• No results found

White matters : a longitudinal study on causes and consequences of white matter hyperintensities in the elderly.

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "White matters : a longitudinal study on causes and consequences of white matter hyperintensities in the elderly."

Copied!
7
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

White matters : a longitudinal study on causes and consequences of

white matter hyperintensities in the elderly.

Heuvel, D.M.J. van den

Citation

Heuvel, D. M. J. van den. (2005, November 17). White matters : a longitudinal study on

causes and consequences of white matter hyperintensities in the elderly. Retrieved from

https://hdl.handle.net/1887/3729

Version:

Corrected Publisher’s Version

License:

Licence agreement concerning inclusion of doctoral thesis in the

Institutional Repository of the University of Leiden

Downloaded from:

https://hdl.handle.net/1887/3729

(2)
(3)

Samenvatting

Met de komst van moderne beeldvormende technieken in de jaren ’70 en ’80, waaronder magnetic resonance imaging (MRI), werd het mogelijk in vivo (tijdens het leven) gedetailleerde beelden van hersenen te maken. Met MRI kunnen ver-anderingen in het hersenweefsel zichtbaar worden gemaakt. In het verouderings-onderzoek maakt men om die reden veelvuldig gebruik van MRI. Eén van de her-senveranderingen die men frequent op MRI scans van oudere personen ziet, zijn zogenaamde ‘wittestofafwijkingen’ (white matter hyperintensities; WMH). Vermoedelijk speelt schade aan de kleine bloedvaten in de hersenen (cerebrale microangiopathie) een rol in het ontstaan van deze afwijkingen. Tevens wordt verondersteld dat deze afwijkingen onder andere een verhoogd risico geven op achteruitgang in cognitief functioneren en uiteindelijk zelfs kunnen leiden tot dementie. Het is echter nog onduidelijk wat de precieze oorza(a)k(en) en klini-sche gevolgen zijn van wittestofafwijkingen. Met de in dit proefschrift beschreven onderzoeken wordt getracht hier meer inzicht in te krijgen.

Longitudinale onderzoeken (onderzoeken waarin deelnemers langere tijd gevolgd worden) bieden de mogelijkheid om het causale pad van oorzaak naar klinisch gevolg van wittestofafwijkingen nader te onderzoeken. In het bijzonder biedt een longitudinale studie met seriële metingen van wittestofafwijkingen de mogelijk-heid om de temporele relatie tussen de ontwikkeling van wittestofafwijkingen enerzijds en oorzaken en klinische gevolgen anderzijds te bestuderen.

De beschreven studies in dit proefschrift zijn gebaseerd op de MRI substudie van de PROspective Study of Pravastatin in the Elderly at Risk (PROSPER) waarin 554 deelnemers gedurende een periode van gemiddeld drie jaar werden gevolgd. De PROSPER studie is een dubbelblind gerandomiseerd placebo gecontroleerd onder-zoek naar het effect van cholesterolverlagende behandeling met het geneesmid-del pravastatine (Selektine®) op het optreden van hart- en vaatziekten bij oude-re mensen. Ongeveer de helft van de mensen die deelnamen aan het PROSPER onderzoek hadden hart- en vaatziekten (bijv. hartinfarct). De andere helft had dit niet, maar had wel een verhoogd risico op het optreden van hart- en vaatziekten, onder meer doordat zij rookten of suikerziekte of een hoge bloeddruk hadden. Het proefschrift bestaat uit zeven studies die zich achtereenvolgens richten op i) de methodes om wittestofafwijkingen te kwantificeren, ii) de mogelijke oorza-ken van wittestofafwijkingen, iii) het effect van wittestofafwijkingen op het cog-nitieve functioneren en, iv) de preventie van de progressie van wittestofafwijkin-gen en infarcten door middel van farmacologische interventie.

Hoofdstuk 1 is een inleiding over het onderwerp van dit proefschrift. In hoofd-stuk 2 wordt het PROSPER onderzoek beschreven en toegelicht. In hoofdhoofd-stuk 3 rapporteren wij over een nieuwe, volledig automatische segmentatietechniek die door het Laboratorium voor Klinische en Experimentele Beeldverwerking (LKEB) van het Leids Universitair Medisch Centrum is ontwikkeld voor de volumetrische analyse van wittestofafwijkingen. Onze methode maakt gebruik van een veel

________________________________________________________________

(4)

gebruikte kunstmatige intelligentietechniek (fuzzy inference system). De repro-duceerbaarheid en de nauwkeurigheid van de automatische segmentatietechniek werden geëvalueerd, onder meer door de automatische segmentatie van wittes-tofafwijkingen te vergelijken met de manuele segmentatie door een deskundige. Onze resultaten tonen aan dat de automatische segmentatietechniek zeer repro-duceerbaar is. Bovendien is er een grote overeenkomst tussen de volumetrische en ruimtelijke begrenzing van wittestofafwijkingen door een deskundige vergele-ken met de volumetrische en ruimtelijke begrenzing van wittestofafwijkingen door de automatische segmentatietechniek. Onze nieuwe segmentatietechniek voor volumetrische analyse van wittestofafwijkingen is snel, nauwkeurig en betrouwbaar. Er zijn evenwel beperkingen aan onze methode; visuele inspectie van de automatisch gegenereerde segmentaties blijft noodzakelijk.

Hoofdstuk 4 beschrijft de nauwkeurigheid waarmee een visuele schaal (Scheltens schaal) en een volumetrische methode (semi-automatisch, LKEB) de toename van wittestofafwijkingen kunnen bepalen in longitudinale studies. Wij vergeleken beide methoden met betrekking tot hun betrouwbaarheid en sensiti-viteit om eventuele veranderingen in de tijd betreffende het volume van wittes-tofafwijkingen op te sporen. De betrouwbaarheid van de methoden met betrek-king tot het meten van wittestofafwijbetrek-kingen was goed. De betrouwbaarheid van de volumetrische methode was in vergelijking met de visuele schaal echter beter. Om de sensitiviteit van beide methoden te bepalen werden de beide meetresul-taten vergeleken met een ‘externe standaard’ (i.c. leeftijd). Immers, het samen-gaan van een toename van de leeftijd met een toename van het aantal wittestof-afwijkingen is consistent aangetoond in eerdere studies. De gedachte is dat de meest sensitieve methode de toename van de wittestofafwijkingen in relatie tot de toename van leeftijd het beste zal weergeven. In de resultaten laten wij zien dat de volumetrische methode sensitiever is dan de visuele schaal bij het vast-stellen van de toename in wittestofafwijkingen in relatie tot de toename van de leeftijd. Het voorgaande suggereert dat de volumetrische methode derhalve betrouwbaarder en sensitiever is dan de visuele schaal met betrekking tot het bepalen van de toename van wittestofafwijkingen in longitudinale studies. In hoofdstuk 5 wordt onderzocht of sekseverschillen een rol spelen in de ont-wikkeling van wittestofafwijkingen. Daarbij werd gekeken naar twee typen wittes-tofafwijkingen; afwijkingen in de diepe wittestof (diepe wittestofafwijkingen) en afwijkingen rond de ventrikels (periventriculaire wittestofafwijkingen). Over een periode van drie jaar namen de volumen van zowel diepe als periventriculaire testofafwijkingen bij mannen en vrouwen toe. Echter, de toename van diepe wit-testofafwijkingen bij vrouwen is ongeveer twee keer zo groot als de toename van diepe wittestofafwijkingen bij mannen. De toename in periventriculaire wittestof-afwijkingen is gelijk bij mannen en vrouwen. Het is tot op heden onbekend wat de neurobiologische basis is voor het gevonden sekseverschil. Het wordt betwist of neuroendocrinologische verschillen een goede verklaring geven. Verder onder-zoek is nodig om de neurobiologische mechanismen met betrekking tot seksever-schillen bij hersenveroudering te onderzoeken.

(5)

In hoofdstuk 6 beschrijven wij de relatie tussen de bloedtoevoer naar de herse-nen en diepe en periventricular wittestofafwijkingen. Wij laten zien dat een daling in de bloedtoevoer naar de hersenen gedurende een onderzoeksperiode van drie jaar geassocieerd is met een toename van wittestofafwijkingen in diezelfde peri-ode. Wanneer vervolgens afzonderlijk gekeken wordt naar diepe en periventricu-laire wittestofafwijkingen zien we dat de daling in de totale bloedtoevoer naar de hersenen samenhangt met een toename van de periventriculaire wittestofafwij-kingen maar niet met een toename van de diepe wittestofafwijwittestofafwij-kingen. Met het meten van de bloedtoevoer naar de hersenen kunnen we veranderingen waarne-men die gerelateerd zijn aan beschadiging van de kleine bloedvaten van de her-senen (cerebrale microangiopathie of ‘small vessel disease’). De aanwezigheid van periventriculaire wittestofafwijkingen bij ouderen zou een uiting kunnen zijn van de aanwezigheid van schade aan deze kleine bloedvaten van de hersenen. In hoofdstuk 7 wordt de relatie tussen cardiovasculaire risicofactoren en de aan-wezigheid en toename van wittestofafwijkingen onderzocht. Daartoe werd geke-ken naar de cross-sectionele en longitudinale relaties tussen verscheidene cardi-ovasculaire risicofactoren en wittestofafwijkingen. Uit de cross-sectionele analyse blijkt dat het hebben van een ziektegeschiedenis met hypertensie gerelateerd is aan de aanwezigheid van wittestofafwijkingen, in het bijzonder aan de aanwezig-heid van diepe wittestofafwijkingen. Uit de longitudinale analyse blijkt dat roken gerelateerd is aan de toename van periventriculaire wittestofafwijkingen. Het ont-staan en de progressie van wittestofafwijkingen neemt waarschijnlijk vele jaren in beslag. Onze onderzoeksperiode van drie jaar was mogelijk te kort om de ver-banden te kunnen bestuderen. Daarnaast is het waarschijnlijk dat er verschillen-de pathologische processen ten grondslag liggen aan verschillen-de ontwikkeling van diepe en periventriculaire wittestofafwijkingen.

De relatie tussen de aanwezigheid en toename van diepe en periventriculaire wit-testofafwijkingen en de achteruitgang in het cognitieve functioneren van de deel-nemers gedurende de onderzoeksperiode van drie jaar wordt beschreven in hoofdstuk 8. Het cognitieve functioneren werd in kaart gebracht met behulp van een neuropsychologisch onderzoek. Zowel het volume van periventriculaire wit-testofafwijkingen aan het begin van de studie als de toename ervan tijdens de studie blijkt samen te hangen met een achteruitgang in het executief functione-ren (i.c. mentale traagheid) van de deelnemers. Dergelijke relaties werden niet gevonden voor de diepe wittestofafwijkingen. Uit deze bevindingen concluderen wij dat periventriculaire wittestofafwijkingen geen onschuldig fenomeen zijn. Het is aannemenlijk dat periventriculaire wittestofafwijkingen mentale traagheid bij ouderen veroorzaken of versterken.

In hoofdstuk 9 wordt het effect van een cholesterolverlagende behandeling met het geneesmiddel pravastatine op de progressie van ischemische hersenschade (i.c. wittestofafwijkingen en herseninfarcten) onderzocht. Aan het einde van de onderzoeksperiode van drie jaar was er een duidelijke toename zichtbaar in de volumina van de wittestofafwijkingen. Echter, de toename was even groot in de

________________________________________________________________

(6)

placebogroep als in de met pravastatine behandelde groep. Onze bevindingen tonen aan dat cholesterolverlagende behandeling met pravastatine géén effect heeft op het voorkomen van ischemishe hersenschade drie jaar later.

In hoofdstuk 10 worden de belangrijkste bevindingen van de in dit proefschrift beschreven onderzoeken samengevat en worden enkele restricties aan het onder-zoek nader toegelicht.

(7)

________________________________________________________________

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

WHITEMATTERS WH ITEMATTERS WHIT EMATTERS WHITEM ATTERS WHITEMAT TERS WHITEMATTE RS WHITEMATTERS WHITE ITEMATTERS WHIT EMATTERS WHITEM ATTERS WHITEMAT TERS WHITEMATTE RS W WH HIIT TE

White matters : a longitudinal study on causes and consequences of white matter hyperintensities in the elderly..

The studies presented in this thesis are based on the MRI substudy of the PROspective Study of the Elderly at Risk (PROSPER). A brief overview of the PROSPER study is given in

The data of this thesis were collected within the PROspective Study of Pravastatin in the Elderly at Risk (PROSPER), a randomised, double blind, placebo-controlled trial to test

User preferences Fuzzyfication Adaptive Re asoning T2 PD Brain stripping Templates FLAIR Image registration Template Mapping CR -FLAIR FCM FCM FCM INFERENCE (CSF &

White matter hyperintensities were assessed with use of both the visual semiquantitative Scheltens scale and an inhouse developed quan- titative volumetric method.. Firstly, with

In our longitudinal study, we found that a reduction of total cerebral blood flow was not associated with an increase of deep WMH, whereas an association was observed between

Chapter 1 introduced and contextualised this study in terms of re-examining the current status of Fanagalo partly because of the out-datedness and limitations of existing