• No results found

De Nederlandse Verlichting en de Nederlandse kerkgeschiedenis [The Dutch Enlightenment and Dutch Ecclesiastical History]

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De Nederlandse Verlichting en de Nederlandse kerkgeschiedenis [The Dutch Enlightenment and Dutch Ecclesiastical History]"

Copied!
10
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

de Nederlandse Verlichting

en de Nederlandse kerkgeschiedenis

E.G.E. van der Wall

De 'Nederlandse Verlichting'?

Het lijkt haast onvermijdelijk: vrijwel elk overzicht van het onderzoek dat in de laatste decennia is verricht naar de Nederlandse Verlichting zet in met de inmiddels klassiek geworden studie uit 1972 van de hand van H.H. Zwager, getiteld Nederland en de Verlichting. Nu kan dat ook haast niet anders, want Zwagers - voor een breed publiek bedoelde - historische studie vormt in zekere zin het beginpunt van het recente Verlichtingsonderzoek in ons land. Eerder had weliswaar de Leidse theoloog O. Noordenbos over de Verlichting in ons land geschreven maar diens boeiende bijdragen over de achttiende eeuw zijn in vergetelheid geraakt. Dat geldt niet van Zwagers publicaties. De titel daarvan was met opzet zo gekozen: Zwager wenste niet over 'de Nederlandse Verlichting' te schrijven omdat dat in zijn ogen hetzelfde nut zou hebben als het vervaardigen van een verhandeling over 'wijnbouw boven de Moerdijk'. Op zich zelf was deze opvatting niet vreemd; ook Noordenbos liet zich in een dergelijke trant over de Nederlandse achttiende eeuw uit. Het was tot dan toe in het Verlichtingsonderzoek gebruikelijk aan te nemen dat alleen Frankrijk een Verlichting had gekend. In andere Europese landen, waaronder ons land, zou zich een dergelijk verschijnsel niet hebben voorgedaan.'

Inmiddels heeft deze francocentrische opvatting in het Verlichtingsonder-zoek plaats gemaakt voor de visie dat zich in het achttiende-eeuwse Europa wel degelijk in diverse landen een verschijnsel als de Verlichting heeft voorgedaan. Men houdt niet langer vast aan de specifieke karaktertrekken van de Franse Verlichting als criteria om vast te stellen wat DE Verlichting zou moeten zijn. Er blijken ook andere soorten Verlichtingen te zijn geweest, die veelal een gematigder, christelijker karakter dragen dan de Franse Verlichting. Men is derhalve tot de conclusie gekomen dat men wel degelijk buiten Frankrijk van Verlichting kan spreken, ook van een 'Nederlandse Verlichting'.

(2)

National Context, die in 1981 verscheen. De bijdrage die in deze bundel aan

ons land is gewijd is van de hand van de bekende Engels-Amerikaanse historicus Simon Schama, die zich al eerder intensief met de achttiende-eeuwse Nederlandse geschiedenis had bezig gehouden in zijn Patriots and

Liberators. Misschien is het veelzeggend voor de stand van het onderzoek op

dat moment dat de redacteuren van deze bundel kennelijk geen Nederlandse historicus konden vinden die een bijdrage over ons vaderlandse Verlichting kon verzorgen.2

Ook in de stand van het Nederlandse Verlichtingsonderzoek is echter inmiddels verandering gekomen: vanaf het begin van de jaren tachtig van onze eeuw is de studie van de Nederlandse Verlichting in ons land tot bloei gekomen. Aan die bloei hebben hoofdzakelijk cultuur-, boek-, politiek- en literair-historici bijgedragen. Opmerkelijk genoeg hebben kerkhistorici, enkele uitzonderingen daargelaten, nog niet zoveel op dit veld van zich laten horen. Sinds in de vorige eeuw de doopsgezinde kerkhistorici Chr. Sepp en J. Hartog tal van boeiende en nog altijd zeer bruikbare studies over de achttiende eeuw publiceerden, en in het begin van onze eeuw de hervormde kerkhistoricus L. Knappert ons in zijn uitermate leesbare handboek een overzicht van de achttiende eeuw bood, is het lange tijd vrij stil geweest onder kerkhistorici wanneer het de vaderlandse Verlichting betrof.3 Een en ander betekent dat wij, als wij de stand van onderzoek met betrekking tot de Nederlandse Verlichting vanuit kerkhistorisch oogpunt willen bekijken, vooral te rade moeten gaan bij studies die uit andere disciplines dan de strikt kerkhistorische zijn voortgekomen.

In het volgende wil ik een aantal aspecten belichten die in het recente onderzoek naar de godsdienstige en kerkelijke aspecten van de Nederlandse Verlichting aandacht ontvangen. Mijn overzicht beoogt bepaald niet een uit-puttende opsomming te geven van alle literatuur die in de laatste jaren op dit terrein is verschenen, maar wil aan de hand van enkele thema's en studies laten zien wat in het huidige Verlichtingsonderzoek - in relatie tot de Nederlandse kerkgeschiedenis - aan de orde is.4

De periodisering van de Nederlandse Verlichting

(3)

decennia van de zeventiende eeuw. In zijn recente, prachtige boek over de geschiedenis van onze Republiek betoogt Jonathan Israël dat de Nederlandse Verlichting zo rond 1700 van grote betekenis was, dat die betekenis zo tussen 1730 en 1760 afnam, en dat die in de laatste decennia van de achttiende eeuw geheel marginaal geworden was.6

Wat dit betreft, tekent zich in het recente onderzoek een nieuwe lijn af die met nadruk wijst op de betekenis van de late zeventiende eeuw, en dan met name op het cartésianisme en spinozisme voor de Nederlandse Verlichting. Thans klinken geluiden om in de vaderlandse Verlichting twee fasen te onderscheiden: de eerste zou dan in de late zeventiende eeuw zich hebben voorgedaan met ontwikkelingen rond de beide genoemde stromingen. Zo vervult de verbinding van cartésianisme en calvinisme, die men bij verscheidene coccejaanse theologen kan aantreffen, een belangrijke rol in deze eerste Verlichtingsfase. De tweede fase deed zich voor in de tweede helft van de achttiende eeuw; een fase die men als een expressie van een 'nationale' Verlichting zou kunnen opvatten.7

Het einde van de Nederlandse Verlichting laat men op grond van staatsrechtelijke ontwikkelingen vaak samenvallen met de Bataafse Revolutie van 1795.8 Voor kerkhistorici levert dat laatste echter wel het probleem op hoe de decennia tussen 1790 en 1820 te karakteriseren; de dikwijls gehanteerde betiteling 'overgangsfase' helpt weinig. Hoezeer aspecten die met de Verlichting te maken hebben juist ook in deze decennia op godsdienstig en kerkelijk terrein aan de orde komen, blijkt onder meer uit de Utrechtse bundel Theologie en kerk in het tijdperk van de Camera Obscura.

Studies over het Nederlandse protestantisme in de eerste helft van de negentiende eeuw.9 Maar om de Nederlandse Verlichting tot 1820 te laten doorlopen gaat misschien ook weer wat ver.10

Hoe de Verlichting in Nederland te karakteriseren?

Zoals ik al opmerkte zijn er tot nog toe uit de strikt-kerkhistorische discipline niet veel studies over de Verlichting in ons land voortgekomen. Maar daarin is de laatste jaren enige verandering gekomen. Zo werd in november 1989 te Windesheim een symposium georganiseerd over 'Kerk en Verlichting'."

(4)

Dat voert ons naar een centrale vraag die in de discussie vanzelfsprekend telkens aan de orde komt: hoe dienen we de godsdienstige Verlichting in ons land te karakteriseren? F. Sassen heeft in een klassiek geworden bijdrage uit 1965 over de Leidse hoogleraar Johan Lulofs het voorstel gedaan om van een 'reformatorische' Verlichting te spreken. Dat voorstel is door sommigen overgenomen, zoals door de neerlandicus P. van der Vliet in zijn dissertatie over Wolff & Deken's Brieven van Abraham Blankaart. Anderen, zoals de historicus C. Huisman, wijzen dit concept af, zoals ook dat van een 'protestantse' Verlichting. Liever spreekt men thans, in neutrale zin, van de 'Nederlandse' Verlichting.13

Of nu voor een 'reformatorische', een 'protestantse' of een 'Nederlandse' Verlichting gekozen wordt, het heeft er in deze discussie wel eens de schijn van dat er alleen in protestants Nederland van een Verlichting sprake is geweest. Uit de studies van J.A. Bornewasser, Th. Clemens, P. Polman, J. Rosendaal, A.F.W.M. van de Sande, M.G. Spiertz en J. Rosendaal kunnen we eens te meer opmaken dat ons land ook een katholieke Verlichting heeft gekend.14 Spreken we over 'de Nederlandse Verlichting', dan zou men daartoe derhalve ook de katholieke Verlichting moeten rekenen. Voorts dienen we ook de ontwikkelingen in joodse kring niet te vergeten, zoals onder meer blijkt uit de studies van I.J.A. Nijenhuis en J. Michman.15

Een radicale Verlichting in Nederland?

Sinds het francocentrische beeld van de Verlichting plaats maakte voor een nationaal georiënteerd beeld zijn vele onderzoekers van de Nederlandse Verlichting tot de conclusie gekomen dat onze Verlichting een gematigd, ja een christelijk karakter droeg. Het streven naar een synthese tussen rede en openbaring zou in ons land allesoverheersend zijn geweest. Ondanks het besef dat in de kringen van protestantse dissenters vooruitstrevende ideeën leefden, blijft men staande houden dat de verlichte denkbeelden die in die kringen gekoesterd werden geen aanleiding geven om van een radicale Verlichting in ons land te spreken.16

Toch deelt niet iedereen de mening dat Nederland alleen een gematigde, christelijke Verlichting heeft gekend. De Amerikaanse historica Margaret C. Jacob heeft de knuppel in het hoenderhok geworpen met haar studie The

Radical Enlightenment (1981), waarin zij betoogt dat er in de eerste decennia

(5)

Engelse vrijdenkers.17

Deze these heeft Margaret Jacob in latere studies verder uitgewerkt, zo ook in haar recente monografie, The Living Enlightenment, een boek dat vrijwel geheel aan Nederland is gewijd. Zoals de ondertitel aangeeft

(Freemasonry and Politics in Eighteenth-Century Europe) besteedt zij daarin

veel aandacht aan de betekenis van de vrijmetselarij in ons land.18

Een ander die een soortgelijke these als Margaret Jacob omtrent de radicale aspecten van de Nederlandse Verlichting aanhangt, maar dan voor het einde van de achttiende eeuw, is de neerlandicus A.J. Hanou, die op grond van zijn studie naar Johannes Kinker wijst op het mogelijke bestaan van radicale anti-christelijke elementen in de Nederlandse Verlichting.19 Wellicht was er toch meer aan de hand in het schijnbaar gematigd-christelijke Nederland? In elk geval ligt hier ook voor de kerkhistoricus nog een terrein braak: de receptie van de internationale godsdienstkritische Verlichting in theologische en kerkelijke kringen heeft nog nauwelijks aandacht ontvangen.

Wat daarvan zij, in elk geval is wel duidelijk dat het spreken van DE Nederlandse Verlichting niet zo eenvoudig is als het lijkt. Vandaar dat recent is voorgesteld te spreken van 'Verlichtingen in Nederland'. Daarmee wordt allereerst aangegeven dat Nederland deel had aan verschillende soorten internationale Verlichtingen en, in de tweede plaats, dat men - bij alle nationaal georiënteerde onderzoekingen - de internationale dimensie van de Verlichting in ons land niet uit het oog moet verliezen. In zekere zin bespeuren we hier een neiging om onze Verlichting weer in de trant van Noordenbos en Zwager te beschouwen.20

Orthodoxie, dissenters en de Verlichting

in Nederland

De vraag naar de verhouding van orthodoxie en Verlichting is in het internationale Verlichtingsonderzoek een van de centrale thema's. Ook wat ons land betreft kan deze vraag gesteld worden. Hoe heeft de orthodoxie (protestants, katholiek, joods) op de Europese Verlichting gereageerd? In hoeverre heeft de orthodoxie wellicht zelf bijgedragen tot de bloei van de Verlichting?21

(6)

Evangelische Gezangen. J. van Eijnatten laat in zijn proefschrift God,

Nederland en Oranje iets zien van het standpunt van

orthodox-gereformeerden als Petrus Hofstede en Johannes Barueth.22 De houding van de orthodoxie ten aanzien van verlichte denkbeelden kan bij uitstek worden afgelezen aan de reacties die de roman Bélisaire (1767) van de Franse 'philosophe' Marmontel in ons land opriep. De polemiek die daaruit voortvloeide, al spoedig met de naam 'Socratische oorlog' gedoopt, biedt ons een uitstekend inzicht in de relatie tussen orthodoxie, dissenters en Verlichting.23

Aan de receptie van verlichte denkbeelden in Nederlandse preken is het promotie-onderzoek van J. Bosma gewijd, die over dit onderwerp reeds enkele artikelen het licht deed zien.24

Een van de eerste studies die aandacht schenkt aan de mate waarin verlichte denkbeelden in ons land werden gerecipieerd in verschillende godsdienstige kringen, zowel in die der orthodoxie als die der dissenters, is die van J.W. Buisman, wiens veelomvattende en boeiende dissertatie Tussen

vroomheid en verlichting voor de kerkhistoricus een schat aan informatie

bevat. Op basis van zijn onderzoek naar de houding ten aanzien van zulke zaken als natuurrampen, slavernij, doodstraf en de positie van de vrouw constateert Buisman - het verbaast ons niet - dat de dissenters verlichter denkbeelden koesterden dan de gereformeerden.25

Zo wordt door Buismans studie nog eens bevestigd dat de protestantse dissenters de verlichte voorhoede vormden in ons land. Wat de remonstranten betreft treedt dit duidelijk aan de dag in hun plan uit 1796 om te streven naar een vereniging van de protestantse kerken. Hun godsdienstige, culturele en politieke motieven zijn onlangs beschreven door S. Vuyk in zijn dissertatie

De verdraagzame gemeente van vrije christenen.26 Dat dit remonstrantse initiatief op weinig of niets uitliep, is wellicht tekenend voor de houding van de gereformeerde orthodoxie tegenover een dergelijk 'verlicht' streven.

Dat er in de loop van de achttiende eeuw zoiets als een interconfessionele 'civil religion' in ons land zou zijn ontstaan, wordt betoogd door P.T. van Rooden, die in dit verband wijst op het gegeven dat de gereformeerde overheid bededagen uitschreef waartoe ook de dissenters uitgenodigd werden. Een en ander zou hebben geleid tot een soort gemeenschappelijk 'religieus', vaderlands besef.27

(7)

De fysico-theologie

Tot welke godsdienstige denominatie men ook behoorde, vele verlichte achttiende-eeuwers in ons land voelden zich sterk aangetrokken tot die typische achttiende-eeuwse verlicht-christelijke vorm van 'natuurlijke' theologie, de fysico-theologie. Over deze populaire vorm van theologie geldt nog altijd de publicatie van J. Bots, Tussen Descartes en Darwin (Assen 1972) als het standaardwerk. In de studies van A.N. Paasman over de Zutphense predikant Johannes Florentius Martinet, een fervent aanhanger van deze 'oogmerken'-theologie, vindt men ook het nodige hierover.29 Recent heeft R.H. Vermij een dissertatie gewijd aan de grootste fysico-theoloog die Nederland gekend heeft: Bernard Nieuwentijt, wiens Regt gebruik der

wereltbeschouwingen (1715) een internationale bestseller werd.30 Hoezeer de fysico-theologie in de intellectuele aandacht stond, blijkt ook uit de besprekingen van dit thema in geleerdentijdschriften.31

Geleerdentijdschriften, genootschappen

en de Verlichting

Wat de receptie van verlichte denkbeelden betreft, treffen we een belangrijke bron aan in de geleerdentijdschriften, die onder meer soms vrij uitvoerige -recensies bevatten. Over dergelijke tijdschriften is inmiddels een reeks publicaties van het Pierre Bayle Instituut te Nijmegen verschenen, die met name handelen over geleerdentijdschriften uit de periode van de vroege Verlichting. Zo bevat de dissertatie van J.J.V.M. de Vet over Pieter Rabus en zijn Boekzaal der geleerde wereld voor de kerkhistoricus veel belangwekkende informatie.32

De rol van de geleerde genootschappen in verband met de verspreiding van verlichte denkbeelden is, met name sinds de publicaties van W.W. Mijnhardt over dit onderwerp, veel sterker naar voren gekomen dan vroeger. Met het oog op de religieuze aspecten van de Verlichting zijn voor kerkhistorici in het bijzonder van belang de verhandelingen van Teyler's Godgeleerd Genootschap, het Haagsche Genootschap tot verdediging van de christelijke godsdienst en de Maatschappij tot Nut van 't Algemeen.33

(8)

1. H.H. Zwager, Nederland en de Verlichting, Haarlem 1972 (herdr. Bussum 1980); O. Noordenbos, "Rationalisme en Romantiek in de noordelijke Nederlanden", Algemene Geschiedenis der Nederlanden (verder: AGN) VIII, Utrecht-Antwerpen 1955, 58-79: dez., "De crisis der Verlichting", AGN IX, Zeist etc. 1956, 394-417; dez., "De eeuw der Verlichting", De Gids 134 (1971), 446-453.

2. Roy Porter & Mikulas Teich (eds.), The Enlightenment in National Context, Cambridge etc. 1981. Voor een uitermate kritische bespreking van de bijdrage van Simon Schama in deze bundel, zie W.W. Mijnhardt. "De Nederlandse Verlichting in Europees perspectief", Theoretische Geschiedenis 10 (1983), 335-346. Van Schama's Patriots and Liberators. Revolution in the Netherlands 1780-1813 (New York-London 1977) is in 1989 een Nederlandse vertaling verschenen o.d.t. Patriotten en bevrijders. Revolutie in de Noordelijke

Nederlanden 1780-1813.

3. Chr. Sepp, Johannes Stinstra en lijn tijd. Eene bijdrage lot de geschiedenis der kerk en school in de 18de

eeuw I-II, Amsterdam 1865; dez., Proeve eener pragmatische geschiedenis der theologie in Nederland van 1787 tot 1858, Amsterdam 1867 (3e dr.); J. Hartog, De spectatoriale geschriften van 1741-1800, Utrecht

1872; dez., De Oranje-predikanten en hunne tegenstanders. Eene bijdrage tot de kennis van den tijd der

patriotten, Rotterdam 1875; L. Knappert, Geschiedenis der Nederlandse Hervormde Kerk II, 1912. Zie

voorts J. Lindeboom, Frederik Adolf van der Marck. Een achttiende-eeuwsch leeraar van het natuurrecht, 's-Gravenhage 1947.

4. Zie ook de zeer informatieve bijdrage van L.H.M. Wessels, "Tussen ratio en revelatio. De Nederlandse Verlichting beoordeeld: enkele historiografische notities betreffende cultuur, mentaliteit en religie in de achttiende eeuw", in: P.J.A.N. Rietbergen (red.), De periferie in het centrum. Opstellen ... aangeboden aan

M.G. Spierti, Nijmegen 1986, 135-161; en M.R. Wielema, "De Nederlandse Verlichting. Overzicht van

recente literatuur", Geschiedenis van de Wijsbegeerte in Nederland 5 (1994), 15-25.

5. Zie o.a. Rienk H. Vermij, Secularisering en natuurwetenschap in de zeventiende en achttiende eeuw:

Bernard Nieuwentijt, Amsterdam 1991 (diss.), 135.

6. Jonathan Israel, The Dutch Republic. Its Rise, Greatness, and Fall 1477-1806, Oxford 1995, 1037-1039. 7. Over de twee fasen van de Nederlandse Verlichting, zie Wijnand W. Mijnhardt, "Inleiding", Geschiedenis

van de Wijsbegeerte in Nederland 5 (1994), 1-6, i.h.b. 3. In verband met de betekenis van de verbinding

cartésianisme-calvinisme voor de Nederlandse Verlichting, zie E.G.E. van der Wall, "Orthodoxy and Scepticism in the Early Dutch Enlightenment", in: Richard H. Popkin & Arjo Vanderjagt (eds.). Scepticism

and Irreligion in the Seventeenth and Eighteenth Centuries, Leiden etc. 1993, 121-141; dez., "De

coccejaanse theoloog Petrus Allinga en het cartésianisme", in: F.G.M. Broeyer & E.G.E. van der Wall (red.). Een richtingenstrijd in de Gereformeerde Kerk. Voetianen en Coccejanen 1650-1750, Zoetermeer 1994, 131-145. Voor de betekenis van het spinozisme zie de hierna genoemde studies van Margaret C. Jacob.

8. Zie o.a. Hans Bots & Jan de Vet, "Les Provinces-Unies et les lumières", Dix-huitième siècle 10 (1978), 101-122.

9. Utrechtse Theologische Reeks deel 18, 1993. Vgl. ook A. de Groot, Leven en arbeid van J.H. van der

Palm, Wageningen [1960] (diss.); J. Boneschansker, Het Nederlandsch Zendeling Genootschap in zijn eerste periode. Een studie over opwekking in de Bataafse en Franse tijd, Leeuwarden [1987] (diss.).

10. Zie echter studies van Israël (noot 6), Buisman (noot 25) en Mijnhardt (noot 33) die eindpunt nemen in resp. 1806, 1810 en 1815.

11. De voordrachten zijn gebundeld in: P. Bange e.a. (red.), Kerk en Verlichting. Voordrachten gehouden

(9)

12. Zie o.m. J. van den Berg, "Orthodoxy, Rationalism and the World in Eighteenth-Century Holland", in: D. Baker (éd.), Sanctity and Secularity: The Church and the World, Oxford 1973, 173-192; dez., "Eighteenth-Century Dutch Translations of the Work of Some British Latitudinarian and Enlightened Theologians", Nederlands Archief voor Kerkgeschiedenis 69(1979), 194-212; dez., "Godsdienstig leven binnen het protestantisme in de 18de eeuw", AGN IX (1980), 331-344; dez., "Tussen ideaal en werkelijkheid. De Engelse jurist Goodricke in discussie met de Nederlandse theologen Bonnet en Van der Kemp over de grenzen van de kerk en de binding aan de belijdenis", Gereformeerd Theologisch Tijdschrift 81 (1981), 217-250; dez., "Theologiebeoefening te Franeker en te Leiden in de achttiende eeuw", It Beaken (1985), 181-194; dez., "Hervormden, dissenters en de patriottenbeweging", in: Th.S.M. van der Zee e.a. (red.), 7787. De Nederlandse revolutie?, Amsterdam 1988, 122-133.

13. F. Sassen, Johan Lulofs (1711-1768) en de reformatorische Verlichting in de Nederlanden, Amsterdam 1965 (= Med.KNAWafd. Lettk. n.r. dl 28 no. 7); P. van der Vliet, Wolff & Deken's Brieven van Abraham

Blankaan. Een bijdrage tot de kennis van de Reformatorische Verlichting, Utrecht 1982; C. Huisman, Neerlands Israël. Het natiebesef der traditioneel-gereformeerden in de achttiende eeuw, Dordrecht 1983. Zie

voorts ook S.B.J. Zilverberg, "Kerk en Verlichting in Noord-Nederland", AGN IX, Bussum 1980, 318-330. 14. Zij hier slechts het volgende genoemd: J.A. Bornewasser, "Die Aufklarung und die Katholiken in den nördlichen Niederlanden 1780-1830", Archief voor de geschiedenis van de katholieke kerk in Nederland 21 (1979), 304-318; Th. Clemens, "De Maatschappij tot Nut van 't Algemeen en de winnaar van haar eerste prijsvraag", in: W.W. Mijnhardt en A.J. Wichers (red.), Om hel algemeen volksgeluk; twee eeuwen

particulier intiatief 1784-1984. Gedenkboek ter gelegenheid van het tweehonderdjarig bestaan van de Maatschappij tot Nut van 't Algemeen, Edam 1984, 221-230; dez., "De terugdringing van de

rooms-katholieken uit de verlicht-protestantse natie", BMGN 110 (1995), 27-39; P. Polman, Katholiek Nederland in

de achttiende eeuw I-III, Hilversum 1968; J. Rosendaal, "Geloof en revolutie. De Nederlandse katholieken

en het oecumenisch christen-radicalisme", in: Marit Monteiro e.a. (red.), De dynamiek van religie en

cultuur. Geschiedenis van het Nederlands katholicisme, Kampen 1993, 261-281; A.W.F.M. van de Sande,

"Tussen argwaan en overtuiging. Het katholieke aandeel in de patiottenbeweging", in: Van der Zee e.a. (red.), 1787. De Nederlandse revolutie?, 112-121; M.G. Spiertz, Maastricht in het vierde kwart van de

achttiende eeuw. Kerkelijke, politieke en sociale verhoudingen 1775-1801, Assen 1964.

15. I.J.A. Nijenhuis, Een Joodse 'Philosophe'. Isaac de Pinto (1717-1787) en de ontwikkeling van de

politieke economie in de Europese Verlichting, Amsterdam 1992 (diss.); Jozeph Michman, The History of Dutch Jewry during the Emancipation Period 1787-1815. Gothic Turrets on a Corinthian Building,

Amsterdam 1995.

16. In een van zijn recente studies over de Nederlandse Verlichting spreekt W.W. Mijnhardt over de -typisch - Nederlandse synthese van calvinisme, humanisme en Verlichting, zie zijn "The Dutch Enlightenment: Humanism, Nationalism and Decline", in: Margaret C. Jacob & Wijnand W. Mijnhardt (eds.), The Dutch Republic in the Eighteenth Century. Decline, Enlightenment, and Revolution, Ithaca-London 1992, 197-223 (204).

17. Margaret C. Jacob, The Radical Enlightenment. Pantheists, Freemasons and Republicans, London-Boston-Sydney 1981.

18. Margaret C. Jacob, Living the Enlightenment. Freemasonry and Politics in Eighteenth-Century Europe, New York-Oxford 1991. Vgl. haar bijdragen "Radicalism in the Dutch Enlightenment", in: Jacob & Mijnhardt, The Dutch Republic in the Eighteenth Century, 224-240; en "Contemporary Enlightenment Historiography in the Netherlands", Geschiedenis van de Wijsbegeerte in Nederland 5 (1994), 7-14. 19. A.J. Hanou, Sluiers van Isis: Johannes Kinker als voorvechter van de Verlichting in de vrijmetselarij en

andere Nederlandse genootschappen 1790-1845 MI, Deventer 1988 (diss.).

20. Zie W.R.E. Velema, "Verlichtingen in Nederland. Het voorbeeld van de politieke theorie", Geschiedenis

(10)

21. Zie o.a. E.G.E. van der Wall, Verlicht christendom of verfijnd heidendom? Jacob van Nuys Klinkenberg

(1744-1817) en de Verlichting, Leiden 1994, en de daar genoemde literatuur.

22. R. A. Bosch, Het conflict rond Antonius van der Os, predikant te Zwolle 1748-1755, Kampen 1988 (diss.); dez., En nooit meer oude Psalmen zingen. Zingend geloven in een nieuwe tijd 1760-1810, Zoetermeer 1996; Joris van Eijnatten, God, Nederland en Oranje. Dutch Calvinism and the Search for the

Social Centre, Kampen [1993] (diss.).

23. Zie E.G.E. van der Wall, "De vaderlandse kerk en het vaderlandse verleden. De Socratische oorlog over voorrechten en verdraagzaamheid ca.1769- ca.1780", in: P.H. A.M. Abels e.a. (red.), De kerk in de

Kop. Bouwstenen tot de kerkgeschiedenis van Noord-West-Overijssel, Delft 1995, 11-32; dez., "Le Bélisaire

(1767) de Marmontei et la querelle socratique aux Pays-Bas" (te verschijnen). Een monografie over de Socratische oorlog wordt door mij voorbereid. Zie voorts Ton Jongenelen, "De Socratische oorlog (1768-1769). Een terreinverkenning op de linkerflank van de Nederlandse Verlichting", Geschiedenis van de

Wijsbegeerte in Nederland 5 (1994), 77-91.

24. Jelle Bosma, "De preek als medium voor de verspreiding van verlicht ideeëngoed", in: Bange e.a., Kerk

en Verlichting, 39-55; dez., "Van natuur geen redenaars. De gedrukte en uitgegeven preek in Nederland in

de tweede helft van de achttiende eeuw", Documentatieblad Werkgroep Achttiende Eeuw 23 (1991) 1-2, 29-45: dez., "Pangloss preekt of de verlichte preek in Nederland", Geschiedenis van de Wijsbegeerte in

Nederland 5 (1994), 63-76.

25. Jan Willem Buisman, Tussen vroomheid en verlichting. Een cultuurhistorisch en -sociologisch onderzoek

naar enkele aspecten van de Verlichting in Nederland (1755-1810) MI, Zwolle 1992 (diss.).

26. Simon Vuyk, De verdraagzame gemeente van vrije christenen. Remonstranten op de bres voor de

Bataafse Republiek 1780-1800, Amsterdam 1995 (diss.).

27. Peter van Rooden, "Dissenters en bededagen. Civil religion ten tijde van de Republiek", BMGN 91 (1992), 703-712.

28. Zie o.a. P.J., Buijnsters, Spectatoriale geschriften. Utrecht 1991; dez., Wolff & Deken, Den Haag 1984; dez., Justus van Effen 1684-1735. Leven en werk. Utrecht 1992. Over de Nederlandse Verlichting in het algemeen, zie P.J. Buijnsters, "Les lumières hollandaises", Studies on Voltaire and the Eighteenth Century LXXXVII, Genève 1972, 197-215.

29. Bert Paasman, J.F. Martinet. Een Zutphens filosoof in de achttiende eeuw, Zutphen 1971; Frieda de Haas & Bert Paasman, J.F. Martinet en de achttiende eeuw. In ijver en overzadelijke lust om te leeren, Zutphen 1987.

30. Rienk H. Vermij, Secularisering en natuurwetenschap in de zeventiende en achttiende eeuw: Bernard

Nieuwentijt, Amsterdam 1991.

31. Zie o.a. H. Bots & J.J.V.M. de Vet, "De fysico-theologie in het Journal Literaire: Haagse journalisten ten strijde tegen het ongeloof", Documentatieblad Werkgroep Achttiende Eeuw XVI1I/2 (1986), 213-226. 32. J.J.V.M. de Vet, Pieter Rabus (1660-1702). Een wegbereider van de noordnederlandse Verlichting, Amsterdam-Maarssen 1980.

33. Zie o.a. W. W. Mijnhardt, Tot Heil van 't Menschdom. Culturele genootschappen in Nederland,

1750-1815, Amsterdam 1987; A. de Groot, "'God wil het waar geluk van 't algemeen'. Nutspublikaties van de

eerste vijftig jaar over godsdienst en zede", in: Mijnhardt & Wichers (red.), Om het algemeen volksgeluk, 231-246.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

arbeidsproduktiviteit op de loonquote geweest7 Deze vraag zal in eerste instantie behandeld worden door te kijken in hoeverre het verschil tussen het reële loon en

Om de contouren van de periode tussen de vroege en de late Verlichting in het vizier te krijgen richt het onderzoek zich niet alleen op aspecten van die vroege Verlichting, maar ook

Dit gedrag hoort bij hun ontwikkeling en komt voor bij nagenoeg alle kinderen, maar een hoge mate van agressie tijdens de vroege kindertijd is een risicofactor voor het voorkomen

Het  is  zeker  niet  juist  dat  de  Nederlandse  bevolking  de  werkstraf  over  de  gehele  linie 

[r]

In this paper I shall deal with the way in which Cartesianism was received among Dutch Calvinist divines in the early Enlighten- ment by focusing upon one particular issue which came

Ook zij vergelijkt de Reinhart met de romans van Wolff en Deken en vraagt zich af: ‘Waar haalde Betje Post toch den treurigen moed vandaan drie kloeke deelen brieven uit te geven,

Zo kunnen aansprekende politici met een migratieachtergrond op verkiesbare (aanbod) of invloedrijke posities (doorstroom) zorgen voor meer politieke participatie onder kiezers met