• No results found

Kaapstaten en diplomaten

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Kaapstaten en diplomaten"

Copied!
90
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Kaapstaten en diplomaten

Diplomatieke pogingen tot slavenbevrijding in de Maghreb 1609-1632

M.P. Bonvanie, BA s2027305 06 16 344 983 Van Brakelplein 24 9726 HD Groningen Masterscriptie

Educatieve Master Geschiedenis (RUG)

(2)

2

1. Inleiding ... 4

Deel I: Achtergrond van Mediterrane kaapvaart ... 10

2. Economische structuur van de Maghreb ... 11

Kaapvaart in context: definitie en praktijk ... 12

Geografische determinanten en economische structuur ... 17

Demografie ... 19

Conclusie ... 22

3. Geo-politieke factoren ... 24

Strijd tussen katholicisme en islam ... 24

Vazallen van de sultan ... 26

Onduidelijke politieke status ... 28

Conclusie ... 29

4. Interne politiek in de kaapstaten ... 31

Indeling van het burgerlijk bestuur ... 31

De rol van de kaperkapiteins ... 33

De macht van de janitsaren... 35

Soevereiniteitskwestie: kaapvaart of piraterij? ... 36

Positie van de slaven ... 38

Conclusie ... 41

Deel II: de Republiek in de Middellandse Zee ... 43

5. De Mediterrane belangen van de Republiek ... 44

Toegang ... 44

Problemen met de Barbarijse Kapers ... 45

Smeekschriften van de slaven ... 48

Renegaten ... 49

(3)

3

6. Eerste consul bij de sultan 1609-1616 ... 53

Cornelis Haga naar Istanboel 1609-1612 ... 54

Haga en slavenbevrijding in Barbarije 1612-1616 ... 58

Instructies van Haga voor een consulaat ter plaatse ... 60

Conclusie ... 62

7. Eerste consul in de Barbarijse staten 1616 – 1618 ... 64

Voorgeschiedenis Wijnant De Keyser ... 64

De Keyser in de Maghreb 1616-1618 ... 67

De Keyser in Tunis 1616 ... 70

Pressiemiddelen en escalatie: 1618 ... 71

Conclusie ... 72

8. Diplomatiek falen en de oprichting van de Directie 1619-1632 . 73 De overbelasting van de admiraliteiten ... 73

Consulaire geschillen ... 74

Oprichting van de Directie Levantse Handel 1625-1632 ... 77

(4)

4

1. Inleiding

De maatschappelijke roep om het Nederlandse slavernijverleden te onderzoeken wordt luider. Nederland en slavernij zijn op vele manieren aan elkaar te verbinden, zowel tijdens als voor het bestaan van het huidige koninkrijk. De Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden kende vele banden met slavenhandel en de inzet van slaven. Vanuit Afrika vervoerden Nederlandse schepen slaven naar Amerika en Indië, de twee hoofdstromen in het wereldslavennetwerk. Binnen Afrika is echter sprake van een derde slavernijstroom, die naar en binnen de Arabische wereld. Kenmerkend voor het slavernijverleden van dit gebied is dat hier niet alleen Afrikanen in slavernij werden gedwongen, maar ook Europeanen. In de strijd tussen de katholieke en de islamitische wereld op de Middellandse Zee was de bevolking de inzet. Voor beide partijen gold dat bemanningen van overwonnen schepen werden gevangengenomen en tewerkgesteld. Ook niet-strijders werden door moslims en katholieken tot slavernij gedwongen. De Republiek was een buitenstaander in deze strijd – als protestantse natie was zij aan geen van de partijen gelieerd. Sterker nog, de islamitische staten verwierpen de christelijke Nederlanders niet en verwelkomden hen aanvankelijk als een vijand van de katholieken. Toch werden de koopmannen en scheepslieden van de Republiek in toenemende mate het slachtoffer van slavernij. De kapers van de Barbarijse1 Staten aan de

noordkust van het Afrikaanse continent verstoorden de zogeheten ‘Straatvaart’, het scheepverkeer dat vanuit de Republiek via de Straat van Gibraltar naar havens van de Middellandse Zee voer. In naam van de

1 Taalkundige noot: het is aantrekkelijk te denken dat de term ‘Barbarije’ afkomstig is

(5)

5

Ottomaanse sultan overvielen de Barbarijse Kapers christelijke schepen en dorpen langs de Mediterrane en Atlantische kust. De inkomsten van de kapers waren voor een groot deel afhankelijk van het kapen van niet-islamitische schepen, omdat de Maghreb geen andere grootschalige ontwikkeling van exportwaardige producten kende. Een bijzonder component van hun kaappraktijk is dat zij zich niet alleen richtten op het buit maken van schip en goed, maar ook op de bemanning. Deze werd als slaaf verkocht bij aankomst in de havenstad tot grote afschuw van de Europese bevolking. De Barbarijse Kapers maakten zich zo berucht in geheel Europa.

Geen van de Europese landen ontkwam aan deze praktijk, hoewel de impact per staat verschilde. De Europeanen wisten zich er niet goed tegen te verweren. De Noord-Afrikaanse kaapstaten bleken te sterk om in te nemen met een militaire expeditie en diplomatieke missies haalden weinig uit. De enige manier om de slaven te bevrijden was om hen los te kopen, een zeer winstgevende praktijk voor de verkoper.

Het onderwerp van dit onderzoek zijn de diplomatieke pogingen van de Republiek om de slaven in de Barbarijse staten te bevrijden. De jonge Republiek der Verenigde Nederlanden stuurde met het begin van het Twaalfjarig Bestand een ambassadeur naar het Ottomaanse rijk en kort daarop volgend een consul naar Algiers, Tunis en Tripoli.2 De diplomaten

hadden tot doel een blijvende vrede te sluiten en opvarenden van Nederlandse schepen te bevrijden uit de slavernij, maar wisten dit niet te bewerkstelligen. Met dit onderzoek wordt de vraag beantwoord waarom het

2 In de diplomatieke hiërarchie is een consul ondergeschikt aan een ambassadeur. Een grof

(6)

6

niet mogelijk was voor de Republiek om een duurzaam vredesverdrag met de Barbarijse staten te sluiten.

Om een betrouwbaar beeld te kunnen krijgen wordt onder andere gebruik gemaakt van de Rijks Geschiedkundige Publicatiën. Aan het begin van de vorige eeuw heeft dr. K. Heeringa in opdracht van het Ministerie van Binnenlandse Zaken het Nationaal Archief (destijds nog Rijksarchief) onderzocht op de relevante passages voor de Levantse handel en deze samen gepubliceerd als Bronnen tot de Geschiedenis van den Levantschen handel, 1590-1826.3 Het archief van de Directie Levantse Handel geeft

samen met de diplomatieke correspondentie van de Staten-Generaal een goed overzicht van de situatie in Barbarije en met name de problemen die de handelsvloot ondervond. Op basis van deze publicatie kan de situatie in de Maghreb worden gereconstrueerd en het diplomatieke verkeer tussen de Republiek en de Barbarijse staten worden onderzocht. In de bestaande studies wordt deze materie niet aldus behandeld.

Dr. Gerard van Krieken heeft een uitgebreide studie verricht naar de betrekkingen tussen de Staten-Generaal en Algiers, de voornaamste kaperstaat in de Maghreb.4 Hiervoor werkt Van Krieken vanuit het archief

van de Staten-Generaal en niet met de scheepsarchieven zelf, waardoor hij in algemene termen blijft, temeer omdat hij de gehele periode van Republiek beschrijft. Buiten Van Krieken zijn er weinig auteurs die zich richten op de Republiek. Zeer onlangs is dr. Erica Heinsen-Roach gepromoveerd op de consuls in de Maghreb, maar zij beperkt zich tot Nederlandse perspectief, waardoor de invloed van de Barbarijse staten buiten beschouwing blijft.5 Geen van de onderzoekers zoekt een verklaring

voor de kaapvaart, zij nemen voor feit aan dat Barbarijers nu eenmaal

3 Zie hiervoor: K. Heeringa, Bronnen tot de Geschiedenis van den Levantschen handel,

1590-1826, (’s-Gravenhage, Martinus Nijhoff, 1910).

4 Zie hiervoor: Gerard van Krieken, Kapers en kooplieden: de betrekkingen tussen Algiers

en Nederland, 1604-1830, (Amsterdam: Bataafsche Leeuw, 1999).

5 Zie hiervoor: Erica Heinsen-Roach, ‘Consuls-of-State and the Redemption of Slaves: the

(7)

7

kapen zonder naar een achterliggende oorzaak te kijken. Het doel van dit onderzoek is om dit gat in de historiografie te dichten.

De hypothese van dit onderzoek is dat er geen duurzame vrede kon worden gesloten, omdat de Europese partijen geen rekening hielden met wat de Barbarijse staten tot de kaapvaart dreef. Door de interne organisatie van de Barbarijse staten waren zij dermate afhankelijk van de kaapvaart dat een vrede nooit blijvend kon zijn. Ieder verdrag dat gesloten werd zou snel worden geschonden. Dit wordt aangetoond door een analyse te geven van de situatie in de Barbarijse staten in de relevante periode en hierna de Nederlandse pogingen om een duurzame vrede te bereiken in het begin van de zeventiende eeuw te analyseren.

De keuze voor het tijdvak past bij de Republiek, die samen met de vroegmoderne Barbarijse staten in de Maghreb centraal staat. Voor de zeventiende eeuw speelde de kaap- en slavernijproblematiek nauwelijks voor de Republiek en kreeg het nog geen aandacht van de Staten-Generaal. Om deze reden valt de periode voor de zeventiende eeuw buiten het kader van dit onderzoek, ondanks dat er al wel sprake was van grootschalige kaapvaart in de Middellandse Zee. De andere cesuur die ik aanbreng is de oprichting van het Directie van de Levantse Handel en de Navigatie in de Middellandse Zee en hun beginjaren. De directeuren keerden zich ten dele af van de Staten-Generaal, om zelf de veiligheid van de koopvaarders te garanderen. Zij werkten vanuit de overtuiging dat de Staten-Generaal geen duurzame vrede konden sluiten en daardoor de koopvaardij in het gebied niet voldoende konden beschermen. De problematiek met de Barbarijse Kapers is zo ver mogelijk ingeperkt voor zover de Staten-Generaal dit konden realiseren; de impact van de kaapvaart werd gereduceerd door oprichting van de Directie, maar de overvallen en slavernij zouden blijven tot de Franse kolonisatie van de Maghreb in de negentiende eeuw.

(8)

8

bestraft en dat zonder kaapvaart het binnenlandse politieke systeem niet draaiende kon worden gehouden. Voor de uiteenzetting van dit deel worden de volgende deelvragen beantwoord. Hoofdstuk 2 is gewijd aan de vraag welke historische banden de regio had met kaapvaart, waarbij nader wordt gekeken naar de geografische structuur en de interne economische samenhang. Hiermee biedt hoofdstuk 2 een eerste en algemene kijk op het gebied. In hoofdstuk 3 staat de geo-politieke situatie centraal en wordt de vraag beantwoord hoe de Barbarijse Kapers zich verhouden tot de andere staten in de regio en hun politieke ambities. Met hoofdstuk 4 wordt er teruggekeerd naar de Barbarijse staten zelf en het bestuur van de kaapstaten geanalyseerd, om te achterhalen hoe de interne bestuursstructuur aan de kaapvaart verbonden was. De antwoorden op deze vragen worden gevonden door middel van literatuurstudies.

Deel II bestaat uit de Nederlandse belangen in de Middellandse Zee en de diplomatieke missies, beginnend met hoofdstuk 5, waarin wordt ingegaan op de Nederlandse relatie met Barbarije en de verhoudingen van de Republiek tot de Maghreb en de Middellandse Zee. Dit zal worden beschreven vanuit het archief van de Staten-Generaal en de consuls ter plaatse. Dit hoofdstuk kent de volgende deelvragen. Wat is was de omvang en oorsprong van de handel van de Republiek met de Levant? Waarom kwam hier een Directie aan te pas? Wat is er ondernomen om de impact van de kaap te doen afnemen? Waar nodig zal dit worden aangevuld met verdere literatuurstudie.

Voor de methodologische ondersteuning van de diplomatieke missies kijk ik naar New Diplomatic History en de aan de periode en plaats verbonden studies van John Watkins en Emrah Safa Gürkan, die zich respectievelijk hebben gespecialiseerd op vroegmoderne diplomatieke literatuur en Ottomaanse diplomatiek.6 Zij betogen dat bij het behandelen

6 Zie hiervoor: John Watkins, “Toward a New Diplomatic History of Medieval and Early

(9)

9

van vroegmoderne diplomatie er in het bijzonder moet worden stilgestaan bij de context waarin een diplomaat opereert. De achtergrond van de kaapvaart zoals die is omschreven in Deel I en hoofdstuk 5, dient als de nodige context voor de volgende hoofdstukken.

In hoofdstuk 6 wordt er gekeken naar de eerste consul in het gebied, Cornelis Haga en hoe hij heeft geprobeerd om de problemen met de Barbarijse kapers heeft aangepakt vanuit Istanboel. Haga kreeg navolging in de persoon van Wijnant de Keyser in Algiers en Tunis, die wordt besproken in hoofdstuk 7. Hier wordt stilgestaan bij de impact van de Nederlandse missie. Hoe werkten de diplomaten ter plaatse? Wat konden zij bereiken bij de lokale bestuurders? Hoe reageerden de Barbarijse staten op de houding van de Republiek, welke eisen werden ingewilligd en welke juist niet? In hoeverre waren de diplomaten op de hoogte van de noodzaak van de kaapvaart voor Barbarije? Tot slot wordt in hoofdstuk 8 het falen van de diplomatie vastgesteld en naar oprichting van de Directie gekeken als reactie daarop, met de vraag hoe de falende diplomatie de belangen van de Republiek in de Middellandse Zee werd behandeld. Om de deelvragen van deel II te beantwoorden wordt gebruik gemaakt van Levantsche Handel van dr. Heeringa.

(10)

10

(11)

11

2. Economische structuur van de Maghreb

Dit hoofdstuk bevat de vraag hoe de kaapvaart verbonden is aan de Barbarijse staten in de Maghreb, de Noord-Afrikaanse kustregio van de huidige Westelijke Sahara tot en met Libië. Tunis en Algiers staan hierin centraal, omdat deze twee staten het meeste te maken hadden met de Republiek. Over Tripoli is minder bekend. Voor Tripoli kan er voor dit onderzoek worden volstaan met de gedachte dat het vergelijkbaar is met de situatie in Algiers of Tunis, op een kleinere schaal.7 Tripoli onderscheidde

zich van de andere kleinere havens als Bizerte, Annaba of Soesa,8 omdat

het net als Algiers en Tunis een zelfstandig protectoraat9 vormde, onder

bescherming van de Ottomaanse sultan.

In dit hoofdstuk wordt eerst de geschiedenis van de kaapvaart in de Middellandse Zee uiteengezet, waaruit blijkt dat kaapvaart een lange traditie kent en waarom met name de Maghreb er zo mee verbonden was. Daarna volgt de geografische en economische opbouw van de Barbarijse staten. Ik spreek van determinanten, omdat de ligging en de demografische opbouw van de regio hebben geleid tot een systeem waarin de kaapvaart onlosmakelijk onderdeel waren van de Maghreb. Tot slot wordt de vraag beantwoord hoe de Barbarijse staten afhankelijk waren van kaapvaart, waarbij de hypothese is dat door een geïsoleerde politiek isolement de kaappraktijken niet worden bestraft en dat zonder kaap het binnenlandse systeem niet draaiende kan worden gehouden.

7 Robert Davis, “Counting European Slaves on the Barbary Coast,” Past & Present 172

(2001), 107: “Other Barbary Coast ports, generally poor and underpopulated, were in an altogether different league than either Algiers or Tunis when it came to slaves. Tripoli, […] was never reported to have had more than 2,500 Christian slaves.”, terwijl er in de periode 1580-1680 in Algiers gemiddeld 27.000 slaven huisden en in Tunis 6.000 (ibidem, 108).

8 Dit zijn drie voorbeelden van havens uit elk van de Barbarijse Staten, resp. Tunis,

Algiers en Tripoli.

9 Zoals gebruikelijk in de vroegmoderne periode is titelatuur niet uniform. In het

(12)

12

Kaapvaart in context: definitie en praktijk

“kapen – onovergankelijk werkwoord

[Vroeger in oorlogstijd] met machtiging van de hoge overheid, met een eigen vaartuig de vijand op zee schade berokkenen door

zijn koopvaardijschepen aan te vallen en buit te maken”10

Piraterij is altijd onderdeel geweest van de Middellandse Zee. In de Romeinse geschiedschrijving wordt al melding gemaakt van piraten in het gebied, het meest bekende geval wellicht Caesar in de Biografieën van Plutarchus.11 Op weg naar Bithynië wordt Caesars schip overmeesterd door

Cilicische piraten. Met zijn charisma en arrogantie weet hij de piraten voor zich te winnen. Caesar ontsnapt de dood door het losgeld te betalen en laat de piraten gevangen nemen en ophangen. De schade van piraterij kan buiten de romantische verhalen worden teruggevonden in de late Romeinse Republiek bij Cicero. Hij ijverde er in de senaat voor piraterij te bestrijden om de koopvaardij te beschermen, zoals hem eeuwen later in de Staten-Generaal zou worden nagedaan.12

Dit onderzoek is gericht op kaapvaart, een van piraterij onderscheidenlijke praktijk. Kaapvaart werd gesanctioneerd door de staat en was legaal in de vroegmoderne periode: “[T]he state authorized nonstate actors to deploy their individually owned armed naval vessels against foreign shipping. Individuals who engaged in this activity without state authority were labeled pirates.”13 ‘Kaper’ was een lucratief beroep,

‘piraat’ een belediging.14 Voor Europese staten was het gebruik zogeheten

kaapbrieven uit te reiken, waarin werd geformuleerd welke doelen mochten worden aangevallen en ingenomen. Kaapvaart werd daarmee in de

10 Van Dale Online, ‘kapen’.

11 Zie voor het volledige verhaal: Plutarchus, Het leven van Caesar, 1-2.

12 M. Murphy, ‘The Barbary Pirates,’ Mediterranean Quarterly 24, nr. 4 (2013), 19-20. 13 Janice Thomson, Mercenaries, Pirates, and Sovereigns: State-Building and

Extraterritorial Violence in Early Modern Europe (Princeton: Princeton University Press, 1996), 9.

14 Adrian Tinniswood, Pirates of Barbary: Corsairs, Conquests and Captivity in the 17th

(13)

13

vroegmoderne tijd een onderdeel van oorlogsvoering, terwijl piraterij een misdrijf bleef. De autonome Barbarijse protectoraten verleenden toestemming, zodat gesproken dient te worden van de Barbarijse Kapers en niet van piraten. Zij maakten echter geen gebruik van kaperbrieven in de Europese kaaptraditie. In hoofdstuk 4 wordt deze toestemming nader geanalyseerd.

Kaapvaart werd gestimuleerd in de Maghreb door de grootschalige handel en door de geografische eigenschappen van het gebied.15 Piraterij

kon er gedijen door de aanwezigheid van smalle passages: het Mediterrane Kanaal van Gibraltar tot Algiers en de zee-engte tussen Tunis en Sicilië, die de Middellandse Zee verdeelden in een islamitisch en een christelijke deel.16

Door de beperkte reikwijdte en navigatiemogelijkheden bleven schepen dicht bij de kust. Vanuit het westen voeren schepen langs Spanje, Frankrijk, Italië en uiteindelijk via het Nauw van Messina naar de Ottomaanse gebieden of hielden de kust van Noord-Afrika aan en voeren onder Sicilië langs.17 Afhankelijk van hun herkomst stopten schepen op de noordelijke

route op de Spaanse Balearen, in het Franse Toulon, in de haven van Genua of het Toscaanse Livorno, of op de zuidelijke route in een van de kaaphavens. Deze routes zijn aangegeven in figuur 1.

De vorm van de handelsnetwerken speelde piraterij in de hand, omdat de scheepvaart beperkt werd tot een smalle en voorspelbare route. Alleen de grootste schepen konden afwijken van deze route, zoals de kaapgalleien uit de Noord-Afrikaanse havens. Zij konden vanuit open zee de handelsroutes overvallen en zich vervolgens terugtrekken met hun buit.18

De veiligste schepen aan christelijke zijde waren de handelsschepen van de grootste klasse: de schepen op de route Republiek-Indië en de Venetiaanse

15 Fernand Braudel, The Mediterranean: and the Mediterranean World in the Age of Phlip

II volume 1, translated from the French by Siân Reynolds, (New York: Harper Colophon Books, 1972), 109.

(14)

14

handelsschepen.19 Zij waren beschermd tegen de individuele kapers, maar

niet tegen de georganiseerde en sterk uitgeruste gezamenlijke eskaders.20

De Straat van Gibraltar was aan beide zijden in handen van Spanje, zodat het Atlantisch-Mediterrane Kanaal afgesloten werd voor de islamitische schepen en de kaapvaart vanuit de Noord-Afrikaanse protectoraten werd beperkt tot de Middellandse Zee. Althans, tot ook de kapers de benodigde technologie verkregen om op hoge zee in de Atlantische Oceaan te varen en de kapers de Spaanse steunpunten konden omzeilen.21

Sommige auteurs suggereren dat renegaten (tot de islam bekeerde christenen) de kapers hielpen met hun kennis van de nieuwe

19 Adrian Tinniswood, Pirates of Barbary: Corsairs, Conquests and Captivity in the 17th

-Century Mediterranean (Londen: Jonathan Cape, 2010), 35.

20 Ibidem, 36.

21 Fernand Braudel, The Mediterranean: and the Mediterranean World in the Age of Phlip

II volume 1, translated from the French by Siân Reynolds, (New York: Harper Colophon Books, 1972), 120.

Figuur 1: Vaarroutes Westelijke Middellandse Zee

(15)

15

scheepsvaarttechnieken.22 De kaapsteden lagen niet geïsoleerd en hun

havens werden gebruikt door christelijke schepen. Wel kan gesteld worden dat de technologische kennis werd versterkt door de renegaten die Europese schepen opnamen in hun kaapvloot. Zo beschikten ook de Noord-Afrikaanse protectoraten vanaf het begin van de zeventiende eeuw over schepen van superieure bouw en tuigage.

Een door kaap gedreven economie kenmerkte de vroegmoderne Maghreb. Van de kaaphavens was Algiers de voornaamste, hoewel de plaats meer recht zou worden gedaan met ‘de beruchtste’. Het blijft onduidelijk hoeveel plaatsen betrokken zijn geweest bij kaapvaart. De kust van de Maghreb had vele kleine steden en dorpen van waaruit de bevolking op eigen initiatief naar zee kon trekken, zonder dat dit centraal werd vastgelegd door een hogere overheid. Hierin verschilde het van de vroegmoderne Europese kaappraktijk, omdat daar kaap alleen werd toegestaan met een kaperbrief. In de Republiek kon deze alleen worden uitgegeven door de Staten-Generaal en werd niet-gesanctioneerde kaapvaart gezien als piraterij.

Enkele centra in de Maghreb zijn wel bekend dankzij hun grootte. De Barbarijse protectoraten bestonden uit Algiers, Tripoli en Tunis. Zij beschikten elk over een eigen kapersvloot. De laatste twee kwamen later in de zestiende eeuw op als kaaphavens, omdat zij daarvoor een langere periode in Europees bezit waren.23 Keizer Karel V had Tripoli samen met

Malta toegewezen aan de Hospitaalridders van Sint-Jan. Zij behielden de stad tot de Algerijnen deze innamen in 1551.24 Ten westen van Algiers lag

Marokko met zijn eigen kaaphavens, zoals Salé. Het gebied dat we nu als

22 Het gaat hier om Robert Davis Christian Slaves, Muslim Masters: White Slavery in the

Mediterranean, the Barbary Coast, and Italy, 1500-1800, (New York: Palgrave MacMillan, 2004); en John B. Wolf, The Barbary Coast: Algiers under the Turks, 1500 to 1830, (New York: Norton, 1979). In beide boeken krijgen de renegaten de rol aangemeten van technologisch experts van de Barbarijse kapers.

23 Robert Davis, Christian Slaves, Muslim Masters: White Slavery in the Mediterranean,

the Barbary Coast, and Italy, 1500-1800 (New York: Palgrave MacMillan, 2004), 10.

24 Philips Williams, Empire and Holy War in the Mediterranean : The Galley and Maritime

(16)

16

Marokko kennen had een aparte status en mag niet gelijk worden gesteld met Algiers, Tunis en Tripoli, omdat Marokko in tegenstelling tot de drie protectoraten niet was aangesloten bij het Ottomaanse Rijk.

Kaapvaart mag niet gezien worden als een exclusief islamitische onderneming. Het werd ondernomen door christenen en zelfs in naam van Christus. Tot 1522 op Rhodos en daarna vanaf Malta, namen de Hospitaalridders van Sint-Jan de taak op zich de vijanden van het geloof te bevechten.25 In Toscane werd de Orde van San Stefano gesticht met een

vergelijkbare taak en gevestigd in de nieuwe havenplaats Livorno.26 Langs

de katholieke noordkust van de Middellandse Zee waren meerdere slavenkralen gevestigd,27 waar de katholieke staten moslims als slaven

tewerk stelden op de roeibanken van hun galleien.28

Professor Robert Davis van de Ohio State University is gespecialiseerd in het mediterrane gebied in de vroegmoderne periode en heeft meerdere boeken en artikelen geschreven over de Barbarijse Kapers. In zijn analyse van de kaaptactieken benadrukt Davis dat het gebruik van slaven door de Europeanen op zee na de Slag bij Lepanto in 1571 afnam door de verkleining en modernisering van vloot en kaapvaart waardoor slaafwinning een hoofdzakelijk islamitisch fenomeen werd.29

De door slaven geleverde spierkracht die nodig was om een galei voort te roeien werd bij deze modernisering vervangen door windkracht, waarbij een schip bestierd moest worden door zeelieden met verstand van tuigage en zeilwerk, waar slaven niet geschikt voor waren. Bovendien wilden de admiraliteiten niet afhankelijk zijn van de aanvoer van slaven voor de grootte en slagkracht van hun vloot.30

25 Robert Davis, “The Geography of Slaving in the Early Modern Mediterranean,

1500-1800,” Journal of Medieval and Early Modern Studies 37, nr. 1 (2007), 65.

26 M. Murphy, ‘The Barbary Pirates,’ Mediterranean Quarterly 24, nr. 4 (2013), 23. 27 Robert Davis, “The Geography of Slaving in the Early Modern Mediterranean,

1500-1800,” Journal of Medieval and Early Modern Studies 37, nr. 1 (2007), 62-63.

28 Robert Davis, Christian Slaves, Muslim Masters: White Slavery in the Mediterranean,

the Barbary Coast, and Italy, 1500-1800 (New York: Palgrave MacMillan, 2004), 8.

(17)

17

Geografische determinanten en economische structuur

Om de geografische en economische karakteristieken van de Maghreb te ontdekken wordt gebruik gemaakt van de inmiddels klassieke sociaal-economische verkenning van Fernand Braudel, the Mediterranean World in the Age of Philip II. Braudel onderscheidt drie regio’s die samen het achterland van de kaapsteden vormden: bergen, heuvels en het laagland. In de bergen zijn de oude gemeenschappen te vinden; afgesloten van de buitenwereld, autonoom en armlastig. De heuvels vormen de tussengebieden, de schakels tussen de marktpunten, die overgaan in het gecultiveerde laagland.31

Algiers had een geürbaniseerd achterland.32 Het was relatief ver

ontwikkeld en werd gecultiveerd en geïrrigeerd.33 Het achterland kende een

andere ontwikkeling en indeling dan de kaapsteden, die als losse schakels functioneerden. Het achterland was meer op zichzelf gericht, terwijl de steden voor hun handelscontacten van de Middellandse Zee afhankelijk waren. Door de zuidelijke ligging was het klimaat geschikt voor landbouw. De grasvlakten van de heuvels waren bijzonder geschikt voor het laten grazen van vee.34 Een belangrijk verschil met de bergen was dat de

productie van de heuvels en de vlaktes voornamelijk gericht was op uitvloeiing, voor het voeden van de steden en voor de handel.35 Die

uitvloeiing was de schakel met de kuststeden, het focuspunt van dit onderzoek. Het bestuur was in de kuststeden gevestigd en in de havens werden de slaven en andere producten ingevoerd. De steden vingen de overschotten van het achterland op; de mannen die geen werk konden vinden en landbouwproducten die in het achterland niet meer nodig waren. Voor alle overige producten moest men in Maghreb naar zee kijken.

31 Fernand Braudel, The Mediterranean: and the Mediterranean World in the Age of Phlip

II volume 1, translated from the French by Siân Reynolds, (New York: Harper Colophon Books, 1972), 53-5.

(18)

18

Braudel gaat zo ver om de Middellandse Zee een binnenzee te noemen, omdat deze bij de meeste weersomstandigheden goed te navigeren is.36

Het is onmogelijk om er ver te varen zonder land tegen te komen, wat navigatie vergemakkelijkt, in tegenstelling tot de nabijgelegen Atlantische Oceaan.37 De kust biedt een veilig heenkomen in het geval van calamiteiten

en vele punten voor (her-) bevoorrading, zodat het een gunstige handelsroute is die zonder grote problemen intensief kan worden gebruikt voor winstgevende handel. De uitgestrekte kust en vele eilanden van de Middellandse zee geven scheepvaart de mogelijkheid constant veilig land in de nabijheid te hebben. Door vele uitwijkmogelijkheden kon de Middellandse Zee in de vroegmoderne periode in zijn volledigheid worden bevaren, in tegenstelling tot de Atlantische Oceaan die ontoegankelijk bleef voor vaart op open zee.38 Voor de Kruistochten kende de Maghreb een

bloeiend handelsnetwerk. Slaven, olijven, vis, laken en paarden vloeiden vanuit het zuiden naar de steden en werden verhandeld via de Middellandse Zee.39 Deze handel werd verstoord door de oorlog tussen de katholieken en

moslims (zie hiervoor hoofdstuk 3).

Met de ontwikkeling in scheepvaarttechnieken werd het mogelijk om ook met normale handelsscheppen de kust te verlaten. De vaart was door deze geografische omstandigheden gericht op de kust en op de Middellandse Zee, die als nauwe zee een veilige route bood. Aan het begin van de zeventiende eeuw verruilden de kapers – hoewel slechts ten dele – hun galleien voor Europese zeilschepen, waar geen roeiers voor nodig waren. Dit vergrootte niet alleen het bereik van de kapers de slagkracht van de kaapvloot, omdat de kapers niet langer afhankelijk waren van de beperkte voorraad slaven voor de roeibanken. Bovendien kon een schip

36 Ibidem, 25.

37 Fernand Braudel, The Mediterranean: and the Mediterranean World in the Age of Phlip

II volume 1, translated from the French by Siân Reynolds, (New York: Harper Colophon Books, 1972), 106.

38 Ibidem, 108. Met de ontwikkeling van het karveel wordt het mogelijk de sterke

aflandse wind te trotseren en vanuit de Azoren terug naar Iberië te varen.

(19)

19

langer op zee blijven zonder al deze roeiers, omdat het minder eten en bovenal minder water mee hoefde te nemen.40

Demografie

Door het onaantrekkelijk klimaat van de Libische kust, is het goed in te denken dat de communicatie- en transportlijnen tussen het Ottomaanse Rijk en Maghreb via zee liepen. Het waren ook de Arabieren die in de Maghreb de kuststeden beheersten, terwijl de inheemse Berbers de binnenlanden bewoonden.41 Deze verhouding vindt zijn origine al in de

Oudheid, waar de Romeinse overheerser al een onderscheid zag tussen de volkeren die leefden in huizen van haar en de volkeren in de huizen van klei, het verschil tussen de Bedoeïenen in hun stoffen tenten en de inwoners van dorpen en steden.42 De tegenstelling tussen de kust- en de

bergbewoners is nog steeds actueel en loopt als een rode draad door de geschiedenis van de regio. Deze tegenstelling beperkte de macht van de protectoraten in de vroegmoderne periode op het land dat zij nominaal regeerden.43 De berggemeenschappen vormden een directe druk op de

kuststeden, als eerste uitwijkingsplaats voor hun bevolkingsoverschot – een limiet was al snel bereikt.44

De bevolking van de protectoraten werd aangevuld door de immigratie van de islamitische Iberiërs, de Moriscos. Na de Val van Granada in 1492 en toenemende vervolging van moslims in de zestiende eeuw, trokken de Moriscos naar de Maghreb.45 De uitdrijving van de moslims uit Spanje na

40 Paul Auchterlonie, Encountering Islam: Joseph Pitts: an English slave in 17th-century

Algiers and Mecca : a critical edition, with biographical introduction and notes, of Joseph Pitts of Exeter's A faithful account of the religion and manners of the Mahometans, 1731

(Londen: Arabian Publishing, 2012) eBook Collection EBSCOhost (laatst geraadpleegd 26 juli 2016), I, The economic organization of Algiers and the development of privateering.

41 M. Murphy, ‘The Barbary Pirates,’ Mediterranean Quarterly 24, nr. 4 (2013), 24. 42 John B. Wolf, The Barbary Coast: Algeria under the Turks (New York: W.W. Norton &

Company, 1979), 1; M. Murphy, ‘The Barbary Pirates,’ Mediterranean Quarterly 24, nr. 4 (2013), 27.

43 Fernand Braudel, The Mediterranean: and the Mediterranean World in the Age of Phlip

II volume 1, translated from the French by Siân Reynolds, (New York: Harper Colophon Books, 1972), 35.

44 Ibidem 44.

(20)

20

de Reconquisita zorgde ervoor dat veel Moriscos bereid waren de wapens op te nemen tegen Spanje.46 Door hun wraakgevoelens jegens de

Spanjaarden bleken de Moriscos een drijvende kracht voor de strijd tussen de christelijke naties en de Ottomaanse sultan.47 Door de geografische

ligging waren de Barbarijse staten een gemakkelijke uitweg voor de Moriscos om het Iberisch schiereiland te ontsnappen.48 De dey van Tunis

nodigde hen zelfs uit om de stad te komen versterken.49

De Maghreb was een regio met veelal boeren, zeevaarders en handelaren, maar weinig ambachtslieden. Het gebrek aan specialistische krachten kon worden gekwantificeerd met behulp van de losgelden. Een niet-geschoolde matroos was van mindere waarde en kon voor minder geld worden vrijgekocht dan een volleerde ambachtsman. Ter illustratie, in 1730 kon gevolmachtigde Cornelis Schrijver voor fl. 875 een matroos vrijkopen, terwijl een stuurman, timmerman of zeilmaker hem met fl. 1575 bijna het dubbele kostte.50 In de Barbarijse staten was er doorlopend een tekort aan

ambachtslieden, zodat de kapers onder de overwonnen bemanningen op zoek waren naar mensen die een vak kenden. Een tweede voorbeeld kan worden gevonden in een noodoproep aan Prins Maurits uit 1611, waarin overmeesterde kanonniers in Tunis beschrijven hoe zij met geweld gedwongen werden om het geschut te bedienen.51 Als zij het doel niet

raakten, werden zij geslagen door hun bewapende bewakers.

46 Paul Auchterlonie, Encountering Islam: Joseph Pitts: an English slave in 17th-century

Algiers and Mecca : a critical edition, with biographical introduction and notes, of Joseph Pitts of Exeter's A faithful account of the religion and manners of the Mahometans, 1731

(Londen: Arabian Publishing, 2012) eBook Collection EBSCOhost (laatst geraadpleegd 26 juli 2016), I, The Political and Social Organisation of Algiers.

47 John B. Wolf, The Barbary Coast: Algeria under the Turks (New York: W.W. Norton &

Company, 1979) 17.

48 John B. Wolf, The Barbary Coast: Algeria under the Turks (New York: W.W. Norton &

Company, 1979), 18.

49 Adrian Tinniswood, Pirates of Barbary: Corsairs, Conquests and Captivity in the 17th

-Century Mediterranean (Londen: Jonathan Cape, 2010), 27.

50 Gerard van Krieken, Kapers en kooplieden: de betrekkingen tussen Algiers en

Nederland, 1604-1830. (Amsterdam: Bataafsche Leeuw, 1999), 75. Hoewel een eeuw na de periode van dit onderzoek, is de prijs vergelijkbaar met de bedragen die worden genoemd in de correspondentie die in deel II het bronnencorpus vormt.

51 K. Heeringa, Bronnen tot de Geschiedenis van den Levantschen handel, 1590-1826

(21)

21

De vroegmoderne periode kende een mannenoverschot, door een hoog mortaliteitscijfer van vrouwen boven de twintig.52 In de Maghreb werd dit

mannenoverschot versterkt door polygamie. De al in mindere mate beschikbare vrouwen werden nog sneller verdeeld onder de bezittende klasse. Dit resulteerde in een brede onderlaag van ongehuwde en onvermogende mannen, voor wie militaire dienst of kaapvaart een goede bron van inkomen was. In 1568 werd het door de heerser van Algiers toegestaan om de janitsaren in te zetten als mariniers.53 Het aannemen van

gevaarlijke beroepen resulteerde in een snelle doorloop van deze onderklasse van mannen, die werd versneld door de uitbraken van ziekten.54 De slavenpopulatie kende een vergelijkbaar patroon: de

combinatie van ziekte en mishandeling en ondervoeding, zorgde ervoor dat de slavenstroom constant moest worden aangevuld om de slavenpopulatie op peil te kunnen houden.55

Buiten de stedelijke omgeving was het lastig het gezag van de staat te handhaven. Door de wederzijdse kaapvaart en overvallen op dorpen raakte de kust dunbevolkt.56 Met de rooftochten kon er in luxe waren of

kapitaalgoederen worden voorzien. De schepen die werden buitgemaakt waren van grote waarde, omdat zij konden werden ingezet als kaapvaartuigen, of konden worden gestript voor bouwmateriaal.57 De

ooggetuigenverslagen maken melding van schepen uit allerlei landen die in

52 John B. Wolf, The Barbary Coast: Algeria under the Turks (New York: W.W. Norton &

Company, 1979), 58.

53 John B. Wolf, The Barbary Coast: Algeria under the Turks (New York: W.W. Norton &

Company, 1979), 59.

54 Robert Davis, “Counting European Slaves on the Barbary Coast,” Past & Present 172

(2001), 112.

55 Ibidem, 109-110.

56 John B. Wolf, The Barbary Coast: Algeria under the Turks (New York: W.W. Norton &

Company, 1979), 301; Robert Davis, “The Geography of Slaving in the Early Modern Mediterranean, 1500-1800,” Journal of Medieval and Early Modern Studies 37, nr. 1 (2007), 67.

57 Paul Auchterlonie, Encountering Islam: Joseph Pitts: an English slave in 17th-century

Algiers and Mecca : a critical edition, with biographical introduction and notes, of Joseph Pitts of Exeter's A faithful account of the religion and manners of the Mahometans, 1731

(22)

22

de Algerijnse havens onderdeel vormden van de kapersvloot.58 De

afwezigheid van bossen in de binnenlanden maakten hout voor scheepsbouw waardevol.59 In de Maghreb groeiden geen bomen waarvan

het hout gebruikt kon worden als mast. Voor masten, maar ook voor (zeil-)doeken, teer en tuigage, buskruit en bewapening waren de Barbarijse staten afhankelijk van import of kaapvaart.60 Kaapvaart was daarbij een

essentiële schakel, omdat er in de Maghreb niets werd geproduceerd dat van voldoende waarde was om te exporteren.

De regio werd ten slotte verdeeld door taal. De bestuurlijke klasse sprak Turks, de bevolking sprak Arabisch (of een dialect ervan) en de reizigers maakten gebruik van lingua franca, een mengelmoes van de talen rond de Middellandse Zee voor directe interculturele communicatie.61 De

Moriscos namen het Spaans mee naar de kaapsteden, zodat het ook voor Europeanen makkelijk werd om aansluiting te vinden.62

Conclusie

In dit hoofdstuk is aangetoond dat de roof op zee vanuit de grotere havens van de Maghreb een vorm van kapen was, omdat het van staatswege gebeurde. Het zelfstandige bestuur dat in de Maghreb was gevestigd ondersteunde de overmeesteringspraktijken, zodat er van kaapvaart gesproken dient te worden gesproken en niet van piraterij. De Barbarijse staten waren niet de enige die zich met kaapvaart bezig hielden: ook de

58 Robert Davis, Christian Slaves, Muslim Masters: White Slavery in the Mediterranean,

the Barbary Coast, and Italy, 1500-1800 (New York: Palgrave MacMillan, 2004)7.

59 M. Murphy, ‘The Barbary Pirates,’ Mediterranean Quarterly 24, nr. 4 (2013), 28.

60 Paul Auchterlonie, Encountering Islam: Joseph Pitts: an English slave in 17th-century

Algiers and Mecca : a critical edition, with biographical introduction and notes, of Joseph Pitts of Exeter's A faithful account of the religion and manners of the Mahometans, 1731

(Londen: Arabian Publishing, 2012) eBook Collection EBSCOhost (laatst geraadpleegd 26 juli 2016), I, the economic organization of Algiers and the development of privateering.

61 Adrian Tinniswood, Pirates of Barbary: Corsairs, Conquests and Captivity in the 17th

-Century Mediterranean (Londen: Jonathan Cape, 2010), 59

62 Paul Auchterlonie, Encountering Islam: Joseph Pitts: an English slave in 17th-century

(23)

23

Europese staten maakten gebruik van kaapvaart en het tot slaaf maken van overmeesterde bemanningen. Er was zelfs sprake van twee religieuze ordes die zich aan deze taak hadden gewijd. Daarom mag er niet gesproken worden van een exclusief islamitisch fenomeen.

De Barbarijse staten kenden een economie die voor een groot deel gebouwd was rondom de kaapvaart. Hoewel met de Barbarijse staten een grotere regio wordt bedoeld, centreerde de kaapvaart zich rond de grotere havensteden. Zij vormden Arabische eilanden in een achterland van inheemse volkeren. Er was sprake van migratiestromen van het achterland naar de steden, met name jonge mannen, en van immigratie van de Moriscos. Kaapvaart was voor hen een goede uitweg. Deze mannen ondersteunden de kaapvaart en hielden de slavenpopulatie in stand. De overmeesterde bemanningen werden als slaaf ingezet om het laagste werk te verrichten, zodat de bevolking dat niet zelf hoefde te doen. Zo waren zij niet afhankelijk van slavenarbeid, maar creëerden zij een stabiele arbeidsverdeling die de bevolking graag in stand zou willen houden.

(24)

24

3. Geo-politieke factoren

Nu is vastgesteld hoe de kaapvaart de Barbarijse staten ondersteunde, kan de vraag worden beantwoord hoe de Kapers zich positioneerden in de Middellandse Zee. In dit hoofdstuk wordt de vraag beantwoord hoe Barbarijse Kapers zich verhielden tot de verhoudingen tussen de andere Mediterrane landen

Strijd tussen katholicisme en islam

De Maghreb werd aan het einde van de zevende eeuw onder de dynastie van de Ommajjaden toegevoegd aan de islamitische wereld.63 Het nieuwe

islamitische rijk werd de dominante maritieme kracht in de Middellandse Zee, die naast een hoofdvloot verschillende kleine overvalsmachten tot zijn beschikking had.64 Overvallen op land en kaap op zee maakten onderdeel

uit van de krijgshandelingen met Byzantium, om de andere partij te kunnen schaden zonder een veldtocht te hoeven ondernemen: “If the Romans had used their power to extinguish piracy, the Arabs used piracy to exercise their power”. 65 Zo’n overval kon ook als alternatief voor een kostbare

strafexpeditie ingezet worden als retributiemiddel (zie hierover ook 4.4, de positie van slaven). Tijdens de strijd met Byzantium was er sprake van handel tussen de katholieke staten en de islamitische wereld. Het islamitische rijk ontzag de katholieken in enige mate; de vraag naar slaven werd voldaan met de inwoners van de Russische steppen of de sub-Sahara.66

Met het verval van Byzantium richtten de kaliefen – gevoeglijk de dynastieën van de Oemmajjaden (661-750), Abbasiden (750-1258) en Ottomanen (1299-1922)67 – zich op andere christelijke staten. De

63 Barbara H. Rosenwein, A Short History of the Middle Ages, (Toronto: University of

Toronto Press, 2009), 74.

64 M. Murphy, ‘The Barbary Pirates,’ Mediterranean Quarterly 24, nr. 4 (2013), 20. 65 Ibidem, 21.

66 Robert Davis, “The Geography of Slaving in the Early Modern Mediterranean,

1500-1800,” Journal of Medieval and Early Modern Studies 37, nr. 1 (2007), 59.

67 Rosenwein, 363-364. Ten onrechte wordt hier de suggestie gewekt dat dit eenduidige

(25)

25

katholieke staten van Europa vervingen de Byzantijnen als vijand, nadat de laatste waren verslagen, met de Ottomaanse expansie in de vijftiende eeuw. Gedurende de hierop volgende eeuwenlange strijd werd kaapvaart als krijgshandeling toegepast. De kaapvaart leefde op tijdens religieuze conflicten als de Kruistochten, de Ottomaanse opmars en de Reconquista. Kaapvaart evolueerde vanuit het recht van retributie en als onderdeel van oorlogsvoering tot wat bekend is komen te staan als corso, de gesanctioneerde zeereizen om overvallen te mogen plegen op de dorpen en schepen van de tegenstander.68

In de zestiende eeuw kwam de strijd tot een beslissend hoogtepunt, toen in 1571 de Ottomaanse vloot een nederlaag leed bij Lepanto. Beslissend, omdat het katholieke blok de Westelijke Middellandse Zee hiermee definitief aan zijn invloedssfeer toevoegde, buiten het bereik van de sultan.69 Na Lepanto nam de strijd tussen de religieuze blokken af. De

invloedssferen werden vastgesteld met een grens tussen Sicilië en Korfoe. Bovendien eisten opstanden in andere regio’s de aandacht op; de Spaanse koning in de Nederlanden – de Ottomaanse sultan bestreed de rebellerende Perzen.70

De machtsstrijd tussen de katholieke en islamitische blokken bleef beperkt tot de kaapvaart van de religieuze ordes op Malta en in Livorno en door de kaperkapiteins van de Maghreb.71 Uiteindelijk maakten de Fransen

een einde aan beide. Ten tijde van de Eerste Franse Republiek veroverde Napoleon Toscane en Malta en ontbond de religieuze ordes. Na de

zijn helaas te complex om volledig te behandelen. Het is voor nu voldoende om te weten dat de dynastieke en religieuze twisten Noord-Afrika in de loop der eeuwen

verscheidende keren op verschillende wijzen heeft verdeeld tot het zich ten slotte wist te verenigen onder de soennitische, Ottomaanse sultan van Istanboel.

68 M. Murphy, ‘The Barbary Pirates,’ Mediterranean Quarterly 24, nr. 4 (2013), 21;

Ibidem, 23.

69 John B. Wolf, The Barbary Coast: Algeria under the Turks (New York: W.W. Norton &

Company, 1979), 52-54.

7070 Philip Williams, Empire and Holy War in the Mediterranean: The Galley and Maritime

Conflict Between the Habsburgs and Ottomans (London: I.B.Tauris, 2014) eBook Collection EBSCOhost (laatst geraadpleegd 26 juli 2016), X The Shift to the Mediterranean.

(26)

26

Napoleontische Tijd werden de ordes weer hersteld, maar niet hun taak als katholieke kapers. De staten van de Maghreb zouden de kaapvaart en slavernij iets langer volhouden, tot aan de Franse kolonisatie vanaf 1830. Het ooit vruchtbare economische contact werd in de vroegmoderne tijd niet meer hersteld.

Vazallen van de sultan

In de nasleep van de Zeeslag bij Lepanto (1571) raakten de protectoraten in de Maghreb relatief geïsoleerd van de Ottomanen. Voorheen waren de protectoraten dikwijls betrokken bij de maritieme ondernemingen van de sultan in Istanboel en hadden zij een eigen garnizoen van janitsaren, waardoor de sultan zijn gezag behield. Braudel ziet Lepanto als een vereenzelviging van de Maghreb en noemt dit de bevrijding van de protectoraten van Ottomaanse invloeden.72 Dit is echter een ernstige

overdrijving, die geen recht doet aan de ontwikkelingen in de relatie tussen Noord-Afrika en Istanboel. In de vroege zestiende eeuw ondersteunden de kapers de sultan met het verdrijven van de Orde van Sint-Jan van Rhodos en door de Spanjaarden te bevechten in de Middellandse Zee.73 Als beloning

werd de leider van de Noord-Afrikaanse kapers geïnstalleerd als de leider van Algiers.74 De creatie van de autonome protectoraten vond dus al plaats

voor 1571. Bovendien hielden Algiers en Istanboel contact na Lepanto, zoals aangetoond wordt in deel II.

Vanaf de zestiende eeuw ontstond er enige samenwerking tussen het Ottomaanse Rijk en enkele Europese staten. Onder Frans I sloot Frankrijk een bondgenootschap met de sultan uit gezamenlijke rivaliteit met Spanje.75 Elizabeth I van Engeland wist een handelsverdrag met Istanboel

te sluiten, om de belangen van de Engelsen in de Middellandse Zee te

72 Fernand Braudel, The Mediterranean: and the Mediterranean World in the Age of Phlip

II volume 1, translated from the French by Siân Reynolds, (New York: Harper Colophon Books, 1972), 135.

73 M. Murphy, ‘The Barbary Pirates,’ Mediterranean Quarterly 24, nr. 4 (2013), 25. 74 Ibidem, 26.

75 John B. Wolf, The Barbary Coast: Algeria under the Turks (New York: W.W. Norton &

(27)

27

beschermen.76 Algiers ontzag in deze periode Franse en Engelse schepen.

De jacht op de christelijke schepen door de Barbarijse Kapers werd hervat op een opmerkelijk moment. Niet wanneer de Europeanen hun banden met de Ottomanen verbraken, maar juist toen zij die met Spanje herstelden!77

Tijdens hun strijd met de Habsburgers vormden de Barbarijse staten een lucratieve uitvalsbasis voor de protestanten die uit vroomheid of avontuurslust het katholieke Europa wilden bevechten.78 Als vijanden van

Spanje waren de Nederlanden welkom aan het Ottomaanse hof, ook de Hoge Porte genoemd. In 1610 stuurden de Staten-Generaal de jurist Cornelis Haga om een verdrag te sluiten. De Republiek was een laatkomer in de Middellandse Zee, omdat de Republiek tot dat moment geen toegang had tot het gebied. De Spanjaarden beheersten het toegangspunt van de Middellandse Zee, de Straat van Gibraltar, zodat het niet mogelijk was deze binnen te varen. Voor het Twaalfjarig Bestand meden de Nederlandse koopvaarders het Iberisch Schiereiland uit angst voor de Spanjaarden. De Maghreb werd enkel bezocht door kapers en andere avonturiers.79 Voor

zover zij een verdrag met de sultan hadden was de zuidelijke route – langs de kust van Noord-Afrika en het kanaal Tunis-Sicilië – voor de protestantse naties veiliger dan de noordelijke route langs de katholieke kusten van Spanje, Frankrijk en Italië. Zie hiervoor ook de kaart van figuur 1 in hoofdstuk 2. De Nederlandse en Engelse kapers en handelaren maakten vóór de vrede met Spanje gebruik van deze zuidelijke route.80

76 John B. Wolf, The Barbary Coast: Algeria under the Turks (New York: W.W. Norton &

Company, 1979), 176-7. Dit bondgenootschap eindigde samen met het huis Tudor.

77 Ibidem, 177. Stuart en Bourbon waren Spaansgezinder – in het begin.

78 Adrian Tinniswood, Pirates of Barbary: Corsairs, Conquests and Captivity in the 17th

-Century Mediterranean (Londen: Jonathan Cape, 2010), 13.

79 John B. Wolf, The Barbary Coast: Algeria under the Turks (New York: W.W. Norton &

Company, 1979), 177.

80 Fernand Braudel, The Mediterranean: and the Mediterranean World in the Age of Phlip

(28)

28

Onduidelijke politieke status

Door in naam de sultan te erkennen, zonder dat deze het effectief gezag over de streek had, plaatsten de Barbarijse protectoraten zichzelf in diplomatiek isolement.81 Het is goed mogelijk dat deze keuze uit

pragmatische overwegingen werd gemaakt. Via de Moriscos was het Ottomaanse hof doordrongen van de dreiging die uitging van de Spanjaarden. Door Algiers aan zich te binden, kon de sultan vrijelijk troepen ter versterking en ondersteuning van de islamitische kaaphavens sturen om de Europese expansie in de Maghreb te stoppen.82 De macht van de sultan

leek groot, omdat hij veel militaire middelen tot zijn beschikking had. Na de Slag bij Lepanto was de sultan echter gedwongen tijdelijk zijn strijd tegen de christelijke naties te staken. De macht van de sultan in de Westelijke Middellandse Zee werd met deze zeeslag definitief gebroken.83 Toch bleven

de protectoraten van de Maghreb de strijd tegen de christenen voortzetten.84 Het zou onjuist zijn te stellen dat dit uit trouw aan de sultan

werd gedaan. De Maghreb werd zelf geplaagd door Spaanse aanvallen op bolwerken en schepen, zodat de bevolking genoeg reden had om te blijven strijden.85

In tegenstelling tot de sultan had Algiers weinig belang bij vrede met de Europese staten omdat zij de lucratieve kaapvaart dan zouden moeten staken. Algiers greep zelf een diplomatiek incident aan om de vrede met Frankrijk te verbreken.86 Ook het handelsverdrag met Jacobus I, als

81 John B. Wolf, The Barbary Coast: Algeria under the Turks (New York: W.W. Norton &

Company, 1979), 57.

82 John B. Wolf, The Barbary Coast: Algeria under the Turks (New York: W.W. Norton &

Company, 1979), 57.

83 Robert Davis, “The Geography of Slaving in the Early Modern Mediterranean,

1500-1800,” Journal of Medieval and Early Modern Studies 37, nr. 1 (2007), 67: “After its epochal defeat at Lepanto in 1571, the imperial Turkish fleet largely gave up naval expeditions and slaving activities anywhere west of Sicily.”

84 John B. Wolf, The Barbary Coast: Algeria under the Turks (New York: W.W. Norton &

Company, 1979), 175.

85 Ibidem, 175.

86 Ibidem, 182. Algiers verwijt Frankrijk de diefstal van twee bronzen kanonnen, die zij

uit handen van Simon de Danser kregen. Deze renegaat-kaper werd een pardon verstrekt in Marseille, zodat hij uit dankbaarheid de twee stukken schenkt aan

(29)

29

opvolger van Elisabeth, werd verbroken na een incident van vergelijkbare kleine omvang.87 Voor Algiers vormden de Engelse en Franse schepen

aantrekkelijke doelwitten, terwijl omgekeerd Algiers voor Londen en Parijs een betrekkelijk kleine irritatie was. De aanhoudende kaperij kon niet worden opgelost via de verdragen met de sultan, die Engeland, Frankrijk – en later de Republiek hadden gesloten. Pas met het sluiten van een apart verdrag met Algiers, waarbij de staten elkaar wederzijds erkenden, werd er een einde gemaakt aan de kaperij, tot een van beide partijen het verdrag weer zou verbreken.88

Conclusie

De Barbarijse Kapers konden blijven bestaan door het constante antagonisme tussen de katholieke staten aan de noordwestelijke zijde van de Middellandse Zee en het islamitische sultanaat van Istanboel. Omdat de kapers zelf islamitisch waren stonden zij nominatief aan de zijde van de sultan. Hun aanvallen richtten zich op zowel katholieke als protestantse doelen. In hun pogingen dit te voorkomen zochten de christelijke staten bescherming bij de heer van de Barbarijse staten, de sultan van Istanboel. Door het ontbreken van een effectief gezag in de regio, kon deze de gemaakte afspraken niet nakomen.

Dr. Martin Murphy van Dalhousie University is een expert op het gebied van onconventionele89 zeeconflicten. Hij schrijft in een artikel:

“[T]hroughout the period from the fifteenth century to the first third of the nineteenth century, trade fluctuated according to

the rhythms of the overarching religious conflict; the various interventions in Mediterranean affairs by other powers such as

die gesloten wordt door de koninklijke gezant in 1628, worden twee vergelijkbare kanonnen terug naar Algiers gestuurd.

87 Ibidem, 183. Twee Engelse kapiteins brengen een ‘Spaans’ schip binnen als buit in

Algiers. Als dit een Venetiaan blijkt te zijn, verbranden ze het schip snel. Jacobus I weigert de betrokken kapiteins te straffen, omdat ze buiten zijn gezag vallen – een affront in Algerijnse ogen.

88 John B. Wolf, The Barbary Coast: Algeria under the Turks (New York: W.W. Norton &

Company, 1979), 193.

(30)

30

France, England, and the Netherlands; and the effects of the wars among these turbulent actors as they fought for political supremacy within Europe and across their ever-increasing colonial domains. North Africa’s problem all along was that it was

peripheral to these events.”90

Hiermee verwoordt hij de heersende visie op de Barbarijse Kapers. In dit hoofdstuk is een argumentatielijn gepresenteerd waarin het omgekeerde beweert; de perifere status van Noord-Afrika bood de protectoraten juist de kans om zichzelf te blijven onderhouden via de kaapvaart, buiten de macht van hun overheerser in Istanboel, buiten het bereik van de Europese mogendheden. Het geografische isolement en de demografische situatie hielden de kaapvaart in stand. Dit was het probleem van de christelijke naties van Europa – niet dat van Noord-Afrika.

(31)

31

4. Interne politiek in de kaapstaten

Het voorgaande hoofdstuk liet de Barbarijse staten als een eenheid naar buiten toe zien. In dit hoofdstuk wordt nader gekeken naar de organisatie van die eenheid, zodat al snel kan worden gezien dat daar geen sprake van was. De protectoraten kenden verschillende facties die met elkaar concurreerden om de macht. Hier wordt antwoord gegeven op de vraag hoe de kaapstaten zich intern hebben georganiseerd, door thematisch de verschillende facties te portretteren.

Indeling van het burgerlijk bestuur

De protectoraten werden geleid door een lokale heerser, die vanuit Istanboel werd benoemd.91 Noord-Afrika was gedurende de zestiende eeuw

een van de slagvelden van de strijd tussen Spanje en het Ottomaanse Rijk. De steden waren islamitisch, maar werden overheerst door Europese staten of moest in ieder geval tribuut aan hen betalen.92 Lokaal verzet onder

leiding van de charismatische gebroeders Barbarossa bevrijdde eerst Algiers en van daaruit vervolgens Tunis en Tripoli. Om weerstand te kunnen blijven bieden tegen Europese overheersing vroegen de gebroeders Barbarossa de sultan in Istanboel om de gebieden op te nemen in zijn rijk.93

Zij ontvingen de militaire eretitel beylerbey.94 Pas na nederlaag bij Lepanto

en het luwen van de militaire strijd in de Middellandse Zee werd de beylerbey vervangen door drie pashas (gouverneurs), een voor elk van de kaapsteden. Zo zou het bestuur een burgerlijk karakter moeten krijgen. Ter ondersteuning is het bestuur dat gold tussen 1587 en 1671 (tijdperk van de drie pashas) gevisualiseerd met een stroomdiagram en bijgevoegd als figuur 2.

91 M. Murphy, ‘The Barbary Pirates,’ Mediterranean Quarterly 24, nr. 4 (2013), 27. 92 Paul Auchterlonie, Encountering Islam: Joseph Pitts: an English slave in 17th-century

Algiers and Mecca : a critical edition, with biographical introduction and notes, of Joseph Pitts of Exeter's A faithful account of the religion and manners of the Mahometans, 1731

(Londen: Arabian Publishing) eBook Collection EBSCOhost (laatst geraadpleegd 26 juli 2016), I, Algiers and the Ottoman Empire.

93 Ibidem.

(32)

32

Figuur 2: bestuurlijke organisatie kaapstaten

(eigen ontwerp, gemaakt met Lucidchart. Gebaseerd op: Auchterlonie, Encountering Islam, I, Algiers and the Ottoman Empire; ibidem: The political and social organisation of Algiers.)

(33)

33

Het andere gevolg is dat de sultan het lokale bestuur nooit met harde hand hoefde te onderwerpen en zodoende nooit heeft vervangen door Istanboelgerichte ambtenaren. Het bestuur bleef in handen van de lokale elite, die zich verenigde in de bestuurlijke vergadering die de divan werd genoemd. Zowel de ocak als de taifa (vergadering van kaperkapiteins) vaardigde hiervoor leden af en probeerde de vergadering te beïnvloeden. Het verschilde per moment per stad wie er de bovenhand had. De voorzitter van deze vergadering was de dey, de facto vaak de machtigste man in elk van de steden. De dey was de voornaamste concurrent van de agha, omdat hij kon leunen op een sterke lokale steun.

De titel ‘dey’ werd pas in 1671 formeel bekrachtigd door de sultan. Wel stond de politieke leider al als zodanig bekend en werd hij zo ook genoemd in de correspondentie van de Nederlandse consuls (zie hiervoor ook deel II). Gedurende de Ottomaanse bezetting heeft de machthebber verschillende titels gedragen; de gezagsdrager werd bekleed als beylerbey, pasha, agha en dey. Hoewel het verschillende functies waren, is het van belang te beseffen dat deze figuur niet zomaar een gouverneur uit Istanboel was om in de naam van de Ottomaanse sultan te besturen. Hij was een autonome, lokale heerser met een eigen hofhouding. De vroegmoderne Maghreb kende veel van deze autonome of semi-autonome heersers, die via een informeel familienetwerk hun gezag uitoefenden.95

De rol van de kaperkapiteins

Kaapvaart werd particulier uitgevoerd door de reïs (kapitein) onder bescherming van de pasha. Zoals is aangetoond in hoofdstuk 2 is de praktijk van de corso ouder dan de Europese kaapvaart en kende een andere organisatie. In tegenstelling tot de Europese kaapvaart was er geen kaperbrief nodig; kapiteins hoefden zich enkel te houden aan de islamitische oorlogsprincipes, zoals die door de pasha werden bekrachtigd.96 De

95 John B. Wolf, The Barbary Coast: Algeria under the Turks (New York: W.W. Norton &

Company, 1979), 56.

96 Paul Auchterlonie, Encountering Islam: Joseph Pitts: an English slave in 17th-century

(34)

34

bevoegdheid aan te wijzen wat een gerechtvaardigd doel was, de zogeheten ‘goede prijs’, was voorbehouden aan de pasha. Een schip mocht worden gekaapt onder verschillende voorwaarden. In de eerste plaats waren alle schepen in dienst van een staat waarmee de Hoge Porte mee in oorlog was een doelwit. Neutrale schepen mochten worden gekaapt, als de lading afkomstig was uit of bestemd voor een vijandelijke natie, of kon worden gebruikt in de strijd tegen Dar-al-Islam. Deze interpretatiemogelijkheid gaf de pasha veel rek bij het bepalen van de doelwitten. Bovendien hield hij zich niet aan de diplomatieke afspraken van de Hoge Porte. In sommige gevallen negeerden de leiders van de protectoraten een vredesverdrag met de Hoge Porte, als zij zelf nog niet hadden ingestemd met een nieuw verdrag.97

In ruil voor legitimering ontving de pasha een vast deel van de buit in natura. Bemanningen maakten deel uit van de buit, zodat Europese slaven als publieke slaaf in dienst kwamen.98 De reïs stuurde zijn eigen schip aan,

maar vocht binnen een roofeskader, aangestuurd door een raad van eigenaren, kapiteins en investeerders.99 Deze raad droeg de naam taifa, en

streed met de divan om invloed bij de gouverneur.100 De opbrengsten van

een onderneming waren niet persoonlijk. De totale opbrengst werd verdeeld onder de deelnemende partijen, met een deel voor de pasha, een deel voor de divan en een commissie voor de havenautoriteiten.101

Pitts of Exeter's A faithful account of the religion and manners of the Mahometans, 1731 (Londen: Arabian Publishing, 2012) eBook Collection EBSCOhost (laatst geraadpleegd 26 juli 2016), I, Algiers and the Ottoman Empire.

97 Maartje van Gelder, ‘The Republic’s Renegades: Dutch Converts to Islam in

Seventeenth-Century Diplomatic Relations with North Africa,’ Journal of Early Modern History 19 (2015), 180.

98 Robert Davis, Christian Slaves, Muslim Masters: White Slavery in the Mediterranean,

the Barbary Coast, and Italy, 1500-1800 (New York: Palgrave MacMillan, 2004), 12.

99 M. Murphy, ‘The Barbary Pirates,’ Mediterranean Quarterly 24, nr. 4 (2013), 28. 100 Maartje van Gelder, ‘The Republic’s Renegades: Dutch Converts to Islam in

Seventeenth-Century Diplomatic Relations with North Africa,’ Journal of Early Modern History 19 (2015), 190. Letterlijk: groep.

(35)

35

De macht van de janitsaren

Als gevolg van de Slag bij Lepanto werden de communicatielijnen tussen de sultan en de Barbarijse staten verstoord, wat resulteerde in verminderde invloed en een differentiatie van strategie tussen het Ottomaanse Rijk en de Barbarijse staten.102 De invloed die de sultan nog had liep via de ocak

en hun afgevaardigden in divan.103 Als vazallen van de sultan ontvingen de

Barbarijse protectoraten een janitsarengarnizoen om hen te beschermen tegen een aanval van de Europese naties. De janitsaren vormden een krijgersklasse en vervulden de functie van mariniers in de protectoraten.104

Zij verkregen een aparte status, waardoor zij buiten de jurisdictie van het burgerlijk bestuur stonden, onder bestuur van hun commandant, de beylerbey of agha.105

De lokale invloed van de janitsaren was groot, omdat zij functioneerden als een aparte sociale en bestuurlijke eenheid die voor hun eigen inkomen moesten zorgen.106 Hun status aparte werd versterkt door de samenstelling

van het garnizoen. Dat bestond niet alleen uit lokale inwoners en renegaten, maar voor een aanzienlijk deel ook uit Ottomaanse vrijwilligers.107 Dat de

sultan manschappen leverde, maar niet in hun inkomen voorzag, zorgde ervoor dat Istanboel geen grip had op de janitsaren in de Maghreb. Zij konden niet worden ingezet om het lokale bestuur onder druk te zetten. De janitsaren maakten het zichzelf gemakkelijk en functioneerden naast het lokale bestuur in de kaapsteden. Zij voorzagen zichzelf van inkomen door

102Even after the Ottoman withdrawal from the western Mediterranean in the last

quarter of the sixiteenth century, the North African States continued the conflict” Ellen G. Friedman “Christian captives at “Hard Labor” in Algiers, 16th-18th Centuries” The

International Journal of African Historical Studies 13, nr. 4 (1980), 616.

103 M. Murphy, ‘The Barbary Pirates,’ Mediterranean Quarterly 24, nr. 4 (2013), 27. 104 M. Murphy, ‘The Barbary Pirates,’ Mediterranean Quarterly 24, nr. 4 (2013), 27. 105 John B. Wolf, The Barbary Coast: Algeria under the Turks (New York: W.W. Norton &

Company, 1979), 60.

106 Haga aan de Staten-Generaal, 25 oktober 1613, Levantsche Handel, 651.

107 Paul Auchterlonie, Encountering Islam: Joseph Pitts: an English slave in 17th-century

(36)

36

mee te delen in de buit van de reïs, op wier schepen zij als mariniers avant la lettre dienden.

Soevereiniteitskwestie: kaapvaart of piraterij?

Om te bepalen of de Barbarijse protectoraten bevoegd zijn de corso te legitimeren als hoge overheid, moet nader worden gekeken naar de verhouding tussen de sultan in Istanboel en de protectoraten van de Maghreb. De theoretische onderbouwing van de soevereiniteitskwestie moet worden geleend vanuit de Internationale Betrekkingen, waarbij het debat over soevereiniteitstheorie kan worden gezien als de sluitsteen van het vakgebied. Voor de serie Princeton Studies in International History and Politics heeft Janice E. Thomson, verbonden aan de University of Washington, een bijdrage geschreven over het concept van soevereiniteit in de vroegmoderne periode, waar zij de verschillende definities op een voor dit onderzoek bruikbare manier afweegt. Daarbij moet worden vermeld dat zij zich niet neutraal opstelt in het debat en een sterke voorkeur aangeeft voor de postmodernistische kijk op soevereiniteit en niet het klassieke, realistische perspectief.

Haar hoofdargument is dat het vroegmoderne gezag in een overgangssituatie zat van wat zij heteronomie noemt naar de soevereine moderne natiestaat.108 Onder heteronomie wordt verstaan dat het

onderscheid tussen machthebbers in hetzelfde gebied geen duidelijke grenzen kent en macht en bevoegdheden elkaar overlappen. Deze situatie is terug te zien bij de Barbarijse protectoraten, waarbij geen van de bestuurders eenduidig kan worden aangewezen als de machthebber. Met deze situatie voor ogen is in figuur 2 de feitelijke macht tussen de verschillende autoriteiten ingezet. De Barbarijse staten hadden de sultan erkend als hun soeverein, maar werden niet ingelijfd in het Ottomaanse sultanaat.

108 Janice Thomson, Mercenaries, Pirates, and Sovereigns: State-Building and

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

The connecting up to the supply mains of the Methuen Barracks and the Railway Workshops, which will materially increase the output of the Station; and more particularly the

De opperman bestratingen kiest, beoordeelt en gebruikt voor zijn werkzaamheden de geschikte materialen en middelen zorgvuldig, effectief en efficiënt en gaat zorgvuldig en netjes

De fosfaattoestand van dit proefveld (P-AL. 126) was dusdanig hoog dat de fosfaatbemesting geen of vrijwel geen invloed had en moet dus liggen in de buurt van de grenswaarde

Archive for Contemporary Affairs University of the Free State

Education, we argue, has a better chance of being realised and sustained if institutions attune their practices towards an opening of rhythm – one that departs from an

55 Erasmus The interaction between property rights and land reform in the new Constitutional order in South Africa 95; Lewis 1985 Acta Juridica 241; Dhliwayo A

4.. eenschaar is de ploegzuil van het rechtswerkende lichaam bij het raken van een steen door midden gebroken. De ploeg is zeer ruim gebouwd. De ploeg- breedte en de ploegdiepte

De stelling van Annemarie Sprokkereef: men realiseert zich te laat hoe ingrijpend de nieuwe Paspoortwet is.. De vingerafdrukken van alle Nederlanders komen in een