• No results found

Over de Club van Rome en nog wat

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Over de Club van Rome en nog wat "

Copied!
48
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

r

t

1

1

1

s

1

s

e .1 g

t

a

(}

r 't

. ,

j

e

:t

s e

lt

:r

P. A. DE RUITER

Over de Club van Rome en nog wat

Lijken wij niet een beetje op die dokter, die al zo vaak voor een kleinigheid bij patient X is ontboden, dat hij meent met een telefonisch consult te kunnen volstaan op het moment dat diezelfde meneer X ernstig ziek is? In de voorbije honderd jaar is immers reeds vaak de ondergang van het avond- land voorspeld, kondigden cultuurpessimisten met grote frequentie het eind onzer dagen aan. Maar steeds opnieuw was homo sapiens vitaal genoeg om die uitdaging te weerstaan, werd het cultuurpessimisme gelogenstraft en rezen er nieuwe culturen uit het puin van oude. Die gewenning aan het con- tinue historische proces van opkomst en ondergang is een soort conventio- nele wijsheid geworden. Daardoor dreigt, juist nu het werkelijk menens is geworden, die wijsheid ons te doen geloven dat het ook nu wel weer zal loslopen. En dus worden de onheilsprofeten van de laatste jaren (ook wel fijntjes milieufetisjisten genoemd) achteloos weggewuifd. De technologische ontwikkeling, ook wel vooruitgang geheten, wordt aangevoerd als panacee voor problemen van milieubederf en grondstoffenuitputting. Als een soort Sinterklaas, die ons iedere keer weer opnieuw uit de zak zal halen waar ons zijn knecht, de Zwarte Piet der industriele expansie, dreigt in te stoppen.

Nee, we geloven pas iets als we het in grote getallen zien uitgedrukt, de Grote Getallen voor de rationele mensen. De grote kladderadatsch, daar gelooft geen zinnig denkend mens in natuurlijk. Maar als hij ons wordt voorgerekend door de computer van het Massachusetts Institute of Tech- nology, daartoe gehuurd door de Club van Rome, dan blijken van de ene dag op de andere arenden in lammeren te veranderen. Zo kan het gebeuren dat plotseling keurige industrielen het eind onzer dagen aankondigen, wanneer we niet snel ophouden het winststreven richtsnoer voor het econo- misch handelen te Iaten blijven.

Je krijgt een beetje de indruk dat het aan de rekenarij der technici te danken is dat we tijdig met de afgrijselijke consequenties van de exponentiele groei worden geconfronteerd. Ik kan het niet helpen daarbij onwillekeurig te denken aan het grapje over die ingenieur, die, gevraagd naar de wortel van 1 een tijdlang op zijn rekenlineaal zat te schuiven en tenslotte tot de conclusie kwam dat die wortel 1,0000. . . . bedroeg. De politici mogen zich dan misschien niet altijd even gei'nteresseerd hebben betoond in de cijfers achter de komma's der technici, sommigen waarschuwen niettemin al jaren lang voor de gevaren die onze internationale samenleving bedreigen als gevolg van de ongebreidelde groei op velerlei terreinen. De enige belangrijke ver-

Socialisme en Democratie 12 (1971) december

585

(2)

dienste van de Club van Rome is dat zij redelijk hard heeft weten te maken wat vele mensen al jaren, zij het meer intultief, zagen aankomen.

Voor ons moet niet van belang zijn de vraag of we in 1984, in 2050 ·of mis- schien pas in het jaar 2100 de to tale ineenstorting zullen bel even; dat"moeten ze bij het MIT maar uitzoeken. Wat voor ons essentieel behoort te zijn is de vraag hoe we de waarschuwing van alle onheilsprofeten ter harte zullen nemen, onverschillig of ze een spandoek dan wei een rekenliniaal hanteren.

Hoe we hun waarschuwingen zullen vertalen in maatregelen, in instrumenten.

Op internationaal niveau in de allereerste plaats natuurlijk, maar Iaten we ons alsjeblieft weer niet verschuilen achter de noodzaak van internationale coordmatie. Dat is al te vaak een kapstok om een probleem aan op te hangen en een excuus om er dan verder in eigen huis niets aan te hoeven doen.

Gevraagd dus: een kritisch groeibeleid. Ga er maar eens aan staan. Zeker in een tijd dat de economische groei terugloopt en de werkloosheid toeneemt moet je wei uiterst voorzichtig te werk gaan met het uitstippelen van een expansiepad, dat de economische vanzelfsprekendheden van vroeger ter discussie wil stellen. Al zal, wanneer verkondigd wordt dat economische groei nodig is, omdat de baten ervan nodig zijn om de eveneens uit die groei resulterende belasting van ons milieu te kunnen bestrijden, het iedereen wei duidelijk zijn, dat dit rennen achter je eigen staart is. Iedereen, behalve dan onze nieuwe Minister van Economische Zaken, die deze mening verkondigt in de Toelichting op zijn Begroting voor 1972.

Wat is dat eigenlijk, 'de' economische groei? Voor zover het diensten betreft, willen we juist een versterking van de groei, zoals onze opstelling bij de behandeling van de CRM-begroting wei heeft aangetoond. Nee, het is de industrie/e component van de groei, de gerontgend moet worden. Getoetst aan de consequenties voor het uitputten van de grondstoffenreserves bijvoor- beeld, aan de nadelige, het milieu verpestende neveneffecten, aan de ar- beidsmarktgevolgen, kwantitatief en kwalitatief, aan de relatie tot de arme Ianden, enz. En het kan best zijn dat we na die rontgenopname tot een diag- nose geraken die ons vertelt dat we het overgrote deel van de economische groei kunnen (en willen) behouden, maar dat we haar wei anders moeten samenstellen.

Hoezeer de Club van Rome ook a-politieke pretenties heeft, het gaat hier uiteindelijk om een politieke oordeelsvorming. Hoe minder het om de pro- duktie zal gaan in de toekomst, hoe meer de verdeling op de voorgrond zal komen te staan, nationaal en internationaal. Als partij staan we daarmee voor een kolossale uitdaging. Welk instrumentarium zullen we moeten uit- denken om het gelntegreerde probleem van bevolkingsexplosie, uitputting van grondstoffenreserves, ongelimiteerde industriele groei en de verstoring van het ecologisch evenwicht te lijf te kunnen gaan? De komende jaren hoe- ven we niet om werk verlegen te zitten.

586 Socialisme en Democratie 12 (1971) december

(3)

D. W. F. VBRKADB

Privacy en persoonsregistratie

De regelbare bel

De grootste uitvinding van de vorige eeuw vind ik de telefoon. Met de telefoon kun je op elk gewenst ogenblik contact opnemen met aile andere abonnees op het net-langzamerhand zeer velen-en kunje direct mondeling overleg pie- gen. Op dezelfde manier ben je voor die anderen bereikbaar.

De grootste uitvinding van deze eeuw vind ik tot nu toe de regelbare telefoon- bel. Ik kan nog steeds beilen wanneer en naar wie ik wil. Ik ben voor anderen telefonisch bereikbaar wanneer ik wil. Want als ik niet gestoord wil worden, kan ik mezelf onbereikbaar maken, zonder daarvoor gestraft te worden door langdurige, indringende geluidssignalen. V 66rdat ik een toes tel met regelbare bel kreeg kon ik natuurlijk zelf wat aan de bel knoeien, een schakelaar in de aansluitingsdraad monteren, of de hoorn naast het toestelleggen. Maar dat was in strijd met de PTT-voorschriften. De telefoon door de PTT Iaten terug- nemen kon ook niet; je kon hem in je eigen belang niet meer missen. Door de regelbare bel is aan een privacy-inbreuk het hoofd geboden, en de telefoon zou nu weer een aileen maar te waarderen levensgezel zijn, als ook het af- luisterprobleem afdoende zou zijn opgelost. Dat is (nog) niet het geval; de wet van 7 april1971, Stb. 180, heeft een goede maar nog onvoldoende stap in die richting gezet.

Een parailelle situatie-echter in een veel wijder perspectief, terwijl privacy- beschermende waarborgen nog vrijwel geheel ontbreken-doet zich voor bij de voortschrijdende mechanische en elektronische registratie en verwerking van persoonsgegevens. Hoewel de computertechniek nog in de kinderschoenen staat, is het nu al duidelijk dat deze grandioze mogelijkheden biedt op het ter- rein van de informatieverwerking. Wanneer wij iets van een ander willen, of een ander iets van ons wil, moeten veelal meer ofminder uitvoerige persoons- gegevens beschikbaar zijn. Elektronische technieken maken het bewaren, be- werken en verschaffen van die gegevens tot een moeiteloze sinecure; voor de samenleving een zeer nuttige zaak. Aileen ontbreekt niet slechts een bescher- ming, parallel aan een 'afluisterverbod', maar zelfs nog de regelbare bel.Wij missen vrijwel iedere controle over wat er met onze gegevens gebeurt of ge- beuren kan. Wij kunnen op aile mogelijke, gewenste maar ook ongewenste, momenten met het vastliggen van onze gegevens geconfronteerd worden. Als we zelf de bel proberen af te zetten of de hoorn van het toestel will en leggen, worden we vervolgd (volkstelling). Maar ook afgezien van een eventuele ver-

Socialisme en Democratie 12 (1971) december 587

(4)

volging blijkt het ons maatschappelijk onmogelijk om anoniem te blijven en geen gegevens omtrent onze persoon afte staan, hoe onzeker het ook voor ons blijft wat daarmee allemaal gebeuren zal.

Mechanische opslag en verwerking van persoonsgegevens; mogelijkheden en noodzaak

Geen samen-leving is denkbaar zonder organisatie. Een goede organisatie ver- eist een goede administratie. Naarmate men minder aan het toeval of aan 'het recht van de sterkste' wil overlaten, naarmate de maatscbappij kiest voor een meer op welvaartvergroting gericht beleid, en naarmate de staat zich ont- wikkelt van 'nachtwakersstaat' tot 'verzorgingsstaat' is een gedetailleerder organisatie en administratie noodzakelijk.1

De mecbanische, en in het bijzonder de elektronische opslag- en verwerkings- mogelijkheden zijn bij bet administreren, en bij het daarop gebaseerde plannen en uitvoeren van een beleid, uiterst nuttige hulpmiddelen. Zeker is dat nu reeds gezegd kan worden dat het niet bestaan van de elektronische verwer- kingsapparatuur, hetzij wegens dante hoge kosten, hetzij om andere redenen, prohibitief zou zijn voor het bestaan van maatschappelijk zeer nuttige insti- tuteD. We herinneren ons dat de Postgiro, toen nog met conventionele appa- ratuur werkend, in het begin van de jaren '60 een rekeningen-stop moest af- kondigen; pas na installatie van het computersysteem in 1964 kon deze weer worden opgebeven.

Andere projecten zouden zonder computer niet van de grond komen. Zonder computers, die in staat zijn tijdens de vlucht de miljarden noodzakelijke cor- rectie-berekeningen te maken, zou de mens de maan (no g) niet bereikt hebben.

In de medische wereld maakt men zich op om binnen afzienbare tijd gegevens van patienten, in een later stadium aile relevante gegevens van aile potentiele patienten, in een gegevensbank te hebben. Hierdoor kunnen de behandelende medici sneller en beter diagnoses stellen, gei:nformeerd zijn over de (over-)ge- voeligheid van patienten voor bepaalde medicamenten, en veel meer zodat een tijdig en goed medisch ingrijpen bevorderd kan worden, terwijl de uit dezelfde bank te verkrijgen statistische gegevens voor de preventieve gezond- heidszorg van onschatbare waarde kunnen zijn. In de bestuurssector zal met gebruikmaking van de moderne methoden de planning van overheidsmaat- regelen sneller en beter op haar (neven-)effecten getoetst kunnen worden. Zo zal bijv. een organisatorisch-optimale belastingadministratie binnen luttele ogenblikken tot op de cent kunnen berekenen wat het effect van een meer of minder ingewikkelde belastingmaatregel voor de rijksschatkist zal zijn. In bet algemeen kan van iedere verdergaande mechanisering gezegd worden dat deze efficiency-verhogend en kostenbesparend kan werken, en tot betere mogelijk- heden voor ontwikkeling en uitvoering van een bepaald beleid kan leiden.

Het lijkt overbodig om dit met veel voorbeelden over bestaande en in de toe- komst mogelijke projecten te illustreren; talrijke perspublikaties lichten ons hierover vrijwel dagelijks in.

588 Socialisme en Democratie 12 (1971) december

(5)

en

•nS

en

er- let :en nt- :ler gs- zen nu er- en, sti-

?a- af- eer :fer or- en.

!nS

ele 1de ge- dat

uit ad- net .at- Zo :ele

·of het eze

uk-

en.

oe- )ns

.ber

Wei is bet nuttig nog vast te stellen dat de computer tbeoretiscb niet meer kan dan menselijke arbeid vervangen. Vervanging van de steeds scbaarser en duurder worden de menselijke arbeid is dan ook een van de voornaamste oor- zaken van de grote vlucht van de elektro-mechaniscbe wonder-slaaf. Daar- naast moet echter erkend worden dat de computer in staat is tot bet maken van gegevenscombinaties en -berekeningen, die de mens tbeoretiscb wei. maar 'menselijkerwijs' niet kan maken, gezien bet-in vergelijking tot de meer ge- avanceerde computer-uitermate trage werken van de menselijke bersenen.

Ook om deze reden biedt de computer de mens dus ongekende mogelijkbeden.

Is de mecbaniscbe en elektroniscbe opslag en verwerking van (persoons-) gegevens een noodzaak? Het antwoord op die-mij eveneens door de redactie voorgelegde-vraag bangt afvan bet belang dat men aan de boven-summier -gescbetste toepassingsmogelijkbeden wil toekennen. Voor wie een optimale gezondbeidszorg als een noodzaak ziet, zal de toepassing van elektronische opslag- en verwerkingsmogelijkbeden eveneens een noodzaak zijn. Wie meent dat de bevolkingsboekbouding zonder inscbakeling van een centrale compu- ter uit de hand zallopen, zal eveneens de inscbakeling van het elektroniscb brein bepleiten. Kortom, ieder (in ruime zin:) politiek ideaal, waarbij de ver- werking van (persoons-)gegevens tot verwezenlijking daarvan· kan bijdragen, zal om optimale technische middelen en dus in vee I gevallen om elektroniscbe verwerking vragen. AI die idealen zullen daarmee in hoge mate gediend zijn.

'Noodzaak' betekent in feite niets anders dan 'dringende gewenstheid'. Dat erkennende kan vastgesteld worden omdat op vele niveaus en in vele kringen bepaalde idealen (goede sociale voorzieningen, economiscb rendement, opti- maal personeelsbeleid, gemakkelijk geldverkeer, enz.) zo zeer ondersteuning genieten, dat de elektroniscbe gegevensverwerking voor een goede effectuering 'noodzakelijk' geacbt wordt. Wie een of meer van zulke idealen nastreeft, ontkomt er niet aan die 'noodzaak' te erkennen. Ook ik niet.

Bezwaren tegen computerisering zullen dan ook vrijwel nooit de overbodig- beid daarvan als voedingsbodem kunnen bebben. Jntegendeel. Ieclere kritiek op de elektronische verwerking van persoonsgegevens vindt tegen zich be- paalde bijna steeds zeer waardevolle en zinnige idealen. Jedalen zowel van 'conservatieven' (de captains of industry) als van 'progressieven' (hervormers van sociale systemen en pleitbezorgers van goede collectieve voorzieningen).2 Wil de kritiek succes bebben, dan zal zij moeten voortspruiten uit een even zinnig ideaal en zal de oplossing gevonden moeten worden in een politiek compromis-waarbij ik bet begrip compromis in de pregnant-juridische zin banteer-: een vergelijk, waarbij beide partijen (idealen) iets prijs geven.

Problemen: machtsevenwicht en privacy

De voornaamste problemen en gevaren van de massate elektronische (per- soons-)registratie zijn globaat (niet baarscherp) in twee categorieen te verde- len. De eerste categorie beeft bet macbtsevenwicbt in de samenleving tot

Socialisme en Democratie 12 (1971) december 589

(6)

onderwerp. De tweede betreft de privacy, de bewegingsvrijheid van gei:ndivi- dualiseerde groepen of personen.

Het probleem van het machtsevenwicht zou ik, ter onderscheiding van de privacy-problematiek, willen toespitsen op de relatie tussen de registreerder, degeen die over een hoeveelheid informatie beschikt, en derden (d.w.z. ande- ren dan de geregistreerde) die niet over die informatie beschikken. Het gaat dan om de relatie tussen bijv. parlement en regering, tussen regering en ambte- naren, tussen groot-industrieen en consumentenorganisaties. Hetis een bekend feit dat op bepaalde-formele of informele-gezagsbekleders de controle on- voldoende is of althans lijkt. Onvoldoende om het in een democratische maat- schappij noodzakelijke machtsevenwicht te bewaren. Wanneer deze gezags- bekleders met elektronische informatieverwerkingsapparatuur worden uit- gerust, hetgeen op velerlei terrein geschiedt, terwijl de democratische tegen- speler deze middelen niet heeft, dreigen de controlemogelijkheden nog meer te verslappen.

Een ander hiermee verband houdend probleem, met name door Zoutendijk aangesneden, is het eigen Ieven dat bepaalde gecomputeriseerde informatie- systemen kunnen gaan leiden, terwijl onvoldoende in het oog gehouden wordt of de programmatuur en de basisveronderstellingen, waarop het systeem be- rust, wei juist zijn of blijven.

In dit kader kan ik op deze problematiek niet verder ingaan. Ik mag haar verder ook onbesproken Iaten, omdat zij niet specifiek is voor de problemen van de persoonsregistratie, welke het onderwerp van dit opstel vormen. Zij verdient echter stellig grote aandacht, ook in dit blad. In een noot3 wijs ik op enkele recente publikaties waarin nader op een en ander wordt ingegaan; als- mede op de vindplaats van de wet van de Duitse deelstaat Hessen, de eerste die speciale, op deze problematiek gerichte voorzieningen voor het machtseven- wicht tussen overheidsexecutieve en volksvertegenwoordiging beoogt te geven.

Privacy

Privacy is in Nederland door Van Braam4 gedefinieerd als: 'een afgezonderde en afgeschermde ruimte waarin het individu zijn persoonlijke eigenheid kan ontwikkelen en bewaren, ongeacht op welk gebied'. Deze omschrijving is zeer hanteerbaar, mits men het begrip 'ruimte' ruim neemt: geografische ruimte, tijdsruimte en handelingsruimte. Verder moeten afzondering en afscherming niet zonder meer in absolute zin verstaan worden: privacy vraagt niet om ab- solute geheimhouding, maar wei om de mogelijkheid tot selectieve openbaar- making.5

Dat er behoefte bestaat aan privacy vindt ongetwijfeld voor een belangrijk deel zijn oorzaak in een aantal menselijke zwakheden. Wij allen hebben onze 'zwakheden', eigenschappen waartegen wij ons in onzeeigen of in andermans ogen zouden moeten verzetten, maar waaraan wij toch tegemoet komen. In de tweede plaats is er een menselijke zwakte om graag te kletsen en te roddelen, en moeilijk te kunnen vergeten en vergeven: 'eens een dief, altijd een dief'. En

590 Socialisme en Democratic 12 (1971) december

(7)

ri- :le :r, ,e- at e- ld n- .t-

;s-

i t-

n- er

jk e- dt e-

ar :n :ij IP s- te

l-

n.

le

LD

~r

e, tg

)-

r- k

IS

n l, n r

een derde punt kan in moderner, maar niet minder relevante gezegden gezegd worden: 'kennis (over een ander) is macht' en 'iedere macht heeft-bij onvol- doende tegenspel-de neiging te corrumperen'. Het bestrijden van deze zwak- heden zal de behoefte aan privacy doen afnemen; omgekeerd zal een ont- breken van privacy ertoe kunnen bijdragen dat de menselijke zwakbeden van twee kanten gereduceerd worden. Enerzijds zal de mens ertoe gedwongen worden zich meer 'aangepast' te gedragen; anderzijds zal de omgeving meer zwakheden accepteren; deze niet meer als 'zwakte' zien. 8

Niettemin zijn er, binnen en buiten deze sociologisch getinte gedachtengang, voldoende redenen om de privacy als ideaal te blijven koesteren. Sociologen erkennen dat bovenbedoeld proces door oncontroleerbare factoren verstoord kan worden, en dat bepaalde onverhulde informatie de groepsgenoten dan alsnog kan schaden. Bestuurskundigen en politicologen wijzen erop dat het gevaar van machtsmisbruik bevorderd wordt door het ter beschikking staan van vollediger informatie aan bepaalde-formele of informele-macht- hebbers.

Aansluitend bij de definitie van Van Braam kan voorts gezegd worden dat privacy noodzakelijk-zo men wil: dringend gewenst-is om de persoonlijke eigenheid, de individualiteit te kunnen ontwikkelen en bewaren. Het zijn ten slotte de afwijkingen van de grootste gemene deter die de mens zijn individuali- teit geven, reden waarom Milikowski in een recent hoek de 'lof der onaange- pastheid' zingt. Onaangepastheid moet als een kleurloze term gezien worden:

zij kan zich in positieve en in negatieve zin uiten. Omdat tevoren onzeker is hoe zij zich uit, verdient ze positieve waardering, en client ze de nodige ont- wikkelingsruimte te hebben. 'Zelfs in een democratische maatschappij is bet eigen ik niet te begrijpen als wij dat ego niet kunnen definieren binnen de limie- ten van rechten op privacy'. 7 Met deze redenering hoop ik duidelijk gemaakt te hebben dat privacy weliswaar in de eerste plaats en bij uitstek een prive- belang is, en dat dit ook in maatschappelijk opzicht het beschermen waard is.

De privacy-bedreiging

Voortdurende pottekijkerij bedreigt de vrije ontplooiingsmogelijkheden, be- dreigt de privacy. Om die reden heeft de wetgever onder meer maatregelen ge- troffen die de huiselijke intimiteit, de intimiteit van bet telefoongesprek, van de brief, en de afbeelding van het menselijk gelaat in meerdere of mind ere mate beschermen. Ook het-wettelijk nog vrijwel ongeregelde-bekend zijn van minder of meer gegevens o'\'er een bepaalde persoon bij anderen, heeft echter gevolgen voor zijn vrije ontplooiingsmogelijkheden, zijn privacy. Aan die gegevens wordt men immers, door degenen voor wie zij bekend zijn, al gauw 'vastgeprikt'. Dat wij 'vastgeprikt' zijn aan onze naam en onze leeftijd, zoals geregistreerd bij bet bevolkingsregister, is iets dat wij accepteren, al verzuchten sommigen wel eens, al of niet met reden: 'kon ik maar een nieuw Ieven begin- nen ... '. Een minimum-aantal gegevens, dat nog wel een eindje hoven deze twee mag gaan, zal echter met bet oog op andere belangen vast moeten liggen.

Socialisme en Democratie 12 (1971) december 591

(8)

Er wordt ecbter steeds meer vastgelegd-iedere keer met bet oog op, op zicb, waardevolle belangen-: inkomsten- en uitgavenpatronen, kerkelijke en poli- tieke gezindbeden, gegevens over gezondheid en opleiding, abonnementen, lidmaatscbappen, enz. Steeds meer dingen dus waar wij op vastgezet kunnen worden. En bet is de elektroniscbe tecbniek die de voorwaarden voor bet op- slaan van steeds meer gegevens scbept; die bovendien de mogelijkheid creeert om gegevens op allereenvoudigste wijze te koppelen en daardoor menselijke profielen aan degenen die toegang tot de computer hebben bescbikbaar te stellen. Het is ook de computer die, ter verdere vergemakkelijking van deze koppelingsmogelijkheden, bet algemeen persoonsnummer opeist en daarin gesteund wordt doot degenen die tbans de CPA-wet willen invoeren. Door invoering van bet algemeen persoonsnummer zal men weliswaar de opbouw van een centrale gegevensbank, die aile beschikbare feiten over alle personen onder zicb beeft, niet meer beboeven te vrezen: deze zal ecbter ook niet meer nodig zijn als via dat nummer de koppeling van gegevens steeds

a

Ia minute tot stand gebracbt kan worden.

Concurrentiemotieven in de prive-ondernemingssfeer, de verzorgingsbeboef- te in de overbeidssfeer en efficiency-beboeften in beide sferen zullen in de ont- wikkelingstendens van de moderne samenleving steeds meer gecomputeriseer- de administratie van steeds meer persoonsgegevens eisen. Doordat veel meer vastgelegd wordt, kan steeds minder vergeven en vergeten worden. De com- puter verboogt de efficiency van bet maatscbappelijk Ieven, maar omdat juist in de inefficiency een belangrijke feitelijke privacy-waarborg gelegen is, vormt bij een bedreiging van die privacy. Een bedreiging van de vrijheid om anders te lijken en te blijken dan op grond van een vastgelegde gegevensverzameling vermoed wordt.

Offensief privacy-beleid

Privacy is een niet op geld waardeerbaar belang; de daartegenover staande registratiebelangen en met name bet belang van bet gebruik van de computer bij die registratie zijn dat vaak wei. Niettemin lijkt de privacy in de nabije toe- komst dermate scbaars te kunnen worden, dat bet als zelfstandig politiek ideaal erkenning dient te vinden, en dat die politiek zich stelselmatig, offensief, te.gen verdere aantasting ricbt. Zo lang zijn de incidentele protestacties nog broodnodig; ze hebben gelukkig enig effect, maar zijn onvoldoende.

Er zullen een aantal absolute minimumgrenzen rond de privacy tegenover de drang tot gegevensverzameling getrokken moeten worden, grenzen die grond- wettelijke erkenning verdienen. De bewaking van bet privacy-grondrecbt8 (met 'borizontale werking') dient, met de bewaking van andere grondrechten, systematiscb en stelselmatig te zijn. Evenals op andere plaatsen vermeld ik bier de suggestie van Burkens9 om de grondrecbtenbewaking aan een apart, daarvoor in te stellen departement toe te vertrouwen. Zo mogelijk gescbaduwd door daarvoor ingestelde parlementscommissies.

Ook buiten de grondwettelijke minimumgrenzen zal steeds, waar dat relevant

592 Socialisme en Democratie 12 (1971) december

(9)

ich, ali- ten, nen op- eert ijke r te leze uin oor

lUW

nen teer .ute Jef- mt-

~er-

teer

liD-

liSt :mt rers ing

nde 1ter :oe- :aal gen lOg

·de nd-

;ht8 ten, 1 ik art, twd ant

1ber

is, bet privacy-belang te berde moeten worden gebracht. De beste weg zou zijn de privacy-aantasting door persoonsregistratie algemeen te verbieden, tenzij daarvoor langs wettige weg toestemming verkregen is en iedere nieuwe regi- stratie-activiteit aldus noodzakelijkerwijs tevoren aan in de wet neergelegde privacy-waarborgen getoetst wordt.

Hiermee kom ik op de vorm van een wettelijk model voor de regeling van de 'computer-privacy': een onderwerp dat door Staatssecretaris Van Stuyver- berg, vermoedelijk te zamen met de minister van justitie, dezer dagen in een Staatscommissie gebracht wordt, en waarover in Nederland voorts nagedacht wordt door de Werkgroep Registratie Persoonsgegevens.

Wettelijke regeling

In een wettelijke regeling zullen allereerst bet recht op rectificatie van on- juiste gegevens en een recht op schadevergoeding wegens kennelijk onzorg- vuldig gebruik neergelegd moeten worden. Met opzet heb ik in dit opstel ver- meden de zaak toe te spitsen op--ten gevolge van onjuiste, geregistreerde data -afgewezen kredietaanvragen, sollicitaties, bouwvergunningen, enz. hoewel die gevallen zich nu reeds voordoen en de bezwaren duidelijk zichtbaar maken.

Het lijkt mij echter een kwestie van (relatief) korte tijd, dat althans deze pun ten tot een bevredigende oplossing worden gebracht. Dat de aandacht voor een algemene wettelijke regeling terzake tot nog toe ontbroken heeft is echter be- treurenswaardig genoeg.

Als een fundamenteel grondrecht, dat wettelijke uitwerking verdient, mag eveneens beschouwd worden bet recht van de persoon om te weten welke ge- gevens op welke plaatsten over hem bekend zijn. Niettemin zal deze uitwerking niet zonder complicaties zijn. Indien de burger bet recht heeft dergelijke op- gaven te ontvangen, krijgt zijn mede-burger de mogelijkheid te verlangen dat dergelijke opgaven- bij sollicitaties bijv.-getoond worden. Mogelijk zal dan ook gezocht moeten worden in de richting van een wat ingewikkelder stelsel, analoog aan dat van de 'verklaring omtrent bet gedrag' die na controle van strafregisters wordt afgegeven.

Mede in bet Iicht van de hoven ontwikkelde gedachtengang is echter meer ge- wenst. Een algeheel verbod tot registratie van bepaalde, zeer intieme gegevens (ras, geloof en politieke idealen), een uitgewerkt gebod tot vernietiging van ge- registreerde gegevens nadat zij hun directe relevantie hebben verloren, een verbod op bet gebruik van gegevens voor een ander doel dan waarvoor zij door het individu verschaft zijn, en een verbod tot koppeling van persoonsgegevens, tenzij bet belang hiervan bet privacy-belang overtreft en dit door een onaf- hankelijk lichaam uitdrukkelijk is vastgesteld. Het afgeven van geregistreerde gegevens aan derden dient in dezelfde geest aan banden te worden gelegd.

Zander twijfel zal dit alles de aanhangers van bepaalde idealen, voor een deel ons zelf, belemmeren in de (meest effectieve) verwezenlijking daarvan. Dit is echter de prijs die voor bet veilig stellen de privacy betaald moet worden.

Socialisme en Democratic 12 (1971) december 593

(10)

Het is te hopen, maar ook te vrezen, of men die prijs zal willen betalen v66r de vrijheidsaantasting (nog) zichtbaarder is geworden.

Zinvolle effectuering van deze maatregelen vereist controle. Enige repressieve controle door de (toevallig) geschade burger lijkt stellig onvoldoende. Een gespecialiseerd inspectie-apparaat (onafhankelijk van het overheidsbestuur, dat immers evenzeer de regels in acht dient te nemen) is onontbeerlijk. De 'computer-privacy' zal echter het best gewaarborgd zijn in het eerder aange- duide stelsel, waarbij het onafhankelijk controle-orgaan registratieplannen slechts toe zallaten, nadatdaarvan onderzochtis ofzij voldoen aan de gestelde privacy-normen. Normen dus, welke de gegevensverzameling, -verwerking en -verspreiding beperken. Normen voorts, waardoor technische beveiligingen opgelegd kunnen worden. Men zal-voor het verlenen van een vergunning- bepaalde minimale technische voorzieningen kunnen eisen. Ook op andere wijze, door een tot uiterste zorgvuldigheid verplichtende beroepscode voor computertechnici kan de wet tot behartiging van de privacy-belangen bijdra- gen.

Om dit alles tot stand te brengen is een privacy-beleid10 nodig. Een beleid, dat allereerst het belang van de privacy onder aller ogen brengt; dat onder kent dat andere belangen het hiertegen somtijds zullen moeten afleggen; en dat ervan uitgaat dat de met behulp van de computer en andere technische middelen te bevorderen efficiency niet aileen zeer veel goeds, maar evenzeer veel kwaads tot stand kan brengen en dat efficiency geen doel op zichzelf is.

1. Vgl. de schets van de toeneming van het Nederlandse overheidsapparaat tussen 1850 en 1970 door mr. R. Crince leRoy in De vierde macht, uitgave Het Wereldvenster 1971, pp. 45-48.

2. Vgl. drs. A. van Ginkel, 'Privacy in het moderne westen', in Intermediair 1971, afl. 31, pp. 29-33.

3. Crince leRoy, o.c., in het bijzonder pp. 63 e.v.; prof. dr. G. Zoutendijk, 'Computers en macht' in Wetenschap en samenleving, febr. 1969, en 'Computer en democratie', dies- rede Leiden 1971, opgenomen in Academia 19 februari 1971; prof. dr. S. Simitis, 'Chancen und Gefahren der elektronischen Datenverarbeitung' in Neue Juristische Wochenschri/t, Heft 16, 1971. De Hessische 'Datenschutzgesetz' van 7 oktober 1970 is gepubliceerd in bet Gesetz- und Verordnungsblatt for das Land Hessen, Teil I, 1970, No. 41, pp. 625-627.

4. Verhuld en onthuld, rede 1966.

5. Vgl. Warner en Stone, 'De computermaatschappij', p. 116. Mijn bezwaren tegen de opvatting van Van Ginkel, die in het in noot 2 geciteerde artikel, en in zijn opstel I'Privacy, een levensvoorwaarde?' (Intermediair 1971, afi. 19) de in laatstgenoemde titel gestelde vraag ontkennend beantwoordt, vloeien voornamelijk voort uit de omstandig- heid dat hij privacy te eenzijdig als geheimhouding (binnen de gezinssfeer) ziet.

6. Aldus een conclusie van de sociologische subgroep van de Werkgroep Registratie Persoonsgegevens.

7. Warner en Stone, o.c., p. 113.

8. Het privacy-recht, opgenomen in art. 8 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens biedt om verschillende red en en onvoldoende waarborgen. V gl. hierover mr. F.

Kuitenbrouwer, 'Databanken en privacy: een noodkreet' in Intermediair 1971, afl. 38, pp. 37-41.

9. (Prof.) mr. M. C. Burkens, Beperking van grondrechten, diss. Utrecht 1971.

10. Vgl. ook Kuitenbrouwer, o.c.

594 Socialisme en Democratic 12 (1971) december

(11)

66r

eve

=:en tUr, De tge- nen :Ide

~en

gen g- lere oor ira-

dat dat van n te .ads

iOen 971, I. 31,

rsen dies- nitis, ische 170 is 1970,

:n de 1pstel : titel adig- :ratie

1 van

1r. F.

t 38,

mber

S. ROZEMOND

Europa en Amerika-elk zijns weegs?

Hoe moet het straks met Europa en Amerika? Geen twijfel hierover bij Charles Trenet, die een van zijn refreinen begint met de simpele boodschap

deux trois passera-le Bresil et I' Amerique deux trois passera-mais Ia France restera.

Wie nog wil weten hoe Frankrijk dit gaat klaarspelen moet niet bij een min- streel maar bij een minister zijn. Michel Debre: 'De kunst is, Frankrijk te moderniseren in menselijke zin, ik durf wei zeggen goddelijke zin.' En hoe gaat dat in zijn werk? Antwoord van Debre: met supersonische luchtvaart, ruimte- reizen en defensie. Zo'n uitspraak werpt wei een schrillicht op de juist in Frankrijk geliefde opvatting als zou Europa de mens als maatstaf moeten hooghouden tegenover het Amerikaanse produktivisme. Het valt niet mee de Concorde te zien als toonbeeld van Europees humanisme en het schrappen van haar Amerikaanse tegenhanger als blijk van produktivisme. Maar wie kijkt er op een tegenstrijdigheid meer of minder in wat wei heet: de Europese gedach- te? Om nog eens iets te noemen: De samenwerking is destijds op gang gekomen om de Marshall-hulp te verdelen en daarna voortgeholpen door afkeer van de dollar-cultuur. Een stimulans was de Russische dreiging hoewel men een Europa zonder Sowjetunie tevergeefs op de kaart zal zoeken. De politiek zette zich eerst af tegen het Amerikaanse anti-kolonialisme en vervolgens nog eens tegen het Amerikaanse neo-kolonialisme. Europa moet onafhankelijk zijn en tegelijk op Ieven en dood met Amerika verbonden blijven. Het moet de Amerikaanse troepen hier paaien door ze minder onmisbaar te maken. Het moet de vrijhandel dienen met protectie. En zo meer.

Zou men ooze doorsnee partijgenoot vragen waarom hij een verenigd Europa voorstaat dan is de vermoedelijke reactie: omdat er geen weg terug is en omdat milieuvervuiling, mammoetbedrijven, groeiuitwasssen en infiatie niet binnen nationaal kader kunnen worden aangepakt. Deze argumenten zijn voortref- felijk maar ook wei een tikje pikant omdat ze geen van aile telden toen Neder- land zich aansloot bij de Euromarkt.

In discussies rood de Britse toetreding is Europa weer danig in het zonnetje gezet. Wat blijft er nu over als we eerst aile tegenstrijdigheden tegen elkaar wegstrepen, bijv. als zouden zowel de Britse als de Franse landbouw hun afzet kunnen vergroten zonder dat de rest van de wereld er slechter op wordt? Welke meer ideele belangen roepen de voorstanders zoal in? Het zijn er drie in getal:

de Europese leefwijze, de Europese wereldrol en het Europese welzijn.

Waarin bestaat die Europese leefwijze? Niemand kan aangeven wat Sicilianen

Socialisme en Democratic 12 (1971) december 595

(12)

en Lappen-of zeg maar Parijzenaars en Hamburgers-verenigt en tegelijk Canadezen en anderen uitsluit. Of het moest Paul Valery zijn voor wie het kenmerk is: 'Een actieve gretigheid, een vurige en belangeloze nieuwsgierig- heid, een gelukkig mengsel van fantazie en strakke logica, een zekere skepsis zonder pessimisme, een beschouwelijkheid zonder berusting.' Maar dat we in deze eigenschappen een lesje hebben te geven aan Amerikanen als Galbraith wil er bij mij niet in.

En welke wereldrol? Debre spreekt zelfs over 'universele macht' doch anderen houden het op de 'rol waar ons werelddeel krachtens zijn rijkdom en bevol- kingstal recht op heeft', een devies waar de Europese Assemblees al jaren bol van staan. Welke socialist even wei zou durven omschrijven in hoeverre krachts- verschillen aanspraak geven op bemoeienis?

Een tenslotte wat voor welzijn? Willen we een zo groot mogelijk aandeel in 's werelds schaarse welvaartsmiddelen? of zeggen we Pompidou (in een van diens rustieke buien) na: 'We moeten de natuur redden, want dat is de eerste levensbehoefte van de hedendaagse mens'? 6f roepen we met Debre: 'Als de eerste Fransman de ruimte ingaat dan zal het applaus veel warmer zijn dan voor allerlei maatregelen ten gunste van de materiele positie van deze of gene categorie van burgers'?

Waar liggen trouwens de grenzen van ons Europa? Valery noemt Europees 'elk volk en gebied dat achtereenvolgens is geromaniseerd, gekerstend en geestelijk onderworpen aan de denktrant van de Grieken'. Daar valt Duitsland al meteen buiten. De Gaulle trok, als bekend, de lijn bij de Oeral, wat hij onder- streepte door Russische ruimtesuccessen ( overigens voorbereid op Siberische bodem) te verwelkomen als een eer voor Europa. En Deniau, lid van de Euro- pese Commissie, put uit de mythologie waarin Europa een prinses was die nooit wordt gevonden de les dat het zoeken belangrijker is dan het vinden.

l

Maar genoeg vaagheden! Laten we eens in de stukken nagaan met welke poli- tieke argumenten Nederland destijds voor de Euromarkt koos. De Memorie bij de goedkeuringswet verwees naar de erfvijandschap tussen Frankrijk en Duitsland, naar de dreiging uit het Oosten en voorts naar de noodzaak voor Europa 'een krachtiger stem te doen horen in het politieke beraad der mogend- heden en bij te dragen tot een versterking van vrede, veiligheid en welvaart in de wereld'. In de debatten kwam de bondigste uitspraak van Burger: 'In de ontwikkeling der laatste deceimia ziet Europa, hoezeer door eigen toedoen, niettemin duidelijk de bedreiging voor zich van steeds meer te worden een ge- balkaniseerd niemansland tussen de twee grootmachten in de wereld, Amerika en Rusland. Van Rusland weten wij niet anders te kunnen verwachten dan intriges om de versplintering, de verzwakking en de onderlinge tegenstellingen te stimuleren. Maar ook Amerika zal, aile goede wil en aile goede bedoelingen ten spijt, in werkelijk kritieke situaties onvermijdelijk op realistische wijze met de politieke wereldverhoudingen rekening hebben te houden.' Dat is ten- minste concreet en bovendien hoogst actueel. Twee elementen eruit zijn van- daag weer volop in de aandacht: de Russische bedoelingen en de Amerikaanse geloofwaardigheid.

596 Socialisme en Democratic 12 (1971) december

(13)

elijk

'bet

!rig- :psis

;e in aith

eren vol-

1 bol :hts-

!I in van :rste s de dan

~ene

pees f en land der- sche uro- , die

I.

)O]i- orie

~en

roor md- rt in

11 de

oen,

1 ge- rika dan 1gen tgen met ten- van- lOSe

nber

Wat de Russische bedoelingen betreft Iijken de bewoordingen van Burger me nog steeds gelukkig gekozen, zij bet dat er een tussenschakel ontbreekt. Ik meen namelijk datde Sowjetleiders zelf niet weten wat ze willen, in die zin dat ze geen blauwdruk hebben liggen voor het geval ze het opeens aileen voor het zeggen hadden. Dit hebben ze dan gemeen met het Westen, dat zich-zoals uit alles blijkt-net zo min een beeld heeft gevormd van het Europa dat bet zich zou scheppen als het de vrije hand kreeg. Zou Duitsland moeten worden herenigd? Moet Oost-Europa politiek worden versplinterd? Welke veilig- heidsvoorzieningen zijn werkelijk voor tangere duur geruststellend? Waar moet, wanneer het tweezijdig wantrouwen plaats maakt voor een achterdocht in veelvoud, een algemeen gevoel van geborgenheid vandaan komen?

Zo ook Moskou, indien het de gelegenheid kreeg Europa te herschikken. Een min of meer onwillige Duitse kolos binnen het communistische gemenebest is ook niet alles en een ongebonden Duitsland evenmin. Aannemelijk is dat het Kremlin niet veel meer aan concreets beoogt dan zoveel mogelijk opties open te houden zodat het te zijner tijd, al naar het uitkomt, nog verschillende kanten op kan. In deze gedachtengang is een Russische voorliefde voor West- europese cohesie niet te verwachten, temeer nu-naar de historie leert-de Westeuropese democratieen geen waarborg bieden tegen Duitse suprematie.

Voorlopig probeert de Sowjetunie te Ieven met haar obsessies: de Chinese miljoenenlegers, de Maoi'stische werfkracht in de wereld, de Duitse economie (die volgens Marxistisch geloof een voorbode is van kracht in ander opzicht), de Amerikaanse kernwapens (een gevaar dat misschien nog bet gemakkelijkst kan worden geneutraliseerd) en niet in de laatste plaats de Westelijke democra- tische.ideeen. Als dit inderdaad de preoccupaties zijn die in Breznjiews brein rondspoken dan zijn de kansen voor een land als Nederland om bijv. met hal- vering van zijn defensie de Russische gemoedsrust en ontvankelijkheid te bevorderen niet bijster groot. Wei zal zo'n stap als effect kunnen krijgen dat bet Duitse veiligheidsgevoel afneemt, met aile denkbare, ook voor de Russen onwelkome gevolgen van dien. Dat de blijkens opinie-onderzoeken in de Bondsrepubliek veld winnende neutraliteitsgedachte hierin snel verandering zal brengen lijkt me twijfelachtig. lkhoud bet er op dat achter dit stemmings- beeld, achter dit verzamelbegrip neutraliteit, minstens twee stromingen schuil- gaan, waarvan de ene een tot de tanden gewapend Europa los van Amerika voor ogen heeft. Dat deze laatste lijn de Russen zou aanspreken ligt niet voor de hand.

Tweede element in bet citaat uit Burgers rede is bet Amerikaanse realisme dat ooit wei eens in de weg kan staan aan de transatlantische lotsverbondenheid.

Dit onderwerp ligt vandaag, nu bet de Amerikanen steeds moeilijker valt bet rijke en eigenzinnige West-Europa nog Ianger als een militaire beschermeling te zien, levensgroot op tafel. Tot dusver plachten, behalve in Frankrijk, de luidruchtige Europisten zich weinig om dit vooruitzicht te bekommeren. Uit ijdelheid of goedgelovigheid klampten zij zich vast aan Kennedy's formule van een 'equal partnership', een gelijkwaardig deelgenootschap. Degen en die door Europese ijdelheid werden gedreven zagen gemakshalve over het hoofd

Socialisme en Democratie 12 (1971) december 597

(14)

dat de Verenigde Staten nadien in Punta del Este ook aan Zuid-Amerika een 'equal partnership' aanboden, wat toch wel een indruk gaf hoever die voor- gespiegelde gelijkwaardigheid zou gaan. De goedgelovigen verwachtten dat als Europa eenmaal sterk, rijk en zelfbewust was het Amerikaanse volk zou popelen om de nucleaire garantie te verlengen en een blanco volmacht af te geven voor een onafhankelijke Europese politiek. Dat de Verenigde Staten al hun steden op het spel zullen zetten zonder zware stem in het kapittel wan- neer bet over de ontvlambaarheid van de loot gaat, was rijkelijk nai:ef gedacht.

Daarom ook koos men de hypothese van een zelfbewust Europa dat politiek niet van de Amerikaanse koers zou afwijken. De vraag of het wei de moeite loont, voor dat doel een zelfstandig besluitvormingsproces in bet Ieven te roepen, kwam zelden op. Toch is onafhankelijk denkwerk zonder ooit een on- afhankelijke conclusie een weinig boeiend tijdverdrijf.

Dezelfde innerlijke tegenspraak overigens zit nu weer in de arbeid van bet politieke comite van de Zes, het Comite Davignon, dat eerst terloops de kwestie Jeruzalem heeft opgelost en zich sedertdien heeft geworpen op de Europese veiligheid, een onderwerp dat tot dusver bij uitstek bindmiddel was van bet Noordatlantisch politiek overleg. Het werk van bet comite is 6f een doublure (en dus fopperij) 6f een solo (en dus riskant) 6fhet is riskante foppe- rij. Dit laatste dan omdat het nuchtere Amerikanen in de armen drijft van hun landgenoten van het type Mansfield. Deze senator immers keert zich, gesteund door vrijwel de gehele publieke opinie, al dusdanig tegen wat hij aanziet voor Europese eigenzinnigheid en krenterigheid, dat hij bereid is daartoe de beteke- nis van de Amerikaanse troepen op ons vasteland vierkant te ontkennen.

Zo zei hij onlangs in een vraaggesprek: 'Troepenreductie is geen probleem, want een conventioneel conflict is uitgesloten. Als een volgende oorlog uit- breekt dan zal dit een kernoorlog zijn. Hierin zullen de Verenigde Staten hoe dan ook betrokken zijn omdat zij slechts luttele minuten van de Russische raketten verwijderd zijn.' Dit is uiteraard een drogreden; want juist omdat New York onder schot ligt kan bet gebeuren dat Amerika als puntje bij paaltje komt buiten een oorlog zal willen blijven, met name als het geen middelen meer ter plaatse heeft om een conflict in de kiem te smoren. En dit geldt dub bel als Europa aanstalten maakt of de indruk wekt de ontwikkelingen in Midden- Europa zelfstandig in de hand te willen nemen (ofuit de hand te Iaten lopen).

--) Wat moet West-Europa dan wei doen? Niemand weet hoe het los van Am erika zijn veiligheid en olievoorziening zou kunnen waarborgen zonder schrikbaren- de verhoging van de defensie. Voor Debre is dit geen punt: 'Zodra Europa Europa zou zijn, zou het bedragen in de orde van acht tot tien procent van zijn inkomen in de defensie steken, want de gevaren die dan hoven zijn hoofd zouden hangen, de ambities die bet zouden bezielen zouden een dergelijke in- spanning eisen ... Onafhankelijkheid van Europa betekent immers streven naar grandeur en roem.' En omdat grandeur nu eenmaal een schaars goed is, boudt dit een keuze in voor het conflictmodel.

en andere mogelijkheid is dat Europa als militaire factor abdiceert, dat bet zicb omvormt tot een vreedzaam oord voor gelijkheid, participatie en anti-

598 Socialisme en Democratic 12 (1971) december

(15)

een oor-

dat zou tf te :tten ran- cht.

tiek 1eite n te

on- het

; de

>de was

een 'Pe- hun und

'OOf

:ke- len. em, uit- hoe IChe tdat tltje :len

>bel len-

~n).

·ika

·en- Jpa zijn ofd m- ven lis, het nti-

ber

materialisme. Ik zie dit niet in het verschiet. En dan nog is het niet eens zeker dat dit voor Breznjiew geruststellend zou zijn. Een zodanige levenshouding zou-gesteld al dat zij kon wortel schieten-Oost-Europa niet onberoerd Iaten. En een ding moet voor de huidige topfiguren van het Warschaupact wei duidelijk zijn: zonder uitzondering missen zij een Tito-achtig charisma dat hen in staat zou stellen een liberalisering politiek te overleven.

Een derde alternatiefvoor Europa is, zo lang mogelijk doorgaan op de huidige voet als 'demandeur' met een zekere 'nuisance value', zoals het in jargon heet.

We kunnen dan af en toe soepel zijn met Amerikaanse schoenen, kippen of soyabonen, we kunnen onze munten revalueren en meer voor het Westelijke verdedigingsapparaat betalen. Maar zolang de vertegenwoordigers van Ame- rikaanse regionale be Iangen niet will en erkennen dat de uitvoer van de Verenig- de Staten naar West-Europa stijgt en dat de Amerikaanse troepen hier meer gewicht in de schaalleggen dat het dubbele aan Europese soldaten blijft het een bodemloze put.

De vraag is straks niet meer of we voor of tegen een Westeuropese kernmacht zijn (de nadelen ervan vergeleken bij de tegenwoordige toestand zijn niet moeilijk te bedenken). Veeleer gaat het erom, hoe te voorkomen dat een toe- stand ontstaat waarin zo'n oplossing vooral buiten onze grenzen een vanzelf- sprekendheid wordt. Zelfs nu al vinden vele mede-Europeanen dat wij spoken zien. Daarom is het niet zinloos enkele overwegingen samen te vatten die in het denken van voorstanders van een Westeuropese kernmacht een rol spelen:

-Er zijn al twee Westeuropese kernmachten. Als Europa federeert dan vallen die vanzelf in de gemeenschappelijke boedel;

-West-Europa kan niet blindelings vertrouwen dat de Amerikanen in geval van nood zullen bijspringen, maar evenmin dat wij geen hinder zullen onder- vinden van een Russisch nucleair en conventioneel overwicht binnen ons werelddeel

-West-Duitsland laat zich niet blijvend ten opzichte van Groot-Brittannie en Frankrijk discrimineren, terwijl die twee Ianden hun kernbewapening niet naar de schroothoop zullen brengen.

-Europa heeft onder de Amerikaanse atoomparaplu niet genoeg armslag.

Gelukkig is er een obstakel dat deze weg verspert: geen land is bereid te betalen voor een wapen met tien vingers aan de trekker en tien aan de veiligheidspal, en zo mogelijk nog minder voor een wapen in handen van de voorzitter van de Europese Commissie. Zelfs een Frans-Britse kernmacht stuit vooreerst nog op de moeilijkheid van de beslissingsbevoegdheid_af. We hebben dus vermoede- lijk enig respijt. Bovendien is de laatste Amerikaanse militair voorlopig nog niet uit Europa vertrokken, al is de tendens tot vermindering psychologisch minstens even belangrijk als de resterende sterkte.

Het is niet geheel ondenkbaar dat dit respijt soelaas zal bieden. Voorstelbaar is dat in Oost-Europa regimes komen met meer charisma, regimes die dus minder hoeven handelen uit vrees voor democratische besmetting of militaire uitdunning. Tot de mogelijkheden behoort ook dat in de Verenigde Staten, na afwikkeling van het Vietnamese avontuur, een administratie aan bod komt

Socialisme en Democratie 12 (1971) december 599

(16)

die het Amerikaanse volk durft vertellen dat het er per saldo internationaal niet zo bekaaid afkomt.

Maar dit zijn voorlopig wensdromen. Wat West-Europa van zijn kant kan

l

doen is alles nata ten wat de indruk zou kunnen wekken dat wij bovenal hech- ten aan economische en politieke buitenmuren. Ten eerste moet duidelijk blijken dat wij bereid zijn ons offers te getroosten door onze economie te herorienteren zoal niet op de belangen in Arizona dan toch wel op die in de derde wereld. Dit wat betreft ons imago van krenterigheid. En ten tweede zouden we onderonsjes van de Zes (en van de Tien) over een conferentie voor Europese veiligheid beter kunnen saboteren, zeker nu Frankrijk bet over leg saboteert over bet enige ecbte veiligbeidsonderwerp, namelijk een wederzijdse vermindering van strijdkracbten in Centraal-Europa (en zodoende impliciet een eenzijdige Amerikaanse terugtrekking stimuleert).

Henri Kissinger scbreef 9 jaar geleden al: 'De ironie wil dat de toetreding van Groot-Brittannie tot de EEG wel eens tot gevolg kan krijgen dat Europa De Gaulle's politiek gaat uitvoeren, zij bet in subtiele Britse stijl. Nederland, met bet boofd in de wolken, beeft dit nooit onder ogen durven zien.

600 Socialisme en Democratie 12 (1971) december

(17)

ionaal

nt kan I becb- idelijk mie te

! in de .weede : voor 1verleg rzijdse pliciet reding uropa :rland,

cember

M. SANTEMA

Streven naar een alternatief onderwijsb. eleid of stilletjes doormodderen?

(De provincie in de focus)

Namens de PvdA-statenfractie Groningen bebben B. Tent en onderge- tekende een scbrijven gericbt aan de Colleges van Gedeputeerde Staten van de overige Nederlandse provincies met bet doel een inventarisatie te verkrijgen van de wijzen waarop een provincie bet onderwijs kan bevorde- ren. Aanleiding biertoe was de constatering van de fractie, dat de provin- cies zicb om bistoriscb bepaalde redenen tot dusverre weinig met bet on- derwijs bebben ingelaten. De laatste tijd ecbter zijn ze zicb er op een aantal punten meer actief mee gaan bezig bouden. In de nabije toekomst zal de bemoeienis van de provincie met bet onderwijs naar alle waar- schijnlijkheid vrij snel dienen te worden uitgebreid.

De bovenstaande activiteit resulteerde uiteindelijk in een onderwijsnota waarvan U de inhoud vrijwel volledig in dit artikel aantreft. De nota is toegezonden aan bet College van Gedeputeerde Staten met bet verzoek erop te reageren, alsmede aan alle statenleden.

We vermelden eerst de opzet van dit artikel. Na een aantal inleidende opmerkingen volgt een bescbouwing over bet onderwijsbeleid. Daarna komt de inventarisatie aan de orde. Vervolgens wordt een opsomming gegeven van een aantal mogelijke taken voor een regionaal onderwijs- beleid. In de slotbescbouwing wordt onder meer voorgesteld een provin- ciale onderwijsraad in te stellen en een (inter-)provinciaal onderwijscen- trum voor ontwikkeling en vernieuwing op te ricbten.

1. lnleiding

In een dynamiscbe tijd bestaat de kans, dat bepaalde aspecten van de samenleving acbterblijven bij de algemene maatscbappelijke ontwikkeling.

De tbeoretiscbe inzicbten zijn dan veelal meer up to date dan de praktijk.

Voor wat bet onderwijs in ons land betreft, is reeds berbaaldelijk betoogd, dat een dergelijke kloof duidelijk zicbtbaar is. Dat die kloof bestaat, is ten dele bistoriscb verklaarbaar. Ons onderwijssysteem is in hoofdzaak ont- staan in de vorige eeuw in een samenleving, die gekenmerkt werd door een standenhierarchie. Het onderwijs paste zich qua externe structuur

Socialisme en Democratic 12 (1971) december 601

(18)

(bijv. de verschillende schoolsoorten) en qua interne structuur (bijv. de pedagogisch-didactische vormgeving: leerstofinhouden en methoden) zo goed mogelijk aan bij het maatschappelijk en cultureel niveau van de standen. Ons onderwijssysteem nu, draagt hiervan zowel in haar externe als haar interne structuur nog duidelijk sporen. Dit geldt ook in sterke mate voor de doelstelling, de structuur en de functie van bet huidige onderwijsbeleid. Gelukkig zijn er op bet ogenblik tekenen, die erop wijzen dat er een mogelijke kentering op til is.

2. Van een meer passief naar een meer actief onderwijsbeleid

Ben structuur ontstaan in een statische standenmaatschappij functioneert niet meer in een dynamische, democratische en pluriforme samenleving, waarin nieuwe vormen opkomen en waarin de toekomst in aanzienlijke mate open is. Bovendien vindt momenteel in ons land de overgang plaats van de welvaarts- naar welzijnsstaat, waardoor mede in bet beleid bet accent enigszins verschuift van de 'kwantiteit naar de kwaliteit'. Het is dan ook niet verwonderlijk, dat bij de inventarisatie betreffende bet on- derwijsbeleid van de provincies een sterke behoefte aan advies en beleids- ondersteunend onderzoek en een zoeken naar nieuwe structuren bleek.

Op de noodzaak van een nieuwe onderwijspolitiek is onlangs nogmaals op vrij indringende wijze gewezen door de oud-directeur van bet Centraal Bureau voor de Statistiek en hoogleraar in de vergelijkende onderwijs- kunde, Ph. J. Idenburg.l

Hij onderscheidt een distributieve en een constructieve onderwijspolitiek.

De huidige onderwijspolitiek is in hoge mate een distributieve onderwijs- politiek. Dit houdt met betrekking tot de structuur van bet beleid in, dat deze administratief en juridisch van aard is en een sterk centralistische in- slag heeft. Verdere kenmerken zijn onder meer: bet hierarchische karak- ter, het van buiten af stellen van objectieve eisen en bet uitgaan van de klassikale school.

De functie van een dergelijk beleid is er een van registreren en aanpassen.

Administratieve controle en handbaven van de status quo zijn de opval- lendste kenmerken.

De voornoemde structuur verschaft als het ware de voorwaarden voor wat we een passief of reactief beleid zouden willen noemen. Het beleid is bovendien vrijwel gebeel gericht op de kwantiteit, d.w.z. op bet creeren van de noodzakelijke voorzieningen.

Ben distributief beleid streeft 'oude' doelen na, die betrekkelijk gemak- kelijk te bereiken zijn. Oude doelen zijn naar de l.o.-wet: bet aanleren van gepaste en nuttige kundigheden, de overdracht van kennis die dienst- baar wordt gemaakt aan het ontwikkelen van de verstandelijke vermogens en bet kweken van cbristelijke deugden.

We stelden reeds, dat er tekenen zijn, die er op wijzen dat er momenteel

602 Socialisme en Democratie 12 (1971) december

(19)

jv. de n) zo

m

de tterne

;terke tidige vijzen

meert

~ving,

nlijke 'laats :1 bet let is ton- leids-

•leek.

.Is op ttraal wijs- itiek.

wijs- ., dat e in- uak-

n

de ssen.

pval- . ·wat id is :eren nak- .eren :mst- gens nteel

Imber

een overgang gaat plaats vinden van een distributieve naar een andere onderwijspolitiek, nl. een constructieve onderwijspolitiek.

Dit houdt met betrekking tot de structuur in, dat deze professioneel van aard is; de inbreng van onderwijskundigen, psychotogen en sociologen neemt toe ten koste van die van juristen en administratieve krachten.

Verdere kenmerken zijn onder meer: regionale en functionele decentra- lisatie, horizontale vormen van samenwerking (zie nadere toelichting onder 3), bet verlenen van meer medezeggenschap aan belanghebbenden ( openbaarheid, voorlichting en de belanghebbenden overtuigen van de noodzakelijkheid.)

De functie van een dergelijk beleid is erop gericht iets tot stand te bren- gen, te plannen en te vernieuwen. Visie, anticiperen en problemen tijdig oplossen zijn opvallende kenmerken. De voornoemde structuur maakt een actief beleid mogelijk, dat vooral gericht is op kwaliteit en op de toe- komst, d.w.z. op de realisering van doelstellingen.

Een constructief beleid streeft 'nieuwe' doelen na, die moeilijker te berei- ken zijn dan de 'oude'. Nieuwe doelen zijn: bet tot stand brengen van functionele waarden, geestelijke beweeglijkheid, zo groot mogelijke deel- neming aan de vormgeving van de maatschappij met de vereiste man- kracht, bevordering van de vrije ontwikkeling van wetenschappen en kunsten.

3. Consequenties voor bet regionale onderwijsbeleid

Met betrekking tot bet algehele onderwijsbeleid constateren we drie be- zwaren die in sommige opzichten op regionaal en lokaal niveau extra ge- wicht krijgen, nl.:

a. een te geringe onderwijskundige of ruimer gesteld professionele inbreng.

b. een te centralistische en hierarchische inslag.

c. een te departementaal denken, d.w.z. een denken dat de werkelijkheid te kunstmatig afbakent in verschillende terreinen. Deze terreinen zijn die waarop de verschillende ministeries (

=

departementen) zich tradi- tioneel bewegen.

We lichten de bezwaren achtereenvolgens toe .

Bij de provincies is de professionele onderwijskundige inbreng wel heel gering. Dit houdt nauw verband met punt b. Ook bij de gemeenten, vooral bij de kleine is de professionele inbreng miniem. Zo hebben zelfs de grotere gemeenten geen onderwijsdienst. Wel nemen ze ad hoc maatrege- len in de personele sfeer.2

Door de centralistische en hierarchische inslag van ons onderwijsbeleid spelen de provinciale en in de meeste opzichten ook de gemeentelijke overheden hierin praktisch geen rol. De beleidsbepaling vindt plaats op landelijk niveau, terwijl de beleidsuitvoering bij de afzonderlijke scholen berust. Tussen het grondvlak en de top bestaan slechts enkele nood- verbanden.

Socialisme en Democratie 12 (1971) december 603

(20)

Daarom lijkt ons voor de regia denken en handelen in grotere eenheden wenselijk. Volledigheidshalve wijzen we erop, dat dit laatste niet nood- zakelijk concentratie van scholen inhoudt.

Horizontale vormen van organisatie dienen ons inziens te worden ver- sterkt in zowel de externe als de interne structuur. In de externe structuur dienen we bij het voortgezet onderwijs te werken in de richting van een middenschool; in de interne structuur dient een flexibeler vorm van or- ganisatie te worden gerealiseerd waarbinnen teamwork en de speciale bekwaamheden en interesses van het onderwijzend personeel beter tot hun recht komen. Hier kan ook gedacht worden aan vormen van samen- werking tussen scholen. Ook de plaats en de functie van de inspectie zou in dit verband opnieuw bekeken kunnen worden.

Interdepartementaal denken en handelen vanuit de regia kan ons inziens bijdragen tot het creeeren van betere voorwaarden voor het onderwijs- beleid. De in de regia aanwezige professionele kennis kan namelijk bij- eengebracht ('gepoold') worden en diensten kunnen bij bepaalde werk- zaamheden functioneel samenwerken.

Aldus kan de denk- en daadkracht vergroot worden door functionele bun- deling van krachten. Aan deze meer alomvattende benadering (com- prehensive approach) ligt de gedachte ten grondslag, dat de onderlinge samenhang in onze samenleving-althans in bepaalde vakkringen-steeds meer voelbaar wordt en derhalve een meer omvattende planning wenselijk is. Hierbij dienen interdepartementaal de prioriteiten te worden bepaald, welke vervolgens eveneens op interdepartementale wijze worden nage- streefd. Het begrip interdepartementaal wordt hier door ons gebruikt in de betekenis van 'doorbreken van de historisch gegroeide kunstmatige afscheidingen tussen de werkterreinen der departementen voor zover dit functioneel is.' Dit doorbreken behoeft echter niet aileen door semi-over- heidspersoneel te gebeuren. Dit zelfs bij voorkeur niet.

Na het voorafgaande zal het duidelijk zijn, dat een regionaal onderwijs- beleid thans de voorwaarden dient te scheppen, die een meer construc- tieve onderwijspolitiek mogelijk maken.

4. V erslag van de inventarisatie bij de dagelijkse besturen van de pro- vincies

Het doel van ons schrijven aan de Colleges van G.S. was het verkrijgen van een inventarisatie van (nieuwe) manieren waarop de provincie het onderwijs kan bevorderen.

In ons schrijven vroegen wij de Colleges ons op de hoogte te stellen van initiatieven die door hen met betrekking tot het onderwijs ontplooid zijn en waarvan zij verwachten, dat ze mogelijkerwijs (nag) niet in de provin-.

cie Groningen genomen zijn. Ook beschrijvingen van bij hen levende, doch nog niet uitgevoerde ideeen waren welkom. Bovendien werd ge-

604 Socialisme en Democratie 12 (1971) december

(21)

lheden nood- :n ver- uctuur an een an or- peciale ot hun

;amen- tie zou inziens erwijs- ijk bij- werk- e bun- ( com- erlinge -steeds nselijk

~paald,

nage- uikt in matige ver dit i-over- erwijs- nstruc-

le pro-

krijgen

~ie he1 en van 1id zijn lrOVin- :vende, :rd ge- ecember

vraagd op welke wijze(-n) de provincie dergelijke en andere activiteiten kan financieren. Na het eerste schrijven, d.d. 28.8.'70 verzonden we op 13.10.'70 nog een herhaald verzoek.

Van 4 provincies te weten Noord-Brabant, Limburg, Gelderland en Fries- land werd rechtstreeks antwoord ontvangen. Twee maal waren de rele- vante fotocopieen vergezeld door een enthousiast, informatief schrijven.

De voon'loemde 4 provincies doen naar aile waarschijnlijkheid het meest aan een provinciaal onderwijsbeleid.

Noord-Holland deelde telefonisch mee, dat de provinciale taak ten aan- zien van het onderwijs daar vrij gering is. Drie provincies te weten Over- ijssel, Zeeland en Drente meenden op formele gronden ons niet (of niet rechtstreeks) te kunnen antwoorden. Zeeland stelt, dat het niet gebruike- lijk is een ongetekend verzoek om inlichtingen te beantwoorden en dat het haar juister lijkt verzoeken om inlichtingen in eerste instantie te rich- ten tot 'uw eigen provinciaal bestuur'. Drente spreekt eerst over ons 'on- geadresseerd schrijven' en stelt 'dat geen vrijheid gevonden kan worden u onze beschouwingen met betrekking tot de door u gestelde vragen te doen toekomen'. Overijssel heeft er in verband met 'de zuiverheid van de verhoudingen' bezwaar tegen de vragen rechtstreeks te beantwoorden.

De provincie Utrecht liet in het geheel niets van zich horen. Zuid-Holland reageerde alsnog eind december met het zenden van de ontwerpbegroting 1971. Voor het niet beantwoorden van de vragen werd dezelfde motive- ring gegeven als Overijssel.

Wij hebben hierboven de motiveringen van de niet-informatie-verstrek- kende besturen van G.S. weergegeven, omdat zij zo bij uitstek de formalis- tische anti-openheid-mentaliteit illustreren, die ons inziens fnuikend is voor de werking van onze parlementaire democratie.

We vermelden nu beknopt de voor ons doel relevante informatie, ge- rangschikt naar provincie.

a. Noord-Brabant

Deze provincie heeft ongeveer tien jaar geleden een diepgaand onderzoek verricht naar de stand van het lager onderwijs in de provincie. In aan- sluiting daaraan zijn onderzoekingen ingesteld naar de deelname aan ver- schillende vormen van het voortgezet onderwijs, terwijl ook een onder- zoek verricht is naar de integratie-problematiek van de lager sociale cate- gorieen in het vhmo. Bij de realisering van beleidspunten die voornamelijk voortvloeiden uit de door deze onderzoekingen verkregen resultaten, zijn nogal wat moeilijkheden opgetreden, die voor ons een belangrijk deel te maken hadden met de bestaande onderwijsstructuur.

De provincie subsidieert het Provinciaal Opbouworgaan voor 1000fo in een functionaris voor planning en ontwikkeling op het gebied van het onderwijs. Behalve een adviserende functie ten behoeve van het provin- ciaal bestuur heeft de bedoelde functionaris ook een adviserende en voor-

Socialisme en Democratie 12 (1971) december 605

(22)

lichtende taak ten opzichte van gemeentebesturen en particuliere groepen en organen. Sinds kort is door de provincie een tweede functionaris ge- subsidieerd, die belast wordt met de ontwikkeling van de beroepenvoor- lichting in de provincie. Door deze faciliteiten van de provincie is het Opbouworgaan in staat ontwikkelingsplannen op te stellen voor het on- derwijs in de provincie, terwijls voorts assistentie verleend kan worden bij het opzetten van experimenten en projecten, zoals bijv. de middenschool en centra voor de werkende jeugd.

De taak van de provincie is tot nu toe beperkt gebleven, maar in dit sta- dium is het wellicht mogelijk geworden om tot vernieuwde structuren te komen. Deze zullen dan veel meer een ontwikkelingskarakter moeten heb- ben en de relatie tussen onderwijs en samenleving in nieuwe vormen ge- stalte geven. De gedachten gaan uit naar een provinciaal onderwijs- centrum voor ontwikkeling en vernieuwing. Op dat punt komen wij nog terug.

b. Limburg

Op 19 februari 1970 namen de Staten het voorstel aan betreffende de instelling van het Provinciaal Overlegorgaan inzake Onderwijs en Be- roepenvoorlichting. G.S. voerde met name als motief aan, dat mede met het oog op de ingevolge de Wet op het voortgezet onderwijs aan haar op- gedragen taak aangaande de totstandkoming van het zgn. scholenplan, zich hoe langer hoe meer behoefte heeft doen gevoelen aan een min of meer geinstitutionaliseerde vorm van samenwerking en overleg tussen verschillende instanties, welke zich rechtstreeks bewegen op het terrein van het onderwijs of wier activiteiten daarmede belangrijke raakpunten hebben. In dit overlegorgaan hebben in ieder geval deskundigen zitting uit de sector van: het onderwijs, de beroepenvoorlichting, beroepskeuze en schoolkeuze; het bedrijfsleven; de in het sociale vlak werkzame instituties;

de provinciale en gemeentelijke overheden; de studerende jeugd. De taak- stelling is vrij ruim. Het instituut mag eigener beweging advies geven aan G.S., met andere instanties in overleg treden en deze van advies dienen, deskundigen als lid benoemen, alsmede onderzoek door andere personen of instanties laten verrichten. Voor werkzaamheden, waarvan de kosten een bedrag van f 1000 te hoven gaan, is machtiging vooraf van G.S.

nodi g.

Het overlegorgaan valt ten laste van de provinciale begroting. Voor het jaar 1971 zijn de kosten geraamd op f 59 000 waarin eveneens zijn be- grepen uitgaven ter zake van het verrichten van enige research-activi- teiten.

Het College van G.S. meent thans te mogen constateren, dat het overleg- orgaan in belangrijke mate zal kunnen bijdragen tot de verwezenlijking van het doel, dat bij de oprichting voor ogen heeft gestaan.

606 Socialisme en Democratic 12 (1971) december

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Deze leden kunnen zich zeer vinden in dit voornemen en vragen de ministers welke stappen reeds gezet zijn op dit punt, omdat naar de mening van deze leden de

De adviezen van de Commissie over die rapporten zijn helder geschreven in een gemiddelde doorlooptijd van zes weken, die gelijk oploopt met de periode voor de behandeling

Zoals ik heb aangegeven in de beantwoording van de schriftelijke vragen van de leden Van der Molen, Omtzigt en Wiersma 12 , kan het voor een instelling bijvoorbeeld in

1.1 A Welke Nederlandse balsport wordt gespeeld tussen twee parturen op een veld van 61 bij 32 meter en waarvan de belangrijkste wedstrijd in het jaar de Permanente Commissie

De Erfgoedverordening gemeente Terschelling 2018 vaststellen met in acht name van de in de Nota Inspraak concept Erfgoedverordening Terschelling 2018 – versie 23 oktober

Ik deel deze zorgen zeker en verwijs voor de maatregelen die ik samen met de minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media neem naar mijn antwoord op een vraag

Tevens vragen de voornoemde leden op basis van welke criteria de curriculumcommissie is samengesteld en waarom er niet gekozen is voor vakdidactici noch dat er een..

Tevens vragen de leden van de CDA-fractie of de minister inzicht kan geven in welke sectoren en / of regio’s er sprake is van voldoende leerbedrijven, zodat een