• No results found

TEN GELEIDE

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "TEN GELEIDE "

Copied!
64
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

et ge en en te lUl it let

nd de

I ze

en de tie ng

~at ten B.

tgh rlft·

ler-

Ich_

tuk van

I de sto- Ider

ton- (oor loor rom -den

hds-

~en­

wek aan- men

c. R.

TEN GELEIDE

D

it nummer van ons maandblad, dat geheel gewijd is aan de problemen van Europese eenheid, werd in feite afgesloten vóór de verwerping van de 'EDG door het Franse parlement. Enkele bijdragen, met name die van prof. Samkalden, dragen duidelijk het stempel, dat ze op een vroeger tijdstip werden geschreven. We menen niet, dat ze daardoor aan betekenis hebben in- geboet.

De in deze aflevering bijeengebrachte beschouwingen zijn zonder uitzondering geschreven vanuit de overtuiging, dat de 'zaak van de Europese eenwording niet • beslist wordt door politieke incidenten, hoe fataal ook, maar een opdracht is van de na-oorlogse generatie, die door alle politieke wisselingen heen zal moeten worden uitgevoerd. Dat deze beschouwingen verschijnen op het ogenblik van de ergste crisis, die West-Ew'opa sinds het einde van de tweede wereldoorlog door- maakt, schept de gelegenheid de ontwikkelde denkbeelden te gebruiken als toets- steen voor de verder te volgen weg. Hetgeen Samkalden opmerkt over de tekort- komingen van het thans ve~orpen EDG-verdrag uit een oogpunt van democratische controle op supra-nationale organen mag antiquarisch schiinen - elke oplossing voor het vraagstuk van een Duitse bijdrage aan de Westerse defensie, die meer biedt clan een desperaat aanvaarden van een ongecontroleerd nationaal Duits leger, zal opnieuw met deze vragen geconfronteerd worden.

We zijn ons er overigens van bewust dat deze verzameling opstellen een zeer. onvolledige balans geeft van de Europese integratie. Dit komt ten dele omdat een aantal bijdragen voor dit nummer om technische redenen tot de October-aflevering moest overstaan. Een historisch-critische beschouwing van de tot dusver genomen initiatieven en gevolgde methoden, een symposion over de voortgang van de economische integratie, en een beschouwing over de verhouding tot Amerika zullen in een volgende aflevering een plaats vinden.

In dit nummer zet Van der Goes van Naters nog eens uiteen, dat het bij de supra-nationale orgaanvorming niet alleen gaat om nieuwe juridische structuren, maar vooral om de verwerkelijking van nieuwe maatschappijvormen, die nationaal hun beslag krijgen, op boven-nationaal plan. Dezelfde schrijver heeft reeds eerder in dit tijdschrift betoogd, dat het socialistisch denken over staat en maatschappij, dat de veelvormigheid der "publieke verbanden" als kenmerk heeft, noodzakelijk moet uitmonden in de aanvaarding van de boven-nationale geïntegreerde Europese Gemeenschap, die federale en functionele gemeenschappen naast elkaar zal kennen.

In deze Gemeenschap is de wisselwerking van uitvoerend gezag en parlement,

I

,

I I

11

I! II

(2)

m.a.w. de waarborging van democratische contröle op de supra-nationale organen beslissend voor de aanvaardbaarheid der ontwikkeling. Prof. Samkalden gaat het functionneren van deze democratische contröle na in de bestaande KSG, in de EDG, zoals ze was ontworpen en in de Europese Politieke Gemeenschap, zoals deze ex art. 38 van het EDG-verdrag met bewonderenswaardige ijver en vernuft door een commissie ad hoc uit het KSG-parlement werd voorgesteld. Niemand kan na de verwerping van de EDG voorzien hoe deze in de kiem gesmoorde plannen tot nieuw leven zullen worden gewekt - dat dit werk van ideeënvorming vrucht zal dragen staat vast. Drs. M. Kohnstamm, secretaris van de Hoge Autoriteit van de KSG, heeft dit in zijn samenvattende bijdrage over de ontwikkelingsgang van de Gemeenschap voor Kolen en Staal duidelijk gemaakt door te wijzen op wat aan waardevols bereikt werd in de weinige jaren dat de KSG werkt, ook al is er in zijn in Juli geschreven bijdrage het besef van de opkomende vloed der tegen- krachten: "Het verlangen naar Euxopese doorbraak schijnt aan kracht te verliezen."

De problematiek van de Europese integratie wordt in belangrijke mate bepaald door de politieke en geografische positie van Duitsland, Engeland en de Centraal- en Oostew'opese landen. J. C. van Broekhuizen, die sinds enkele jaren in de sociaal-paedagogische sector in Duitsland werkt, legt sterk de nadruk op het stuk geestelijke bevrijding, dat voor de Duitsers met het lukken van de Europese inte- gratie is gemoeid; prof. Kuin markeert na enkele jaren wonen en werken in Engeland opnieuw de Engelse positie en een medewerker, die geacht mag worden als weini- gen de verhoudingen in centraal Europa te kennen, schetst een program voor dit deel van Europa, dat zwijgend en somber de achtergrond van het soms wat licht- vaardig congresserend en kibbelend Westeuropese eenheidsstreven beheerst.

Het socialisme is overwegend een Westeuropees verschijnsel. Als het integratie- proces voortgaat zal het socialisme, dat daaruit tevQorschijn komt, een ander socialisme zijn dan de sociaal-democratie die in het proces naar eenwording in sommige opzichten een zo dubieuze rol speelt. Integratie betekent ook geestelijke ontmoeting en nieuwe partijvorming. Dat is het thema van de beschouwingen van Verkade en Ruygers. die daarmee een onderwerp aan de orde stellen, waarvan gehoopt mag worden, dat het een discussie op gang brengt.

Uit de afgelopen jaargangen van S en D is wel gebleken, dat er in de kring van de PvdA niet eenstemmig gedacht wordt over methoden en tempo van Europese integratie, met name is er verschil in waardering omh'ent de betekenis aan dit streven in het geheel der politieke vraagstukken toe te kennen. De stelling, dat een grotere geografische en geestelijke levensruimte het enige politieke perspectief is, dat de Europese jeugd van na 1945 vermag te boeien is echter amper aange- vochten, laat staan weerlegd. Nu het Europese eenheidssh'even in de smeltkroes is geworpen klemt deze stelling meer dan ooit tevoren, ook voor het socialisme

in ons land. d. U.

1

en tall

m2

oH Fr, le~ dil lijl bI, te

WI

op

ga tri de tOl

"I va af

1) aa

(3)

m et

~e LIs Ift m en ht an an

rat

er

>n- ld lal-

de tuk te-

lnd fni- Idit ,ht- tie- per

in ijke

r

an

van wan lese

f dit dat

~tief

11ge- roes [

u.

me

M. V A N DE R GO ES V A N NA 11E R S

DE BOVENNATIONALE GEMEENSCHAP

"Les idées vivent par leur actualité et elles -ne sont acfttelles que sous la menace." 1)

T

erwijl deze regels geschreven worden, begint een va~ de zwaarste parlemen- taire debatten uit de geschiedenis der democratie: de goedkeuring van de EDG in Frankrijk. Misschien ga ik naar Parijs om de slotphase bij te wonen;

en zo komt een schrijver er al gauw toe, het incidentele (de incidenten zullen talrijk zijn!) als de hoofdzaak te beschouwen.

Die hoofdzaak ligt al vast niet in de uitzonderlijke parlementaire procedure, al mag die toch wel even in herinnering worden gebracht. Op 25 Juni 1950 brak het offensief der' Noord-Koreanen los. Op 24 October 1950 schetste René Pleven.

Frans premier, de grondtrekken van een gemeenschappelijk, geïntegreerd, Europees leger. Daarmee kwam de gedachte der EDG voor het eerst in discussie. Toen die discussie twee jaar geduurd had - en steeds concreter werd, want men was dade- lijk aan de gang gegaan om een verdrag op te bouwen, en de vorderingen daarvan bleven allerminst geheim - wenste de Franse Kamer zich over de hoofdlijnen uit te spreken. Dat deed ze op 19 Februari 1952: de drukproeven van het Verdrag waren toen al, om zo te zeggen, gereed (en bekend). Het Verdrag is n1. getekend op 27 Mei 1952 ...

De Franse Kamer stelde toen een drietal algemene voorwaarden (Amerikaanse garantie, Engelse medewerking en uitwerking ener boven-nationale politieke con- trole op het leger), die laler gerealiseerd of voor realisering vatbaar werden. Met de rustige meerderheid van 40 stemmen (327 tegen 287) stelde die Kamer zich toen achter de EDG-gedachte.

Maar toen het Verdrag zelf ter tafel kwam, hebben, twee jaar lang, drie

"Europese" premiers - eerst Pinay, toen René Mayer, toen Laniel - het weer van die tafel afgeschoven. Het ongeluk wil, dat de eerste premier, die niet van dit afschuif-systeem houdt, Mendès-France, er niet erg warm voor loopt!

Er is dus een dubbel ongeluk gebeurd: op grond van een concreet feit - de stemming van Februari ] 952 - hebben de Franse en andere Europeanen gedacht, dat het ten slotte met die EDG wel los zou lopen; de kabinetten, die het Verdrag wel wûden brengen, hebben het niet gedurfd. Dit dubbele ongeluk zullen de Europeanen moeten incasseren.

1) Het is door hun actualiteit, dat de ideeën werkelijk leven; die actualiteit ontlenen zij aan hun bedreigd-zijn.

'I 'I

I

I

:

I

11 ,I

I

:

I'

,

i

I

,

(4)

-

De hoofdzaak van de EDG ligt in haar politieke opzet. Niemand, ook de be- faamde rapporteur en tegenstander Jules Moch niet, ontkent, dat het hier om een geweldige zilak gaat. Moch - in de inleiding tot zijn rapport van 400 blz. - verge- lijkt haar met het "voor" of "tegen" van Juli 1940: de volmacht-wet van Pétain, waarmee hij de collaboratie-periode inluidde. Een onplezierige vergelijking, maar een vergelijking, die niet mank gaat, want de componenten liggen op hetzelfde vlak, nl. dat der grote politiek.

De politieke draagkracht van het EDG-tractaat ligt niet op het terrein van de klassieke politieke verdragen met een concreet doel: een verdrag, om samen Polen te verdelen; een verdrag, om elkaar tegen Duitsland te beschermen; een verdrag, om een economische Unie aan te gaan, enz. Het EDG-Verdr'ag is, evenals het be- staande Kolen- en Staal-Verdrag, institutioneel: men schept een gezamenlijk organisme, een institutie, met een algemene, ruime, taakomsclll'ijving, dat dan verder, onder boven-nationale én nationale controle, zélf zijn weg in het politieke leven, van Europa en de wereld zal moeten vinden. Deze belangenfusie, dit stichten van "pools" voor gezamenlijke doeleinden, vormt de kern van de zaak.

Dáárom is de EDG iets anders dan de Nato; dáárom verschilt de KSG van de OEES (Organisatie voor Europese Economische Samenwerking). Ik spreek hier niet over de vorm der institutionele werkwijze; deze interesseert alleen de juristen, Haar inhoyd is zuiver politiek.

Bezien wij de twee institutionele Verdagen van 1951/52.

Voor Kolen en Staal wenste men, volgens de tekst van het Verdrag, een krachts- ontplooiing van Europa, evenredig aan de gevaren, die het bedreigen. Daarom dient er een werkelijk georganiseerd en levend Europa te zijn, dat, in feitelijke saamhorigheid, een economische gemeenschap vormt met gemeenschappelijke insti- tuties. Deze instellingen - waarvan de voornaamste "Hoge Autoriteit" is genoemd, oefenen een eigen gezag uit, naast dat, ja, als het moet, tegenover dat der deel- nemende Staten. Zo is men ertoe gekomen, aan de gemeenschap en haar organen een "supra-nationaal" karakter toe te kennen.

Op dezelfde voet spreekt het tweede Verdrag, dat der EDG, van een zo volledig mogelijke integratie ter handhaving van de vrede; integratie die plaats zal vinden in de boezem van een supra-nationale Europese organisatie. Men was zich ervan bewust, hierdoor een nieuwe en wezenlijke stap te doen op de weg naar de vorming van een Verenigd Europa. Ook hier is weer sprake van gemeenschappe- lijke instituties, die die taak moeten concretiseren en verwezenlijken. Deze organi- satie - en ook de KSG - zou dan, ingevolge het befaamde art. 38 van het Verdrag, ingepast moeten worden "in een latere federale of confederale structuur, gegrond- vest op het beginsel van de scheiding der machten, welke in het bijzonder een vertegenwoordiging volgens het twee-kamer-stelsel dient te omvatten."

Een ontwerp-statuut voor zulk een Europese Politieke Gemeenschap is al op 10 Maart 1953 gereedgekomen; het wacht op de functie, die de zes regeringen er aan zullen toekennen.

Het is dus zonneklaar, dat de EDG niet alleen in de wereld staat. Zij zou leven in direct verband met de reeds bestaande KSG (er zou één parlement voor beide 500

I

gen

WOl

is 1 1 de ziel intE Gel KSI EU

~

kar Ma vre EU Ma

"V klÏl heil dal var ten doe 20E pel wa het wo del

ani gel drG

eVI

aal

m~

ree onl in

(5)

be- leen rge-

"ain, naar lfde

~ de plen 'rag,

Ibe-

plijk

I dan

tieke dit faak.

~ de

I hier ,sten.

rchts- fU'0m elijke insti- lemd,

deel-

r

anen

r

zo

plaats

~ was

; naar

r

ppe-

rgani- fdrag, fond- :r een

al op ringen

I

leven beide

gemeenschappen komen); zij is niet los te denken van haar bovenbouw: de ont- worpen Politieke Gemeenschap. Een gewelddadige scheiding van deze drieling is vermoedelijk dodelijk voor alle drie.

Politiek zitten er nadelen aan deze verbondenheid: heel wat tegenstanders van de EDG in Frankrijk hebben niets tegen gezamenlijke verdediging, maar zij voor- zien, dat EDG wil zeggen: Politieke Gemeenschap - en dus ook de economische integratie, die, met name door Nederland, als hoofdbestanddeel van die Politieke Gemeenschap zo krachtig wordt gepropageerd. Anderen hebben wat tegen de KSG en hopen, dat in de algemene vertrouwenscrisis na een verwerping van de EDG, dit dan voorgoed geïsoleerde organisme ook wel ten onder zal gaan.

Maar ook bij de directe EDG-tegenstanders speelt dit algemeen-institutionele karakter de hoofdrol. Alleen zó is het te verklaren, dat tegenstanders als Jules Moch, die tegen de EDG waren, omdat zij de herleving van een Duitse Wehrmacht vreesden - nu maar liever die Wehrmacht onmiddellijk hebben, mits er dan geen

EDG komt! .

De sleutel op die paradox ligt in het rapport van Moch zelf. Wat zal, vraagt Moch, in de halve eeuw, die op de ratificatie volgt, het lot zijn van Frankrijk?

"Van Frankrijk," en hier citeren we Moch letterlijk, hoe ongelofelijk dit ook moge klinken voor een rapport van een socialist, "in zijn hoedanigheid van grote mogend- heid, beroofd van het grootste deel van zijn leger." Frankrijk, "dat dan door een

daad zonder weerga in de nieuwe geschiedenis, zou besluiten, een belangrijk deel van zijn souvereiniteit te vervreemden", en dit dan nog wel op het zo delicate terrein van de schepping van een leger, van militaire en politieke organisaties. Hier- door zouden "levendige nationale gevoelens" gekwetst worden." (Zie blz. 11, 13, 206; blz. 207 bevat een hoofd: "Vernietiging der nationale souvereiniteitsrechten".) aet gaat dus in wezen, bij deze tegenstanders, niet meer om de al of niet bewa- pening van de Duitsers, het gaat om het al dan niet prijsgeven van nationale waa.rden en nationale rechten. Welnu, dit probleem is niet een EDG-probleem, het doet zich bij alle supra-nationale integratie-verdragen voor.

Het probleem doet zich daar echter alleen voor, wanneer het verkeerd gesteld wordt, zoals Moch c:s. doen. Nooit had een serieus rapporteur hier over "vervreem- den" (aliéner) van souvereiniteit mogen spreken. Souvereiniteit wordt vervreemd, wanneer men haar overdraagt aan een vreemde, zoals het door deze heren zo bewonderde Polen feitelijk tegenover de Sowjet-Unie heeft gedaan.

De integratie-verdragen - elk van hen, en zij allen te zamen - doen heel wat anders. Ieder land brengt een evenredig deel van zijn nationale rechten in een gezamelijke instelling in, die met een eigen gezag wordt bekleed. Maar de gezags- dragers hier ziin geen vreemden. Ieder land is weer zelf in de betrokken organen evenredig vertegenwoordigd. Wat men bij de ingang afstaat, vindt men binnen aanstonds, in nieuwe vormen, weer terug; v.an onteigening, vervreemding is even- min sprake als bij de bestaande coöperatieve samenwerkingsvormen in het civiele recht.

Gebewt er dan eigenlijk niets? Jawel, en wát er gebeurt, is zeer ingrijpend en ongehoord nieuw. De Staten zullen niet meer het alleen-beslissende element vormen in de Westeuropese samenleving; de boven-nationale gemeenschappen komen

(6)

-

daarbij en. .. daarboven. Aan eeuwenoude rivaliteiten wordt een einde gemaakt.

Voor nationalisten en conservatieven moet dit ondergeschikt maken van de vroegere· nationale Sellbstherrlichkeit een nare gedachte zijn; voor communisten

ook, want die erkennen geen enkel gezag boven het staatsgezag.

Sommige socialisten, én in Frankrijk én in Duitsland, zullen er voor moeten oppassen, niet in strijd met hun eigen opvattingen te komen, door te verabsoluteren, wat voor hen terecht altijd relatieve waarde heeft gehad, onder meer, omdat de staats-instellingen, mét de maatschappij-instellingen, in de eeuw van het wordende socialisme in steeds groter veranderingen betrokken zijn geweest ...

De boven-nationale geïntegreerde Europese Gemeenschap beantwoordt oneindig beter aan de maatschappelijke ontwikkeling van onze tijd dan het absolute Staten- systeem; oneindig beter ook dan het Sowjet-stelsel, dat een zekere functionele en federale decentralisatie ... gekend hééft, waarvan de vormen nog bestaan, zonder dat daa:aan enige werkelijke beslissingsmacht toekomt. '

Het integratiestreven naar een supra-nationaal West-Europa, als politiek-consti- tutionele eenheid, is trouwens het eerste werkelijke antwoord, dat de democratische wereld op de schepping van het Sowjet-stelsel in 1918 gegeven heeft.

De Sowjet-macht is bang voor dat antwoord; zij kan er niet tegen op. Sommigen zijn wel eens verbaasd over die woede en die actie van de communisten tegen de EDG. Die twaalf divisies erbij, daarom gaat het niet; die hebben ze te voren al gecompenseerd door minstens twaalf divisies Volkspolizei; maar een aantrekkelijk staatkundig beeld in West-Europa, waarvoor de jeugd warm loopt, en dat bijv. in Italië de schaal helemaal zou kunnen doen omslaan, dát moeten ze niet hebben.

Dat moet voor ons nu juist het motief zijn, om het wél te hebben en ons te verzetten tegen ieder defaitisme, ongeacht of de EDG op dit moment en in deze vorm al of niet gerealiseerd wordt. De strijd is waarlijk niet tevergeefs geweest.

In Frankrijk liepen de tegenstanders te hoop; nu doen de voorstanders het. Deze concrete gedachte van de veelvormigheid der publieke verbanden - gemeenten en bedrijfsschappen binnen de Staat, federale en functionele gemeenschappen daar- boven - laat zich niet meer terugdringen. Daarvoor is trouwens het gezag en de macht der bestaande Kolen- en Staalgemeenschap reeds te reëel en te algemeen erkend. Daarvoor is ook de Russische bedreiging te groot.

Dit artikel begint met een Frans citaat, het is, uit het geheugen en dus misschien niet geheel letterlijk, ontleend aan een Nederlander, ik geloof wijlen Menno ter Braak; het vormt de kern van een rede, die hij vijftien jaar geleden beeft uit- gesproken op een van de PEN-congressen vlak voor de oorlog, ergens in Zuid- Amerika. Het ging toen om de waarde en de waardering van de democratie zelf;

die was inderdaad in 1938 door de dodelijke bedreiging, waaraan zij blootstond, wel zeer actueel.

Ntl worden we opnieuw bedreigd en weer is het mikpunt de idee, die zich tegen- over het stelsel der ~otalitairen plaatst. Het is nu de idee van het geïntegreerde Europa, in haar eigen nieuwe vormen. Dank zij die bedreiging blijft de integratie- gedachte haar actualiteit behouden en dank zij die actualiteit zal zij blijven leven, welke dwaasheden er ook in de sfeer van het incident nog zullen worden uitgehaald.

502

(7)

akt.

de sten

eten

~ren,

t de ende

dig aten- e en ,nder

onsti- dsche

/ligen

~n de

len

al kelijk

~v. in bben.

'en en daar- en de

~meen schien

enno Ift uit-

Zuid- e zelf;

tstond,

tegen-

;reerde igratie-

leven,

~haald.

M. K 0 H N STA M M

DROOM EN WERKELIJKHEID

1. DROOM ...

Voor de tweede maal in één decade deed de ondergang van de vrijheid in Tsjecho- slowakije de Westelijke wereld-in het begin van 1948 klaar wl:lkker schrikken. Eén van de gevolgen van de gebeurtenissen in Praag was het bijeenroepen te Londen van een conferentie over Duitsland der Westelijke bezettingsmogendheden, een conferentie, waartoe ook de Benelux-landen uitgenodigd werden. In het besef dat op overeenstemming met Sowjet-Rusland betreffende de ten aanzien van bezet Duitsland te voeren politiek niet langer gewacht mocht worden, begon men aan de organisatie van het door het Westen bezette gedeelte van Duitsland. Eén van de voorstellen, die te Londen uitgewerkt werden, hield in de oprichting van een internationaal controle-orgaan op de zware industrie in de Roer. Terwijl vooral van Franse zijde hierop met klem werd aangedrongen, toonde de Amerikaanse delegatie zich op dit punt bijzonder terughoudend. Een heftig incident is mij altijd bijgebleven. In een discussie over de Roercontrole vroeg de voorzitter van de Amerikaanse delegatie, de toenmalige Amerikaanse ambassadeur te Londen, Douglas, waarom Frankrijk, indien het contröle over de zware industrie voor zo noodzakelijk hield, deze niet eveneens voor Lotharingen voorstelde. 'Rood van drift antwoordde de voorzitter van de Franse delegatie, Massigli, dat er tussen de Roer en Lotharingen één kardinaal verschilpunt bestond, nl. dat de Roer het wapen: arsenaal van Hitiers aanvalsoorlog was geweest, Lotharingen niet.

Toevallig was het te Londen, twee jaar later, tijdens de voorbereiding van een toentertijd regelmatig plaatsvindend ministersoverleg betreffende Duitsland van de Grote Drie met de Benelux, dat ik op 10 Mei 1950 het bericht vernam van de verklaring, die de Franse minister van Buitenlandse Zaken, Robert Schuman, daags tevoren te Parijs had afgelegd.

Ecn omwenteling in de Franse buitenlandse politiek, en daarmee in de Europese politiek, had plaatsgevonden. Drijfveer dezer nieuwe politiek vormde niet het trauma van een ontstellend en verdeeld verleden, maar de hoop op een gemeen- schappelijke toekomst.

De volgende gedachten waren in de verklaring van Robert Schuman neergelegd: ,

.

politieke en economische verdeeldheid bedreigen het voortbestaan, van Europa.

De landen, die te zamen het vrije Europa vormen, hebben alleen dan nog een toekomst, als zij erin, slagen deze verdeeldheid te overwinnen. Om daartoe te ge-

(8)

-

raken, moet ergens een concreet begin gemaakt worden. Op een beperkt gebied moeten de staten gemeenschappelijke regels en richtlijnen uitstippelen, de uitvoering waarvan aan een bovennationale regering moet worden opgedragen. Voorgesteld werd een begin te maken met kolen en staal. Bodemschatten en industriële rijkdom zouden voortaan als Europees, niet als nationaal bezit, volgens voor allen geldende regels door een Europese A~toriteit in het algemeen belang beheerd worden. Wat zo voor de basisproducten van de moderne economie begonnen zou worden, zou op den duur uit moeten groeien tot een geheel nieuwe vorm van samenleven van staten in Europa, tot een Europese Gemeenschap.

Zoals de woorden van Marshall in 1947 een nieuwe hoop in de Westelijke wereld hadden gewekt, zo schiepen Schumans woorden in 1950 nieuwe hoop en nieuwe verwachtingen. Zou de tweede helft van de twintigste eeuw werkelijk iets anders brengen dan een herhaling, alleen heviger en vreselijker, van de verschrikkingen, die twee oorlogen in één generatie over Europa hadden uitgestort?

Onderhandelingen te Parijs volgden. Gedurende bijna een jaar arbeidden dele- gaties van de zes landen, die zich in beginsel bereid verklaard hadden actief aan de verwezenlijking dezer nieuwe conceptie mee te werken, aan het opstellen van gemeenschappelijke regels, die te zamen het basisverdrag der nieuwe Gemeenschap zouden vormen. De hoop en de verwachting, door Schumans woorden gewekt, droegen er, te zamen met Monnets voorzitterschap der conferentie, toe bij een nieuwe geest, een nieuwe bezieling aan deze arbeid te geven. "Men ging een gemeenschappelijke arbeid aanvatten. De zes delegaties waren in zeker opzicht ver- bondenen, die bun kennis en goede wil elkaar ter beschikking stelden. In plaats van de oude geest van naijver en wantrouwen ontstond een geest van samenwerking en dat vanaf het begin van de ondernomen arbeid." 1) In het voorjaar van 1951 werd het "oeuvre commun" door de delegatieleiders te Parijs geparafeerd en enkele weken later door de ministers getekend.

Een jaar verstreek voor de parlementaire ratificatieprocedure in de zes landen zijn beslag kreeg. Op 10 Augustus 1952 trad de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal in werking. Zou de droom van een nieuw, een ander Europa bestand blijken tegen toetsing aan de harde werkelijkheid?

II. ... E N W E R K E L IJ K HEI D.

Welke bewijzen moesten bij toetsing van de Europese droom aan de nationale werkelijkheid geleverd worden?

In de eerste plaats, dat de politiek conceptie van het Verdrag verwezenlijkt kan worden: dat gemeenschappelijk beheer van Europees vermogen door een supra- nationale autoriteit mogelijk is. In de tweede plaats, dat de economische conceptie van het Verdrag juist is: dat gemeenschappelijk beheer leidt tot versteviging van de Europese economie en mogelijkheden schept tot verhoging van de Europese levensstandaard.

1) Origines et élaboration du "Plan Schuman". R. Schuman, les Cahiers de Bruges, December 1953.

504

G~

scl

ui' en hl

V€

te bi

de

bt dl re re lil

to oe H m n: cc

VI VI VI Cf

G ir

tE

A n:

VI

d

tl

bi

a :

(9)

d g (d

m

le

~t

)U

in

I

lId we

~rs

~n,

le- de îan ap kt,

len len er- ats ' g 151 ,ele

len bor md

kan or a- ptie I de ,ese

1ges,

I

Gemeenschappeliik beheer.

Het Verdrag schept vier instituties, die te zamen het bestum over de Gemeen- schap uitoefenen. Hoe doorstonden deze instituties de toetsing aan de werkelijkheid?

Hoge Autoriteit.

Het uitvoerend orgaan van de Gemeenschap, de Hoge Autoriteit, is samengesteld uit negen leden die hun functie hebben uit te oefenen in volkomen onafhankelijkheid en in het algemeen belang van de Gemeenschap. Zij mogen bij de vervulling van hun plicht instructies vragen noch aanvaarden. De staten hebben bovendien de verplichting op zich genomen het bovennationaal karakter van de Hoge Autoriteit te eerbiedigen en niet te trachten de leden van de Hoge Autoriteit te beïnvloeden bij de uitvoering van hun taak.

Is de Hoge Autoriteit er inderdaad in geslaagd haar arbeid te verrichten in de door het Verdrag voorgeschreven geest?

Het spreekt vanzelf, dat de Hoge Autoriteit bij het nemen van beslissingen zich bewust moet zijn van de uitwerking, die bepaalde maatregelen' op de economieën der deelnemende staten zullen hebben en eveneens van de indruk, die haar maat- regelen op de publieke opinie zullen maken. Hoe de uitwerking zal zijn, welke reacties opgeroepen zullen worden, daaromtrent kan vooralsnog vrijwel alleen elk lid zich voor het land zijner herkomst een oordeel vormen.

Er bestaan nog geen mensen in Emopa, die zo'n grondige kennis omtrent de toestanden in andere landen hebben, dat zij zich op grond daarvan een zelfstandig oordeel kunnen vormen. Het behoort dus tot de taak van elk der leden van de Hoge Autoriteit zijn collega's in te lichten omtrent de reacties, die bepaalde maatregelen in zijn land van herkomst zullen hebben. Een lid kan zijn taak niet naar behoren verrichten, wanneer hij e~' geen zorg voor draagt door veelvuldige contacten doorlopend op de hoogte te blijven van die reacties. Uit dit alles vloeit voor elk der leden een speciale verantwoordelijkheid voort ten aanzien van de verhouding van de Gemeenschap tot zijn land van herkomst. Maar deze speciale verantwoordelijkheid heeft in de Hoge Autoriteit niet geleid tot ah'ophie van de . centrale, gemeenschappelijke verantwoordelijkheid, die voor het besturen van de Gemeenschap in het algemeen belang. Geen lid van de Hoge Autoriteit heeft er in deze jaren voor geschroomd waar het nodig was en waar hij dit juist achtte, tegen belangen en standpunten van het eigen land in te gaan.

Collegiaal bestum is niet altijd eenvoudig. Aard en karakter van de Hoge Autoriteit laten bovendien taakverdeling slechts bij de voorbereiding van beslissingen, niet echter bij het nemen van de beslissingen zelf toe. Deze werkwijze leidt zeker niet altijd tot de grootst mogelijke efficiency. Djscussies tussen negen mannen, die verschillende talen spreken, volkomen verschillende achtergronden, verschillende denk- en werkgewoonten hebben en die elkaar voor het grootste deel pas 10 Augus- tus 1952 leerden kennen, vergen dikwijls veel van het geduld en van het onderling begrip van de leden. Slechts zelden beeft het hieraan ontbroken.

Ongetwijfeld betaalt de Hoge Autoriteit, zowel het college als het ambtelijk apparaat, een soms zelfs hoge prijs in efficiency voor het onderlinge wantrouwen,

,

(10)

li

_.

--

dat in Europa nog zo sterk is. Geen beslissing wordt in 'Luxemburg voorbereid of genomen, zonder uitvoerige discussie, niet alleen onderling maar vooral ook met vertegenwoordigers der nationale regeringen en van de belanghebbenden. Niet zelden zijn er klachten geuit, zowel binnen als buiten de kring van de Hoge Auto- riteit, over het grote aantal deze consultaties en discussies. De Nieuwe Rotter- dammer heeft eens op een omstandigheid gewezen, waarmede de Hoge Autoriteit bij haar beslissingen steeds rekening dient te houden. Wanneer de publieke opinie in een land het regeringsbeleid veroordeelt, zal dit wellicht de val van de regering ten gevolge hebben. Niemand, behalve een enkele uit vroeger tijden overgebleven anarchist, zal echter de conclusie trekken, dat er géén regering behoort te zijn. In de Europese Gemeenschap liggen de verhoudingen nog geheel anders. Een beslissing, die fout geacht wordt, leidt bij zeer velen nog tot de conclusie, dat er beter geen uitvoerend orgaan, beter in het geheel geen Gemeen- schap zou zijn. Het percentage potentiële anarchisten in de Europese Gemeenschap is nog groot!

Het is derhalve voor de Hoge Autoriteit noodzakelijk haar beslissingen door uitvoerige discusssies zowel in eigen kring als daar buiten voor te bereiden. De Luxemburgse beslissingen moeten door degenen, die er direct bij betrokken zijn, begrepen worden, ook wanneer zij met deze beslissingen niet instemmen.

Mede dank zij deze veel tijd en werk vergende methode is de Hoge Autoriteit hier doorgaans in geslaagd.

Maatregelen, die diep ingrepen in de economische structuur der landen, maat- regelen, die soms in moesten gaan tegen wat landen hun belang en zelfs hun recht achten, heeft de Hoge Autoriteit bij de tenuitvoerlegging van het Verdrag, bij de haar opgedragen instelling en handhaving van de gemeenschappelijke markt, moeten treffen. Nationale decreten zijn afgeschaft, subsidies op last van de Hoge Autoriteit verminderd of opgeheven. Zond~r uitzondering hebben de deelnemende staten, overeenkomstig de bij het Verdrag door hen aangegane verplichtingen aan deze beslissingen gevolg gegeven.

Wat de ondernemingen betreft: indien in alle deelnemende staten de belastingen met dezelfde precisie betaald zouden worden als waarmede de ondernemingen de gemeenschapsbelasting (0,9 % van de omzet) betalen, zou in sommige dezer landen de economische en sociale toestand belangrijk gunstiger zijn dan deze thans is!

De beslissingen van de Hoge Autoriteit worden volgens het Verdrag met meerder- heid van stemmen genomen. Het spreekt vanzelf, dat bij de vele belangrijke beslis- singen die zij heeft moeten nemen, ernstige meningsverschillen niet steeds zijn uit- gebleven. In 7.ulke gevallen zijn beslissingen ten slotte inderdaad door stemming tot stand gekomen.

Op één zwakte in de structuur van de Hoge Autoriteit, waarin op den duur voorzien dient te worden, zou ik hier willen wijzen. De Hoge Autoriteit is collectief verantwoordelijk ,tegenover het Parlement van de Gemeenschap. De leden van de regering van de Gemeenschap worden echter door de nationale regeringen benoemd.

Nl1 pleegt een regering doorgaans voort te komen uit het overleg der politieke partijen, die voornemens zijn deze regering in het parlement te ondersteunen. Ont- staat er in de boezem van zulk een regering een zo ernstig meningsverschil, dat

(11)

of jllet

~iet

~to­

ter- teit ,eke de den ing [leel de

~en­

hap ioor De zijn, 'iteit laat- echt j de arkt, loge mde

~gen

ogen o de oden ,I rder- eslis-

l uit-

g tot duur

~ctief

n de emd.

ttieke Ont- , dat

sommige ministers de verantwoordelijkheid niet langer wensen te dragen, dan zullen deze ongetwijfeld contact met hun politieke vrienden zoeken. Heerst daar dezelfde mening, dan ,zullen zij door hun uittreden uit de regering de mogelijkheid scheppen een nieuwe regering te vormen, die opnieuw een homogeen beleid zal hebben, Al naar gelang van de politieke omstandigheden zal de partij der ministers, die een regeringscrisis veroorzaakt heeft, besluiten aan de samenstelling van een nieuwe regering mede te werken. Deze fundamentele regel van parlementaire democratie heeft tot gevolg enerzijds, dat een partij steeds beslissen kan al dan niet regerings- verantwoordelijkheid te dragen, anderzijds, dat er steeds een regering gevormd kan worden, welke in staat is een homogeen beleid te voeren.

In de Gemeenschap geschiedt de samenstelling van de regering, d.w.z. van de Hoge Autoriteit op andere wijze. De partijen, die de regering vormen, zijn niet de in het parlement (waaraan de Hoge Autoriteit collectief verantwoordelijk is) vertegenwoordigde politieke groepen, maar de nationale regeringen. Wat geschiedt, wanneer één of meer leden van de Hoge Autoriteit, die zich te allen tijde geplaatst kan zien voor belangrijke economisch-politieke beslissingen, het zo zeer oneens zijn met een meerderheidsbeslissing, dat zij niet bereid zijn daarvoor de collectieve verantwoordelijkheid tegenover het parlement te dragen? Als zij aftreden en de regeringen hunner landen van herkomst het met hun opvattingen eens blijken te zijn, zal het uiterst moeilijk, zo niet onmogelijk zijn opnieuw tot de samenstelling van een Hoge Autoriteit te geraken, die in staat is een homogeen beleid te voeren. Voor het goed functionneren van een parlementaire democratie is de mogelijkheid van een "solution de réchange" essentieel. Deze "solution de réchange" zal bij een eventueel politiek conflict in de Hoge Autoriteit uiterst moeilijk te vinden zijn. Er is geen eenheid tussen het lichaam, dat de regering benoemt en het lichaam, waartegenover deze regering politiek verantwoordelijk is.

Daarin scbuilt op den duur een gevaar voor de homogeniteit van het Hoge Autoriteitsbeleid. Derhalve zal hier in de toekomst een toestand geschapen dienen te worden, welke overeenstemt met het gebruik in alle parlementaire democratieën, waar een regering verantwoordelijk is tegenover het parlement, dat terzelfdertij,d een bepalende invloed heeft op de samenstelling der regering.

Er schuilt in het thans in de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal geldende systeem van samenstelling der Hoge Autoriteit nog een gevaar: tegen- stellingen in dit college zullen ten gevolge van het bestaande systeem steeds dreigen nationale in plaats van politieke tegenstellingen te worden. Een minister, die be- zwaar gevoelt tegen het regeringsbeleid, zal steun zoeken bij de partij met wiens steun en toestemming hij tot de regering is toegetreden. Bij wie moet in zulk een situatie een lid van de Hoge Autoriteit steun zoeken? De politieke partijen in het parlement van de Gemeenschap hebben op de samenstelling van de Hoge Autoriteit geen enkele invloed gehad. Zou het zo verwonderlijk zijn, als hij steun zocht bij de "partij", die hem tot benoeming heeft voorgedragen, d.w.z. bij de regering van het land zijner herkomst? Maar de natuurlijke drang om in een dergelijke situatie steun te zoeken bij een "partij" dreigt het interne regerings- conflict een, confliot te doen worden, niet tussen Europese politieke partijen,

i

,

i

!

I

!

I I

j

! i

:

(12)

11

maar tussen de, de Hoge Autoriteit benoemende "partijen", d.w.z. de regeringen der deelnemende staten.

Daar e,'11 dergelijke ontwikkeling bij een ernstig conflict in de boezem der Hoge Autoriteit voor de Gemeenschap gevaarlijk zou kunnen worden, dienen er op den duur wijzigingen in de methode van samenstelling van de Hoge Autoriteit gebracht te worden.

Ongetwijfeld betaalt ook het ambtelijk apparaat van de Hoge Autoriteit een prijs in efficiency voor het gebrek aan onderling vertrouwen, dat meer buiten dan in Luxemburg in de Gemeenschap natuurlijk nog heerst. De organisatie van het apparaat zou zeker eenvoudiger zijn, de verantwoordelijkheden geconcentreerder, wanneer dit apparaat één land en niet een Gemeenschap, samengesteld uit zes staten, zou dienen.

Het is verbazingwekkend, hoe snel deze heterogene groep mensen, zonder gemeenschappelijke ambtelijke ,traditie, verschillend in taal, kennis, VOlming en gewoonten tot een eenheid is geworden. Hierboven werd erop gewezen, dat de leden van de Hoge Autoriteit een speciale verantwoordelijkheid hebben ten aanzien van de verhouding tussen de Gemeenschap en hun land van herkomst. Dit geldt voor de ambtenaren .der Gemeenschap slechts in zeer veel mindere mate. Het behoort tot het wezen van de goede ambtenaar, dat hij zich volledig verantwoor- delijk voelt voor het belang, dat men hem ter behartiging toevertrouwt. Wie het apparaat van de Hoge Autoriteit kent, wie ermede in aanraking is geweest, zal naast gerechtvaardigde critiek ten aanzien van een onvoldoende straffe organisatie, bovenal getroffen zijn door de grote, eerlijke toewijding aan het enige belang, waarvoor deze ambtenaren verantwoordelijkheid dragen: dat der Europese Gemeenschap.

Het Verdrag heeft bij de Hoge Autoriteit een Raadgevend Comité ingesteld, samengesteld uit vertegenwoordigers van werkgevers, werknemers en verbruikers.

De Hoge Autoriteit is verplicht in bepaalde in het Verdrag opgesomde gevallen het advies van deze "Sociale en Economische Raad" in te roepen, alvorens een beslissing te nemen. Consultaties van deze aard, evenals meer algemene gedachten- wisselingen hebben herhaaldelijk plaatsgevonden. Toch bestaat zowel bij het Raadgevend Comité als bij de Hoge Autoriteit het gevoel, dat een definitieve vorm voor het onmisbare contact met de georganiseerde belanghebbenden nog niet gevonden is. Aanvangsmoeilijkheden, evenals het uiterst technische karakter van bepaalde adviezen die de Hoge Au,toriteit zich verplicht zag te vragen, hebben hierbij een rol gespeeld. Wanneer de ontwikkeling van de SER in Nederland bevredigender geacht mag worden dan die van het Raadgevend Comité der Ge- meenschap komt dat voor een belangrijk gedeelte voort uit het feit, dat er in de Gemeenschap geen wetgevende arbeid plaatsvindt. Juist bij de voorbereiding daar- van verricht de SER nuttig werk. Doch meer ervaring dan die in anderhalf jaar (het Raadgevend Comité kwam voor het eerst 26.1.'53 bijeen) opgedaan kon worden, is nodig om over de functionnering van het Raadgevend Comité een definitief oordeel te vormen. Eén ding staat in ieder geval vast: intens contact tussen de Hoge Autoriteit enerzijds, de werknemers, werkgevers en de verbruikers anderzijds is een volstrekte noodzakelijkheid gebleken.

508

. .

(13)

r it

T,

~S

~r

in te in

at

et

fJ:-

et 111 e, g, se

d,

e

·s.

n

p- et ve pg 'er en [ld

f e-

de

Ir-

.ar

~n,

~e1

ge is

Gemeenschappeliike vergadering

Tijdens de laatste zitting van de Gemeenschappelijke Vergadering te Straatsburg heeft de Belgische socialistische Senator Dehousse in een uitstekende rede de balans opgemaakt van het functionneren van de Gemeenschappelijke Vergadering.

Dehousse wijst op de belangrijke positieve zijde van deze balans: de Gemeen- schappelijke Vergadering is het eerste souvereine parlement in Europa, een parle- ment imIners, dat over de bevoegdheid beschikt om door een afkeurend votum de Hoge Autoriteit ten val te brengen. Dehousse wijst vervolgens op de groeiende samenwerking tussen parlement en Hoge Autoriteit, die vooral in de zittingen van de commissies tot uitdrukking komt. Wie deze zittingen meegemaakt heeft, weet, dat daar belangrijke arbeid verricht wordt, dat de problemen er grondig worden besproken en bestudeerd en dat deze commissiezittingen in de menings- vorming van de organen van de Gemeenschap, zeker ook van die der Hoge Autoriteit zelf, een belangrijke rol spelen.

passeren. De Gemeenschappelijke Vergadering uezit niet het recht zich over wets- voorstellen (het Verdrag kent geen wetsvoorstellen) uit te spreken. Evenmin wordt de begroting van de Gemeenschap aan de goedkeuring der Gemeenschappelijke Vergadering onderworpen. Ten slotte worden de leden van de Gemeenschappelijke De heer Dehousse laat vervolgens de zwakke punten van de balans de revue Vergadering niet aangewezen door algemene Europese verkiezing,en, maar door de nationale parlementen.

Dehousse komt tot de volgende conclnie: In het licht van de ervaringen van twee jaren, schijnt onze vergadering zich halverwege te bevinden op de weg tussen de voorbije fase van de uitsluitend raadgevende organen en de nieuwe fase van een werkelijk internationaal parlement. •

In onderschrijf de~e conclusie ten volle, evenals Dehousses opvatting, dat met name ten aanzien van twee punten wijzigingen noodzakelijk zijn om de Gemeen- schappelijke Vergadering tot een parlement in de volle zin des woords te doen worden. In de eerste plaats zal de aanwijzing der leden door algemene Europese verkiezingen moeten plaatsvinden. Reeds zijn de ministers van Buitenlandse Zake,"!

op 4 Mei j1. in principe overeengekomen na ratificatie van de Europese Defensie- gemeenschap door Frankrijk en Italië de Gemeenschappelijke Vergadering door directe verkiezingen te doen samenstellen.

Het tweede punt, dat ik met Dehousse zou willen noemen, is de institutionele verhouding tussen Hoge Autoriteit en Gemeenschappelijke Vergadering. Wat schort er thans aan deze verhouding? Hierboven werd er reeds op gewezen, welke gevaren er voor de noodzakelijke homogeniteit van beleid in liggen, dat de Hoge Autoriteit verantwoordelijk is tegenover een institutie, die op haar samenstelling en dus even- eens op een wijziging van die samenstelling, geen enkele invloed heeft. Het ontbreken van de invloed van de Gemeenschappelijke Vergadering op de samen- stelling van de Hoge Autoriteit is echter niet alleen een potentieel gevaar voor het goed functionneren van de Hoge Autoriteit zelf, zij tast ook het karakter van de Gemeenschappelijke Vergadering aan en belet deze tot volle parlementaire wasdom te geraken. Parlementair leven wordt bepaald, enerzijds door de verhou- ding van parlement tot regering, anderzijds door de verhouding in het parlement

(14)

zelf van de groepen die de regering steunen tot de oppositie. Wanneer er echter geen enkele organische band tussen regering en politieke groepen in een parlement bestaat, dreigt een discussie in dit parlement iets schimachtigs en onreëels te krijgen.

Er is geen drijfveer, die tot het uitkristalliseren van politieke standpunten dwingt.

Het gevaar bestaat, dat elk lid voor zich zelf gaat spreken en dat de cohaesie der groepen, noodzakelijk voor een goed functionneren van het parlementair systeem, te zeer verzwakt, daar niemand zich verantwoordelijk voelt de regering te steunen of ook haar aan te vallen.

Dehousse wijst op het gevaar, dat de Gemeenschappelijke Vergadering de Hoge Autoriteit bedelft onder massa's adviezen, die deze al dan niet naast zich neer kan leggen. In de zittingen, die tot nu toe plaatsgevonden hebben, hebben de leden allen blijk gegeven van een sterk gevoel voor de grote Europese verantwoor- delijkheid, die zij dragen. Er is ernstige arbeid geleverd, ook steeds wanneer er critiek op de Hoge Autoriteit werd uitgeoefend. Het systeem op zich zelf echter dwingt het parlement niet tot aanvaarding van verantwoordelijkheid. De relatie kan ook voor de Hoge Autoriteit op den duur buitengewoon moeilijk worden, door het niet aanwezig zijn van een organische band tussen haar en de in het parlement bestaande politieke groepen. Er is immers geen enkele groep op wier steun de Hoge Autoriteit met zekerheid rekenen kan. Critiek brengt onder deze omstandig- heden nooit de noodzaak mee, eventueel de ultima ratio te aanvaarden, die critiek in de nationale parlementen meebrengt nl.: als politieke groep zelf de re gerings- . verantwoordelijkheid over te moeten nemen.

Er moeten vormen gevonden worden om de gemeenschappelijke vergadering invloed te geven op de samenstelling van de Hoge Autoriteit en de eventuele wijzi- ging daarvan. Alleen daardoor kan voorkomen worden, dat op den duur de ver- houdingen tussen regering en parlement in de Gemeenschap onreëel en moeilijk worden, alleen daardoor ook kan voorkomen worden, dat het parlement zich op den duur gaat verliezen in het geven van technische adviezen aan de Hoge Autoriteit in plaats van politieke stuwing aan de gemeenschap.

Ministerraad

De Raad van Ministers heeft met name tot opdracht "het beleid van de Hoge Autoriteit en dat van de, voor de algemene economische politiek van hun landen verantwoordelijke, regeringen met elkaar te doen harmoniëren." De Hoge Autoriteit wisselt daartoe regelmatig van gedachten over haar beleid met de Raad van Ministers en is bovendien op grond van het Verdrag verplicht, alvorens bepaalde beslissingen te nemen, de Raad van Ministers te consulteren. De ontwikkeling van de Raad van Ministers en haar verhouding tot de Hoge Autoriteit is een gelukkige geweest. Het is niet verwonderlijk, dat er aanvankelijk enige jaloezie tussen beide instanties bestond, evenmin dat vooral in de aanvang de Hoge Autoriteit er bovenal op bedacht meende te moeten zijn de haar, door regeringen en parlementen der zes landen toevertrouwde souvereiniteit onverlet te bewaren. Zo heerste er een zekere vrees aan de zijde van de Hoge Autoriteit, dat de regeringen zouden trachten via de Raad van Ministers terug te nemen, wat zij door ratificatie van het Verdrag hadden afgestaan, terwijl de ministers, evenals de ambtelijke apparaten der zes

lal EI

pI: dr ge ev D be aa sc. ec

ge de ge he Ze va de bi de

de inl

Oll

va ka

aa be in

Oll

mi be de re Ni gl1 Cl

(15)

'n.

~t.

Ier ,te

of

,ge

~er

de

Jr-

er ter tie )or

nt de

~g­

fek

i

S-

fng

Izi- ler- lijk 'en

~eit

pge ten teit van

~de van

r

ide ge

nal CIer een

~en

rag

!Zes

landen, moeite hadden te wennen aan de nieuw geschapen werkelijkheid: Een Europese uitvoerende macht.

Na aanvangsmoeilijkheden, die het gevolg waren van deze verschillende uitgangs- punten, is er een nuttige werkmethode ontstaan, die een geheel eigen karakter draagt. De vergaderingen van de Raad van Ministers met de Hoge Autoriteit zijn geheel anders van aard dan de vergaderingen van de Hoge Autoriteit, doch eveneens geheel anders dan internationale ministers bijeenkomsten plegen te zijn.

De aanwezigheid van de Hoge Autoriteit is er borg voor, dat in de discusssies het belang van de Gemeenschap als geheel steeds stemhebbend gemaakt wordt. De aanwezigheid van de ministers dwing~ de Hoge Autoriteit ertoe zich scherp reken- schap te geven van de uitwerking van haar beleid op de zo verschillend geschakeerde economieën der zes landen.

Bij de ministers zelf, in wier kring in de afgelopen twee jaar de Wl)Zlgmgen gelukkig niet talrijk waren, is er in toenemende mate begrip ontstaan, zowel voor de problemen van hun collega's, als voor de problemen van de Gemeenschap als geheel gezien. Steeds meer wordt de Raad van Ministers het orgaan, waardoor het veelvuldig contact van Luxemburg met de nationale regeringen geleid wordt.

Zo hebben dit voorjaar voor het eerst ook de ministers van Verkeer in het kader van de Raad van Ministers vergaderd. Binnenkort zal een tweede vergadering van deze aard plaatsvinden, terwijl ook de ministers van Sociale Zaken in deze vorm bijeen zullen komen. De Raad van Ministers is geen internationale bijeenkomst, doch is een onmisbaar orgaan van de Gemeenschap geworden.

Hof van. Justitie

Weinig zaken zijn tot nu toe voor het Hof van Justitie gebracht, terwijl van deze weinige enkele zelfs alvorens het Hof tot een uitspraak was gekomen, zijn . ingetrokken. Niettemin zijn er bij het Hof twee belangrijke zaken aanhangig, waar- onder de klacht, die de Nederlandse regering heeft ingediend, tegen de beslissing van de Hoge Autoriteit, waarbij deze op 1 April jl. opnieuw maximumprijzen voor kolen in de belangrijkste bassins van de Gemeenschap vaststelde.

Al zijn er tot nu toe door het Hof geen uitspraken gedaan en al is het aantal aanhangig gemaakte zaken gering, toch kan reeds thans gezegd worden, dat het bestaan van het Hof van eminent belang is voor het gevoel van rechtszekerheid in de Gemeenschap. Wanneer een land gelooft dat de Hoge Autoriteit het Verdrag onjuist interpreteert of haar bevoegdheden overschrijdt, weet het over rechts- middelen te kunnen beschikken. Er bestaat in Nederland een latente angst, dat de beslissingen van de Hoge Autoriteit te veel onder de invloed kunnen geraken van de twee grote deelnemende staten, Frankrijk en Duitsland. Dat de Nederlandse regering bij een beslissing als de bovengenoemde, waarover de publieke opinie in Nederland verontrust was, zich tot het Hof kan wenden, is gebleken van het grootste belang te zijn voor het behoud van het vertrouwen in de Gemeenschap.

Gemeenschappeliike markt

Voor kolen bestaat de gemeenschappelijke markt sinds 10 Februari 1953, voor staal sinds 1 Mei 1953. Een definitieve balans kan, na nog geen anderhalf jaar,

(16)

natuurlijk nog niet worden opgemaakt. Niettemin kan er een voorlopig antwoord op enkele vragen gegeven worden: Is de gemeenschappelijke markt bezig een levende werkelijkheid te worden? En zo ja, zijn er dan tekenen, die erop wijzen, dat deze gemeenschappelijke markt aan de verwachting zal voldoen, "bij te dragen tot de economische ontwikkeling en tot de verhoging van het levenspeil in de deelnemende staten?" 2)

Levende werkeliikheid

Sedert bijna een halve eeuw - immers ten minste sedert het uitbreken van de eerste wereldoorlog - bestaat de Europese ,economie uit de som der gescheiden nationale economieën. Een gemeenschappelijke markt na deze scheiding van decennia kan niet eenvoudig "geopend" of "ingesteld" worden, maar moet geleidelijk op de nationale werkelijkheid veroverd worden. Aan de "instelling" der gemeenschappe- lijke markt ging een periode van intense studie vooraf om een beeld te krijgen van de bestaande kunstmatige elementen in de prijsvorming: subsidies, speciale lasten en discriminaties van allerlei aard en omvang; voorts van de maatregelen, nodig om aan dit alle's een eind te maken zonder daarbij het economisch evenwicht plotseling te verstoren. Om het doel: gemeenschappelijke markt te benaderen, moest een weg gebaand worden door een waar oerwoud van maatregelen, die alle ten doel hadden de echte prijs van een product, hetzij op de nationale markt, hetzij op de exportmarkt, door een andere te vervangen. Overal hadden pressies van producenten- of consumentengroepen de overheid ertoe gebracht, de prijs ten gunste van het nationale product en de export daarvan te beïnvloeden. Op den duur is niemand zich dan meer bewust, welke prijs de gemeenschap voor deze bescherming betaalt. Dit gehele systeem kon niet met één slag uit de weg worden geruimd. Voor bepaalde landen en bepaalde producten - kolen in België, staal in Italië - is in de bij het Verdrag behorende overgangsbepalingen een overgangs- periode voor de afschaffing voorzien. Ook in enkele andere gevallen moest, om schokken te voorkomen, de weg der geleidelijkheid worden bewandeld. fIet over- grote deel van deze overheidsmaatregelen is ,thans opgeheven. Behalve in de beide genoemde speciale gevallen is het werk der "ontmaskering" thans verricht: prijzen worden in toenemende mate functie, niet van nationale politiek, maar van de gemeenschappelijke markt.

De afschaffing van deze maatregelen alleen maakt de gemeenschappelijke markt echter nog geen levende werkelijkheid. Grenzen worden behalve (douanetarieven en kwantitatieve restricties werden natuurlijk afgeschaft) door de bovengenoemde overheidsmaatregelen gevormd door talloze gewoonten en tradities. Men verkoopt niet, of liever niet, op de markt, die aan een ander toebehoort: gereserveerde jacht!

Men koopt niet in een ander land: men is het niet gewend, heeft er - nog - geen relaties; moet de nationale nijverheid de nationale nijverheid niet steunen? Dat dit alles niet als bij toverslag opgehouden heeft te bestaan, spreekt vanzelf. Talrijk zijn echter de tekenen, die bewijzen, dat de gemeenschappelijke markt levende werkelijkheid is geworden.

2) Artikel 2 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal.

"

r

o l' e

ci o

ci

2

b g iJ 1 p

g iJ iJ v d f

(17)

voord

~ een

lijzen, ragen

tn

de

~n de eiden ennia

~p de appe-

van lasten nodig

rn

icht

leren,

I, die narkt, essies prijs ) den deze rden staal angs- ., om lover- beide rijzen In de

'I1arkt even mde koopt jacht!

geen Dat 'alrijk rende

Kolen

I

De diensten van de Hoge Autoriteit publiceren regelmatig cijfers omtrent de interpenetratie der markten - de toename van het onderlinge handelsverkeer op de gemeenschappelijke markt in de onder het Verdrag vallende producten. Er is terecht op gewezen, dat deze cijfers niet los van bepaalde conjunctuurinvloeden bezien mogen worden en dat derhalve de bewijskracht van deze cijfers niet absoluut is. Anderzijds geven deze cijfers geenszins een volledig beeld van de invloed, die. de gemeenschappelijke markt op de prijsvorming heeft gehad. Menig aanbod, komend uit een andere deelnemende staat van de Gemeenschap, leidt immers uiteindelijk niet tot een transactie, maar wel tot wijziging in het prijsaanbod van de traditionele leverancier.

Maar er zijn andere, m.i. sprekender bewijzen voor het tot werkelijk leven geraken van de gemeenschappelijke markt. Het probleem van de Belgische Borinage wordt thans in België volkomen au sérieux genomen, omdat men weet, dat een oplossing aan het eind ~an de in de overgangsbepalingen vastgestelde periode niet uit de weg gegaan kan worden. De "Charbonnages de France" hebben een ingrijpend reorganisatieplan voor de mijnen in Midden- en Zuid-Frankrijk opgesteld, daartoe gebraèht door de werkelijkheid van de gemeenschappelijke markt. Concentraties in de Franse staalindustrie, door iedereen sedert 10 jaar noodzakelijk geacht, maar ondanks alle pressie, ook van overheidswege, niet tot stand gekomen, hebben nu plaatsgevonden. De Belgische staalindustrie krijgt eindelijk voldoende Lotharingse ertsen. Het probleem van de Duitse er,tsmijnen, die ten dele niet rendabel zijn, is een in het openbaar besproken probleem geworden.

Wie de pers uit de zes landen van de Gemeenschap regelmatig bestudeert, vindt dagelijks mededelingen, die even zoveel bewijzen van de werkelijkheid van de gemeenschappelijke markt zijn. Ik doe een greep uit de knipsels, die deze week op mijn schrijftafel terecht kwamen.

Een Italiaans blad, de Gemeenschap doorgaans niet zeer gunstig gezind, schrijft dat de gemeenschappelijke markt de Italiaanse staalindustrie gedwongen heeft uit zijn industrieel en technisch isolement te treden. "De gemeenschappelijke markt heeft deze industrie beroofd van haar monopoliepositie die haar in. staat stelde grote winsten te maken ten nadele van de andere sectoren van de economie met' inbegrip van de landbouw".

Usine Nouvelle, een Frans blad, beschrijft de industriële reorganisatie van de Franse metaalindustrie in het gebied van St. Etienne. De gevolgen van het tot stand komen van de gemeenschappelijke markt dwingen tot maatregelen, die "een poging tot rationalisatie betekenen, zoals men erop dat ogenblik slechts weinig kent."

Le Havre, een Frans dagblad, wijdt een beschouwing aan de Gemeenschap. De gemeenschappelijke markt zal Le Havre dwingen tot verbetering van haar haven- installaties; "Het optreden van de Kolen- en Staalgemeenschap dwingt ons om ingrijpende maatregelen te nemen om de zwakke kanten van onze economie te versterken" luidt de conclusie.

Het "Joumal de la Navigation Fluviale" schrijft: Men heeft in de kranten, waarin de polemiek gemakkelijk een hartstoc~telijke toon krijgt, geschreven: "In de Gemeenschap doet Frankrijk afstand, terwijl Duitsland ontvangt." Deze formule is fout, omdat Frankrijk zich zelf afschrijft, als de Fransen door hun leiders in de

(18)

steek gelaten zouden worden "wij moeten te midden van onze moeilijkheden de energie vinden om onze fouten te verbeteren, onze uitrusting aan te vullen en ons voor te bereiden op de taak die ligging en geschiedenis Frankrijk opleggen."

In het Roergebied had een economendag plaats. Het Handelsblatt uit Dusseldorp wijdt een hoofdartikel aan inleidingen en discussies: "Aus allen Aüsserungen ging jedoch eines deutlich hervor: Die Montanunion is eine Rea\ität."

Economische ontwikkeling

Zo zeer leeft de gemeenschappelijke markt, dat er reeds overal gerammeld wordt aan de haar door het Verdrag gestelde grenzen: kolen en staal.

Den tenuitvoerlegging van de verkeersbepalingen van het Verdrag is bezig bressen te slaan in de nationale verkeerspolitiek van elk der deelnemende staten.

Een Europese verkeerspolitiek voor kolen en staal is bezig gangmaker te worden voor een Europese verkeerspolitiek - tout court. De' bevoegdheden, die de Hoge Autoriteit op sociaal gebied gekregen heeft, zijn gering; maar de Gemeenschappe- lijke Vergadering en haar Commissie voor Sociale Zaken, onder voorzitterschap van Nederhorst, grijpen het door de Hoge Autoriteit verrichte werk aan om aan te dringen op een Europese sociale politiek. Belastingvraagstukken en monetaire problemen werpen het vraagstuk op van een Europees financieel en monetair beleid. De lichte economische inzinking van afgelopen najaar en winter deed Hoge Autoriteit en Raad van Ministers besluiten tot Europees conjunctuuronderzoek, voorbereiding tot een poging tot Europese expansiepolitiek.

Van de nog geen twee jaar, dat de Europese Gemeenschap thans bestaat, was het eerste halfjaar vooral in beslag genomen door de inrichting van de door het Verdrag voorziene instituties. Daarna volgde een jaar, waarin opening en tot leven wekken van de gemeenschappelijke markt vrijwel alle aandacht opeisten. Gedurende de laatste maanden bracht de levende werkelijkheid van de geme~nschappelijke markt er de regeÏ"ingen van de deelnemende staten, werkgevers, werknemers, even- als de gemeçnscháppelijke vergadering en haar commissies steeds meer toe, bij de Hoge Autoriteit erop aan te dringen haar staal- en vooral haar kolen politiek uit te werken en kenbaar te maken. Men heeft er de Hoge Autoriteit zelfs een velwijt van gemaakt, dat zij zulk een politiek nog niet had. Het uitwerken van een Europese kolen- en staalpolitiek is geen zaak van enkele maanden. Gerechtvaardigd of niet, het verwijt bewijst, dat de gemeenschappelijke markt als een levende werkelijkheid aanvaard en erkend wordt. De nu begonnen phase is de phase van de economische ontwikkeling.

Vel'hoging van het levenspeil

Alleen economische ontwikkeling kan leiden tot verhoging van levenspeil. De phase van economische ontwikkeling, volgend op de instelling der gemeenschap- pelijke markt, is pas begonnen. Toetsing van droom aan werkelijkheid heeft hier dan ook nog nauwelijks plaats kunnen hebben. Op enkele eerste tekenen moge hier niettemin worden bewezen. De werking van de gemeenschappelijke markt dwingt de "Charbonnages de France" tot stillegging van mijnen in het centrum en

,

c 1: 1:

~

k 1:

1

r li d S s( C

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Dönszelmann, 2018) en het proefschrift over Doeltaal-Leertaal gaan in op de theoretische onderbouwing van de didactiek en van het intensieve professionaliseringstraject dat elke

Als leerlingen hun tekst af hebben, is er ruimte voor feedback door een klasgenoot, die commentaar geeft op zowel inhoud, organisatie als grammaticale aspec- ten van een tekst?.

Een aanbeveling voor de onderwijspraktijk zou dus kunnen zijn dat docenten leeracti- viteiten aanbieden die passen bij de schrijf- aanpak van de leerlingen: voor leerlingen die

Om niet alleen te vernemen hoe leerlingen het oefenen en toetsen van gespreksvaardig- heid zien maar ook hun docenten, hebben we enkele weken na de afronding van de toetsaf-

dit moment misschien nog moeite kost om een persoonlijk rapport op te stellen, zijn er toch al meer dan vijfhonderd leerlingen in Nederland die de feedback hebben ontvan- gen.6 In

Dat het type pre- writing verschil maakt (genereren van inhoud en deze vervolgens organiseren is effectiever dan het schrijven van een kladversie, maar ook effectiever dan alleen

Meer specifiek vonden we – binnen de categorie redenen om te lezen – grotere effecten op leesmotivatie en begrijpend lezen van programma’s waarin de interesse van leerlingen

De onderzoeksvraag luidde: Vertonen leerlingen uit groep 8 van het basisonderwijs die instructie hebben gekregen in specifie- ke genrekenmerken meer en andersoortige