• No results found

Visie op Wonen Welzijn Zorg

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Visie op Wonen Welzijn Zorg"

Copied!
53
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

| 1

Wonen Welzijn

Zorg

Visie op

(2)

Visie wonen welzijn zorg

donderdag 17 november 2016

(3)

Inhoud

1 Inleiding 6

2 Samenvatting 6

Consulterende startnotitie 6

Doelgroepen 7

Gemeentelijk beleid 8

De opgave 8

Nieuwe initiatieven 9

Hoofdlijn van de visie 9

De bijdrage van strategische partners 9

3 Opgaven wonen, welzijn en zorg 11

3.1 Bevolkingsontwikkeling 11

3.2 Ontwikkelingen in de zorg 12

3.3 Woningvraag 13

3.4 Opgaven per doelgroep 14

Ouderen 14

Inwoners met een lichamelijk beperking 15

Inwoners met psychiatrische problemen 15

Inwoners met een (licht) verstandelijke beperking 16

4 Samenhang met ander gemeentelijk beleid 17

4.1 Sociaal beleid 17

Rhedens Model 17

4.2 Ruimtelijk beleid 18

Kadernota Beheer Openbare Ruimte 18

Structuurvisies 18

Bestemmingsplannen 19

5 De visie op hoofdlijnen 20

5.1 Een passende woning 20

Zorg met verblijf 20

Verzorgd wonen 21

(4)

Levensloopgeschikt 2 (woonkamer, keuken, toilet, hoofdslaapkamer en badkamer op één

verdieping) 21

Levensloopgeschikt 1 en rolstoelgeschikt 22

Beschermd wonen 22

Domotica 22

5.2 Voorzieningen in de woonomgeving 22

Dorpshuizen, Huizen van de Buurt 23

Medische voorzieningen en winkels 23

Culturele verschillen 24

5.3 Een passende woonomgeving 25

Kwaliteit openbare ruimte 25

Draagkracht van de wijk 25

Bestemmingsplannen 26

5.4 Maatschappelijke ondersteuning 26

Respijtzorg 27

Individuele begeleiding 27

Groepsbegeleiding 27

Doelgroepenvervoer 28

Hulp bij het huishouden 29

Hulpmiddelen 30

Woonvoorzieningen 30

Bijlage 1: Het Rhedens Model 31

Het Rhedens Model in de praktijk 33

Bijlage 2: woningbehoefte en huisvestingsopgave 35

Behoefte intramurale plaatsen 36

Behoefte aan verzorgd wonen 37

Behoefte levensloopgeschikt 2 38

Behoefte Levensloopgeschikt 1 38

Behoefte rolstoelgeschikte woningen 39

Huisvestingsopgave 39

Opgave intramurale plaatsen 40

Opgave verzorgd wonen 41

Opgave levensloopgeschikt 2 41

(5)

Opgave levensloopgeschikt 1 en rolstoelgeschikte woningen 42

Opgave beschermd wonen 42

Bijlage 3: Definities 44

Bijlage 4: Workshop 12 mei 48

Colofon 52

Bestuurlijke begeleidingsgroep 52

Ambtelijke ondersteuning 52

Externe ondersteuning 52

Geconsulteerde partijen 52

(6)

1 Inleiding

De wereld van wonen, zorg en welzijn is volop in beweging. Regelgeving en financieringsstromen veranderen, maar ook maatschappelijk verandert er veel. De voorkeuren van kwetsbare groepen van nu zijn niet meer hetzelfde als van de vorige generatie. De arrangementen die in het verleden zijn ontwikkeld om kwetsbare inwoners te ondersteunen, bieden daarom niet altijd een oplossing voor vraagstukken van de toekomst.

Voor zorg is minder geld beschikbaar doordat gemeenten een uitbreiding van taken hebben gekregen met een vermindering van de bijbehorende budgetten. Partijen en inwoners zoeken naar nieuwe manieren om aan te sluiten bij de tussentijds veranderende realiteit. De belangen, zowel maatschappelijk als financieel, zijn groot.

De gemeente voert al jaren actief beleid op het gebied van wonen, welzijn en zorg. De kaders waarbinnen we dit beleid voeren en uitvoeren worden geboden door de Woonvisie en de Sociale Visie. Met de sociale decentralisaties is de gemeente verantwoordelijk geworden voor een uitgebreider pakket van zorg en welzijn. Deze hebben soms ook een ruimtelijke component. De voorliggende visie wil aanvullende kaders geven om op het snijvlak van wonen, welzijn en zorg de juiste strategische beleidskeuzes te kunnen maken en uit te voeren. Met de visie WWZ zetten we de grote lijn uit voor de richting die we willen aanhouden als het gaat om met name ruimtelijke vragen in relatie tot welzijns- en zorg opgaven.

2 Samenvatting

De visie laat zich in het kort als volgt samenvatten:

Hoofdlijn van de visie Wonen Welzijn Zorg 1. Passende woningen

2. Voorzieningen in de woonomgeving 3. Passende woonomgeving

4. Maatschappelijke ondersteuning

Aan de hand van de startnotitie zal deze hoofdlijn hieronder worden uitgewerkt.

Consulterende startnotitie

De consulterende startnotitie zoals deze op 6 oktober 2015 in de informatieraad aan de orde is geweest vraagt een beknopt document te maken waarin:

1. de doelgroepen van WWZ-beleid goed beschreven zijn,

2. de uitgangspunten zijn beschreven van het gemeentelijk beleid,

(7)

3. een analyse is opgenomen van de opgaven op het gebied van wonen, welzijn en zorg voor de periode 2015-2030,

4. de concrete kaders worden beschreven op grond waarvan de gemeente omgaat met initiatieven van derden,

5. de gemeentelijke inzet op het gebied van wonen, welzijn en zorg vanuit verschillende beleidsterreinen (wonen, maatschappelijke ondersteuning, ruimtelijke ordening, openbare ruimte) in samenhang wordt beschreven,

6. duidelijk wordt aangegeven welke bijdrage de gemeente vraagt van strategische partners.

Door middel van de nu voorliggende Visie Wonen, Welzijn, Zorg geven wij invulling aan de startnotitie, zoals verwoord in bovengenoemde punten.

Doelgroepen

In paragraaf 3.4 worden de verschillende doelgroepen beschreven. We onderscheiden ouderen, inwoners met een lichamelijke beperking, inwoners met psychiatrische problemen en inwoners met een (licht) verstandelijke beperking.

Ouderen

Naar verwachting zullen ouderen langer zelfstandig willen blijven wonen en ook tot op latere leeftijd relatief gezond zijn. Mensen zullen kiezen voor zorg aan huis en deels kiezen voor verzorgd wonen. Naar verwachting zullen de zorgondernemers hier op in spelen, gefaciliteerd door het gebruik van PGB’s en VPT’s. NB: Afkortingen en begrippen worden toegelicht in bijlage 3.

Inwoners met een lichamelijke beperking

Ook voor deze doelgroep geldt het uitgangspunt om zo lang mogelijk zelfstandig te kunnen wonen. Het scala van mogelijkheden is vergelijkbaar met dat van de vorige doelgroep.

Mensen met psychiatrische problemen

Het streven is er op gericht deze groep, waar mogelijk te laten doorstromen naar meer zelfstandigheid. Een prettige woonomgeving voor zowel de doelgroep als omwonenden is belangrijk. Een goede mix in het aanbod van beschermd wonen, groepsgewijs zelfstandig wonen met begeleiding en kleine goedkope reguliere woningen is daarvoor nodig. Aanhaking bij de woonomgeving is daarbij belangrijk.

Inwoners met een (licht) verstandelijke beperking

Ook voor deze groep is het beleid gericht op scheiden van wonen en zorg. Doorgaans is bij deze groep sprake van beperkte middelen. Een goedkoop woningaanbod is voor deze groep, met name voor de jongeren, cruciaal. Zorginstellingen en woningcorporaties maken hiertoe afspraken.

(8)

Gemeentelijk beleid

Het gemeentelijk beleid komt in hoofdstuk 4 aan de orde. Het Rhedens Model (zie bijlage 1) vormt de kapstok voor ons beleid. Uitgangspunt is dat inwoners gebruik maken van de eigen kracht. Wanneer dat niet voldoende is, kan ook gebruik gemaakt worden van algemene diensten, georganiseerd vrijwilligerswerk, gemeentelijke ondersteuning of professionele inzet. De ene vorm van ondersteuning sluit de andere vorm niet uit. Soms is professionele ondersteuning een voorwaarde om de mantelzorg of de vrijwillige ondersteuning goed te kunnen volbrengen.

De opgave

Hoofdstuk 5 beschrijft de gemeentelijke opgave voor de komende jaren.

Hoofdlijn is een passende woning, een passende woonomgeving, passende voorzieningen en passende maatschappelijke ondersteuning.

Passende woning

Rheden beschikt op dit moment over een ook voor de komende jaren passend aantal intramurale plaatsen. Het aantal plaatsen dat verloren gaat door extramuralisering wordt gecompenseerd door de toenemende vergrijzing.

Belangrijkste aandachtspunt betreft het aantal levensloopgeschikte woningen. Naast de beperkte nieuwbouwmogelijkheden zal woningaanpassing of stimuleren van verhuizen hier aan de orde zijn. Ook betaalbaarheid is punt van aandacht. Ook domotica kan hierin een rol spelen.

Voor bijzondere woonvormen voldoen de afspraken zoals deze op dit moment door zorginstellingen met woningcorporaties worden gemaakt. Er is op dit moment geen aanleiding hier specifieke inspanning op te richten. Wel is het aanbod aan goedkope woningen ten behoeve van doorstroming van cliënten naar de reguliere woningmarkt aandachtspunt.

Passende woonomgeving

In de woonomgeving zijn 3 dingen belangrijk:

o Kwalitatief goede openbare ruimte, waarin mensen met een beperking goed hun weg kunnen vinden.

o Een sociale infrastructuur die om kan gaan met een toenemend aantal mensen met een beperking in de wijk.

o Toekomstgerichte bestemmingsplannen, waarin nieuwe woonvormen en combinaties van wonen en zorg mogelijk zijn.

Passende voorzieningen

Voor mensen met een beperking die zelfstandig wonen is het belangrijk dat voorzieningen voor de dagelijkse boodschappen, medische voorzieningen en voorzieningen voor ontmoeten en ontspannen en begeleiden zich in de nabijheid bevinden. De dorpshuizen en de huizen van buurt zijn de punten van waaruit de gemeente de Wmo voorzieningen wil gaan faciliteren.

(9)

Maatschappelijke ondersteuning

Vanuit het staande Wmo beleid biedt de gemeente naast een samenhangend aanbod van algemene voorzieningen ook maatwerk aan in een aantal arrangementen aan. Onder andere doelgroepenvervoer, leef- en woonvoorzieningen, individuele- en groepsbegeleiding en huishoudelijke hulp maken hier deel van uit. Er is geen aanleiding om op basis van deze visie af te wijken van het bestaande beleid hieromtrent.

Nieuwe initiatieven

In hoofdstuk 5 worden de criteria benoemd op basis waarvan de gemeente mee wil werken aan nieuwe initiatieven voor intramuraal vastgoed en verzorgd wonen.

We werken in beginsel niet mee aan initiatieven voor de realisatie van nieuw intramuraal vastgoed tenzij:

o Er sprake is van een aantoonbare additionele vraag voor bijvoorbeeld specifieke doelgroepen

o Aantoonbaar afstemming heeft plaatsgevonden met gevestigde instellingen en zorgkantoor

o Aantoonbaar is dat er geen overaanbod aan zorg met verblijf gaat ontstaan o Er geen extra druk op de woonomgeving ontstaat

o De locatie planologisch inpasbaar is.

Op kleine schaal werken we mee aan nieuwe concepten op basis van scheiden van wonen en zorg, mits sprake is van een aanvulling op het huidige aanbod.

Transformeren van zorgvastgoed naar zelfstandige woningen kan een goede ontwikkeling zijn als leegstand wordt voorkomen en het aanbod aansluit bij de lokale vraag. Als criteria hanteren we:

o De locatie ligt in de nabijheid van voorzieningen o Het aantal plaatsen/woningen neemt niet toe o Er geen extra druk op de woonomgeving ontstaat o De locatie planologisch inpasbaar is

o Het plan aansluit bij de lokale vraag

Hoofdlijn van de visie

De hoofdlijn: een passende woning, een passende woonomgeving, passende voorzieningen en passende maatschappelijke ondersteuning wordt beschreven in hoofdstuk 5. De diverse beleidsterreinen komen hierbij in beeld.

De bijdrage van strategische partners

De bijdrage van strategische partners moet vooral gezocht worden in samenwerking en integratie. Daar waar zorgpartijen mensen met een beperking in een woonbuurt

(10)

onderbrengen is het van belang dat er goed contact met de buurt is om te zorgen dat zowel cliënt als de buurt goed kunnen functioneren. Afspraken rond woningaanbod tussen woningaanbieders en zorgondernemers zijn belangrijk om het geformuleerde beleid vorm te geven. Bij nieuwe initiatieven zal de gemeente samen met zorgpartijen moeten kijken of een initiatief aansluit bij de marktsituatie. In en rond dorpshuizen en wijkcentra worden voorzieningen rond ontmoeting en dagbesteding georganiseerd. Samenwerking tussen het vrijwillige bestuur van een dorpshuis, onze professionele partners en vrijwilligers is daarbij belangrijk. De gemeente heeft hier een coördinerende taak. In dit licht dient ook het geschikte particuliere vastgoedaanbod in ogenschouw te worden genomen.

Bij dit alles is ook de samenwerking met bewoners in de wijk, vrijwilligers en mensen met een beperking cruciaal. Alleen samen kunnen we onze maatschappij goed vormgeven.

(11)

3 Opgaven wonen, welzijn en zorg

3.1 Bevolkingsontwikkeling

De Rhedense bevolking is relatief sterk vergrijsd. De vergrijzing zal in de toekomst nog fors toenemen. Daarnaast zal de bevolking in Rheden niet meer groeien. Het aantal huishoudens zal evenwel door gezinsverdunning licht toenemen. Onderstaande grafiek (Primos 2012) geeft de bevolkingssamenstelling per huishouden naar leeftijd in 2015, 2025 en 2035.

We zien dat het aantal huishoudens tot 39 jaar ongeveer gelijk blijft, dat er een relatief forse afname zal zijn van huishoudens tussen de 40 en de 55 en een kleine afname van de huishoudens in de leeftijdscategorie 55-64. Het aantal huishoudens tussen de 65 en de 75 blijft ongeveer gelijk. Een relatief grote toename wordt verwacht in de leeftijdsgroep boven de 75 jaar. Voor wonen welzijn zorg is dit relevant, want de groep boven de 75 is de groep die steeds meer ondersteuning nodig zal hebben vanuit haar netwerken. Over het algemeen kan men zich tot ongeveer die leeftijd zelfstandig redden, daarna neemt de behoefte aan ondersteuning en zorg toe. Tevens is de afname van de huishoudens in de leeftijdscategorie 40-54 aandachtspunt, omdat dit de groep is die een deel van de mantelzorg, voor bijvoorbeeld ouders, op zich kan nemen. Daarom is er op basis van deze gegevens een extra behoefte te verwachten aan georganiseerde ondersteuning. Dit zijn de gele en groene cirkels uit het Rhedens model (bijlage 1).

0 1000 2000 3000 4000 5000 6000

hh 15-24 hh 25-39 hh 40-54 hh 55-64 hh 65-74 hh75+

2015 2025 2035

(12)

3.2 Ontwikkelingen in de zorg

In 2015 is de AWBZ vervangen door de Wlz. (Zie bijlage 3 voor een nadere toelichting op gebruikte afkortingen en begrippen). Daarbij is een groot deel van de zorg die onder de AWBZ viel overgeheveld naar de zorgverzekeraars en gedecentraliseerd naar gemeenten. De nieuwe volksverzekering Wlz verzekert alleen nog langdurige zorg, grotendeels intramuraal.

Thuiszorg, begeleiding, dagbesteding en vervoer vallen niet meer onder de volksverzekering.

Ook beschermd wonen voor mensen met een psychiatrische aandoening is gedecentraliseerd naar de gemeenten. Vooralsnog zijn de centrumgemeenten verantwoordelijk voor de verdeling van de capaciteit over de regio en de inkoop van deze voorzieningen.

De toegang tot intramurale zorg is flink beperkt. Alleen met zeer zware fysieke of psychische problemen is opname in een intramurale instelling nog een optie. Het klassieke verzorgingshuis verdwijnt. Het aantal klinische GGZ-plaatsen (in een psychiatrische instelling) wordt met een derde teruggebracht. Mensen met een licht verstandelijke beperking of beperkte psychiatrische problemen komen niet meer in aanmerking voor beschermd wonen of een intramuraal woonzorgarrangement. Zelfstandig wonen is de norm, ook als er sprake is van gebreken of problemen. Het is aan gemeenten om te zorgen voor de randvoorwaarden om dit mogelijk te maken.

In de met zorgpartijen gevoerde gesprekken komt naar voren dat professionele zorgpartijen de lijn hebben ingezet naar bredere aanwezigheid in de wijk en het leveren van ambulante zorgproducten. Partijen werken aan een grotere differentiatie van woonvormen en daarop afgestemde zorgpakketten.

De partijen in de ouderenzorg verwachten dat vraag en aanbod aan intramurale zorg op langere termijn ongeveer in evenwicht blijft. Op korte termijn ontstaat een overschot aan intramurale plaatsen als gevolg van de extramuralisering. In de afgelopen periode zijn al de nodige plekken getransformeerd naar zelfstandig wonen. Deze ontwikkeling zal zich naar verwachting nog verder doorzetten. Sommige partijen zetten in op mengen van verzorgd wonen en intramuraal wonen. Zo ontstaat een complex waarin zowel zelfstandig als minder zelfstandig functionerende ouderen samen kunnen leven. Binnen een dergelijk concept is het eventueel ook mogelijk andere doelgroepen te huisvesten. Andere partijen zetten volledig in op Wlz-geïndiceerde cliënten. Complexen worden dan ingericht op het optimaliseren van de zwaardere zorg.

(13)

3.3 Woningvraag

Hoewel ouderen langer gezond zijn en langer zelfredzaam blijven, neemt ook het aantal kwetsbare ouderen getalsmatig toe. Dit is mede het gevolg van het feit dat er simpelweg steeds meer ouderen zijn en dat de levensverwachting van ouderen steeds hoger wordt.

Kwetsbaarheid komt in principe in twee soorten voor: we spreken over de kwetsbaarheid die voortkomt uit het feit dat het lichaam ouder wordt en fragieler (“fragility”) en de kwetsbaarheid die voorkomt uit het feite dat een steeds grotere groep mensen meer en meer de aansluiting mist met een steeds complexer wordende maatschappij (“vulnerability”).

Beide soorten van kwetsbaarheid kunnen afzonderlijk of gecombineerd voorkomen. Een voorbeeld van het laatste betreft de senioren die aan geheugenproblematiek of dementie lijden.

Schellekens Advies/Atrivé heeft in opdracht van de gemeente onderzocht hoeveel inwoners fysieke beperkingen ondervinden, hoe dit aantal inwoners zich in de toekomst zal ontwikkelen en dit zou moeten worden vertaald in de verschillende plaatsen. Daartoe maakt Schellekens Advies/Atrivé1 gebruik van een zelf ontwikkeld model; de Geriscoop 2.0. Dit onderzoek, getiteld ”Langer Thuis in Rheden 2014” wordt verder aangeduid als LTiR.

Het onderzoek LTiR constateert een behoorlijk tekort aan levensloopgeschikte woningen waarbij de primaire vertrekken zonder traplopen te bereiken zijn en gaat ervan uit dat dit tekort in de toekomst nog sterk zal toenemen. Hier moet echter de kanttekening bij worden geplaatst dat onder ouderen een duidelijk afnemende verhuisgeneigdheid zichtbaar is. Dit wordt mede veroorzaakt doordat de huidige generatie ouderen kritischer is over een nieuwe woning. Omdat zij graag oud willen worden in hun gezinswoning dempt dit de vraag naar

´geschikte´ woningen.

Buiten het tekort aan levensloopgeschikte woningen blijkt geen sprake van substantiële tekorten/overschotten voor andere doelgroepen. Als gevolg van de doorstroming van doelgroepen naar de reguliere woningmarkt neemt de vraag naar betaalbare woningen toe.

Dit vormt een aandachtspunt.

1 Het eerste rapport “Langer thuis in Rheden 2010” is in opdracht van de gemeente gemaakt door Laagland Advies. Dit Adviesbureau is opgegaan in enerzijds Schellekens Advies en anderzijds Atrivé.

Beide maken, in de gezamelijke opdracht, gebruik van het door Laagland ontwikkelde model.

(14)

3.4 Opgaven per doelgroep

Ouderen

De doelgroep “ouderen” verandert. Ouderen blijven langer gezond en willen zelfstandig blijven wonen zo lang als dat gaat. Ze zijn zelfredzamer en assertiever geworden. Het percentage zelfstandig wonende ouderen van 85 jaar en ouder was in 1996 nog slechts 63%.

In 2012 was dat al 78%. De afgelopen jaren is dat percentage opnieuw gestegen (onder andere door de extramuralisering). De leeftijd waarop ouderen worden opgenomen in een verpleeghuis neemt gestaag toe en ligt nu ruim boven de 80 jaar. De verblijfsduur van ouderen in verpleeghuizen neemt snel af. Ook verbeterde mogelijkheden voor thuiszorg maken het mensen mogelijk langer thuis te blijven wonen.

Beleid en wet- en regelgeving sluiten aan bij bovengenoemde trend. De lichtere zorgvraag wordt alleen nog extramuraal gefaciliteerd. Ook het zorgkantoor stimuleert het scheiden van wonen en zorg door een deel van het Wlz-budget ´cliëntvolgend´ in te zetten. Ouderen kunnen ervoor kiezen Wlz-zorg thuis te ontvangen (in de vorm van een PGB of een VPT).

Voor de meeste ouderen leveren deze ontwikkelingen geen onoverkomelijke problemen op.

Uit onderzoek naar de randvoorwaarden waaronder ouderen die voorheen een lage ZZP- indicatie kregen zelfstandig kunnen blijven wonen, blijkt vooral de aanwezigheid van een mantelzorger een belangrijke randvoorwaarde te zijn (RIGO 2014). Indien er geen mantelzorger aanwezig is, neemt de behoefte aan zorg en ondersteuning snel toe. Vooral alarmopvolging, hulpmiddelen en een (actief of passief) aanspreekpunt wordt dan belangrijker.

Een deel van de kwetsbare ouderen kiest voor ´verzorgd wonen´. Onder verzorgd wonen worden bijvoorbeeld aanleunwoningen en woonzorgcomplexen verstaan. In de basis gaat het om zelfstandige woonruimten gekoppeld aan zorgvoorzieningen, waar zorg op afroep beschikbaar is. Ook voor dit type woning geldt dat de instroom op steeds latere leeftijd plaatsvindt. Gemiddeld genomen is men 75 als men voor een voor senioren gelabelde woning kiest en 85 als men verhuist naar verzorgd-wonen. De extramuralisering leidt naar verwachting tot extra vraag naar verzorgd wonen. Deels kan deze vraag worden opgevangen door transformatie van overtollig zorgvastgoed, dat wil zeggen, leegkomende verzorgingshuisplaatsen als gevolg van de extramuralisering. Wel vraagt de kwaliteit van dit aanbod om aandacht, evenals de aanwezigheid van voorzieningen rond ontspannen en ontmoeten.

In 2021 worden de eerste ´babyboomers´ 75 jaar. Deze generatie heeft andere waarden en voorkeuren dan de vorige generatie ouderen. De wens om zelfstandig te blijven wonen, zal onder deze groep ouderen naar verwachting nog sterker zijn dan onder de huidige groep

(15)

ouderen. Bovendien heeft deze generatie gemiddeld meer geld te besteden. Zij hebben vaker pensioen opgebouwd naast hun AOW. Zij zullen kritischer zijn op de kwaliteit van hun woning en woonomgeving. Ook als zij zijn aangewezen op zorg en ondersteuning. We verwachten dat (zorg)ondernemers op deze trend zullen inspelen. Het gebruik van PGB en VPT biedt hen daarvoor faciliteiten.

Inwoners met een lichamelijk beperking

Deze doelgroep vraagt doorgaans zelfstandige woonruimte, aangepast aan de betreffende beperking. Een toegankelijke woonomgeving is een voorwaarde voor deze groep.

Ondersteuning wordt geboden vanuit de Wmo (hulpmiddelen, dagbesteding) en men kan gebruik maken van de mogelijkheden die Mijn Huis Mijn Toekomst biedt.

Bij zware lichamelijke handicaps is zwaardere zorg aan de orde. Vaak is dan sprake van verzorgd wonen, wonen met begeleiding of een intramurale woonvorm. Het scala van mogelijkheden is vergelijkbaar met die van de hierboven genoemde doelgroep.

Inwoners met psychiatrische problemen

Sinds 2015 zijn gemeenten verantwoordelijk voor het bieden van beschermd wonen aan personen met een psychische aandoening. Hiervoor bestaat aanleiding als een persoon vanwege een psychische problematiek er niet in slaagt om zelfstandig te wonen zonder de directe nabijheid van begeleiding en ondersteuning, of zelfs 24-uurs toezicht.

Landelijk is in de jaren voor 2015 sprake geweest van een stijgende trend waar het gaat om de vraag naar beschermd wonen. Maatschappelijke veranderingen (zoals digitalisering, individualisering, de makkelijke beschikbaarheid van genotsmiddelen) zijn grotendeels verantwoordelijk voor deze stijgende vraag. Na de decentralisatie neemt het budget voor beschermd wonen dat is overgeheveld aan de gemeenten niet meer toe. De groei van aantal plaatsen beschermd wonen lijkt daarmee teneinde te zijn gekomen. Dat betekent dat doorstroming van cliënten nog belangrijker wordt dan het al was. Instellingen voor beschermd wonen zien de laatste tijd de zorgzwaarte van hun cliënten toenemen.

Doorstroming naar zelfstandig wonen wordt daardoor bemoeilijkt. De regie rond de plaatsing van cliënten wordt door de centrumgemeente gevoerd.

De ontwikkelingen in de GGZ hebben tot gevolg dat meer mensen met een psychiatrische aandoening zelfstandig blijven wonen. Een deel van hen doet een beroep op ondersteuning uit de Wmo (individuele begeleiding). Ook de druk op de woonomgeving die kan ontstaan als gevolg van de ambulantisering in de GGZ vraagt om aandacht van de gemeente. Zowel mensen met een psychiatrische aandoening als omwonenden moeten hierbij worden verzekerd van een prettige en veilige woon- en leefsituatie. Een mix in het aanbod van beschermd wonen, groepsgewijs zelfstandig wonen met begeleiding en geschikte (dat wil

(16)

zeggen kleinere goedkope woningen) reguliere woningen is nodig. Uit de met professionals gevoerde gesprekken blijkt er geen acuut probleem op dit punt. Wel wordt aandacht gevraagd voor de betaalbaarheid van zelfstandige woningen voor deze doelgroep en het hebben van een passend aanbod om doorstroming naar een reguliere woning mogelijk te maken.

Inwoners met een (licht) verstandelijke beperking

Ook de doelgroep inwoners met een (licht) verstandelijke beperking merkt de gevolgen van het overheidsbeleid. Ook voor deze groep zijn de lage ZZP-indicaties vervallen en streeft het zorgkantoor naar scheiden van wonen en zorg. Doorgaans hebben deze mensen beperkte financiële middelen. Jongeren en jong volwassenen vormen hierbij een extra aandachtspunt omdat zij niet of slechts beperkt in aanmerking komen voor een uitkering en huurtoeslag. Zij zijn aangewezen op zeer goedkoop woningaanbod in de vorm van studio´s of kleine appartementen. De gemeente is op grond van de Wmo verantwoordelijk voor de individuele- en groepsbegeleiding (dagbesteding) van deze doelgroep.

Voor zwaardere cliënten die hun zorg op basis van de Wlz ontvangen, richten zorginstellingen zich meer dan vroeger op het afschalen van de zorg. Dit betekent het creëren van woonsituaties met begeleiding, waarbij cliënten elkaar ondersteunen. Een toenemende vraag naar geclusterde woonruimte kan hiervan het gevolg zijn. Concreet manifesteert zich dit overigens op dit moment nog niet. Uit de gevoerde gesprekken komt geen concrete additionele vraag naar voren.

(17)

4 Samenhang met ander gemeentelijk beleid

De gemeente heeft extra taken gekregen op het gebied van wonen, welzijn en zorg. Het is van belang het gemeentelijk beleid op verschillende aanpalende beleidsterreinen goed op elkaar af te stemmen. In verschillende beleidsdocumenten/notities heeft de gemeente beleidsuitgangspunten benoemd die een kader vormen voor de visie op wonen, welzijn en zorg.

4.1 Sociaal beleid

Op het gebied van het sociaal beleid zijn beleidsuitgangspunten vastgelegd in de volgende beleidskaders:

- Sociale visie Rheden: van zelfredzaamheid naar samenredzaamheid 2013

- Meerjaren beleidskader Wmo 2013-2016 'Kantelen is een werkwoord' en het Addendum 2015 -2016

- Geactualiseerd Transformatieplan Sociaal Domein Rheden 2015-2016 'De sociale visie vertaald; een herijking'

- Beleidskader Jeugdhulp 2015-2016 'Anders willen, anders doen' - Meerjarenbeleidsplan re-integratie 2014-2017

De rode lijn uit bovengenoemde beleidskaders is dat de wensen en de mogelijkheden van de inwoners leidend zijn in het gemeentelijk beleid. Mensen zijn verantwoordelijk voor hun eigen leven en de wijze waarop zij dat organiseren. De gemeente organiseert als de overheid die het dichtst bij de mensen staat de ondersteuning aan inwoners die het niet op eigen kracht redden. Dit wordt vormgegeven met het Rhedens Model.

Rhedens Model

In het Rhedens Model staan de inwoner en zijn leefwereld centraal. Daar waar hulp nodig is, wordt deze zo dicht mogelijk bij de bewoner gezocht. Eerst wordt gezocht in de informele omgeving (familie, buren, vrienden). Aanvullend wordt gekeken of vrijwilligers de benodigde ondersteuning kunnen bieden. Daarna komt de gemeente (Wmo) om de hoek kijken en tot slot wordt professionele ondersteuning gezocht. Voor de gemeente zit de grootste uitdaging in het zorgen dat deze verschillende 'ondersteuningsschillen' op elkaar aansluiten en dat de weg die inwoners afleggen door de verschillende ondersteuningschillen soepel verloopt.

(18)

Er is een grote groep mensen die zich goed weet te redden, buiten het gezichtsveld van de gemeente en de georganiseerde zorg. Zij hebben voldoende netwerk en hoeven geen beroep te doen op de algemene voorzieningen en maatwerk voorzieningen. Dat geldt voor ca. 80%

van de inwoners. De hulp, ondersteuning en de zorg waar de gemeente verantwoordelijk voor is, richt zich vooral op de overige 20%. Deze ondersteuning wordt volgens het zogenaamde Het Rhedens model vormgegeven (zie voor een toelichting op het Rhedens Model bijlage 1).

4.2 Ruimtelijk beleid

Op het gebied van wonen welzijn zorg zijn de volgende beleidsdocumenten binnen het Ruimtelijk Domein relevant:

- Kadernota Beheer Openbare Ruimte 2013-2016 - Mijn dorp van morgen: structuurvisies per dorp - Actualisatie bestemmingsplannen

- Woonvisie 2014-2020: wonen met toekomst 2.0.

Centraal in de ruimtelijke kaders staat dat de gemeente veel ruimte geeft aan participatie van belanghebbenden. Bewoners kunnen hun wensen uiten en veelal meedenken over oplossingen. Waar mogelijk worden deze vertaald in concrete acties. Hier ligt een kans om vanuit het perspectief van wonen, welzijn en zorg invloed uit te oefenen op de openbare ruimte. Via buurtplannen, meldingen openbare ruimte, participatie bij ruimtelijke projecten en bij het opstellen van de structuurvisies.

Kadernota Beheer Openbare Ruimte

In de Kadernota Beheer Openbare Ruimte kiest de gemeente voor een lage kwaliteit voor beheer en onderhoud van de wegen. Groen, riolering en onderhoud worden op een basiskwaliteit gehouden. Lage kwaliteit van de wegen betekent dat de gemeente accepteert dat sprake kan zijn van oneffenheden in de weg en plasvorming. De lage kwaliteit van de verhardingen is een aandachtspunt voor met name slecht ter been zijnde en/of visueel gehandicapte inwoners.

Structuurvisies

In de structuurvisies is een evenwichtige verdeling van voorzieningen per dorp, passend bij de specifieke behoeften, één van de zaken die vanuit wonen, welzijn en zorg nader ingevuld (kunnen) worden. Ook streeft de gemeente een passende toekomstbestendige woningvoorraad na. Omdat de mogelijkheden voor nieuwbouw beperkt zijn, zullen

(19)

aanpassingen aan bestaande woningen, het toestaan van passende woonvormen en herstructureren van verouderde wijken de sleutels moeten zijn om tot een toekomstbestendige woningvoorraad te komen. In de structuurvisie is aandacht voor toegankelijkheid van de openbare ruimte voor onze bewoners. Binnen het Sociale Domein is aandacht voor een integrale visie omtrent plaats en rol van dorpshuizen. In 2017 verschijnt hierover een gemeentelijk kader.

Bestemmingsplannen

Op dit moment loopt er een actualiseringsronde voor de gemeentelijke bestemmingsplannen.

Vanuit wonen, welzijn en zorg is het van belang dat passende bestemmingen worden aangewezen en dat definities van de diverse (zelfstandige en niet zelfstandige) woonvormen aansluiten bij de praktijk.

(20)

5 De visie op hoofdlijnen

De in het vorige hoofdstuk beschreven beleidskaders vormen het vertrekpunt voor de visie op wonen en zorg. De visie is opgesteld op hoofdlijnen. In een uitvoeringsagenda werken we de visie uit naar concrete activiteiten.

Hoofdlijn van de visie Wonen Welzijn Zorg Passende woningen

Voorzieningen in de woonomgeving Passende woonomgeving

Maatschappelijke ondersteuning

De hoofdlijn van de visie is dat het gemeentelijk beleid ertoe bijdraagt dat mensen zo lang mogelijk zelfstandig kunnen wonen, waarbij ondersteuning zoveel mogelijk plaatsvindt vanuit netwerken die dicht bij de mensen staan. Wie daarbij ondersteuning nodig heeft, kan zich melden bij de gemeente. In gesprek met inwoners komen we tot een passend arrangement waarbij naast steun uit het eigen netwerk of de eigen omgeving ook gebruik gemaakt kan worden van algemene diensten, georganiseerd vrijwilligerswerk, gemeentelijke maatwerkondersteuning of andere professionele inzet.

Voor het wonen en de woonomgeving heeft dit uitgangspunt consequenties:

- Woningen moeten geschikt zijn voor de doelgroep. Wie in een reguliere woning niet uit de voeten kan, moet kunnen kiezen voor een beter passende woning.

- Voorzieningen in de woonomgeving. Voor wie niet (goed) mobiel is, zijn voorzieningen in de eigen woonomgeving essentieel.

- De woonomgeving moet passend zijn. Dat wil zeggen dat ook mensen met een beperking zich veilig en comfortabel moeten kunnen verplaatsen.

- De sociale infrastructuur in de wijk moet op orde zijn. Mensen kennen elkaar en zijn bereid elkaar bij te staan als dat nodig is.

In de volgende paragrafen werken we deze vier punten verder uit.

5.1 Een passende woning

Zorg met verblijf

De vraag naar zorg met verblijf neemt op dit moment af onder invloed van rijksbeleid. Op langere termijn is het aanbod passend. We willen het huidige aanbod daarom zo veel

(21)

mogelijk behouden. We werken in beginsel niet mee aan initiatieven voor de realisatie van nieuw intramuraal vastgoed tenzij:

o Er sprake is van een aantoonbare additionele vraag voor bijvoorbeeld specifieke doelgroep

o Aantoonbaar afstemming heeft plaatsgevonden met gevestigde instellingen en zorgkantoor

o Aantoonbaar is dat er geen overaanbod aan zorg met verblijf gaat ontstaan o Er geen extra druk op de woonomgeving ontstaat

o De locatie planologisch inpasbaar is.

Verzorgd wonen

Bij verzorgd wonen is er sprake van zelfstandig wonen met een zorgsteunpunt in de directe nabijheid. Omdat het om “gewoon wonen” gaat, zijn ook de principes van de woonvisie 2014-2020 van toepassing. In de woonvisie 2014-2020 wordt door de beperkte

huishoudensgroei nadruk gelegd op aanpassing van de bestaande voorraad om zo te voorzien in de woonbehoefte van een ouder wordende bevolking. Alleen indien er echt sprake is van een inhoudelijke toevoeging op het huidige aanbod werken we op kleine schaal mee aan nieuwe concepten. Toename van de diversiteit aan extramurale woonmilieus voor ouderen met een zorgvraag juichen we toe. Het aanbod moet zich echter wel richten op de lokale vraag. We zijn terughoudend met initiatieven die zich richten op een bovenlokale vraag, mede omdat de kosten voor ondersteuning van bewoners (deels) voor rekening komt van de gemeente.

Het transformeren van zorgvastgoed naar zelfstandige woningen, kan een goede ontwikkeling zijn als hiermee leegstand wordt voorkomen en het aanbod aansluit bij de lokale vraag. Wel hanteren we hiervoor een aantal criteria:

o De locatie ligt in de nabijheid van voorzieningen o Het aantal plaatsen/woningen neemt niet toe o Er geen extra druk op de woonomgeving ontstaat o De locatie planologisch inpasbaar is

o Het plan aansluit bij de lokale vraag

Levensloopgeschikt 2 (woonkamer, keuken, toilet, hoofdslaapkamer en badkamer op één verdieping)

We zien in de analyse van LaaglandAdvies/Atrivé een tekort van enkele honderden woningen in de categorie ´levensloopgeschikt 2´. Gezien de beperkte huishoudensgroei zoeken we ook hier de oplossing primair in de aanpassing van de bestaande woningvoorraad. De

geschiktheid van de particuliere woningvoorraad is een verantwoordelijkheid van

woningeigenaren zelf. Met het project Mijn Huis Mijn Toekomst stimuleren we ouderen om zich tijdig voor te bereiden op het wonen met fysieke gebreken. Over de geschiktheid van de

(22)

huurwoningvoorraad maken we prestatieafspraken met de woningcorporaties. Nieuwbouw in de nabijheid van voorzieningen zal levensloopgeschikt moeten zijn.

Levensloopgeschikt 1 en rolstoelgeschikt

In deze woningcategorie is het aanbod toereikend. Er zijn geen specifieke inspanning nodig.

Hier wordt veelal maatwerk geleverd vanuit de Wmo.

Beschermd wonen

Ook ten aanzien van beschermd wonen zijn geen specifieke inspanningen nodig. Wel vraagt de beschikbaarheid van betaalbaar aanbod voor de uitstroom van beschermd wonen naar een zelfstandige woning om aandacht, evenals de begeleiding en ondersteuning van

zelfstandig wonende inwoners met een psychiatrische aandoening of een licht verstandelijke beperking. Woningcorporaties en zorginstellingen hebben onderling afspraken gemaakt over toewijzing van woningen aan de doelgroep ten behoeve van doorstroming. In overleg moeten zorginstellingen corporaties en gemeente samen kijken welke optimalisering mogelijk is om de juiste woning op een geschikte plek voor de doelgroep beschikbaar te krijgen als deze doorstroomt.

Domotica

Langer thuis blijven wonen en ambulante zorg worden steeds meer ondersteund door domotica. In huis helpen bijvoorbeeld geautomatiseerde systemen rond bediening van licht, gordijnen en alarmering om langer thuis te kunnen blijven wonen. Daarnaast ontstaan vormen van beeldscherm zorg, waardoor zorg op afstand mogelijk wordt. Deze ontwikkelingen maken ambulante zorg makkelijker en helpen mensen langer zelfstandig te functioneren. Binnen het project Mijn Huis Mijn Toekomst zijn ook domoticaonderdelen ofwel Thuistechnologie opgenomen.

5.2 Voorzieningen in de woonomgeving

Voor mensen met beperkingen die zelfstandig wonen, is het van belang winkels voor de dagelijkse boodschappen en de huisarts in de nabijheid te hebben. De gemeente is vanuit de Wmo verantwoordelijk voor ontspannen en ontmoeten (meedoen dus), begeleiding en dagbesteding. Ook is het belangrijk dat deze voorzieningen in de nabije omgeving aanwezig zijn. Dorpshuizen, wijkcentra en huizen van de buurt zijn de primaire plekken waar de gemeente invulling gaat geven aan het faciliteren van voorzieningen in het kader van de Wmo.

(23)

Dorpshuizen, Huizen van de Buurt

Als optimale afstand voor deze voorzieningen wordt vaak 500 meter aangehouden. Dit is de afstand die men doorgaans, eventueel met behulp van stok of rollator goed af kan leggen. In 2006 is een beleid rond woonservicezones geformuleerd, waarbij de in de gemeente aanwezige verzorgingshuizen als basis werden genomen. Door het beleid rond extramuralisering wonen er steeds minder relatief zelfstandig wonende ouderen in de verzorgingshuizen. Deze plekken worden daardoor minder geschikt voor ontmoeting, ontspanning en dagbesteding. Naarmate meer mensen zelfstandig blijven wonen of kiezen voor een vorm van verzorgd wonen, zullen de voorzieningen voor ontmoeten, ontspannen en dagbesteding zich ook meer op de woonomgeving richten. Meer en meer zien we dat deze functies overgenomen worden door de dorpshuizen. Betaalde beheerders zijn aanwezig in onze eigen accommodaties, in accommodaties die worden gehuurd van derden is men afhankelijk van vrijwillige inzet. In de dorpshuizen is geen professionele ondersteuning aanwezig, de activiteiten die er plaats vinden worden mogelijk gemaakt door een vrijwillig bestuur. Soms wordt op deze locaties ook dagbesteding aangeboden. De gemeente ziet het als haar taak om initiatieven en doelgroepen op elkaar af te stemmen. Dit betekent dat we actief samenwerken met partners zoals bij voorbeeld in Rheden met Siza of in Velp met De Poort en met Innoforte ten aanzien van het Huis van de Buurt. Hiermee geven we op een nieuwe manier vorm aan de gedachte van woonservicezones. Relevant is hierbij het totale aanbod aan geschikte locaties in ogenschouw te nemen, om zodoende vraag en aanbod goed op elkaar af te kunnen stemmen.

Medische voorzieningen en winkels

Voor veel andere voorzieningen (winkels, maar ook huisartsen) heeft schaalvergroting plaatsgevonden. De winkel en ook de huisarts op de hoek is veelal verdwenen. De supermarkt en het gezondheidscentrum vormen tegenwoordig de basis voor de voorzieningen. Er vind veelal een concentratie plaats van deze voorzieningen in de centra van de grotere kernen. Enerzijds wordt een groter beroep gedaan op mobiliteit van de mensen met een beperking. Anderzijds komen er steeds meer bezorgfaciliteiten in relatie met internetgebruik. De gemeente heeft geen mogelijkheden om schaalvergroting tegen te gaan. Wel kiezen we er bewust voor nieuw woningaanbod gericht op ouderen en zorgdoelgroepen zoveel mogelijk te concentreren op locaties nabij voorzieningen. Ouderen die wonen op grotere afstand van voorzieningen, kunnen desgewenst ondersteuning krijgen bij het leren werken met internet om boodschappen, medicijnen en andere goederen online te bestellen. Daarnaast is het van belang dat er voor deze groep vervoer beschikbaar is.

Voor een groot deel van de mensen met psychiatrische problematiek is mobiliteit/nabijheid van voorzieningen overigens minder een probleem.

Onderstaande kaart geeft de dorpshuizen per kern met een cirkel van 500 m. Het is ons streven om acties op het gebied van wonen, welzijn en zorg, zowel als het gaat om

(24)

aanpassingen van de woningvoorraad als waar het gaat om voorzieningen te concentreren binnen deze gebieden. Hoewel een groot deel van de gemeente op dit moment gedekt wordt door de dorpshuizen zijn er enkele gebieden waar geen dorpshuis binnen loopafstand aanwezig is. Bezien moet worden of hierop actie nodig is. In 2017 verschijnt een integrale visie rond de dorpshuizen, waarin dit aspect ook een plek krijgt.

Culturele verschillen

Mensen zitten verschillend in elkaar. De behoefte aan zorg en de geneigdheid om gebruik te maken van de aanwezige infrastructuur verschilt. Dit wordt zowel individueel bepaald als door de (etnische) groep waartoe men behoort. Verschillende culturen gaan op een verschillende manier met ondersteuning en zorg om en vragen daarom een verschillende aanpak. Sommige groepen zijn sneller in beeld bij een wijkteam dan anderen en in andere gevallen is de huisartsenpraktijk de aangewezen plek om problematiek in het vizier te krijgen.

Een goed samenspel tussen zorg, hulp en samenlevingsopbouw binnen een sociaal gebiedsteam helpt de bewoners met het vinden van een goed evenwicht tussen ondersteuning binnen het eigen netwerk, het vrijwilligersnetwerk en het professionele netwerk, waardoor de mogelijkheden om lang zelfstandig te kunnen blijven zijn te optimaliseren. Hierbij moet rekening gehouden worden met individuele leefstijlen en culturele verschillen.

(25)

5.3 Een passende woonomgeving

Kwaliteit openbare ruimte

Voor mensen met fysieke beperkingen is het van belang dat zij de openbare ruimte veilig kunnen gebruiken. Een trottoir zonder obstakels met een vlakke ondergrond en een goed geplaatste geleiding voor slechtzienden is belangrijk. Ook de aanwezigheid van rustplekken (bankjes) op strategische plekken is van belang. Zowel voor routes van en naar de supermarkt en dorpshuis als aangename plekken om te verblijven (parkjes) zijn belangrijk om mensen zich thuis te laten voelen en te kunnen blijven functioneren als het wat minder gaat. Voor mensen met een geestelijke beperking of geheugenproblemen is herkenbaarheid en in sommige gevallen een omgeving met weinig prikkels van belang.

Binnen het gemeentelijke beheer en onderhoud kunnen accenten gelegd worden om specifieke routes geschikter te maken voor mensen met een beperking. Dit vraagt om een verfijning van het huidige beleid voor de openbare ruimte. Ook realiseren we parkeervoorzieningen voor zorgverleners als daaraan in verband met de aanwezigheid van een concentratie van cliënten behoefte bestaat.

Draagkracht van de wijk

Het aantal zelfstandig wonenden met een beperking gaat toenemen als gevolg van de extramuralisering. Er zijn rond 2030 circa 1.700 woningen extra die bewoond worden door iemand met een beperking. Deze mensen leggen een extra druk op de buurtnetwerken en op de voorzieningen zoals deze aangeboden worden. Bewaakt moet worden dat de sociale infrastructuur van een gebied dit aankan. Bijvoorbeeld cliëntkwartiermakers van zorginstellingen kunnen hierin een rol vervullen. Ondersteuning van mantelzorgers is hierbij belangrijk, alsook het waken over het aanbod van activiteiten in dorpshuizen. Als teveel mensen met een beperking gebruik gaan maken van een dorpshuis kunnen activiteiten voor mensen zonder een beperking in het gedrang komen of kan sprake zijn van stigmatisering van een voorziening waardoor bepaalde groepen hier geen gebruik meer van willen maken.

Cijfers zijn hier op dit moment niet over te geven, maar monitoren hiervan door de professionals in de wijk is aan te bevelen.

Criteria zijn nodig om invulling te kunnen geven aan de draagkracht van een wijk om bijzondere doelgroepen op te kunnen nemen. Deze criteria kunnen worden gebruikt om nieuwe plannen te toetsen, afspraken met samenwerkingspartners te maken en afweging in het kader van ruimtelijke plannen te kunnen maken. Draagkracht van de wijk is een belangrijke risicofactor voor het welslagen van plannen. Bij nieuwe initiatieven zal hiermee rekening worden gehouden.

(26)

Een aandachtspunt wordt ook gevormd door de ontwikkeling dat mensen met psychiatrische problemen zelfstandig (moeten) blijven wonen. Omdat deze mensen doorgaans in het lagere huursegment terecht komen, bestaat het risico dat de druk door bijvoorbeeld verwarde bewoners met name in de relatief kwetsbare buurten met lage huren toeneemt. Hierop is geen directe invloed uit te oefenen. Wel is het zaak via de sociale infrastructuur in de wijk op basis van het Rhedens Model de vinger aan de pols te houden.

Criteria rond draagvlak in de buurt zijn:

o Voldoende voorzieningen in de nabijheid o Aantal mensen met een beperking in een buurt o Beschikbaarheid professionele ondersteuning o Bereikbaarheid professionals voor de buurt

Bestemmingsplannen

Mensen langer thuis laten wonen met zorg conform het Rhedens Model vraagt aandacht in bestemmingsplannen. In bestemmingsplannen wordt het juridisch kader van de ruimtelijke ordening vastgelegd door bestemming, gebruik en bouwmogelijkheden vast te leggen.

Juridisch moet een onderscheid gemaakt worden tussen de bestemming Wonen en bestemming Maatschappelijk. Belangrijk voor dit onderscheid is of al dan niet structureel medische en therapeutisch handelingen worden verricht. Bij de thans lopende actualisatieronde van de bestemmingsplannen worden de nieuwe bestemmingen en bouwmogelijkheden rond wonen en zorg vastgelegd. Ruime bestemmingen, waarbij mogelijkheden voor alternatieve woonvormen en bijvoorbeeld mantelzorgwoningen ontstaan, zijn hierbij relevant. Doel van bestemmingsplannen is om maatschappelijke ontwikkelingen zo goed mogelijk ruimtelijk mogelijk te maken. Een goed evenwicht tussen ruimtelijke mogelijkheden en juridische zekerheid voor de omgeving is hierbij cruciaal

In de bestemmingsplannen wordt een nadere invulling gegeven aan de begrippen bijzondere woonvorm en zorgwoning (verzorgd wonen) (vallend onder de bestemming Wonen) en instellingswonen (zorg met verblijf) en 24 uurs begeleid wonen (vallend onder de bestemming Maatschappelijk-2, ofwel intramuraal verblijf). Op terreinen van de verzorgingshuizen worden zorgwoningen toegelaten als die aan omschreven voorwaarden voldoen.

5.4 Maatschappelijke ondersteuning

Vanaf 1 januari 2015 is de gemeente verantwoordelijk voor een belangrijk deel van de ondersteuning aan burgers die zelf onvoldoende zelfredzaam zijn of onvoldoende in staat tot

(27)

participatie. Zelfstandig wonen is hier een onderdeel van. Kwetsbare inwoners moeten (en willen) steeds langer thuis blijven wonen. Het doel van de ondersteuning is inwoners te ondersteunen opdat zij zo lang mogelijk zelfstandig in zijn of haar eigen leefomgeving kan blijven wonen. Uitgangspunt is dat inwoners gebruik maken van de eigen kracht. Wanneer dat niet voldoende is, kan ook gebruik gemaakt worden van algemene diensten, georganiseerd vrijwilligerswerk, gemeentelijke ondersteuning of professionele inzet. De ene vorm van ondersteuning sluit de andere vorm niet uit. Soms is professionele ondersteuning een voorwaarde om de mantelzorg of de vrijwillige ondersteuning goed te kunnen volbrengen.

Hieronder een beknopte (niet volledige) weergave van mogelijke vormen van professionele maatwerkvoorzieningen in het kader van de Wmo.

Respijtzorg

De gemeente heeft nog nadrukkelijker dan voorheen de verantwoordelijkheid mantelzorgers te ondersteunen. Mantelzorgers en zorgvrijwilligers vervullen een belangrijke rol in de zorg van ouderen, chronisch zieken, gehandicapten, dementerenden en andere hulpbehoevenden.

Het gaat hierbij vaak om langdurige zorg die onbetaald is. Respijtzorg biedt mantelzorgers de mogelijkheid hun zorgtaken tijdelijk aan een ander over te dragen.

Daardoor kunnen zij de zorg beter volhouden. Respijtzorg kent vele vormen en kent zowel informele als formele vormen. Te denken aan het mantelzorgcafé in onze kernen, Bezoek en oppasservice (BOS), opvang buitenshuis (kortdurend verblijf) of dagbesteding. Het kan van structurele aard zijn, of incidenteel bijvoorbeeld voor een vakantie.

Uitgangspunt bij het respijtbeleid in de gemeente Rheden, is dat het dichtbij de burger en diens sociale netwerk plaatsvindt en dat het is ingebed in bestaande vormen van mantelzorgondersteuning.

Individuele begeleiding

Individuele begeleiding wordt vooral geboden aan mensen met een (licht) verstandelijke beperking en mensen met een psychiatrische stoornis. Het gaat bijvoorbeeld om coaching bij algemene dagelijkse verrichtingen en het indelen van de dag. Door de toename van het aantal zelfstandig wonende mensen met een verstandelijke beperking of een psychiatrische stoornis en het groeiend aantal zelfstandig wonende ouderen met beginnende dementie zal de vraag naar individuele begeleiding naar verwachting toenemen. Dit is een onherroepelijk gevolg van het streven mensen zo lang mogelijk zelfstandig te laten wonen en leven.

Groepsbegeleiding

Onder groepsbegeleiding vallen bijvoorbeeld dagbesteding voor mensen met een verstandelijke beperking en dagopvang voor ouderen. Voor welke vorm een cliënt in aanmerking komt, wordt in het gesprek met de inwoner bepaald.

(28)

Uitgangspunt van de gemeente is dat de (formele) dagbesteding zoveel mogelijk in de wijk plaatsvindt. Dit kan zijn in een formele setting, dat wil zeggen de klassieke vorm in groepsverband in een daarvoor bestemde accommodatie van een instelling in die wijk.

Door groepsbegeleiding zoveel mogelijk in de wijk plaats te laten vinden, maakt het mensen mogelijk op eigen gelegenheid, dan wel met behulp van het eigen netwerk gebruik te maken van voorzieningen. Aandacht voor de kwaliteit van het aanbod, met name daar waar sprake is van aanbod voor specifieke doelgroepen kan het gewenst maken om voorzieningen te bundelen, zodat specialistische begeleiding gewaarborgd is.

De inzet van verenigingen kan een belangrijke aanvulling zijn op bestaande netwerken. Zo kunnen sportverenigingen gestimuleerd worden om arrangementen voor bijvoorbeeld ouderen of dementerenden aan te bieden. De gemeente kan daarvoor benodigde scholing aanbieden en de accommodatie rolstoel toe- en doorgankelijk maken. Voor dementerenden kan dit betekenen dat oude netwerken weer aangehaald worden, wat positief bijdraagt aan het welzijn van dementerenden.

Daarnaast wordt in het kader van samenredzaamheid onderzocht wat er nodig is om in dorpen en wijken laagdrempelige, levendige, informele ontmoetingsplekken voor alle inwoners, dus ook de kwetsbare inwoners, te creëren. Door het langer thuisblijven wonen van kwetsbare inwoners speelt dit vraagstuk des te meer. De huidige dorpshuizen en wijkcentra kunnen hier een invulling aan geven.

Hierbij is er extra aandacht voor de continuïteit, omdat voor een kwetsbare inwoner de continuïteit van zijn of haar dagbesteding van groot belang is. Als een burgerinitiatief in onze dorpshuizen en wijkcentra een onderdeel vormt van de dagbesteding van deze kwetsbare inwoner, en hiermee als een algemene voorziening wordt bestempeld, dan is het belangrijk dat een dorpshuis op een goede, continue basis kan terugvallen. Draagkracht en draaglast moeten juist bij initiatieven die door inwoners worden gedragen in evenwicht zijn.

Professionele ondersteuning op maat helpt hierbij.

Met name de groep ouderen neemt in omvang toe (als gevolg van de vergrijzing). Dat leidt tot stijging van de vraag naar groepsbegeleiding.

Doelgroepenvervoer

Om mensen zo lang mogelijk zelfstandig te kunnen laten functioneren is belangrijk dat zij gebruik kunnen maken van voorzieningen. Doelgroepenvervoer is nodig om te zorgen dat mensen mobiel blijven en gebruik kunnen maken van dagbesteding en begeleiding.

Zaak is dit vervoer zo efficiënt mogelijk in te vullen. De gemeente hanteert daarin de volgende aanpak, waarbij langs 5 lijnen gekeken wordt of er verbeteringen mogelijk zijn:

(29)

1. Kunnen verschillende vormen van vervoer zoals leerlingen vervoer, regiotaxi en vrijwilligersvervoer (plusbus) gebundeld worden met de vervoersvraag vanuit de Wmo.

2. Is aansluiting van het openbaar vervoer op het doelgroepenvervoer mogelijk.

3. Is bundelen van voorzieningen mogelijk.

4. Verscherpen van criteria voor toegang tot vervoersvoorzieningen.

5. Versterken vrijwilligersvervoer.

Het volgen van deze lijnen houdt het vervoer betaalbaar en vergroot zo de mogelijkheden om een Wmo voorziening te gebruiken.

Hulp bij het huishouden

Huishoudelijke hulp in het kader van de Wmo is gericht op inwoners die vanwege een ziekte, beperking of ouderdom hun huishouden niet (helemaal) zelf kunnen doen. Huishoudelijke hulp kent in de gemeente Rheden 2 vormen, namelijk de algemene voorziening HHT en de maatwerkvoorziening Dagelijkse ondersteuning.

Huishoudelijke Hulp met Toeslag (HHT)

Als de inwoner het huishouden niet helemaal zelfstandig kan doen, maakt men mogelijk aanspraak op de algemene voorziening huishoudelijke hulp met toeslag. Het gaat daarbij om de volgende huishoudelijke taken:

Schoonmaakwerkzaamheden, Wassen/verzorging van kleding, Maaltijden bereiden Boodschappen doen, Klein huishoudelijk onderhoud.

De regeling HHT is bestemd voor inwoners die geen aanspraak (meer) maken op een Wmo- maatwerkvoorziening ondersteuning, zoals overbelaste gezinnen, inwoners die tijdelijke (transfer)zorg nodig hebben in verband met ziekte of een ongeval, zelfstandig wonende ouderen, die zo lang mogelijk zelfstandig willen blijven wonen en mantelzorgers.

Dagelijkse ondersteuning (DO)

Gaat de hulpvraag verder dan huishoudelijke hulp, bijvoorbeeld omdat ook ondersteuning nodig is in de vorm van begeleiding of persoonlijke verzorging, dan kan men in aanmerking komen voor de maatwerkvoorziening Dagelijkse Ondersteuning.

Dagelijkse ondersteuning bestaat uit activiteiten die zijn gericht op het bereiken van de volgende resultaten bij een cliënt, voor zover nodig om deze cliënt te ondersteunen:

(a) de cliënt kan wonen in een schoon huis;

(b) de cliënt kan dagelijks beschikken over voedsel;

(c) de cliënt kan beschikken over schone, draagbare en doelmatige kleding;

(d) de cliënt kan de dagelijkse gebruikelijke zorg (niet zijnde opvoeding) voor de kinderen bieden;

(30)

(e) de cliënt kan maximaal zelfstandig functioneren waarbij opname in een instelling dus niet nodig is en verwaarlozing voorkomen wordt;

(f) de cliënt wordt gestimuleerd en begeleid in de maatschappelijke participatie en sociale contacten van;

(g) de cliënt wordt begeleid en ondersteund bij (administratieve) handelingen.

De voorziening dagelijkse ondersteuning is bedoeld voor cliënten die kampen met psychosociale problematiek en voor ouderen met afnemende regiemogelijkheden en een hulp bij het huishoudenbehoefte.

Hulpmiddelen

Er zijn tal van hulpmiddelen die kunnen helpen in het dagelijks leven. Sommige moeten cliënten zelf betalen, andere vallen onder de Wet maatschappelijk ondersteuning (Wmo).

Ook voor hulpmiddelen geldt dat de gemeente ervan uitgaat dat inwoners zo lang mogelijk zelf de regie over hun leven voeren op het gebied van zelfstandig wonen en verplaatsen in en om het huis. Daar waar mensen dit zelf onvoldoende kunnen regelen, kunnen ze mogelijk in aanmerking voor een maatwerkvoorziening in de categorie hulpmiddelen Wmo , zoals een rolstoel of een scootmobiel.

Woonvoorzieningen

Voor mensen met toenemende beperkingen en geen verhuismogelijkheden biedt de gemeente maatwerk in woningaanpassingen aan indien de noodzaak daartoe na onderzoek ter plaatse kan worden aangetoond. Denk hierbij aan douche en toiletaanpassingen, een traplift, keukenaanpassingen en aanpassingen in de toegang tot de woning. Soms wordt een woning geheel verbouwd ten behoeve van een gehandicapte bewoner. Het project Mijn huis mijn toekomst probeert mensen te motiveren dit soort aanpassingen in de woning al te laten doen voor ze echt nodig zijn.

(31)

Bijlage 1: Het Rhedens Model

In de Sociale Visie wordt dit model als volgt omschreven:

We hebben in 2008 al geconcludeerd dat kijken vanuit de burger de belangrijkste basis is2, een conclusie die we hebben vormgegeven in ons Rhedens Model. De kracht van dit model zit in de eenvoud, het gaat om het vinden van de weg. Wie kent dat spelletje niet waarmee je moet proberen het kogeltje via het labyrint naar het midden te krijgen of vice versa?

Ondersteuning en begeleiding door familie en vrienden Vrijwillige ondersteuning in persoonlijke en buurtnetwerken Georganiseerde vrijwillige ondersteuning en begeleiding Gemeente

Professionele ondersteuning en begeleiding

Er duiken sindsdien steeds meer cirkelmodellen op die de burger in het midden zetten. Dat zijn echter merendeels uienmodellen met gesloten schillen die we kunnen afpellen. Het vernieuwende van ons Rhedense model is dat we daarin helder laten zien dat de zoektocht van een burger om de juiste ondersteuning te vinden vaak een hele moeizame is, de

2Bevestigd in het rapport van de WRR “Vertrouwen in burgers”, op 22 mei 2012 aangeboden aan de regering.

(32)

poortjes zijn niet op elkaar aangesloten. De ringen zo te draaien dat de poorten op elkaar aansluiten is de uitdaging voor de komende tijd.

De cirkels van het Rhedens Model

Het Rhedens Model is de onderlegger voor ondersteuning aan en begeleiding van mensen in een kwetsbare positie. Het Model bestaat uit vier cirkels, waarbij het hart wordt gevormd door de eerste cirkel. De ene vorm van ondersteuning sluit de ander echter niet uit, soms is professionele ondersteuning een voorwaarde om de mantelzorg dan wel vrijwillige ondersteuning goed te volbrengen. Op deze manier kan de volgende opsomming worden gelezen:

1. Het uitgangspunt vormt de eigen potentie en kracht van onze inwoners èn de mogelijkheden en kracht van hun netwerk van familie en vrienden. Mensen zijn primair zelf verantwoordelijk voor hun eigen leven. Als zij daarbij hulp nodig hebben, doen zij normaal gesproken een beroep op hun meest nabije netwerk: familie en vrienden.

2. Als mensen een ondersteunings- of begeleidingsbehoefte hebben, waarin zijzelf en hun nabije netwerk niet kunnen voorzien, komt de volgende ring in beeld: de vrijwillige ondersteuning of begeleiding vanuit kennissen of vanuit de buurt. Hierbij komen bijvoorbeeld de buren in actie, de kerk of de sportvereniging.

3. Mensen kunnen daarnaast ook een beroep doen op de georganiseerde vrijwillige ondersteuning. Hier komen de vrijwilligers in beeld die een specifieke dienst leveren;

ze hoeven de betreffende persoon niet persoonlijk te kennen. Denk bijvoorbeeld aan de vrijwilligers die een klusje opknappen of de vrijwilligers die mantelzorgers tijdelijk ontlasten.

4. Tot slot: als vrijwilligers en mantelzorgers niet of moeilijk kunnen voorzien in de noodzakelijke ondersteuning, kunnen mensen een beroep doen op professionele ondersteuning of begeleiding. Dan komen de beroepskrachten van de thuiszorg in actie, de begeleiders van de GGZ of de consulenten van een re-integratiebedrijf.

Het is hiermee niet gezegd dat het één noodzakelijk voorafgaat aan het ander. Het kan ook zo zijn dat de inzet van professionele hulp noodzakelijk is om het de mensen makkelijk te maken om bijvoorbeeld te mantelzorgen of vrijwillig een handje te helpen.

De gemeente heeft hierin een regisserende rol, dat wil zeggen op de verbindingen tussen de verschillende ondersteuningsvormen en initiatieven.

De centrale ambitie van de gemeente Rheden is om ervoor te zorgen dat de binnenste cirkels rondom mensen zo sterk mogelijk zijn, opdat het beroep op de buitenste cirkels zo klein mogelijk is. Daarnaast is het de ambitie van de gemeente Rheden dat de naastgelegen cirkels naadloos op elkaar aansluiten. Het bevorderen van sociale netwerken in de wijk en

(33)

het ondersteunen van mantelzorg zijn gemeentelijke aandachtspunten om de binnenste cirkels te versterken. Komt men terecht in de professionele circuits dan streeft de gemeente ernaar mensen zoveel mogelijk via algemene voorzieningen te ondersteunen en als dat niet mogelijk is, is maatwerk aan de orde.

Het Rhedens Model in de praktijk

Het Rhedens model gezien vanuit de leefwereld van de inwoner.

Er is een grote groep mensen (80%) die zich goed weet te redden, buiten het gezichtsveld van de gemeente en de georganiseerde (zorgvrijwilligers). Zij hebben voldoende netwerken en hoeven geen beroep te doen op de algemene voorzieningen en maatwerk voorzieningen. Men kan gebruik maken van het eigen netwerk en wat de samenleving al zelf organiserend of via kerken, clubjes en andere gemeenschappen voor elkaar brengt. Bijna zeven op de tien volwassen inwoners heeft minstens 1 keer per week contact met de buren. 64% van de volwassenen geeft aan wel eens wat te doen voor de buren. Bijna driekwart van de volwassenen is het oneens met de stelling ‘mensen in de buurt kunnen slecht met elkaar opschieten’. In Rheden verricht twee op de vijf inwoners vrijwilligerswerk, evenveel mannen als vrouwen. De leefwereld is er een van (toevallige) ontmoetingen, een onzichtbaar netwerk van mensen, waarin bewoners uit zichzelf verantwoordelijkheid nemen voor wat zij zien dat nodig is. Daar komen steeds meer en aansprekende initiatieven uit voort. Mede dankzij de inzet van de buurtkrachtcoaches en lokale websites zijn ook steeds meer van deze initiatieven zichtbaar en daarmee toegankelijk. Zoals met wehelpen.nl een hulpmiddel waar inwoners elkaar te vinden.

De leefwereld van de inwoner wordt ondersteund door de systeemwereld.

De hulp, ondersteuning en de zorg waar de gemeente verantwoordelijk voor is richt zich vooral op de overige 20%. Deze ondersteuning wordt volgens het zogenaamde Het Rhedens model vormgegeven. Als het gaat om ondersteuning van individuen wil de Rheden ervoor zorgen dat de cirkels rondom kwetsbare mensen zo sterk mogelijk zijn, opdat een beroep op professionele ondersteuning zo klein mogelijke is. Dat is de ‘civil society’: de samenleving waarin mensen zich om elkaar bekommeren en elkaar ondersteunen. De gemeente wil deze civil society faciliteren. Dat begint met een stevige basis: sterke verenigingen en vrijwilligersorganisaties en ruimte voor eigen initiatieven. De ambitie van de gemeente is een goede basis te bieden aan professionele ondersteuning en informele zorg en georganiseerd vrijwilligerswerk.

Dit betekent:

a. Een goede toegang waar de professionele zorg hun aanbod op elkaar afstemt, werkt aan het verbeteren van de kwaliteit en waar professionals samenwerken en hun aanbod afstemmen op de vraag van de inwoner. Het Sociaal Meldpunt (SMP) is de toegang naar de professionele zorg en de maatwerkondersteuning voor mantelzorgers.

b. Een Informele zorgstructuur waar informele zorgorganisaties hun aanbod op elkaar afstemmen en op de vraag van de inwoners, samen werken aan kwaliteitsverbetering en

(34)

aan scholing van hun vrijwilligers. Het Meldpunt Vrijwillige Thuishulp (MVT) is de toegang naar de algemene mantelzorgondersteuning en de informele hulp en ondersteuning.

Momenteel wordt bezien hoe de verschillende buren-voor-buren initiatieven volgens het Rhedens model hieraan kunnen worden verbonden.

c. MVT en SMP zijn de loketten waar de match gemaakt tussen vraag en aanbod, informeel respectievelijk formeel. Samenwerking tussen MVT en SMP heeft de functie de informele en formele zorg op elkaar af te stemmen. Vrijwilligers en beroepskrachten moeten elkaar weten te vinden. Voorzieningen moeten op elkaar aansluiten. In de visie sluiten ondersteuning door beroepskrachten, zorgvrijwilligers en door de gemeenschap elkaar niet uit. De Sociale Vraagbaak en haar onderliggende diensten, zoals respijtwijzer en wehelpen.nl maakt het aanbod zichtbaar en daarmee toegankelijker voor bewoners.

(35)

Bijlage 2: woningbehoefte en huisvestingsopgave

We constateerden al dat het aantal huishoudens waarvan de hoofdbewoner 75 jaar of ouder is de komende jaren fors toeneemt. Hoewel ouderen langer gezond zijn en langer zelfredzaam blijven, neemt ook het aantal kwetsbare ouderen getalsmatig toe. Dit is mede het gevolg van het feit dat er simpelweg steeds meer ouderen zijn en dat de levensverwachting van ouderen steeds hoger wordt. Kwetsbaarheid komt in principe in twee soorten voor: we spreken over de kwetsbaarheid die voortkomt uit het feit dat het lichaam ouder wordt en fragieler (“fragility”) en de kwetsbaarheid die voorkomt uit het feite dat een steeds grotere groep mensen meer en meer de aansluiting mist met een steeds complexer wordende maatschappij (“vulnerability”). Beide soorten van kwetsbaarheid kunnen afzonderlijk of gecombineerd voorkomen. Een voorbeeld van het laatste betreft de senioren die aan geheugenproblematiek of dementie lijden.

Schellekens Advies/Atrivé heeft in opdracht van de gemeente onderzocht hoeveel inwoners fysieke beperkingen ondervinden, hoe dit aantal inwoners zich in de toekomst zal ontwikkelen en dit zou moeten worden vertaald in de verschillende plaatsen. Daartoe maakt Schellekens Advies/Atrivé 3gebruik van een zelf ontwikkeld model; de Geriscoop 2.0. Dit onderzoek, getiteld ”Langer Thuis in Rheden 2014” wordt verder aangeduid als LTiR.

Het onderzoek LTiR constateert een behoorlijk tekort aan levensloopgeschikte woningen waarbij de primaire vertrekken zonder traplopen te bereiken zijn en gaat ervan uit dat dit tekort in de toekomst nog sterk zal toenemen. Hier moet echter de kanttekening bij worden geplaatst dat onder ouderen een duidelijk afnemende verhuisgeneigdheid zichtbaar is. Dit wordt mede veroorzaakt doordat de huidige generatie ouderen kritischer is over een nieuwe woning. Omdat zij graag oud willen worden in hun gezinswoning dempt dit de vraag naar

“geschikte” woningen.

Hieronder wordt een vraagraming per huisvestingscategorie gegeven. Deze is raming is gebaseerd op het onderzoek LTiR.

3 Het eerste rapport “Langer thuis in Rheden 2010” is in opdracht van de gemeente gemaakt door Laagland Advies. Dit Adviesbureau is opgegaan in enerzijds Schellekens Advies en anderzijds Atrivé.

Beide maken, in de gezamelijke opdracht, gebruik van het door Laagland ontwikkelde model.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Veel van de opgenomen onderwerpen en projecten uit de agenda 2015 – 2018 zijn niet strategisch van aard en kunnen – onder regie van het Regiobestuur – uitgevoerd worden in

Helemaal oneens electriciteit is geen goed alternatief voor oudere woningen, zelfs niet als deze zijn geisoleerd.. Waterstof zou een betere optie zijn, en jaagt mensen ook

Maar er zijn ook veel jongeren die zich op een bijzondere manier inzetten voor anderen en hiervoor een onderschei- ding verdienen.. Daarom reikt het gemeen- tebestuur

Als steden zijn we – mede via de City Deal ‘Voedsel op de stedelijke agenda’ – met u in gesprek over de maatregelen zoals een suikertaks, goedkoper maken van groente en

Veel van de opgenomen onderwerpen en projecten uit de agenda 2015 – 2018 zijn niet strategisch van aard en kunnen – onder regie van het Regiobestuur – uitgevoerd worden in

Een eerste sessie is aardig voor de kennismaking en een globale verkenning van de lokale situatie en problematiek (op basis van de WoonZorgwijzer).. Wil men echt de diepte in,

Alkmaar voert naast deze campagne ook een pilot (Leefsamen) uit voor het plaatsen van slimme sensoren bij senioren die nog zelfstandig wonen.. In de woning worden dan

- Langer zelfstandig thuis wonen leidt tot een andere