Tentamen Gewone Differentiaalvergelijkingen
Woensdag 4 januari 2017, 10:00 - 13:00 uur
• Schrijf op ieder vel je naam en studentnummer.
• Elk antwoord dient gemotiveerd te worden met een (korte) berekening, redenering of een verwijzing naar de theorie.
• Dit tentamen bestaat uit vier opgaven die allevier ongeveer even zwaar tellen.
1. Beschouw voor t≥ 0 en α ∈ R de inhomogene eerste orde vergelijking,
(t2+ 1) ˙x + 2αtx = f (t), (1)
waarin f : R→ R continu differentieerbaar is.
(a) Beschouw eerst het homogene probleem f (t) ≡ 0. Bepaal de algemene oplossing xh(t; α) van (1) en toon aan dat voor alle α > 0, limt→∞xh(t; α) = 0.
(b) Neem α = 1 f (t) = t. Bepaal de algemene oplossing xin(t; 1) van (1) en toon aan dat limt→∞xin(t; 1) = 12.
(c) Bepaal een expliciete uitdrukking voor de algemene oplossing xin(t; α) van het al- gemene inhomogene probleem (1).
(d) Neem aan dat f(t)t naar een constante waarde F gaat als t → ∞, ofwel: neem aan dat limt→∞f(t)t = F . Laat voor alle α > 0 zien dat voor iedere oplossing xin(t; α) van (1) geldt dat limt→∞xin(t; α) = 2αF .
Hint. Volgens de definitie geldt het volgende voor f (t): er is voor iedere ε > 0 een T >0 zodanig dat voor alle t > T geldt dat (F − ε)t < f(t) < (F + ε)t.
2. Beschouw voor t > 0 en voor n∈ N – met N zo dat 0 ∈ N – de singuliere vergelijking,
t2x¨− t ˙x + 4tnx= 0 (2)
(a) Neem n = 0 en bepaal twee onafhankelijke oplossingen φ0(t) en ψ0(t) van (2). Laat zien dat voor deze oplossingen geldt dat limt↓0φ0(t) = limt↓0ψ0(t) = 0 maar dat zowel limt↓0 dtdφ0(t) als limt↓0 dtdψ0(t) niet bestaan.
(b) Laat φn(t) en ψn(t) twee onafhankelijke oplossingen van (2) zijn (voor algemene n∈ N). Beredeneer dat voor n ≥ 3 φn(t) en ψn(t) als volgt kunnen worden geschreven,
φn(t) =
∞
X
n=0
antn en ψn(t) = t2ψ˜n(t) met ˜ψn(t) =
∞
X
n=0
bntn,
waarbijP∞
n=0antnen P∞
n=0bntn convergente machtreeksen zijn.
(c) Neem n = 4, schrijf ψ4(t) als t2ψ˜4(t) – zoals beschreven in (b) – en bepaal de machtreeksontwikkeling van ˜ψ4(t). Kies b0 = 1 en laat zien dat hieruit volgt dat ψ4(t) = sin t2.
Hint. Schrijf ook sin t2 als t2ψ˜4(t) en bepaal ook op deze manier een machtreeksont- wikkeling voor ˜ψ4(t).
Z.O.Z.
3. A. Beschouw voor t≥ 0 de 1-dimensionale vergelijking,
˙x =√ xg(√
x), (3)
waarbij g(X) minstens continu differentieerbaar is als functie van X ∈ R.
A(i). Neem eerst g(X) = 1 + X en laat zien dat de vergelijking (minstens) 2 verschillende oplossingen heeft die voldoen aan de beginwaarde x(0) = 0.
Opmerking. Voor deze g(X) wordt (3) dus ˙x =√
x(1 +√ x).
A(ii). Laat ook voor algemene functies g(X) zien dat als g(0)6= 0 vergelijking (3) (minstens) 2 oplossingen heeft die voldoen aan de beginwaarde x(0) = 0. Wat gaat er mis – of juist goed – als g(0) = 0?
B. Laat voor β ∈ R ~x∗β(t) de oplossing zijn van het lineaire systeem,
˙~x = d dt~x=
β 1
0 −1
~
x, (4)
waarvoor geldt dat ~x∗β(0) = (1,−2). Voor welke β geldt dat limt→∞~x∗β(t) = (0, 0)?
4. Beschouw voor γ > 0 de tweede orde vergelijking,
¨
x+ x− ˙x(1 − γ ˙x2− x2) = 0. (5) (a) Schrijf (5) als een 2-dimensionaal stelsel in (x, y = ˙x). Bepaal – voor alle γ > 0 – de
kritieke punten en hun stabiliteit.
(b) Neem γ > 1 en laat zien dat vergelijking (5) minstens ´e´en (niet-constante) periodieke oplossing (xp(t), yp(t)) heeft.
(c) Een in (b) gevonden periodieke oplossing (xp(t), yp(t)) vormt een gesloten kromme Cγ ={(x, y) = (xp(t), yp(t)), t∈ R} in het fasevlak R2. Definieer de open ‘elliptische schijf’Eγ⊂ R2 als Eγ={(x, y) ∈ R2 : x2+ 3γy2<1}. Toon voor alle γ > 1 aan dat de gesloten kromme Cγ de open schijfEγ moet doorsnijden, ofwel dat Cγ∩ Eγ 6= ∅.