• No results found

Bosvitaliteitsinventaris 2003: resultaten van de kroonbeoordelingen in het bosvitaliteitsmeetnet

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Bosvitaliteitsinventaris 2003: resultaten van de kroonbeoordelingen in het bosvitaliteitsmeetnet"

Copied!
25
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Wetenschappelijke Instelling van de Vlaamse Gemeenschap

Instituut voor Bosbouw en Wildbeheer

BOSVITALITEITSINVENTARIS 2003

Resultaten van de kroonbeoordelingen

in het bosvitaliteitsmeetnet

G. Sioen en P. Roskams

(2)

Drukwerk :

Concept:

Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap - Dep. L.I.N.- A.A.D.Afdeling Logistiek Digitale drukkerij

-IBW.

(3)

Bosvitaliteitsinventaris 2003

Resultaten van de kroonbeoordelingen in het bosvitaliteitsmeetnet

G. Sioen en P. Roskams

(4)
(5)

Inleiding

Sedert 1987 wordt in het kader van EU-verordening 3528/86 betreffende de bescherming van de bossen in de Unie tegen luchtverontreiniging, een jaarlijkse inventaris opgemaakt van de gezondheidstoestand van de bossen in het Vlaamse Gewest.

Het doel van de inventarisatie is:

· een algemene beschrijving geven van de gezondheidstoestand van de bossen; · de gezondheidstoestand van enkele belangrijke boomsoorten afzonderlijk bespreken; · wijzigingen in de bosgezondheidstoestand t.o.v. voorgaande jaren vaststellen.

Meetnet, steekproef en inventarisatie

Het bosvitaliteitsmeetnet werd in 1987 opgericht. Sedert 1995 wordt de bosvitaliteitstoestand in 72 meetpunten gevolgd. In bijlage worden de proefvlakken weergegeven met in het vet de 10 meetpunten die deel uitmaken van het internationale 16x16 km-meetnet. In 38 proefvlakken behoren alle steekproefbomen tot dezelfde boomsoort. In de overige punten varieert het aantal soorten van 2 tot 7. Per proefvlak worden 24 bomen gevolgd, wat maakt dat de totale steekproef 1728 bomen telt. De steekproef bestaat voor 2/3 uit loofbomen. De belangrijkste boomsoorten zijn Zomereik en Grove den die respectievelijk 31% en 25% van de steekproef uitmaken. Zomereik, Beuk, Amerikaanse eik, populier, Grove den en Corsicaanse den komen in aanmerking voor een afzonderlijke verwerking van de beoordelingsresultaten. De overige soorten worden gegroepeerd in een groep overige loofboomsoorten (elf soorten) en overige naaldboomsoorten (drie soorten).

De gemiddelde leeftijd van de steekproefbomen ligt het hoogst bij Beuk: 102 jaar. Daarna volgen Zomereik (83 jaar) en Amerikaanse eik (75 jaar). De gemiddelde leeftijd is lager bij de naaldboomsoorten en populier: 57 jaar bij Grove den, 54 jaar bij Corsicaanse den en 43 jaar bij populier.

Aan de veldwaarnemingen ging een trainingscursus voor de waarnemers vooraf. Na deze cursus werd op 27 juni gestart met de vitaliteitsbeoordelingen. De inventarisatieperiode werd beëindigd op 12 september. Het IBW voerde de vitaliteitsbeoordelingen in samenwerking met medewerkers van Afdeling Bos & Groen en Afdeling Natuur uit.

Methodiek

Met behulp van een verrekijker wordt de kroontoestand van 24 bomen per proefvlak beoordeeld. Bladverlies en bladverkleuring vormen de belangrijkste criteria bij de beoordeling. Het bladverlies wordt in trappen van 5% geschat en de bomen worden nadien in bladverliesklassen ondergebracht. Bladverkleuring wordt onmiddellijk aan de hand van verkleuringklassen bepaald. Ook kroonsterfte en insectenschade wordt gekwantificeerd en in klassen opgedeeld.

Het voorkomen van schimmelaantasting, vorstscheuren, exploitatieschade en waterscheuten wordt opgenomen maar niet gekwantificeerd. Tenslotte wordt van elke boom de omtrek gemeten.

(6)

naaldverlies. Afgestorven bomen worden in een afzonderlijke klasse opgenomen. De afgestorven bomen worden slechts één jaar bij de gegevensverwerking opgenomen. In het volgende inventarisatiejaar worden zij vervangen. Gekapte of verdrongen bomen, of bomen met zware mechanische schade worden onmiddellijk vervangen. De klassengrenzen zijn dezelfde voor de bladverkleuring. Bomen worden als abnormaal verkleurd beschouwd wanneer meer dan 10% van de kroon bladverkleuring vertoont.

Algemeen wordt aangenomen dat oudere bomen een geringere vitaliteit hebben (afsterven van wortels,…). Voor de analyse per leeftijdsgroep worden de bomen in twee categorieën ingedeeld, namelijk jonger dan 60 jaar en vanaf 60 jaar.

Klassenindeling voor blad-/naaldverlies

Klasse Blad-/naaldverlies (%) Mate van blad-/naaldverlies Toestand

0 1 2 3 4 2-4 0-10 11-25 26-60 61-99 100 26-100 Geen Licht Matig Sterk Dood matig-dood gezond risicoboom licht beschadigd ernstig beschadigd dood beschadigd Klassenindeling voor verkleuring

Klasse Verkleuring (%) Mate van verkleuring

0 1 2 3 4 1-4 0-10 11-25 26-60 61-99 100 11-100 geen licht matig sterk dood abnormale verkleuring Klassenindeling voor bloei-effect, kroonsterfte en insectenaantasting

Klasse Kroonsterfte (%) Insectenaantasting (%) Graad

(7)

Resultaten 2003

Blad- en naaldverlies

Totale steekproef

Eén boom op vijf in de inventaris is gezond en één boom op vijf is beschadigd. Het gemiddeld toegekend percentage bladverlies bedraagt 20,9%.

In totaal is 0,5% van de steekproefbomen ernstig beschadigd. 19% van de bomen is licht beschadigd. Het sterftecijfer bedraagt 0,5% en neemt toe in vergelijking met het voorgaande jaar. In totaal werden er 8 afgestorven steekproefbomen aangetroffen: 5 zomereiken, 2 populieren en 1 Grove den.Van de niet-beschadigde bomen komt het hoogste aandeel in de klasse met 11 à 25% bladverlies voor (60%). De kroonconditie blijft globaal gezien stabiel. Zowel het gemiddeld bladverlies als het aandeel beschadigde bomen neemt in vergelijking met 2002 in lichte mate af, maar de afname is niet significant. Er wordt wel een duidelijke toename van het aandeel gezonde bomen waargenomen. Het verschil in bladverlies tussen jonge en oude bomen is niet significant. Het aandeel beschadigde bomen ligt iets hoger bij jonge bomen maar het gemiddeld bladverlies is het hoogst bij oude bomen. Het bladverlies neemt iets meer af bij de oudere bomen dan bij de jongere exemplaren, maar de afname van het bladverlies is evenmin significant.

Het aandeel beschadigde bomen ligt lager dan de vijf voorgaande jaren. Zowel het gemiddeld bladverlies als het percentage beschadigde bomen maakt een piek in 1995 (met 33% beschadigde bomen). Sindsdien schommelt het percentage beschadigde bomen tussen 19% en 26%. In 1997 lag het percentage beschadigde bomen nog lager dan in 2003. De kroonconditie is globaal nog steeds slechter vergeleken met de periode 1987-1993. Het gemiddeld bladverlies heeft een vlakker verloop dan het aandeel beschadigde bomen.

Verdeling van de steekproefbomen over de blad-/naaldverliesklassen

0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100% pe rc en ta ge bom en T ot aal Loof bom en N aaldbom en Beuk Populier Zome re ik Am . eik C ors . den Grov e den dood (beschadigd) sterk bladverlies (beschadigd) matig bladverlies (beschadigd) licht bladverlies

(8)

Loofbomen

Het aandeel beschadigde loofbomen bedraagt 18,9% en ligt lager vergeleken met de naaldbomen en het totaal van alle bomen. Ook het gemiddeld bladverlies is geringer (20%). Meer dan een kwart van de bomen wordt als gezond beschouwd.

In vergelijking met 2002 neemt het aandeel beschadigde loofbomen af. Het aandeel gezonde bomen neemt toe. Er is echter geen significante afname van het bladverlies vergeleken met de voorgaande inventaris.

Het bladverlies verschilt significant tussen jonge en oude loofbomen. Zowel het gemiddeld bladverlies als het aandeel beschadigde bomen ligt het hoogst bij de oude exemplaren. Het aandeel beschadigde bomen stijgt bij loofbomen jonger dan 60 jaar. Bij de oude loofbomen daarentegen daalt het aandeel beschadigde bomen. Het gemiddeld bladverlies blijft voor jonge loofbomen quasi stabiel terwijl het significant daalt voor oudere exemplaren.

Het percentage beschadigde loofbomen verloopt reeds enkele jaren in dalende lijn. In 2003 zakt het aandeel beschadigde loofbomen tot onder het niveau van 1993. In de periode 1987-1992 was het percentage beschadigde loofbomen nog geringer. Het gemiddeld bladverlies is vanaf 1996 lager dan het gemiddeld naaldverlies.

Verloop van het percentage beschadigde bomen (boven) en het gemiddeld bladverlies (onder) gedurende de inventarisatieperiode. 0 10 20 30 40 50 1987 1988 1989 1990 1991 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 aa nde el b es cha di gde bo m en

Totaal Loofbomen Naaldbomen

0 5 10 15 20 25 30 1987 1988 1989 1990 1991 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 pe rc en ta ge bl ad -/ na al dv er lie s

(9)

Naaldbomen

In vergelijking met de loofbomen ligt het percentage beschadigde naaldbomen hoog (22,3%). Ook het gemiddeld naaldverlies ligt hoger en bedraagt 23%. Het sterftepercentage is nochtans duidelijk lager en het aandeel bomen met sterk naaldverlies is ook geringer. Er zijn opvallend weinig naaldbomen met een gezonde kroonconditie.

Het percentage beschadigde bomen neemt in vergelijking met de voorgaande inventaris af. Er zijn in vergelijking met 2002 ook iets meer gezonde naaldbomen. Het gemiddeld naaldverlies blijft echter stabiel. Uit statistische tests blijkt dat het naaldverlies niet significant wijzigt. Dit geldt zowel voor de afzonderlijke soorten als voor de leeftijdsgroepen en het totaal van alle naaldbomen.

De verschillen in naaldverlies tussen jonge en oude bomen zijn evenmin beduidend. Het aandeel beschadigde bomen en het gemiddeld naaldverlies zijn het hoogst bij jonge naaldbomen.

Bij de jonge naaldbomen is er een afname van het aandeel bomen in naaldverliesklassen 2-4, terwijl er bij de oudere bomen eerder een status quo is. Ook het gemiddeld naaldverlies is bij de oude naaldbomen gelijk gebleven. In tegenstelling tot het percentage beschadigde bomen nam het gemiddeld naaldverlies bij de jonge bomen toe. De toename is echter statistisch niet significant. De laatste jaren schommelt het verloop van het naaldverlies. Het percentage beschadigde naaldbomen ligt in 2003 in de buurt van het cijfer van 1999 en 2001. Het aandeel beschadigde bomen lag in 2000 en 2002 hoger. Sedert 1998 is het percentage beschadigde naaldbomen niet meer onder de 20% gezakt. In de beginperiode van de bosvitaliteitsinventaris lag het percentage beschadigde naaldbomen lager.

Belangrijkste boomsoorten in de steekproef

Zomereik

21% van de zomereiken is beschadigd en het gemiddeld bladverlies bedraagt 21,5%. Van alle loofboomsoorten ligt alleen bij Zomereik het aandeel gezonde bomen onder het globaal cijfer. Bijna 1% van de zomereiken stierf in 2003 af.

Het aandeel beschadigde Zomereiken blijft quasi stabiel in vergelijking met 2002. Ook het gemiddeld bladverlies verandert amper. De wijziging is niet significant.

Er is wel een beduidend verschil in bladverlies tussen oude en jonge eiken. Er zijn procentueel gezien meer beschadigde bomen in de oudste leeftijdscategorie.

Er kwam een einde aan de jaarlijks verbeterende trend bij Zomereik. De toestand bleef stabiel na de jaarlijkse afname van het bladverlies vanaf 1998. Met 21% blijft het aandeel beschadigde bomen wel onder het cijfer in de periode 1992-2001. Het gemiddeld bladverlies vertoont, met uitzondering van 1995, een vrij stabiel verloop sinds 1992.

(10)

Beuk

Bij Beuk ligt het bladverlies het laagst. Het aandeel beschadigde steekproefbomen bedraagt 7,1% en het gemiddeld bladverlies 15,4%.

Er is een afname van het percentage beschadigde bomen en het gemiddeld bladverlies neemt ook significant af. In tegenstelling tot voorgaande jaar is er geen verhoogde zaadproductie opgemerkt. Het aandeel beschadigde beuken maakt een piek in de volgende mastjaren met hoge zaadzetting: 1987, 1991 en 1995. Het aandeel beschadigde bomen bleef gedurende de laatste mastjaren (2000 en 2002) beperkt in vergelijking met de vorige piekjaren. 2003 was geen zaadjaar en het aandeel beschadigde bomen zakte opnieuw tot onder de 10%-grens. Sedert 1995 was de kroontoestand alleen in 1998 nog beter. De piekjaren zijn ook duidelijk op de grafiek met het gemiddeld bladverlies.

Amerikaanse eik

Bij Amerikaanse eik is 13,8% van de bomen beschadigd en het gemiddeld bladverlies bedraagt 17,3%. Er een duidelijke verbetering van de kroontoestand. Het aandeel beschadigde bomen neemt af en het gemiddeld bladverlies daalt significant. De geringere intensiteit van de insectenvraat ligt wellicht aan de basis van de betere kroontoestand van Amerikaanse eik.

Het verschil in gemiddeld bladverlies tussen de leeftijdsgroepen is duidelijk bij beide eikensoorten. Net net als bij Zomereik ligt het bladverlies bij oude bomen significant hoger. Er zijn geen beschadigde jonge Amerikaanse eiken.

(11)

Populier

Het percentage beschadigde bomen is het hoogst bij populier (48,5%). Ook het gemiddeld bladverlies ligt met 28,9% op een hoog niveau.

Het aandeel beschadigde bomen stijgt en het gemiddeld bladverlies neemt significant toe. De oorzaken van de slechtere kroontoestand zijn wellicht de jarenlange roestaantasting, gevolgd door secundaire infecties.

Bij populier steeg het aandeel beschadigde bomen van minder dan 5% in 1987 tot ongeveer 50% in 2001. In 2002 daalde het percentage beschadigde bomen maar in 2003 was er opnieuw een toename. Het gemiddeld bladverlies vertoonde in 2002 geen duidelijke verbetering.

Grove den

Het percentage beschadigde Grove dennen is laag (15,4%). Het gemiddeld naaldverlies bedraagt 21,6%. De naaldbezetting is bij Grove den beter dan bij Corsicaanse den. Er zijn, in tegenstelling tot Corsicaanse den, geen bomen met sterk naaldverlies.

Er is geen significante wijziging van het naaldverlies. Toch is er een afname van het aandeel beschadigde bomen. Het percentage beschadigde bomen is het hoogst in de jongste leeftijdscategorie, maar er is geen beduidend verschil in naaldverlies tussen beide leeftijdsgroepen.

Grove den kent een verbetering van de kroontoestand. Het aandeel beschadigde bomen is vergelijkbaar met de periode 1997-1998. Ook in 1992-1993 schommelde het aandeel beschadigde bomen rond de 15%. Na 1993 was het aandeel bomen in naaldverliesklassen 2-4 bijna steeds hoger dan 15%. Het gemiddeld naaldverlies nam toe tot in 1996, waarna het een stabieler verloop kende.

(12)

Corsicaanse den

Het percentage beschadigde Corsicaanse dennen bleef even hoog als in 2002 (47,5%). Daarmee is Corsicaanse den na populier de soort met de slechtste kroonconditie. Ook het gemiddeld naaldverlies ligt iets lager dan bij populier (28,3%). Corsicaanse den telt het geringste aandeel gezonde bomen. Er zijn procentueel gezien meer beschadigde bomen in de oudste leeftijdscategorie. Het gemiddeld naaldverlies neemt toe maar het verschil is niet significant.

De kroonconditie is de laatste vier jaar slecht. Het aandeel beschadigde bomen stabiliseert zich op het hoogste niveau sedert het begin van de beoordelingen. Ook in 1989 en 1995-1996 lag het aandeel beschadigde Corsicaanse dennen boven de 30%. Het gemiddeld naaldverlies schommelt erg bij het begin van de inventaris. Vanaf 1990 kwam er een geleidelijke toename van het naaldverlies, met een tijdelijke verbetering in de periode 1997-1999.

Overige boomsoorten

De groep overige loofboomsoorten telt 13,7% beschadigde bomen en het bladverlies bedraagt gemiddeld 17,8%. Het percentage beschadigde bomen is het hoogst in de jongste leeftijdscategorie. Het bladverlies neemt toe in vergelijking met 2002 maar het verschil is niet significant.

(13)

Gegevens per proefvlak

Vijf proefvlakken tellen tussen 51% en 75% beschadigde steekproefbomen. Het aandeel beschadigde bomen bedraagt meer dan de helft in Zwevezele (populier), Meise (Zomereik), Beerse (Grove den), Arendonk (Grove den + Corsicaanse den) en Eksel (Corsicaanse den). Het hoogste gemiddeld naaldverlies wordt in Eksel en Arendonk waargenomen. Het gemiddeld bladverlies ligt ook boven de 30% in Meise en Zwevezele.

Het valt op dat naaldboomsoorten en populier geen ‘gezonde’ proefvlakken hebben, dit wil zeggen proefvlakken met een gemiddeld bladverlies van maximum 10%.

Het percentage beschadigde bomen neemt in 34 proefvlakken af en in 25 proefvlakken is er een toename. Het aandeel beschadigde bomen daalt maximaal tot de helft in vergelijking met 2002 en neemt maximaal met 37,5%-punten toe. In twee proefvlakken, Hoeilaart (Beuk) en Dilsen (Amerikaanse eik), daalt het aandeel beschadigde bomen met meer dan 25%-punten. Een toename met meer dan een kwart wordt eveneens in twee proefvlakken vastgesteld: Steenhuffel (populier) en Eksel (Corsicaanse den).

In 39 proefvlakken is er een afname van het gemiddeld bladverlies en in 30 proefvlakken wordt een toename genoteerd. Het gemiddeld bladverlies neemt in 4 proefvlakken met meer dan 5%-punten toe: Steenhuffel, Meise, Pulle en Eksel. Een afname met meer dan 5% wordt eveneens in 4 proefvlakken waargenomen: Hoeilaart, Zandhoven, Merksplas en Dilsen.

Overzicht van het aandeel proefvlakken met een gemiddeld blad-/naaldverlies van de hoofdboomsoorten in de categorieën 0-10%, 11-20%, 21-30% en 31-40% (min. aantal bomen per boomsoort en per proefvlak = 5).

(14)

Verkleuring

Van alle bomen in de steekproef vertoont 8,7% abnormale verkleuring. Het betreft hoofdzakelijk lichte verkleuring (6,7%). 1,4% van de bomen vertoont matige verkleuring en sterke verkleuring komt bij 0,1% van de steekproefbomen voor. Abnormale verkleuring komt het meest bij naaldbomen voor. Het percentage bomen met meer dan 10% bladeren of naalden met verkleuring ligt het hoogst bij Grove den, gevolgd door Corsicaanse den en Beuk.

Het aandeel bomen met verkleuring ligt voor alle boomsoorten het hoogst bij de oudere bomen. Bij Grove den is er amper een verschil merkbaar.

Het percentage bomen met verkleuring ligt hoog in de proefvlakken met Grove den in Hertsberge, St.-Laureins, Beerse en Arendonk (Grove den + Corsicaanse den). Ook het bestand met Zomereik in Perk kent een hoog cijfer voor verkleuring.

Er is een significant verband tussen verkleuring en bladverlies. Bomen die in een hogere verkleuringklasse zitten hebben ook een beduidend hoger bladverlies.

In tegenstelling tot het bladverlies neemt de verkleuring toe ten opzichte van 2002. Bij de jonge bomen is er een geringe afname terwijl de verkleuring bij oude bomen duidelijk toeneemt.

Het aandeel loofbomen met verkleuring van de kroon neemt af. Bij de jonge loofbomen neemt de verkleuring duidelijk af maar bij de oudere exemplaren is er een geringe toename.

Naaldverkleuring neemt opvallend toe en de toename is het grootst in de oudste leeftijdscategorie. Het aandeel bomen met meer dan 10% verkleuring in de kroon daalt het meest bij populier. De afname is geringer bij Corsicaanse den en Zomereik. Verkleuring neemt het meest toe bij Grove den. Bij Beuk en de groep overige loofboomsoorten is de toename gering. Bij Amerikaanse eik is er een status quo.

Beïnvloedende factoren

Een verminderde bladbezetting kan het gevolg zijn van verschillende factoren die de bosvitaliteit afzonderlijk of samen kunnen beïnvloeden. Enkele van deze factoren worden hier besproken.

Insecten

In 2003 werd insectenvraat vooral bij loofbomen vastgesteld. Op het totaal van alle bomen vertoont 49,9% insectenaantasting. Bij loofbomen is dit 70%, bij naaldbomen slechts 7,7%. De graad van aantasting is meestal gering. 43,7% van alle steekproefbomen en 60,9% van de loofbomen vertonen lichte aantasting. Matige en sterke vraat wordt bij 4,5% en 1,7% van alle bomen aangetroffen. Bij de loofbomen is dit respectievelijk bij 6,6% en 2,5%. Bij de naaldbomen gaat het uitsluitend om lichte aantasting bij Grove den (9,7%).

Het aandeel bomen met insectenaantasting ligt boven de 70% bij Amerikaanse eik, Zomereik en populier. Het hoogste percentage komt bij Amerikaanse eik en Zomereik voor. Er is tussen beide eikensoorten wel een verschil qua intensiteit van de vraat. Amerikaanse eik telt een hoger percentage bomen in de klasse met lichte aantasting, terwijl het aandeel bomen met sterke aantasting hoger ligt bij Zomereik.

Bij populier werd alleen lichte insectenaantasting waargenomen.

(15)

De proefvlakken met het hoogste percentage bomen met matige tot zware vraat zijn Ieper, Torhout, Wortegem-Petegem, Herselt en Tielt-Winge. De meetpunten liggen in bestanden die hoofdzakelijk uit Zomereik bestaan. Minstens 1 op 3 bomen in deze proefvlakken vertoont matige tot zware insectenvraat.

Voor het totaal van alle boomsoorten neemt het percentage bomen met insectenaantasting toe vergeleken met 2002, maar dit is louter te wijten aan het toenemend aandeel bomen met lichte vraat. In de schadeklassen 2 en 3 is er net als in 2002 een afname van het percentage bomen. Het aandeel bomen met matige tot sterke vraat steeg voor Beuk, maar zakte voor populier, Zomereik, Amerikaanse eik en de groep overige loofboomsoorten.

Het aandeel Zomereiken met insectenvraat lag in 2003 hoger dan de voorgaande 2 jaar, doch het percentage bomen met matige tot sterke vraat was lager dan de voorgaande 6 jaar.

Insectenaantasting kan een belangrijke invloed op de bladbezetting hebben. Vooral bomen met matige tot sterke insectenvraat halen hogere cijfers inzake bladverlies. De correlatie tussen bladverlies en insectenaantasting is het duidelijkst bij Zomereik. Er is pas een verband wanneer de insectenaantasting aan meer dan 20% van de boomkroon zichtbaar is.

Schimmels

Op 11,2% van de steekproefbomen werden (blad)schimmels waargenomen. Bij de loofbomen werd op 16,4% van de bomen schimmelaantasting aangetroffen, bij de naaldbomen op 0,2%. De cijfers zijn een onderschatting van het werkelijke aantastingniveau. Bij controlewaarnemingen in proefvlakken met Corsicaanse den en Grove den werd scheutsterfte door Sphaeropsis regelmatig vastgesteld.

Bladschimmels worden hoofdzakelijk bij Zomereik waargenomen. Het betreft vooral aantasting door eikenmeeldauw (Microsphaera alphitoïdes).

In tegenstelling tot vorig jaar werd er amper schimmelaantasting bij populier genoteerd. Wegens de droge weersomstandigheden was er weinig aantasting door de roestschimmel Melampsora larici-populina. In veel populierenbestanden werd nog voor de aanvang van de inventarisatieperiode kroon-en boomsterfte waargkroon-enomkroon-en. Na jarkroon-enlange roestaantasting warkroon-en de populierkroon-en vatbaarder gewordkroon-en voor zwakteparasieten zoals Dothichiza (huidige naam Discosporium populeum) en Cytospora chrysosperma. Deze secundaire schimmelsoorten werden o.a. aangetroffen op een beschadigde populier in Gontrode. Bij controlewaarnemingen in Wimmertingen werd aantasting door Dothichiza eveneens waargenomen. Er was ook kroonsterfte en in het bestand kwamen enkele afgestorven populieren voor. Als primaire oorzaak van de slechte conditie van de populieren wordt aantasting door de roestschimmel aangenomen. Hoge grondwaterstanden, een relatief strenge winter en late vorst in april 2003 kunnen eveneens een rol gespeeld hebben (Michiels e.a., 2003). In het najaar van 2003 voerde het IBW i.s.m. afdeling Bos & Groen een uitgebreide vitaliteitsinventaris uit op basis van de populierenproefvlakken in de bosinventaris.

Andere factoren

Aan 1,6% van de steekproefbomen wordt exploitatieschade waargenomen. De schade komt voornamelijk aan de stamvoet voor en wordt enkel bij loofbomen vastgesteld. Beschadiging van bomen door exploitatie wordt het meest bij Beuk waargenomen. Er werd geen verband tussen exploitatieschade en bladverlies vastgesteld.

(16)

de groep met overige loofboomsoorten is dit bij Tamme kastanje en in mindere mate bij Gewone es het geval. Ook het voorkomen van vorstscheuren vertoont geen verband met het bladverlies.

Bij 2,5% van de loofbomen komt slijmuitvloei voor en bij 0,5% van de naaldbomen wordt harsuitvloei genoteerd. Slijmuitvloei komt het frequentst bij Zomereik voor. Bij de naaldboomsoorten werd harsuitvloei enkel bij Corsicaanse den waargenomen. Er is evenmin een statistisch significant verband tussen slijm-/harsuitvloei en blad-/naaldverlies.

52,1% van de steekproefbomen vertoont kroonsterfte. Lichte kroonsterfte wordt het meest waargenomen (44,2%). Matige en sterke kroonsterfte wordt respectievelijk bij 6,7% en 1,2% van de bomen vastgesteld. Afgestorven takken en twijgen komen meer bij loofbomen dan bij naaldbomen voor.

Meer dan een kwart van de populieren vertoont opvallende kroonsterfte. Dit cijfer is hoger dan voorgaande jaren en bevestigt de negatieve evolutie van de kroonconditie. Alleen Amerikaanse eik telt geen enkele boom met sterke kroonsterfte.

Er is een significant verband tussen kroonsterfte en bladverlies. De sterkste correlaties worden bij de loofbomen waargenomen. Beuk en Zomereik vertonen de duidelijkste verschillen in bladverlies tussen de kroonsterfteklassen.

Waterscheutvorming wordt enkel bij loofboomsoorten vastgesteld. Ongeveer de helft van de loofbomen vertoont waterscheuten. De scheuten komen slechts zelden enkel op de stam voor. Het meest komen waterscheuten enkel in de kroon voor, gevolgd door waterscheuten op de stam en in de kroon.

Bij Amerikaanse eik, Zomereik en populier komt waterscheutvorming bij meer dan de helft van de bomen voor. Beuk en de overige loofboomsoorten vormen minder waterscheuten.

Weersomstandigheden (bron: maandberichten KMI)

In een aantal proefvlakken van het bosvitaliteitsmeetnet werd stormschade vastgesteld. Op 27 oktober 2002 veroorzaakte een storm, met windstoten van 100 km/u of meer, afgekraakte takken en omgewaaide bomen.

2003 kende veel zonnige en droge perioden, zowel in het voorjaar als tijdens de zomermaanden. In verschillende Europese landen werd melding gemaakt van de negatieve invloed van het warme en droge weer op de bosvitaliteit. Zowel in juni, juli als in augustus werden bij ons hoge temperaturen waargenomen, met een hittegolf gedurende de eerste weken van augustus. In tegenstelling tot andere Europese landen bleef de onmiddellijke invloed van de warmte en de droogte op de kroontoestand van de bomen beperkt. Onweer veroorzaakte op 8 juni 2003 hagelschade aan dennennaalden in het Pijnven. Ook in Nederland werd begin juni gelijkaardige schade aan naaldbestanden gemeld.

2003 zal als een uitzonderlijk jaar de geschiedenis in gaan. De temperaturen waren hoog en de neerslaghoeveelheden laag. Er kwamen verschillende droge periodes gedurende het vegetatieseizoen voor. De temperaturen waren overal hoger dan de lange termijn waarde. Sedert 1996 is de gemiddelde temperatuur gedurende het vegetatieseizoen jaarlijks in alle KMI-stations hoger dan normaal (gegevens maandberichten KMI).

(17)

Luchtverontreiniging

De depositie van verontreinigende stoffen wordt in het meetnet voor de intensieve monitoring van het bosecosysteem permanent opgevolgd. De meetresultaten van zes proefvlakken in 2002 worden beschreven in het IBW-rapport “Intensieve monitoring van het bosecosysteem in het Vlaamse Gewest”.

Uit de resultaten blijkt dat de sulfaatdepositie onder bosscherm in 2002 varieerde van 14,2 tot 27,7 kg S/ha jr., de nitraatdepositie van 5,9 tot 10,7 kg N/ha jr. en de ammoniumdepositie van 10,5 tot 25,9 kg N/ha jr. De totale zuurdepositie, uitgedrukt in equivalenten, bedraagt 2173 eq/ha jr. tot 4079 eq/ha jr. De cijfers geven een onderschatting van de werkelijke hoeveelheid omdat de boomkronen een deel van de polluenten rechtstreeks opnemen. Deze polluenten worden niet teruggevonden in het water dat onder de kronen opgevangen wordt.

De kritische last voor nutriëntstikstof in relatie tot wijziging in de soortensamenstelling van de vegetatie varieert naargelang het bos- en bodemtype van 9,9 tot 14,7 kg per ha en per jaar (Neirynck et al., 2001). Deze kritische last wordt in alle proefvlakken overschreden.

De kritische last voor verzuring in relatie tot bodemverzuring bedraagt 1500 eq/ha jr, ongeacht het bos- of bodemtype. Ook deze kritische last wordt in alle proefvlakken overschreden. De kritische last voor verzuring in relatie tot wortelschade bedraagt voor loofbos 2700 eq/ha jr en voor naaldbos 3100 eq/ha jr. In Wijnendalebos en het Zoniënwoud wordt deze kritische grens niet overschreden.

(18)

Samenvatting

Zowel het percentage beschadigde bomen als het aandeel gezonde bomen in de bosvitaliteitsinventaris bedraagt 20%. Het gemiddeld bladverlies in de steekproef bedraagt 20,9% en 0,5% van de bomen is afgestorven.

Het aandeel beschadigde bomen ligt het hoogst bij de naaldbomen. Ook het gemiddeld naaldverlies is het hoogst. Het aandeel beschadigde bomen ligt het hoogst bij jonge naaldbomen. Bij de loofbomen is het andersom.

De kroonconditie van populier en Corsicaanse den is zwak. De bladbezetting is het best bij Beuk, Amerikaanse eik en de groep ‘overige loofboomsoorten’. De kroonconditie van Grove den en Zomereik situeert zich tussenin.

Verkleuringverschijnselen zijn zichtbaar aan 8,7% van de steekproefbomen. In tegenstelling tot voorgaande inventarissen wordt verkleuring meer bij naaldbomen waargenomen. Grove den, Corsicaanse den en Beuk halen het hoogste percentage bomen met abnormale verkleuring.

De kroontoestand verbetert vergeleken met de voorgaande inventaris. Het aandeel beschadigde gemeenschappelijke bomen daalt met 1,6% punten. Het gemiddeld bladverlies neemt slechts met 0,2%-punten af. Bij de loofbomen neemt zowel het percentage beschadigde bomen als het gemiddeld bladverlies af. Bij de naaldbomen is er wel een afname van het aandeel beschadigde bomen, maar het gemiddeld naaldverlies neemt niet af.

Er is zowel qua aandeel beschadigde bomen als qua gemiddeld bladverlies een toename voor populier en de groep overige loofboomsoorten. Bij Corsicaanse den is er een status quo voor het aandeel beschadigde bomen, maar neemt het gemiddeld naaldverlies toe. Zomereik vertoont een stabiele toestand. Zowel het percentage beschadigde bomen als het gemiddeld bladverlies dalen met slechts 0,1%-punten. Het aandeel beschadigde bomen daalt voor Grove den, maar het gemiddeld naaldverlies neemt in beperkte mate toe. De duidelijkste verbetering is er voor Beuk en Amerikaanse eik. Beide soorten vertonen een afname van het aandeel beschadigde bomen en een significante daling van het bladverlies.

Ten opzichte van de vorige inventaris neemt de verkleuring toe. Dit is vooral te wijten aan de toename bij de naaldbomen. Bij het totaal van de loofbomen is er een afname van het aandeel bomen met abnormale verkleuring. Verkleuring neemt het meest toe bij Grove den. Beuk en de groep overige loofboomsoorten vertonen een geringe toename. De grootste afname wordt bij populier waargenomen. Verder neemt het aandeel bomen met verkleuring af bij Corsicaanse den en in mindere mate ook bij Zomereik. Amerikaanse eik vertoont een status quo.

Het aandeel bomen met matige tot sterke insectenvraat daalt in vergelijking met vorig jaar. Bij Zomereik is dit aandeel bomen lager dan de zes voorgaande jaren. Schimmelaantasting wordt hoofdzakelijk bij Zomereik waargenomen.

De weersomstandigheden waren in 2003 abnormaal. Er waren droge perioden en gedurende de beoordelingsperiode werden zeer hoge temperaturen waargenomen. In tegenstelling tot andere regio’s in Europa was een negatieve weersinvloed weinig of niet merkbaar aan de resultaten van de kroonbeoordelingen.

Meetresultaten uit het meetnet voor de intensieve monitoring van het bosecosysteem wijzen nog steeds op een hoge verzurende depositie onder bosscherm.

(19)

Forest Condition in Flanders - Results of the level I survey in 2003

The survey was performed on 72 plots with 1728 sample trees in a 4x4 km grid. The share of trees in defoliation classes 2-4 was 20% while discolouration was noticed on 8.7% of the trees. 0.5% of the sample trees died in 2002-2003.

There was a slight improvement of the crown condition, both for broad-leaved and coniferous trees. 18.9% of the broad-leaved trees showed moderate to severe defoliation, while in conifers, 22.3% of the trees were classified as being damaged. In comparison to 2002 the overall share of damaged trees decreased. Discolouration increased, related to the higher share of discolouration in Fagus sylvatica and especially in Pinus sylvestris.

Compared to last survey, there were no remarkable changes in the condition of Quercus robur and Pinus nigra subsp. laricio. With 21% of the trees damaged, Quercus robur still shows an improvement compared to the period 1993-2000. The share of damaged Pinus nigra trees remained very high (47.5%). With a proportion of 15.4% trees in defoliation classes 2-4, Pinus sylvestris revealed a good condition. Compared to last year, less pines were rated damaged but the average defoliation level remained the same.

The condition of Fagus sylvatica and Quercus rubra improved. Although the mean tree age is the highest of all species, Fagus sylvatica remained the species with the lowest level of defoliation and only 7.1% trees in defoliation classes 2-4. Contrary to 2002 there was a lower share of Quercus rubra trees with moderate to severe defoliation (13.8%) in comparison to Q. robur.

The survey revealed a higher defoliation level for Populus sp., with 48.5% of the trees being damaged. In many poplar stands in Flanders trees with dead branches and dying trees have been observed. After the heavy Rust infections (Melampsora sp.) of the last years, the trees became sensitive to infections of weakness parasites like Discosporium populeum and Cytospora chrysosperma. Also a late spring frost may have contributed to the observed damage.

(20)

Bijlagen

Procentuele verdeling per blad/naaldverliesklasse en verkleuringsklasse

blad-naaldverliesklasse Totaal loofbome

n

naaldbome n

Beuk populier Zomereik Am. eik overige lfb. Cors. den Grove den overige nlb. kl.0 20 26,3 6,8 44,2 20,2 16,1 29,7 37,4 3,3 7,6 20 kl.1 60 54,8 70,9 48,7 31,3 62,9 56,5 48,9 49,2 77 80 kl.2 19 17,6 21,9 6,1 44,5 19,7 13,8 12,6 46,7 15,2 0 kl.3 0,5 0,7 0,2 1 2 0,4 0 1,1 0,8 0 0 kl.4 0,5 0,6 0,2 0 2 0,9 0 0 0 0,2 0 kl. 2-4 20 18,9 22,3 7,1 48,5 21,0 13,8 13,7 47,5 15,4 0,0 verkleuring kl. 0 91,3 94 85,5 89,9 97 93,5 98,6 94,8 88,3 84,5 100 kl. 1 6,7 4,4 11,8 8,1 1 4,5 0,7 4,7 10 12,5 0 kl. 2 1,4 0,9 2,5 1,5 0 1,1 0,7 0,5 1,7 2,8 0 kl. 3 0,1 0,1 0 0,5 0 0 0 0 0 0 0 kl. 4 0,5 0,6 0,2 0 2 0,9 0 0 0 0,2 0 kl. 1-4 8,7 6,0 14,5 10,1 3,0 6,5 1,4 5,2 11,7 15,5 0,0

Gemiddeld blad/naaldverlies, standaardafwijking (s.a.) en mediaan, uitgesplitst naar type en soort

Gem. s.a. mediaan

Totaal 20,9 11,6 20 < 60 jaar 20,5 11,6 20 >= 60 jaar 21,2 11,6 20 Loofbomen 20 12,5 20 < 60 jaar 18,5 12,7 15 >= 60 jaar 20,7 12,3 20 Beuk 15,4 10,5 15 Populier 28,9 17,3 25 Zomereik 21,5 12,2 20 Amerikaanse eik 17,3 8,2 15 Overige loofboomsoorten 17,8 11,8 15 Naaldbomen 23 9,1 20 < 60 jaar 23,2 9,3 20 >= 60 jaar 22,8 9 20 Corsicaanse den 28,3 11,1 25 Grove den 21,6 7,9 20 Overige naaldboomsoorten 16 5,5 15

Evolutie van het aandeel beschadigde en abnormaal verkleurde bomen in de periode 2002-2003

aandeel beschadigde bomen aandeel abnormaal verkleurde bomen

(21)

Evolutie van het blad-of naaldverlies in de periode 2002-2003 (steekproef met gemeenschappelijke bomen)

2002 2003 verschil1

gem (sd) mediaan gem (sd) mediaan

Totaal 21,1 (9,9) 20 20,9 (11,6) 20 -0,2 <60jaar 20,6 (9,4) 20 20,5 (11,8) 20 -0,1 ³60 jaar 21,4 (10,2) 20 21,2 (11,5) 20 -0,2 Loofbomen 20,2 (10,5) 20 19,9 (12,5) 20 -0,3 lfb. <60 jaar 18,4 (10) 15 18,5 (12,7) 15 0,1 lfb. ³60 jaar 21,1 (10,6) 20 20,6 (12,3) 20 -0,5** Beuk 17,4 (10,8) 15 15,2 (10,2) 15 -2,2*** Populier 25,4 (11) 25 29 (17,4) 25 3,6* Zomereik 21,5 (9,7) 20 21,4 (12,2) 20 -0,1 Amerikaanse eik 20,5 (9,4) 20 17,3 (8,2) 15 -3,2*** Overige loofbomen 16,9 (11) 15 17,8 (11,8) 15 0,9 Naaldbomen 22,9 (8,3) 20 23,1 (9,2) 20 0,2 nlb. <60 jaar 23 (8,2) 20 23,4 (9,4) 20 0,4 nlb. ³60 jaar 22,8 (8,4) 20 22,8 (9) 20 0 Corsicaanse den 27,6 (10,5) 25 28,3 (11,1) 25 0,7 Grove den 21,6 (7) 20 21,7 (8) 20 0,1

1 2003-2002, significantie bij Wilcoxon rang test, *p<0.05,**p<0.01,***p<0.001

Literatuur

Genouw, G., Neirynck, J., Roskams, P., 2003. Intensieve monitoring van het bosecosysteem in het Vlaamse Gewest. Technisch rapport meetjaar 2002. IBW.Bb.R.2003.20

Michiels, B., Roskams, P., Steenackers, M., Van Slycken, J., 2003. Wat gaat er mis met onze populieren? Bosrevue 5, juli aug. sept. 2003, 1-4.

Neirynck, J., de Ridder, K., Langouche, D., Wiedemann, T., Kowalski, A., Ceulemans, R., Mensinck, C., Roskams, P., Van Ranst, E., 2001. Verzuring en vermestinggevoeligheid van Vlaamse

bosgebieden met gemodelleerde depositiefluksen. Eindverslag van project VLINA 98/01, studie uitgevoerd voor rekening van de Vlaamse Gemeenschap binnen het kader van Vlaams

Impulsprogramma Natuurontwikkeling in opdracht van de Vlaamse minister voor natuurbehoud. Van Steertegem M. (ed.) 2002. Milieu- en natuurrapport Vlaanderen: thema’s 2002. Vlaamse Milieumaatschappij, Erembodegem, ISBN 90-441-1354-4. www.milieurapport.be

Foto’s

Voorpagina: Proefvlak met Corsicaanse den in Eksel (domeinbos Pijnven, n° 901) Methodiek: Proefvlak met Grove den in Oostmalle (domeinbos Wolfschot, n° 506)

(22)

De proefvlakken in het bosvitaliteitsnet (vet: proefvlakken internationaal meetnet)

Nr. proefvlak Plaats Houtvesterij Eigendom Hoofdboomsoort(en)

101 Wijtschate Brugge privé Tamme kastanje, Zomereik

102 Zerkegem Brugge privé Grove den

103 Hertsberge Brugge openbaar Grove den

104 Zwevezele Brugge privé Populier

111 Ieper Brugge openbaar Zomereik

112 Torhout Brugge openbaar Zomereik, Beuk

201 Maldegem Gent privé Zomereik

202 St.Laureins Gent privé Grove den

203 Oosteeklo Gent privé Grove den

205 Gontrode Gent openbaar Zomereik

206 Moerbeke Gent privé Grove den

207 Serskamp Gent privé Zomereik

211 Wortegem-Petegem Gent privé Zomereik

212 Kluisbergen Gent privé Beuk

213 Maldegem Gent privé Ruwe berk, Zomereik

214 Maarkedal Gent openbaar Gewone es, Beuk, Zomereik

215 Ronse Gent privé Beuk

301 Steenhuffel Groenendaal privé Populier 302 Halle Groenendaal openbaar Zomereik, Beuk

303 Tervuren Groenendaal openbaar Beuk

311 Meise Groenendaal privé Zomereik

312 Hoeilaart Groenendaal openbaar Beuk

402 Perk Leuven openbaar Zomereik

403 Averbode Leuven privé Grove den

404 Binkom-Lubbeek Leuven openbaar Amerikaanse eik, Zomereik

406 Deurne Leuven privé Grove den

411 Herent Leuven openbaar Amerikaanse eik, Beuk

412 Leuven Leuven openbaar Zomereik

413 Lubbeek Leuven privé Zomereik, Amerikaanse eik

414 Aarschot Leuven privé Amerikaanse eik

415 Tielt-Winge Leuven openbaar Zomereik

416 Zoutleeuw Leuven privé Gewone es, Zomereik 501 Kapellen Antwerpen privé Zomereik, Amerikaanse eik 502 Brasschaat Antwerpen openbaar Grove den

504 Brecht Antwerpen openbaar Zomereik

505 Schilde Antwerpen privé Grove den

506 Oostmalle Antwerpen openbaar Grove den

507 Oelegem Antwerpen openbaar Grove den

508 Pulle Antwerpen privé Gewone es, Zomereik

511 Putte Antwerpen openbaar Beuk

512 Schilde Antwerpen privé Beuk, Zomereik

513 Wuustwezel Antwerpen openbaar Beuk

514 Zandhoven Antwerpen privé Zomereik

515 Zoersel Antwerpen openbaar Zomereik

516 Herentals Antwerpen openbaar Zomereik

601 Merksplas Turnhout openbaar Amerikaanse eik

602 Beerse Turnhout openbaar Grove den

603 Arendonk Turnhout openbaar Grove den, Corsicaanse den

604 Rouw Turnhout openbaar Populier

611 Beerse Turnhout openbaar Zomereik

612 Herselt Turnhout privé Zomereik, Beuk

613 Ravels Turnhout privé Tamme kastanje, Zomereik 701 Houthalen Bree openbaar Grove den, Corsicaanse den

702 Bocholt Bree openbaar Zomereik

703 Opglabbeek Bree openbaar Grove den

711 Houthalen-Helchteren Bree privé Zomereik 712 Meeuwen-Gruitrode Bree openbaar Zomereik

713 Bocholt Bree openbaar Zomereik

714 Bocholt Bree openbaar Zwarte els

801 Wimmertingen Hasselt privé Populier

802 Zutendaal Hasselt openbaar Grove den

803 Gellik Hasselt openbaar Grove den

804 Dilsen Hasselt openbaar Grove den

805 Dilsen Hasselt openbaar Amerikaanse eik

811 Genk Hasselt openbaar Zomereik

812 Lanaken Hasselt openbaar Wintereik

901 Eksel Hechtel openbaar Corsicaanse den

902 Leopoldsburg Hechtel openbaar Grove den

903 Eksel Hechtel openbaar Corsicaanse den

904 Lommel Hechtel openbaar Corsicaanse den

906 Eksel Hechtel openbaar Amerikaanse eik

(23)
(24)
(25)

# # # Be ite m Uk ke l Me e u w e n Balans va n de nee rs la ghoevee lheid en ge m iddelde t emperatuur t en opzicht e van de la nge term ij ngem id de lden voor 3 K M I-st ati ons (maandbe ri cht en KMI) Balans va n de nee rs la ghoevee lhede n e n gem id de lde tem pera tuur t en op zi chte van de lange term ij n gem idde ld en ge du re

nde het gro

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Het gemiddeld naaldverlies neemt misschien niet zo veel af (-0,2%-punten), maar het aandeel beschadigde bomen vermindert met 3,3%-punten. De afname van het naaldverlies is

Verder zijn er elf proefvlakken met een toename van het aandeel beschadigde bomen van meer dan tien procentpunten, maar waarbij het gemiddeld bladverlies met minder dan vijf

Wanneer het verschil enkel weerhouden wordt als het gemiddeld blad- of naaldverlies minstens 5 procentpunten verschilt, dan blijft het verschil enkel significant voor het totaal

Grove dennen zijn eveneens gevoelig voor Dothistroma-infectie maar in het bosvitaliteitsmeetnet worden duidelijk minder bomen door deze schimmel aangetast.. Infectie door een

Het aandeel beschadigde bomen neemt toe en de mediaan van het bladverlies stijgt voor beuk, populier, grove den en de groep ‘overige loofboomsoorten’. Alleen bij Corsicaanse den

Er zijn 20 proefvlakken (27,8%) met een toename van het percentage beschadigde bomen en in de resterende 27 proefvlakken blijft het aantal bomen met meer dan 25% bladverlies gelijk

Het aandeel Corsicaanse dennen met ernstige taksterfte ligt hoger vergeleken met het aandeel grove dennen (resp. Zware takken, met een diameter van meer dan 10 cm, komen bij

Voor het totaal van alle loofbomen daalt het aandeel beschadigde bomen met 4%-punten en het gemiddeld bladverlies met 1,8%-punten. Naargelang de leeftijd van de steekproefbomen zijn