouden hoeven te worden.

Toetsing Flora- en faunawet Vaatplanten

Er zijn tijdens het veldbezoek in het plangebied geen beschermde vaatplanten aangetroffen. Uit bron- nenonderzoek blijkt dat in de nabije omgeving geen beschermde vaatplanten voorkomen, met uitzon- dering van de drijvende waterweegbree. In het plangebied komt echter geen open water voor. Het voorkomen van beschermde vaatplanten is op het plangebied redelijkerwijs uit te sluiten.

Grondgebonden zoogdieren

Het plangebied vormt geschikt habitat voor enkele soorten algemeen beschermde (tabel 1) grondge- bonden zoogdieren zoals veldmuis, mol en egel. Van strenger beschermde grondgebonden zoogdie- ren zijn tijdens het veldbezoek geen verblijfplaatsen dan wel sporen aangetroffen. Uit bronnenonder- zoek blijkt dat de eekhoorn en de das in de omgeving voorkomen. Echter, in de bomen zijn geen eek- hoornnesten aangetroffen. Het plangebied leent zich ook slechts in zeer geringe mate als leefgebied voor de eekhoorn. Voor de das is het plangebied als leefgebied ongeschikt. Negatieve effecten voor zwaarder beschermde soorten grondgebonden zoogdieren worden op voorhand uitgesloten.

Effectenbeoordeling

Voor de genoemde soorten van tabel 1 geldt een algemene vrijstelling van de Flora- en Faunawet bij ruimtelijke ontwikkelingen. In het kader van de algemene zorgplicht is het echter wel noodzakelijk om voldoende zorg te dragen voor de aanwezige individuen. Dit houdt in dat al het redelijkerwijs mogelijke gedaan dient te worden om het doden van individuen te voorkomen. In het kader van de algemene zorgplicht zijn geen specifieke maatregelen nodig.

Vleermuizen

Uit de omgeving van het plangebied zijn waarnemingen bekend van meerdere soorten vleermuizen waaronder gewone dwergvleermuis, laatvlieger en ruige dwergvleermuis. Het plangebied zelf leent zich voor foeragerende vleermuizen. Er zijn dikke bomen met gaten of spleten op het plangebied, er zijn meerdere mogelijkheden voor vaste rust en verblijfplaatsen in de boomholtes (boombewonende vleermuizen) zowel op het plangebied als in de bomenrij vlak in de buurt van het plangebied aan de Europalaan. Er is opgaande begroeiing, hoger dan 1,5 m, wat dienst kan doen als foerageergebied en/of vliegroute. Enkele van de aanwezige gebouwen lenen zich voor vleermuizen. In het kantoorge- bouw en in een van de leegstaande winkels zijn open stootvoegen aanwezig en er zijn openingen in meerdere daken van de te slopen huizen aanwezig (zie foto’s 9 t/m 14).

(7)

ADVIES / Quickscan flora en fauna Centrum Schaijk, te Schaijk, Gemeente Landerd 7 Effectenbeoordeling

Het plangebied kan waarde hebben als vaste rust of verblijfplaats van zowel boombewonende als gebouwbewonende vleermuizen. Het kan onderdeel zijn van het foerageergebied en/of vliegroute voor vleermuizen uit de omgeving. Met de ontwikkeling zullen mogelijk vaste rust- en/of verblijfplaatsen, essentieel foerageergebied en/of vliegroutes voor vleermuizen verdwijnen. Negatieve effecten voor vleermuizen kunnen hierdoor niet op voorhand worden uitgesloten. Nader onderzoek naar het voor- komen en het functionele gebruik van het plangebied is noodzakelijk.

Vogels

Tijdens het veldbezoek zijn op het plangebied in de houtige beplanting diverse zangvogels, duiven, merels, kauwen en eksters aangetroffen. Het veldbezoek is uitgevoerd aan het begin van het broed- seizoen. Er zijn nesten van deze vogels aangetroffen in het opgaand groen. Uit bronnenonderzoek blijkt dat in de omgeving jaarrond beschermde rust- en verblijfplaatsen voorkomen van de huismus, gierzwaluw, boomvalk, buizerd, grote gele kwikstaart, havik, kerkuil, ooievaar, ransuil, roek, slechtvalk, sperwer, steenuil, wespendief en zwarte wouw. Het veldbezoek is uitgevoerd in de periode dat huis- mussen grotendeels in de directe omgeving van de nestlocaties aanwezig zijn. Tijdens het veldbezoek zijn er echter geen huismussen binnen het plangebied en omgeving aangetroffen. Om deze reden wordt het voorkomen van huismus binnen het plangebied uitgesloten. Het voorkomen van gierzwaluw kan echter niet uitgesloten worden binnen het plangebied. Voor deze soort zijn er nestelmogelijkheden in minimaal 1 van de te slopen huizen. Het plangebied heeft voor de overige jaarrond beschermde vogels uit de omgeving geen geschikt habitat. Er zijn van deze, in de omgeving aanwezige jaarrond beschermde vogels, ook geen sporen aangetroffen.

Effectenbeoordeling

Voor de voorgenomen ontwikkeling zullen de gebouwen gesloopt worden, waar wellicht gierzwaluwen kunnen broeden. Negatieve effecten voor de gierzwaluw kunnen niet worden uitgesloten. Nader on- derzoek naar het voorkomen van deze soort binnen het plangebied is noodzakelijk.

Er zullen groen-infiltratiegebiedjes en tuinen die bij de huizen horen verdwijnen en ook wellicht de bo- menrij langs de Europalaan. De nesten van vogelsoorten die hierin kunnen broeden zijn uitsluitend beschermd gedurende de periode dat deze nesten in gebruik zijn, dat wil zeggen de broed- en nestpe- riode. Het is in de praktijk niet mogelijk om een ontheffing te verkrijgen voor het verwijderen of versto- ren van deze nesten in deze periode. Als broedseizoen kan de periode tussen half maart en half juli globaal worden aangehouden. Door werkzaamheden buiten deze broedperiode uit te voeren, wordt het risico op verstoring van broedsels sterk verminderd.

De broedperiode verschilt per soort en soms ook per jaar en in het kader van de Flora‐ en faunawet wordt voor het broedseizoen geen standaardperiode gehanteerd. Van belang is of een broedgeval wordt verstoord, ongeacht de datum. Indien op een locatie geen broedende of nestelende vogels aan- wezig zijn, mogen ook tijdens het broedseizoen werkzaamheden worden uitgevoerd. Door inspectie voor aanvang van werkzaamheden op aanwezige legsels of nestjongen en indien deze aanwezig zijn, de werkzaamheden uit te stellen tot nadat de jongen zijn uitgevlogen, worden negatieve effecten voor vogels uitgesloten.

Vissen, amfibieën en reptielen

Binnen het plangebied is geen oppervlaktewater aanwezig. De aanwezigheid van vissen en van voort- plantingsplaatsen van amfibieën is daarmee uitgesloten.

(8)

ADVIES / Quickscan flora en fauna Centrum Schaijk, te Schaijk, Gemeente Landerd 8 Bronnenonderzoek toont aan dat in de omgeving de alpenwatersalamander en de rugstreeppad voor-

komen. Voor de alpenwatersalamander en de rugstreeppad is binnen het plangebied geen geschikt landhabitat aanwezig. Incidenteel voorkomen van een zwervend exemplaar van de gewone pad (tabel 1) binnen het plangebied kan echter niet helemaal uitgesloten worden.

Binnen het plangebied is geen geschikt habitat aanwezig voor reptielen, het voorkomen hiervan wordt op voorhand uitgesloten.

Effectenbeoordeling

Voor soorten van tabel 1 geldt een algemene vrijstelling van de Flora- en Faunawet bij ruimtelijke ont- wikkelingen. In het kader van de algemene zorgplicht is het echter wel noodzakelijk om voldoende zorg te dragen voor de aanwezige individuen. Dit houdt in dat al het redelijkerwijs mogelijke gedaan dient te worden om het doden van individuen te voorkomen. In het kader van de algemene zorgplicht zijn geen specifieke maatregelen nodig.

Beschermde ongewervelde diersoorten

Voor beschermde ongewervelde soorten heeft het plangebied weinig waarde door het ontbreken van geschikt habitat. Het voorkomen van strenger beschermde ongewervelde soorten (tabel 2 en 3) is met voldoende zekerheid uit te sluiten omdat dergelijke soorten zeer specifieke eisen aan hun leefomge- ving stellen.

Conclusie en aanbevelingen

 Uit de omgeving van het plangebied zijn waarnemingen bekend van meerdere soorten vleermui- zen (allen zwaar beschermde soorten van tabel 3). Het plangebied kan waarde hebben als vaste rust of verblijfplaats van zowel boombewonende als gebouwbewonende vleermuizen. Het plange- bied kan tevens onderdeel zijn van het foerageergebied en/of vliegroute voor vleermuizen uit de omgeving. Met de ontwikkeling zullen mogelijk vaste rust- en/of verblijfplaatsen, essentieel foera- geergebied en/of vliegroutes voor vleermuizen verdwijnen. Negatieve effecten voor vleermuizen kunnen hierdoor niet op voorhand worden uitgesloten. Nader onderzoek (conform het vleermuis- protocol) naar gewone dwergvleermuis, ruige dwergvleermuis en laatvlieger is noodzakelijk.

 Binnen het plangebied zijn mogelijk nestplaatsen aanwezig van de gierzwaluw. Van deze soort zijn de nesten jaarrond beschermd. Met de sloop kunnen mogelijke nestplaatsen verloren gaan.

Nader onderzoek zal moeten uitwijzen of er nestplaatsen van de gierzwaluw aanwezig zijn binnen het plangebied.

 Binnen het plangebied zijn broedende vogels te verwachten in de aanwezige vegetatie. De nesten van vogelsoorten die hier kunnen broeden zijn uitsluitend beschermd gedurende de periode dat deze nesten in gebruik zijn, dat wil zeggen de broed- en nestperiode. Het is in de praktijk niet mo- gelijk om een ontheffing te verkrijgen voor het verwijderen of verstoren van deze nesten in deze periode. Voor de binnen het plangebied voorkomende vogelsoorten kan de periode tussen half maart en half augustus worden aangehouden als broedseizoen. Door het uitvoeren van werk- zaamheden buiten de broedperiode uit te voeren en/of inspectie voor aanvang van werkzaamhe- den op de aanwezigheid van broedende vogels, kunnen negatieve effecten voorkomen worden.

 Binnen het plangebied zijn geen zwaarder beschermde soorten planten, vissen, amfibieën, reptie- len en overige ongewervelden (zoals bijv. zeldzame dagvlinders en libellen) te verwachten. Nega- tieve effecten voor deze soortgroepen zijn op voorhand uitgesloten met inachtneming van de zorgplicht.

(9)

ADVIES / Quickscan flora en fauna Centrum Schaijk, te Schaijk, Gemeente Landerd 9

 In het kader van de algemene zorgplicht is het noodzakelijk om voldoende zorg te dragen voor aanwezige individuen. Dit houdt in dat al het redelijkerwijs mogelijke gedaan dient te worden om het doden van individuen te voorkomen. Er zijn echter geen specifieke maatregelen nodig voor zoogdieren, amfibieën en overige ongewervelden.

(10)

Aanvullend onderzoek vleermuizen en gierzwaluw In het kader van de Flora- en faunawet

Plangebied: Centrum Schaijk Opsteller: K. van Veen

(11)
(12)

Aanvullend onderzoek vleermuizen en gierzwaluw In het kader van de Flora- en faunawet

Ondertitel Plangebied: Centrum Schaijk

Opsteller K. van Veen

Datum 19-10-16

Versienummer 01

Rapportkenmerk ER20161013v01

Aantal pagina's 41

Opdrachtgever Gemeente Landerd

Contactpersoon S. van de Ven

Collegiale toets A. van Meurs

Wijze van citeren Veen, K., van, 2016. Aanvullend onderzoek vleermuizen en gierzwaluw. In het kader van de Flora- en faunawet. Plangebied Centrum Schaijk.

Rapportkenmerk ER20161013v01. Ecoresult B.V., Dordrecht.

Ecoresult B.V.

Van Ravesteyn-erf 156 3315 DK Dordrecht 078 75 184 12 info@ecoresult.nl www.ecoresult.nl

© copyright Ecoresult B.V. 2016

Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar worden gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of welke wijze dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de auteursrechthebbende.

Ecoresult B.V. kan door opdrachtgever niet aansprakelijk worden gesteld voor schade die voortvloeit uit gebruik van data of gegevens of door toepassing van aanbevelingen en conclusies, die zijn opgenomen in deze rapportage.

(13)

INHOUDSOPGAVE

1 Inleiding...5

1.1 Aanleiding...5

1.2 Onderzoeksvragen...5

1.3 Leeswijzer...5

2 Werkwijze ...7

2.1 Werkstappen ...7

2.2 Toelichting onderzoek ...7

3 Omschrijving plangebied ...11

4 Onderzoeksresultaten...13

4.1 Vleermuisonderzoek...13

4.2 Gierzwaluw...16

4.3 Samenvatting onderzoek ...17

5 Activiteiten ...19

5.1 Voorgenomen werkzaamheden...19

5.2 Nieuwe situatie ...19

5.3 Wettelijk belang ...20

5.4 Alternatieven afweging ...21

6 Effectbeoordeling en toetsing...23

6.1 Vleermuizen...23

6.2 Vogels...25

7 Conclusies en aanbevelingen...27

7.1 Conclusies...27

7.2 Aanbevelingen...28

8 Geraadpleegde bronnen ...31

8.1 Literatuur...31

8.2 Internet...31

Bijlage 1 Toelichting Flora- en faunawet...33

Bijlage 2 Stappenplan voor diersoorten bijlage IV Habitatrichtlijn (waaronder vleermuizen)...39

Bijlage 3 Stappenplan voor vogels...41

(14)

1 Inleiding

In opdracht van Gemeente Landerd heeft Ecoresult B.V. een aanvullend onderzoek uitgevoerd naar vleermuizen en gierzwaluw. Het onderzoek is uitgevoerd in plangebied: Centrum Schaijk, Schaijk (provincie Noord - Brabant). De ligging van het plangebied is weergegeven in Afbeelding 1.

1.1 Aanleiding

Aanleiding voor het uitvoeren van het vleermuis- en gierzwaluwonderzoek is herontwikkeling van het plangebied, hierbij wordt de aanwezige bebouwing gesloopt en de openbare ruimte heringericht. De activiteiten kunnen schadelijke effecten hebben op vleermuizen en gierzwaluw. De Flora- en faunawet kan hierdoor worden overtreden (zie bijlage 1). Op basis van een door BRO in het kader van dit project uitgevoerde quickscan flora en fauna1 zijn in het plangebied potentieel geschikte vaste rust- en verblijfplaatsen en voortplantingsplaatsen en functioneel leefgebied van vleermuizen en gierzwaluw aanwezig die door de werkzaamheden mogelijk niet worden ontzien. Derhalve diende aanvullend onderzoek naar vleermuizen en gierzwaluw uitgevoerd te worden.

1.2 Onderzoeksvragen

Voor het onderzoek worden 5 onderzoeksvragen beantwoord:

1. Zijn vleermuizen en gierzwaluw aanwezig?

2. Welke functie(s) heeft het object of het gebied voor vleermuizen en gierzwaluw?

3. Welk wettelijk belang is er waardoor de activiteiten moeten worden uitgevoerd?

4. Blijft de functionaliteit van de voortplantingsplaatsen en vaste rust- of verblijfplaatsen behouden?

5. Welke eigenschappen van het object of gebied moeten gemitigeerd of gecompenseerd worden?

1.3 Leeswijzer

In deze rapportage worden achtereenvolgens de werkwijze, het plangebied, de onderzoeksresultaten, de activiteiten, de effectbeoordeling, toetsing aan de wet en afgesloten met de conclusies en

1 Kroes, 2015

5

(15)

aanbevelingen.

6

(16)

2 Werkwijze

2.1 Werkstappen

De onderzoeksvragen (hoofdstuk 1) voor het aanvullend veldonderzoek beschermde flora en fauna worden beantwoord op basis van 4 werkstappen:

1. Veldonderzoeken van de aan- of afwezigheid.

2. Bepalen en onderbouwen van het wettelijke belang van de activiteiten.

3. Bepalen van het schadelijke effect op de functionaliteit van de voortplantingsplaats of vaste rust- en verblijfplaats.

4. Bepalen van het schadelijke effect op de gunstige staat van instandhouding.

Deze aanpak is gebaseerd op de relevante soortenstandaards en de voor de betreffende soorten beschikbare ecologische informatie.

2.2 Toelichting onderzoek

2.2.1 Vleermuizen

Door voorliggend onderzoek zijn de volgende functies voor vleermuizen onderzocht:

• Winterverblijfplaats.

• Kraamverblijfplaats.

• Zomerverblijfplaats.

• Paarverblijfplaats en zwermplaats.

• Vliegroute.

• Foerageergebied.

De veldonderzoeken naar vleermuizen zijn uitgevoerd door K. van Veen, L. Boon, B. Verhoeven, A. van Meurs en G. Tanis, ecologisch deskundigen2 bij Ecoresult B.V. Allen hebben aantoonbare ervaring op het gebied van inventariseren van vleermuizen. Daarbij is gebruik gemaakt van een batdetector,

opnameapparatuur en zaklamp (Petterson D240x, Roland R-05 en diverse zaklampen).

2 Voor een definitie van ecologisch deskundige wordt verwezen naar https://mijn.rvo.nl/ecologisch- deskundige?inheritRedirect=true

7

(17)

Het vleermuisonderzoek is uitgevoerd onder de condities en methodiek van het meest actuele vleermuisprotocol (Vleermuisprotocol 2013). Zie tabel 1 voor de onderzoeksmomenten en weersomstandigheden.

Voor het vaststellen van aan- of afwezigheid van vleermuiswinterverblijfplaatsen bestaat in Nederland nog geen betrouwbare onderzoeksmethode. Gedrag en gebruik kunnen wel winterverblijfplaatsen indiceren. Gedurende de veldonderzoeken is ook hier op gelet. Voor de bezoeksmomenten wordt verwezen naar Tabel 1.

Er is voor het onderzoek geen gebruik gemaakt van bestaande gegeven.

2.2.2 Gierzwaluw

Door voorliggend onderzoek zijn de volgende functies voor gierzwaluw onderzocht:

• Voortplantings- en vaste rust- en verblijfplaatsen.

• Functioneel leefgebied.

De veldonderzoeken naar gierzwaluw zijn uitgevoerd door K. van Veen en B. Verhoeven, ecologisch deskundigen bij Ecoresult B.V. Beiden hebben aantoonbare ervaring op het gebied van inventariseren van gierzwaluw. Het onderzoek heeft plaatsgevonden volgens een gestandaardiseerde methode, zoals beschreven in de Soortenstandaard gierzwaluw. Tijdens de bezoeken waren de weersomstandigheden ideaal voor het inventariseren van gierzwaluw (zie Tabel 2).

De gegevens over de weersomstandigheden zijn afkomstig van het KNMI, station Volkel.

8

Tabel 1: Onderzoeksronden voor vleermuizen met weergegevens. Bron:

https://weerstatistieken.nl/volkel/2016/

Datum 14-06-16 08-07-16 31-08-16 28-09-16

Moment Avond Ochtend Avond Avond

Type

Temperatuur

Bewolking Geheel bewolkt Geheel bewolkt Onbewolkt Half bewolkt

Neerslag 0 mm 0 mm 0 mm

Windrichting ZW WZW WZW ZW

Windkracht 3 BFT 3 BFT 2 BFT 3 BFT

Onderzoekers

Kraam-,

zomerverblijfplaats, Foerageergebied, vliegroute

Kraam-,

zomerverblijfplaats, Foerageergebied, vliegroute

paar-,

winterverblijfplaats, Foerageergebied, vliegroute

paar-,

winterverblijfplaats, Foerageergebied, vliegroute 12.6- 20.9 °C 14.2- 21.3 °C 9.4- 26.0 °C 14.0- 23.2 °C 0 mm (tijdens

onderzoek)

L. Boon &

K. van Veen B. Verhoeven &

K. van Veen G. Tanis &

K. van Veen K. van Veen &

A. van Meurs

(18)

2.2.3 Volledigheid onderzoek

Het onderzoek is uitgevoerd volgens de voor de verschillende onderzoeken geldende standaarden. De onderzoeksperiode voor al de betreffende soorten is optimaal. De inventarisatie blijft echter een steekproef. Het is dan ook mogelijk dat soorten en functies niet waargenomen zijn, terwijl dat ze op een ander tijdstip wel aanwezig zijn. Dit is echter acceptabel, de Flora- en faunawet vraagt een initiatiefnemer om alles te doen wat redelijkerwijs van hem verwacht kan worden. Met de gekozen methode en inspanning is hieraan dan ook voldoende invulling gegeven. Wat betreft dit onderzoek heeft de initiatiefnemer dan ook gedaan wat redelijkerwijs van hem verwacht kan worden.

De effectbeoordeling (hoofdstuk 6) vindt nu plaats aan de hand van de relevante stappenplannen beoordeling ruimtelijke ingrepen in het kader van de Flora- en faunawet (zie bijlage 2 en 3).

9

Tabel 2: Gemiddelde weersomstandigheden tijdens de veldbezoeken voor

gierzwaluw. Bron: https://weerstatistieken.nl/volkel/2016/

Soort Datum Moment Bewolking Temperatuur Windrichting

Gierzwaluw 14-06-2016 Avond Geheel bewolkt ZW Gierzwaluw 28-06-2016 Avond Geheel bewolkt Z Gierzwaluw 14-07-2016 Avond Half bewolkt NW

16 °C 17 °C 14 °C

(19)

3 Omschrijving plangebied

Het plangebied genaamd Centrum Schaijk, is gelegen binnen de bebouwde kom van Schaijk

(gemeente Landerd, provincie Noord- Brabant). Zie voor de ligging Afbeelding 1. Hieronder volgt een omschrijving van het plangebied:

• Het plangebied ligt ingeklemd tussen de Pastoor van Winkelstraat, de Schutsboomstraat en het Europaplein, in het centrum van Schaijk.

• De bebouwing in het plangebied bestaat uit leegstaande winkelpanden, appartementen, het voormalig gemeentehuis, de supermarkt Emté en enkele losse gebouwen in gebruik als opslag.

De bebouwing bestaat overwegend uit stenen gebouwen met een luchtspouw en een zadeldak met dakpannen. In meerdere gebouwen zijn open stootvoegen of

ontluchtingsroosters aanwezig.

• Daken bestaan deels uit zadeldaken met dakpannen en deels uit plat dak. Op meerdere daken ontbreken dakpannen. Langs de dakrand zijn op meerdere plekken boeiborden aanwezig.

• De waterafvoer is uitpandig. Regenpijpen lopen langs de bebouwing door in een houten boeibord of dakgoot. Tussen de regenpijpen en het houten boeibord zijn geen openingen aanwezig.

• Beplanting is voornamelijk aanwezig rondom het voormalig gemeentehuis. Hier bevinden zich hogere bomen en struikbeplanting. In enkele bomen zijn holten en scheuren aanwezig.

• Open water is in het plangebied afwezig.

• Verlichting is verspreid over het hele plangebied aanwezig in de vorm van lantaarnpalen.

11

(20)

12

Afbeelding 1: Plangebied Centrum Schaijk (rood omkaderd).

Kaartbron: PDOK

(21)

4 Onderzoeksresultaten

4.1 Vleermuisonderzoek

4.1.1 Aanwezig

Gedurende de veldonderzoeken is één vleermuissoort waargenomen (zie Afbeelding 2):

• Gewone dwergvleermuis.

4.1.1.1 Gewone dwergvleermuis

Tijdens alle veldbezoeken in het kader van het vleermuisonderzoek (Tabel 1) werden 40 waarnemingen 13

Afbeelding 2: Waargenomen gewone dwergvleermuizen binnen en in de omgeving van het

plangebied. De drie waarnemingen van baltsende gewone dwergvleermuis betreffen hetzelfde

individu. Kaartbron: PDOK

(22)

van gewone dwergvleermuizen verricht (zie Afbeelding 2). Toelichting:

• In het plangebied is één paarverblijfplaats van gewone dwergvleermuis aangetroffen. Op basis van het waargenomen gedrag bevindt deze paarverblijfplaats zich in de luchtspouw van de west- of zuidgevel van het voormalig gemeentehuis. De luchtspouw is toegankelijk door middel van open stootvoegen of ruimte onder de dakpannen. Het paarterritorium omvat de zuid- en westgevel van dit pand en de bomen direct naast de westgevel. Het dier vloog hier baltsend korte banen.

• Buiten het plangebied zijn twee paarverblijfplaatsen aangetroffen:

◦ Eén baltsend mannetje rondom de Pastoor van Winkelstraat 20. Dit baltsend dier heeft geen binding met het plangebied.

◦ Eén baltsend mannetje is waargenomen ter hoogte van de Pastoor van Winkelstraat 3. Dit baltsend dier heeft geen binding met het plangebied.

• Buiten het plangebied is op 8 juli een kraamverblijfplaats aangetroffen aan de Het Hofke 13, circa 100 meter ten westen van het plangebied. Het exacte aantal dieren in deze verblijfplaats is niet bekend maar wordt geschat tussen de 25 en 35 adulte individuen. De kraamverblijfplaats heeft geen binding met het plangebied.

• Tijdens de onderzoeken zijn 10 waarnemingen gedaan van foeragerende gewone dwergvleermuizen. Er wordt gefoerageerd:

◦ Diffuus in en buiten het plangebied waar donkere plekken met beplanting van bomen en struiken aanwezig zijn. Op geen moment zijn zowel binnen als buiten het plangebied grotere aantallen vleermuizen gedurende langere periode op een locatie foeragerend waargenomen.

• Tijdens de onderzoeken zijn 24 waarnemingen gedaan van overvliegende gewone

dwergvleermuizen. Er is geen sprake van een vaste vliegroute. Alle aanwezige beplanting en bebouwing zowel binnen als buiten het plangebied wordt door gewone dwergvleermuizen diffuus gebruikt als vliegroute van en naar de foerageergebieden elders.

• Het plangebied heeft – op grond van de onderzoeken – geen essentiële functie als

foerageergebied of als (onderdeel van) essentiële vliegroute voor gewone dwergvleermuis.

Weliswaar zijn er waarnemingen van passerende en foeragerende dieren, dit betreft echter diffuus gebruik zonder gebruik te maken van vaste routes. Een duidelijk foerageergebied is niet waargenomen.

14

(23)

4.1.2 Functionaliteit plangebied

4.1.2.1 Gewone dwergvleermuis

In het plangebied zijn drie functies aangetroffen: foerageergebied (niet essentieel), vliegroute (niet essentieel) en één paarverblijfplaats met bijbehorend paarterritorium. In de nabijheid van het

plangebied zijn vier functies aangetroffen: vliegroute (niet essentieel), foerageergebied (niet essentieel), twee paarverblijfplaatsen met bijbehorend territoria en één kraamverblijfplaats.

4.1.2.1.1 Paarverblijfplaats

Tijdens het onderzoek is in het plangebied een baltsend mannetje waargenomen ten zuiden van het voormalig gemeentehuis. Het paarterritorium omvat de zuid- en westgevel van dit pand en de bomen direct langs de westgevel. Op basis van het waargenomen gedrag bevindt de paarverblijfplaats zich in de luchtspouw van de zuid- of westgevel. Deze is toegankelijk door middel van open stootvoegen en via ruimte onder de dakpannen.

4.1.2.1.2 Foerageergebied

De beplanting binnen het plangebied wordt door gewone dwergvleermuizen nauwelijks gebruikt om te foerageren. Er wordt diffuus gefoerageerd tijdens de vlucht richting de foerageergebieden elders buiten het plangebied. Er wordt in het plangebied op geen moment door grotere aantallen gewone dwergvleermuizen gefoerageerd. Het foerageergebied heeft geen essentiële functie voor gewone dwergvleermuis.

In de directe omgeving van het plangebied zijn vergelijkbare terreinen met bomen, bomenrijen als beschutting tegen weer en verlichting, tuinen van woningen en watergangen met bomenrijen aanwezig waar vleermuizen foerageren en blijvend kunnen foerageren.

4.1.2.1.3 Vliegroute

Gedurende het onderzoek zijn in en direct rondom het plangebied overvliegende gewone dwergvleermuizen waargenomen. Hoewel het merendeel van de waargenomen overvliegende dwergvleermuizen in of in de directe omgeving van het plangebied is waargenomen volgen de dieren geen vaste vliegroute en gebruiken zowel de bebouwing en beplanting in het plangebied als rondom het plangebied als vliegroute. Het plangebied maakt dus geen (essentieel) deel uit van een (essentiële) vliegroute voor gewone dwergvleermuizen.

15

(24)

4.2 Gierzwaluw

4.2.1 Aanwezig

Tijdens alle veldbezoeken in het kader van het gierzwaluwonderzoek (Tabel 2) zijn waarnemingen van gierzwaluwen verricht (zie Afbeelding 3). Toelichting:

• Gedurende de veldonderzoeken zijn binnen het plangebied geen gierzwaluwen

waargenomen. In het plangebied zijn geen vaste rust- en verblijfplaatsen van gierzwaluw aanwezig. Het plangebied heeft geen functie voor de gierzwaluw.

• Buiten het plangebied zijn 6 voortplantingsplaatsen van gierzwaluw aangetroffen. Dit is slechts een deel van het totale aantal in de wijk. Alle aangetroffen nesten bevinden zich in ruimten onder dakgoten:

◦ Jan Oliemeulenstraat 26

◦ Jan Oliemeulenstraat 33

◦ Jan Oliemeulenstraat 45

◦ Jan Oliemeulenstraat 51 16

Afbeelding 3: Waargenomen gierzwaluwen in de omgeving van het plangebied. Kaartbron: PDOK

(25)

◦ Beatrixstraat 3

◦ Irenestraat 24

• Buiten het plangebied zijn in totaal 74 overvliegende gierzwaluwen waargenomen. Dit betreffen hoog overvliegende dieren zonder binding met het plangebied.

4.2.2 Functionaliteit plangebied

Het plangebied heeft geen functie voor de gierzwaluw.

4.3 Samenvatting onderzoek

4.3.1 Vleermuizen

4.3.1.1 Gewone dwergvleermuis

In het plangebied is één paarverblijfplaats met bijbehorend paarterritorium aangetroffen. Het

plangebied vervult geen essentiële functie als foerageergebied, vliegroute of als essentieel onderdeel van een paarterritorium.

4.3.2 Gierzwaluw

In het plangebied zijn geen voortplantings- en vaste rust- en verblijfplaatsen van gierzwaluw aangetroffen. Het plangebied vervult geen functie als functioneel leefgebied.

17

Soortgroep Soort Functie Aantal Tabel Locatie Aanwezig

Vleermuizen Paarverblijfplaats 1 3 Ja

Vleermuizen 3 Ja

Vogels Gierzwaluw Geen functie 3 N.V.T. Nee

Gewone

dwergvleermuis Europaplein 2,

west/zuidgevel

Gewone dwergvleermuis

Foerageergebied, vliegroute, onderdeel paarterritorium; niet

essentieel beplanting en

bebouwing

Tabel 3: Conclusies onderzoek

(26)

5 Activiteiten

5.1 Voorgenomen werkzaamheden

Het plangebied zal worden herontwikkeld. De voorgenomen activiteiten zijn:

• De in het plangebied aanwezige bebouwing zal worden gesloopt.

• De verhardingen (paden, parkeerplaatsen) zullen worden verwijderd.

• Het aanwezige groen zal worden verwijderd.

• Het plangebied wordt bouwrijp gemaakt.

• Het plangebied wordt herontwikkeld.

Een definitieve planning voor de werkzaamheden is niet bekend. Verwacht wordt dat de sloop en bouwrijp plaats gaat vinden in het najaar van 2017 en de bouw begin 2018, aansluitend op de sloop, start.

5.2 Nieuwe situatie

De bebouwing in het plangebied is gesloopt en het terrein is herontwikkeld. Er komt dan een centrum met een breed winkelaanbod waaronder een Emté en een Albert Heijn. Daarnaast worden tussen 30 en 40 appartementen gebouwd.

19

(27)

5.3 Wettelijk belang

De activiteiten kunnen vooralsnog enkel worden geplaatst onder de volgende wettelijke belangen:

• Ruimtelijke inrichting of ontwikkeling (belang j).

Toelichting belang j

De herontwikkeling van het plangebied valt onder belang j. Het aandragen van belang j is bij Habitatrichtlijnsoorten verantwoord indien door het treffen van mitigerende maatregelen op geen moment de gunstige staat van instandhouding van een soort (zowel landelijk als regionaal) in het geding komt. Tevens dient er geen sprake te zijn van benutting, economisch gewin en dient zorgvuldig gewerkt te worden. Andere voorbeelden van activiteiten die onder het belang j. ruimtelijke inrichting of ontwikkeling kunnen worden geplaatst zijn: een natuurontwikkelingsproject, aanleg van een weg, stadswijk of bedrijvenpark, bouw of verbouwing van een gebouw, het verdubbelen van een wateronttrekking.

Voor Vogelrichtlijnsoorten geldt deze redenering niet. Voor deze soorten zijn enkel de wettelijke belangen b, c, d en e geldig. Vooralsnog is er geen ander wettelijk belang dan belang j van toepassing.

De andere wettelijke belangen uit de habitatrichtlijn betreffen de:

20

Afbeelding 4: Tekening nieuwe inrichting plangebied Centrum Schaijk. Dit betreft een concept, het uiteindelijke ontwerp kan verschillen van deze tekening. Bron:

www.centrumplanschaijk.nl

(28)

• Bescherming van flora en fauna (belang b).

• Veiligheid van het luchtverkeer (belang c).

• Volksgezondheid of openbare veiligheid (belang d).

• Dwingende reden van groot openbaar belang (belang e).

Het soort wettelijk belang is van invloed op de mogelijkheden of er voor de activiteiten een ontheffing en/of vergunning gekregen kan worden – indien er sprake is van wezenlijke verstoring – indien dat nodig is.

5.4 Alternatieven afweging

5.4.1 Locatie

Welke alternatieve locaties voor uw project heeft u overwogen waardoor uw werkzaamheden geen of minder schadelijke effecten hebben voor de soort? Onderbouw waarom deze alternatieve locaties niet mogelijk zijn.

Het project is locatiespecifiek. Het betreft herstructurering van bestaand gebied binnen de bebouwde kom.

5.4.2 Inrichting

Welke alternatieve inrichtingsplannen heeft u overwogen waardoor uw werkzaamheden geen of minder schadelijke effecten hebben voor de soort? Onderbouw waarom deze alternatieve inrichtingsplannen niet mogelijk zijn.

Voor het project is niet gezocht naar een andere locatie, dit past namelijk niet binnen het doel van het project. Ontwikkeling vindt plaats op de bestaande locatie. In paragraaf 7.2.3 worden – los van de onderzoeksresultaten – maatregelen voorgesteld voor medegebruik door vogels, amfibieën en vleermuizen.

5.4.3 Werkwijze

Welke alternatieve werkwijze heeft u overwogen waardoor uw werkzaamheden geen of minder schadelijke effecten hebben voor de soort? Onderbouw waarom deze alternatieve werkwijzen niet mogelijk zijn.

Een alternatieve werkwijze is niet overwogen en past niet binnen de doelstelling. Uitgangspunt hierbij 21

(29)

is sloop. Voorafgaand en tijdens de werkzaamheden wordt (indien noodzakelijk) zorgvuldig gewerkt om schade aan individuen te voorkomen. De wijze waarop gewerkt gaat worden brengt voor dit project de minst schadelijke effecten met zich mee.

5.4.4 Planning

Welke alternatieve planning heeft u overwogen waardoor uw werkzaamheden geen of minder schadelijke effecten hebben voor de soort? Wilt u uw werkzaamheden uitvoeren tijdens de kwetsbare periode van de soort? Onderbouw waarom het uitvoeren van de werkzaamheden buiten de kwetsbare periode niet mogelijk is.

Een alternatieve planning voor de werkzaamheden is nog niet overwogen. Planning van de

werkzaamheden is nog niet bekend. Voorafgaand aan de werkzaamheden zijn (indien noodzakelijk) alle mitigerende maatregelen functioneel en zijn de aanwezige voortplantings- en vaste rust- en

verblijfplaatsen buiten de kwetsbare periode zorgvuldig ongeschikt gemaakt. Door het treffen van deze maatregelen wordt voorkomen dat er schadelijke effecten ontstaan op (individuen van) de

aangetroffen beschermde soorten.

22

(30)

6 Effectbeoordeling en toetsing

De effectbeoordeling en toetsing voor beschermde tabel 3-soorten die in een plangebied aanwezig zijn wordt verricht aan de hand van:

• Stappenplan Diersoorten op bijlage IV Habitatrichtlijn.

• Stappenplan voor vogels.

Op basis van de betreffende stappenplannen beoordeelt bevoegd gezag (Rijksdienst voor Ondernemend Nederland).

6.1 Vleermuizen

6.1.1 Gewone dwergvleermuis

6.1.1.1 Vaststellen functionaliteit

In het plangebied bevindt zich één paarverblijfplaats met bijbehorend paarterritorium. Het plangebied vervult geen essentiële functie als foerageergebied of vliegroute.

Op basis van het waargenomen gedrag bevindt deze paarverblijfplaats zich in de luchtspouw van de west- of zuidgevel van het voormalig gemeentehuis. De luchtspouw is toegankelijk door middel van open stootvoegen of ruimte onder de dakpannen. Het paarterritorium omvat de zuid- en westgevel van dit pand en de bomen direct naast de westgevel.

Binnen het plangebied zijn geen andere locaties met andere ecologische functies (essentieel

foerageergebied of essentiële vliegroute), die essentieel zijn voor de functionaliteit van voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen van de dieren.

6.1.1.2 Maatregelen

De aangetroffen paarverblijfplaats zal door de sloop van de bebouwing verdwijnen.

Er zijn mitigerende maatregelen waardoor de functionaliteit van de verblijfplaatsen wordt behouden.

Mitigerende maatregelen zijn:

23

(31)

• Voor de paarverblijfplaats dienen, 6 maanden voorafgaand aan het eerste paarseizoen (start 1 augustus) waarin de werkzaamheden beginnen, per te verwijderen paarverblijfplaats 4 nieuwe verblijfplaatsen te worden gecreëerd in de vorm van vleermuiskasten van het type “Schwegler 1FF” binnen 100 tot maximaal 200 meter van het plangebied, buiten de invloedssfeer van de geplande werkzaamheden. Deze kasten dienen minimaal 5 meter hoog opgehangen te worden, een vrije aanvliegroute te hebben en zo veel mogelijk vrij te zijn van verstoring. De kasten worden opgehangen aan gebouwen. Doordat er één paarverblijfplaats is aangetroffen dienen in totaal 4 kasten te worden opgehangen. De kasten worden opgehangen onder begeleiding van een deskundig ecoloog.

• Tenminste 5 dagen voor sloop, doch niet tussen 15 augustus en 1 april wordt de bebouwing waar de verblijfplaats is aangetroffen ongeschikt gemaakt voor vleermuizen. De in de

bebouwing aanwezige openingen zullen worden dichtgezet door middel van exclusion flaps of vogelschroten.

• In de nieuwbouw dienen tenminste 4 nieuwe permanente verblijfplaatsen te worden gecreëerd. Dit kan kan worden gerealiseerd door:

◦ Het inbouwen van vleermuiskasten zo hoog mogelijk op kopse gevels van de nieuw te bouwen woningen, waarbij een afstand van tenminste 25 meter tussen de verblijfplaatsen aanwezig is.

◦ De spouwmuur (indien aanwezig) toegankelijk maken voor vleermuizen door middel van open stootvoegen.

◦ Boeiborden (indien aanwezig) licht af te laten wijken van de gevel zodat vleermuizen hier in kunnen.

• De mitigerende maatregelen dienen verder uitgewerkt te worden en concreet te worden beschreven in een ecologisch werkprotocol. Dit ecologisch werkprotocol dient ten alle tijden onder de betrokken bekend te zijn en op het werk aanwezig te zijn.

6.1.1.3 Wettelijk belang

Door de geplande werkzaamheden treedt tijdelijke verstoring op. Door het verstoren van de huidige verblijfplaats en het treffen van mitigerende maatregelen ontstaat voor de vleermuizen een nieuwe situatie met nieuwe verblijfplaatsen. Deze nieuwe verblijfplaatsen moeten door de vleermuizen worden gevonden, geaccepteerd worden en voor het eerst in gebruik genomen worden wat een tijdelijke verstoring van de functionaliteit veroorzaakt. De verstoring leidt niet tot het permanent beschadigen en vernielen van de aanwezige verblijfplaatsen, waardoor de gunstige staat van instandhouding niet in

24

(32)

het geding komt. De verstoring voor de verblijfplaatsen is tijdelijk. De functionaliteit van de

verblijfplaatsen blijft behouden. De mitigerende maatregelen worden getroffen buiten de invloedssfeer van de werkzaamheden.

De activiteiten kunnen vooralsnog enkel worden geplaatst onder het wettelijke belang Ruimtelijke ontwikkeling en inrichting (belang j). Ontheffing dient te worden aangevraagd voor overtreding verbodsbepaling artikel 11 Flora- en faunawet te weten het verstoren van één paarverblijfplaats van gewone dwergvleermuis. De gunstige staat van instandhouding komt niet in het geding. De gewone dwergvleermuis is de meest voorkomende en meest wijd verspreide vleermuissoort van Nederland en de regio. Door het tijdig treffen van mitigerende maatregelen zoals voorgeschreven in de

Soortenstandaard Gewone dwergvleermuis zullen ten alle tijden voldoende alternatieve verblijfplaatsen aanwezig zijn, zowel tijdelijk als permanent. Belang j is verantwoord doordat er mitigerende maatregelen worden getroffen, er geen sprake is van benutting of economisch gewin en er wordt zorgvuldig gehandeld3,

6.2 Vogels

6.2.1 Gierzwaluw

6.2.1.1 Vaststellen functionaliteit

Binnen het plangebied zijn geen voortplantings- en vaste rust- en verblijfplaatsen of (essentieel) functioneel leefgebied van gierzwaluw aanwezig. De werkzaamheden hebben geen invloed op de buiten het plangebied aangetroffen voortplantingsplaatsen. Negatieve effecten zijn uitgesloten. Het aanvragen van een ontheffing is niet nodig.

3 RvO, Juridisch kader soortenstandaard 2014

25

(33)

7 Conclusies en aanbevelingen

7.1 Conclusies

In opdracht van Gemeente Landerd heeft Ecoresult B.V. een aanvullend onderzoek uitgevoerd naar vleermuizen en gierzwaluw. Het onderzoek is uitgevoerd in plangebied: Centrum Schaijk, Schaijk (provincie Noord- Brabant). Aanleiding voor het uitvoeren van het vleermuis- en gierzwaluwonderzoek is herontwikkeling van het plangebied, hierbij wordt de aanwezige bebouwing gesloopt. De

activiteiten kunnen schadelijke effecten hebben op vleermuizen en gierzwaluw. De Flora- en faunawet kan hierdoor worden overtreden (zie bijlage 1).

De veldonderzoeken zijn uitgevoerd door ecologen van Ecoresult B.V. met aantoonbare ervaring op het gebied van inventariseren van vleermuizen en gierzwaluw. Het onderzoek is uitgevoerd onder de condities en methodiek van de relevante soortenstandaards.

De onderzoeksresultaten:

• In het plangebied bevindt zich één paarverblijfplaats van gewone dwergvleermuis met bijbehorend paarterritorium. Op basis van het waargenomen gedrag bevindt deze paarverblijfplaats zich in de luchtspouw van de west- of zuidgevel van het voormalig gemeentehuis. De luchtspouw is toegankelijk door middel van open stootvoegen of ruimte onder de dakpannen. Het paarterritorium omvat de zuid- en westgevel van dit pand en de bomen direct naast de westgevel.

• Het plangebied fungeert niet als (essentieel) foerageergebied en vervult geen essentiële functie als vliegroute voor vleermuizen.

• Buiten het plangebied zijn 2 paarverblijfplaatsen en één kraamverblijfplaats van gewone dwergvleermuis aanwezig. Deze verblijfplaatsen hebben geen binding met het plangebied. Er treden geen negatieve effecten op deze verblijfplaatsen op.

• Binnen het plangebied zijn geen voortplantings- en vaste rust- en verblijfplaatsen van gierzwaluw aangetroffen. Het plangebied vervult geen functie voor de gierzwaluw.

• De buiten het plangebied aangetroffen voortplantingsplaatsen van gierzwaluw hebben geen binding met het plangebied. Er treden geen negatieve effecten op deze verblijfplaatsen op.

27

(34)

Door de voorgenomen werkzaamheden wordt één voortplantingsplaats van gewone dwergvleermuis (permanent) beschadigd weggenomen en verstoord.

Hierdoor wordt de Flora- en faunawet overtreden. Ontheffing dient te worden aangevraagd op grond van het belang Ruimtelijke ontwikkeling en inrichting (belang j) voor overtreding verbodsbepaling artikel 11 Flora- en faunawet te weten het verstoren en vernietigen van 1 voortplantingsplaats van tenminste 1 gewone dwergvleermuis.

Daarnaast dienen mitigerende maatregelen te worden getroffen. Zie paragraaf 6.1.1.2.

De onderzoeksresultaten zijn samengevat in Tabel 4.

7.2 Aanbevelingen

7.2.1 Zorgplicht

De Flora- en faunawet erkent de intrinsieke waarde van het in het wild levende dier. Dat betekent dat voor de wet alle dieren van onvervangbare waarde zijn en dat mensen daar niet onzorgvuldig mee mogen omspringen. Vanuit deze gedachte is de zorgplicht in artikel 2 van de wet opgenomen. De zorgplicht houdt in dat iedereen ‘voldoende zorg’ in acht moet nemen voor alle in het wild

voorkomende dieren en planten (en dus niet alleen de beschermde) en hun leefomgeving. Dit is een algemene fatsoenseis die voor iedereen geldt. Concreet betekent dit dat een ieder die weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat door zijn handelen of nalaten nadelige gevolgen voor flora of fauna kunnen worden veroorzaakt, verplicht is dergelijk handelen achterwege te laten voor zover zulks in redelijkheid kan worden gevergd, dan wel alle maatregelen te nemen die redelijkerwijs van hem kunnen worden gevergd teneinde die gevolgen te voorkomen of, voor zover die gevolgen niet kunnen worden voorkomen, deze zoveel mogelijk te beperken of ongedaan te maken.

Bij de aanvang van het project dient de 'Zorgplicht' Artikel 2 van de Flora- en faunawet te worden

28

Soortgroep Soort Functie Aantal Tabel Locatie

Vleermuizen Paarverblijfplaats 1 3 Ja

Vleermuizen 3 Nee

Vogels Gierzwaluw Geen functie 3 N.V.T. Nee

Ontheffing nodig?

Gewone

dwergvleermuis Europaplein 2,

west/zuidgevel

Gewone dwergvleermuis

Foerageergebied, vliegroute, onderdeel paarterritorium; niet

essentieel beplanting en

bebouwing

Tabel 4: Samenvatting Conclusies.

(35)

besproken.

7.2.2 Natuur inclusief bouwen

Los van de onderzoeksresultaten, maar als duurzame inrichtingsmaatregel “inclusief inrichten voor flora en fauna”, heeft het de ecologische voorkeur om rekening te houden met de wensen van flora en fauna bij de toekomstige inrichting van het plangebied. Ecoresult B.V. kan u hierover adviseren en dit

opnemen in het ecologisch werkprotocol.

29

(36)

8 Geraadpleegde bronnen

8.1 Literatuur

Kroes, I. 2015. Quickscan flora en fauna Centrum Schaijk. BRO

8.2 Internet

Centrumplan Schaijk

http://www.centrumplanschaijk.nl/

PDOK – Publieke Dienstverlening op de Kaart http://pdokviewer.pdok.nl

Soortenstandaards

http://www.rvo.nl/onderwerpen/agrarisch-ondernemen/beschermde-planten-dieren-en-natuur/flora- en-faunawet-ffw/ontheffing-vrijstelling/soortenstandaard/beschikbare

Vleermuisprotocol 2013

http://www.netwerkgroenebureaus.nl/werken-aan-kwaliteit/vleermuisprotocol

Weersgegevens

https://weerstatistieken.nl/volkel/2016/

31

(37)

Bijlage 1 Toelichting Flora- en faunawet

Bron: mijn.rvo.nl

Soortenbescherming door Flora- en faunawet

De Flora- en faunawet is gemaakt om planten- en diersoorten die vrij in het wild leven te beschermen.

Ongeveer 500 van de 36.000 soorten die in Nederland voorkomen vallen onder de bescherming van deze wet. Om deze kwetsbare soorten te beschermen bevat de Flora- en faunawet een aantal verbodsbepalingen. Onder bepaalde voorwaarden mogen de activiteiten wel doorgaan. U heeft dan een ontheffing of vrijstelling nodig.

Voor wie

De Flora- en faunawet geldt voor iedereen in Nederland.

Wat is verboden

Gaat u bouwen, slopen, dempen, saneren, aanleggen of andere activiteiten voor ruimtelijke

ontwikkeling uitvoeren? Dan moet u zich eerst afvragen of er beschermde inheemse soorten aanwezig zijn. Dan is de kans groot dat u te maken krijgt met onderstaande verboden. Het is verboden:

Beschermde inheemse plantensoorten:

• te plukken, te verzamelen, af te snijden, uit te steken, te vernielen, te beschadigen, te ontwortelen of op enig andere wijze van hun groeiplaats te verwijderen.

Beschermde inheemse diersoorten:

• te doden, te verwonden, te vangen, te bemachtigen of met het oog daarop op te sporen.

• opzettelijk te verontrusten.

Van beschermde inheemse diersoorten:

• de nesten, holen of andere voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen te beschadigen, te vernielen, uit te halen, weg te nemen of te verstoren.

• de eieren te zoeken, te rapen, uit het nest te nemen, te beschadigen of te vernielen.

33

(38)

Welke soorten zijn beschermd

Er is veel informatie over soorten beschikbaar op internet. Hieronder staat een opsomming van informatie die u nodig heeft. U bepaalt zelf of u wel of niet met een beschermde soort te maken heeft.

• Soortendatabase

In deze database staat informatie over soorten die in Nederland in het wild voorkomen en op welke manier ze worden beschermd.

• Soortenregister

Deze database geeft inhoudelijke informatie over Nederlandse planten- en diersoorten. Bij elke soort staat een uitgebreide beschrijving van onder meer verspreiding, biotoop en levenswijze.

• Nationale Databank Flora en Fauna (NDFF)

In deze databank vindt u informatie over waar Nederlandse planten- en diersoorten

voorkomen. Deze is beschikbaar voor bedrijven en overheden. U kunt zich hiervoor aanmelden op de website van de Gegevensautoriteit natuur.

Zorgplicht flora en fauna

In de Flora- en faunawet is een zorgplicht opgenomen. Deze zorgplicht houdt in dat u nadelige gevolgen voor flora en fauna zoveel mogelijk moet voorkomen. De zorgplicht geldt voor iedereen en voor alle planten en dieren, beschermd of niet. Bij beschermde planten of dieren geldt de zorgplicht ook als er een ontheffing of vrijstelling is verleend.

Wet- en regelgeving

Om de in het wild levende planten- en diersoorten te beschermen is de Flora en faunawet gemaakt. In de wet zijn een aantal verboden opgenomen. Van deze verboden kan alleen onder voorwaarden worden afgeweken. Hiervoor is vrijstelling of ontheffing mogelijk. Het verschilt wel per activiteit, verbodsbepaling of soort.

Verschil vrijstelling en ontheffing

Een vrijstelling is een uitzondering op een verbod. Deze geldt voor iedereen die aan de voorwaarden van de vrijstelling voldoet. Een ontheffing is een besluit waarbij in een individueel concreet geval een uitzondering op een wettelijk verbod wordt gemaakt.

Kaderwet

De Flora- en faunawet is een 'kaderwet'. In de wet staan alleen algemene principes en 34

(39)

verantwoordelijkheden. De details zijn geregeld in een groot aantal algemene maatregelen van bestuur en ministeriële regelingen. Sommige bepalingen uit de Flora- en faunawet komen voort uit afspraken over biodiversiteit die op internationaal en Europees niveau zijn gemaakt. Zoals:

• Vogelrichtlijn > Europese richtlijn voor het behoud van de vogelstand.

• Habitatrichtlijn > Europese richtlijn voor de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna.

De bepalingen over soortenbescherming die in deze richtlijnen staan, zijn opgenomen in de Flora- en faunawet. Ook bepalingen van het CITES-verdrag staan in de Flora- en faunawet. Voor meer informatie hierover gaat u naar CITES.

Waar vindt u de wet- en regelgeving

Alle wet- en regelgeving rond de Flora- en faunawet is te vinden op Overheid.nl. Bij 'Wettechnische informatie' vindt u ook alle actuele informatie over afgeleide regelgeving en wijzigingen van de Flora- en faunawet.

Tabellen soorten Flora- en faunawet

In 3 tabellen staan alle beschermde soorten van de Flora- en faunawet (Ffwet). De tabellen zijn aan de ene kant aan de orde bij ontheffingverlening voor artikel 75 en aan de andere kant bij vrijstellingen in het kader van het Besluit houdende wijziging van een aantal algemene maatregelen van bestuur in verband met wijziging van artikel 75 van de Flora- en faunawet en enkele andere wijzigingen (AMvB artikel 75).

Vogelsoorten zijn in deze tabellen niet apart opgenomen, omdat het een erg lange lijst is. Alle vogelsoorten in Nederland zijn beschermd (behalve exoten). In de toelichting bij de tabellen staat aangegeven welk regime toepasselijk is voor vogelsoorten.

Toelichting tabel I

• Als iemand activiteiten onderneemt die zijn te kwalificeren als bestendig beheer en onderhoud of bestendig gebruik of ruimtelijke ontwikkelingen, geldt een vrijstelling voor de soorten in tabel 1 voor artikel 8 t/m 12 van de Ffwet. Aan deze vrijstelling zijn geen aanvullende eisen gesteld. Voor deze activiteiten hoeft geen ontheffing aangevraagd worden.

• Voor andere activiteiten dan hierboven genoemd is voor de soorten in tabel 1 een ontheffing nodig. Een ontheffingaanvraag voor deze soorten wordt getoetst aan het criterium ‘doet geen

35

(40)

afbreuk aan gunstige staat van instandhouding van de soort’ (zgn. lichte toets).

Toelichting tabel II

• Als iemand activiteiten onderneemt die zijn te kwalificeren als bestendig beheer en onderhoud of bestendig gebruik of ruimtelijke ontwikkelingen, geldt een vrijstelling voor de soorten in tabel 2 voor artikel 8 t/m 12 van de Ffwet, mits activiteiten worden uitgevoerd op basis van een door de minister van LNV goedgekeurde gedragscode. Hetzelfde geldt voor alle vogelsoorten.

Een gedragscode moet door een sector of ondernemer zelf opgesteld worden en ingediend voor goedkeuring.

• Voor andere activiteiten dan hierboven genoemd is voor de soorten in tabel 2 een ontheffing nodig. Een ontheffingaanvraag voor deze soorten wordt getoetst aan het criterium ‘doet geen afbreuk aan gunstige staat van instandhouding van de soort’. Dit is niet van toepassing op alle vogelsoorten (zie toelichting tabel 3)

Toelichting tabel III

• Als iemand activiteiten onderneemt die zijn te kwalificeren als bestendig beheer en onderhoud of bestendig gebruik, geldt een vrijstelling voor de soorten in tabel 3 voor artikel 8 t/m 12 van de Ffwet, mits activiteiten worden uitgevoerd op basis van een door de minister van LNV goedgekeurde gedragscode. Deze vrijstelling is enigszins beperkt; voor activiteiten die zijn te kwalificeren als bestendig beheer en onderhoud in de landbouw en bosbouw en bestendig gebruik geldt geen vrijstelling voor artikel 10 van de Ffwet. Ook niet op basis van een gedragscode. Een gedragscode moet door een sector of ondernemer zelf opgesteld worden en ingediend voor goedkeuring.

• Als iemand activiteiten onderneemt die zijn te kwalificeren als ruimtelijke ontwikkeling, geldt voor soorten in tabel 3 geen vrijstelling. Ook niet op basis van een gedragscode. Hiervoor is een ontheffing nodig.

• Voor activiteiten in het kader van bestendig beheer en onderhoud in de landbouw en

bosbouw en bestendig gebruik en voor activiteiten in het kader van ruimtelijke ontwikkeling is het niet mogelijk voor artikel 10 voor de soorten in tabel 3 een ontheffing te krijgen.

• Voor andere activiteiten dan hierboven genoemd is voor de soorten in tabel 3 een ontheffing nodig.

• Een ontheffingaanvraag voor de soorten van tabel 3 wordt getoetst aan drie criteria: 1) er is sprake van een in of bij de wet genoemd belang1, 2) er is geen alternatief, 3) doet geen afbreuk aan gunstige staat van instandhouding van de soort. Deze drie criteria vormen de zgn.

36

(41)

uitgebreide toets. De drie criteria staan naast elkaar en niet na elkaar (aan alle drie moet voldaan zijn).

• De uitgebreide toets voor ontheffingverlening geldt ook voor alle vogelsoorten.

37

(42)

Bijlage 2 Stappenplan voor diersoorten bijlage IV Habitatrichtlijn (waaronder vleermuizen)

39

(43)

Bijlage 3 Stappenplan voor vogels

41

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Door middel van een literatuuronderzoek is bepaald welke beschermde gebieden en soorten er in de omgeving van het plangebied voorkomen en welke flora en fauna mogelijk in

Op basis van de resultaten van deze quickscan en de te verwachten effecten van de ingreep is duidelijk geworden dat het uitgesloten kan worden dat met de uitvoer van de voorgenomen

Beschermde soorten amfibieën waarvoor geen vrijstelling geldt, zoals kamsalamander of rugstreeppad, worden niet verwacht in het plangebied vanwege de aanwezige, ongeschikte

Er zijn bij beide locaties geen exemplaren of voortplantings- en/ of verblijfplaatsen van soorten aangetroffen die zijn beschermd bij de Habitatrichtlijn of van soorten die niet

Omdat een vrijstelling bij ruimtelijke ontwikkeling en inrichting geldt, moet alleen rekening gehouden worden met de algemene zorgplicht die voor alle planten en dieren

In de nabije omgeving zijn blijkens data uit de NDFF diverse jaarrond beschermde vogels aangetroffen, onder meer enkele soorten roofvogels, uilen en soorten als de huismus, de

In de nabije omgeving zijn blijkens data uit de NDFF diverse jaarrond beschermde vogels aangetroffen, onder meer enkele soorten roofvogels, uilen en soorten als de huismus, de

Een bestemmingsplan kan bepalen dat ontwikkelingen binnen een omheind militair terrein zijn toegestaan als negatieve effecten op de ecologische waarden en kenmerken zo veel