Vraag nr. 122 van 1 maart 2000
van de heer CARL DECALUWE Milieu-inspectie – Militaire domeinen
Het toepassingsgebied is in de milieuvergunnings-decreten zeer ruim omschreven. Militaire domei-nen worden nergens expliciet van dit toepassings-gebied uitgesloten, zodat inrichtingen geplaatst op deze domeinen onderworpen lijken aan de bepa-lingen van het milieuvergunningsdecreet en zijn u i t v o e r i n g s b e s l u i t e n . Dit zou meteen ook beteke-nen dat bijvoorbeeld de afdeling Milieu-i n s p e c t i e van het Vlaams Gewest toezichtbevoegdheden heeft op de militaire domeinen.
Het decreet van 8-10 juli 1791 betreffende de be-waring en de indeling van de versterkte plaatsen en militaire posten, is nog steeds van kracht. Dit de-creet bepaalt onder meer dat "de Minister van Landsverdediging de enige beheerder is van mili-taire domeinen en dat de administratieve lichamen in geen geval er mogen over beschikken of zich mengen in hun beheer, anders dan aangeduid in huidig decreet". Artikel 14 van titel III van het bo-vengenoemde decreet van 8-10 juli 1791 bepaalt : "voor alle aangelegenheden die uitsluitend op de eigenlijke militaire dienst betrekking hebben, z o a l s het verdedigen van de plaats, het bewaken en het bewaren van alle militaire inrichtingen en goede-r e n , is de militaigoede-re ovegoede-rheid volstgoede-rekt onafhankelijk van de burgerlijke macht".
Dit betekent dan ook dat de afdeling Milieu-i n-spectie van het Vlaams Gewest geen toezichtbe-voegdheid heeft op de inrichtingen die betrekking hebben op de eigenlijke militaire dienst. In het licht van deze beschouwingen oefent de afdeling M i l i e u-inspectie dan ook geen systematische mi-lieucontroles uit op de militaire domeinen.
Het probleem is anders wanneer een militair do-mein (of een deel ervan) verhuurd wordt aan parti-c u l i e r e n . In dit geval heeft de afdeling Milieu-i n-spectie wel toezichtbevoegdheid op dat gedeelte van het terrein, en wordt het toezicht blijkbaar ook u i t g e o e f e n d . De situatie aan de zijde van het Wa a l s en het Brussels Gewest is wellicht vergelijkbaar. Deze bevoegdheidsproblematiek is niet zonder be-l a n g, aangezien de werkzaamheden van het Bebe-l- Bel-gisch leger zeer vaak van die aard zijn dat ze, i n vergelijkbare omstandigheden en door burgers uit-gevoerd, vergunningplichtig zouden zijn.
Bovendien zijn er de concrete gevallen van bij-voorbeeld bodem- en waterverontreiniging in en om militaire domeinen. In dit kader lijkt het bij-voorbeeld aangewezen om in het bijzonder na te gaan hoe de strafrechtelijke verantwoordelijkhe-den kunnen worverantwoordelijkhe-den bepaald bij inbreuken op de milieuregelgeving door de militaire overheid. 1. Zijn er contacten tussen de militaire overheid
enerzijds en de bevoegde burgerlijke overheden a n d e r z i j d s, om de (strafrechtelijke) verantwoor-delijkheden inzake de naleving van milieuregel-geving uit te klaren ?
Zo ja, wat is de precieze stand van deze ge-sprekken ?
2. Zijn er lastens de militaire overheid p r o c e s s e n-verbaal in behandeling, wegens feiten of handelingen die een inbreuk op de milieure-gelgeving zouden kunnen uitmaken ?
Over hoeveel processen-verbaal gaat het ? Wa t is het voorwerp van deze processen-verbaal ?
Antwoord
In eerste instantie kan worden verwezen naar het antwoord op de parlementaire vraag nr. 151 van de Vlaamse volksvertegenwoordiger (zie bijlage). 1. In de vraag wordt op correcte wijze de
proble-matiek geschetst met betrekking tot de toepas-sing van de milieureglementering op de militai-re domeinen en de interventie terzake van de afdeling Milieu-inspectie.
Deze problematiek kwam trouwens reeds aan de orde in het antwoord op de schriftelijke vraag nr. 204 van 12 mei 1999 van mevrouw Gerda Raskin, waarin wordt gesteld dat de af-deling Milieu-inspectie de bevoegdheid heeft op de militaire domeinen die worden verhuurd aan particulieren (Bulletin van Vragen en A n t w o o r -den nr. 1 4 van 11 juni 1999, b l z . 1679 – red.). Ook de antwoorden op de schriftelijke vragen n r. 188 van 26 februari 1998 van de heer Jo h a n Sauwens en nr. 362 van 2 juli 1998 van de heer Jan Caubergs geven toelichting over de milieu-controle en/of de vergunningplicht voor militaire domeinen (Bulletin van Vragen en A n t w o o r -den nr. 14 van 28 mei 1998, b l z . 1960 ; B VA nr. 2 van 23 oktober 1998, blz. 404 – red.).
om-trent de uitvoering van periodieke bodemon-derzoeken op hun militaire domeinen. De mili-taire overheid heeft daarin uitdrukkelijk toege-zegd hun verplichtingen na te komen. M o m e n-teel worden op verschillende militaire domei-nen dan ook de oriënterende bodemonderzoe-ken in het kader van de periodiciteit uitgevoerd. Wat de contacten tussen militaire en burgerlijke overheden betreft, kan ik melden dat op 17 ja-nuari 2000 een eerste werkvergadering is door-gegaan tussen vertegenwoordigers van de afde-ling Milieu-inspectie en de Divisie Infrastruc-tuur van de krijgsmacht. Het opzet van deze contacten is te komen tot een globale samen-werkingsovereenkomst op milieuvlak.
2. Momenteel zijn er geen processen-verbaal meer in behandeling lastens de militaire overheid die werden opgesteld door de afdeling Milieu-spectie wegens feiten of handelingen die een in-breuk op de milieuregelgeving uitmaken.