• No results found

kraamvrouwen Zwangeren, barenden en

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "kraamvrouwen Zwangeren, barenden en"

Copied!
182
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Zwangeren, barenden en

kraamvrouwen

(2)

Foliumzuur

• Foliumzuur is vitamine B11

• Foliumzuur verkleint de kans op neurale- buis defecten (b.v: open ruggetje of een open schedel.

• Dosis 1 x dd 0,4 of 0,5 mg foliumzuur.

• Start 1 maand voor bevruchting tot 2 maanden na de zwangerschap

(3)

Sperma

(4)

De weg van de spermacel

• Testis (geslachtsklier, bal) spermatogenese

• Epididymis (bijbal) opslag

• Ductus deferens (zaadleider) 40-45 cm

• Ejaculatiekanaal 2 cm en gaat door de prostaat heen

• Urethra (Urinebuis) afvoer naar buiten

(5)

De weg van de spermacel

• Organen die gedurende het traject ook producten afgeven aan het

ejaculatietraject en de urethra zijn:

– Zaadblaasjes (produceert 60 % v/h zaadvocht.

vocht is basisch. zweepharen worden actief)

– Prostaatklier (produceert 20-30% zaadvocht, soort antibioticum)

– Cowperklieren (kleverig slijm dat urinezuur neutraliseert)

(6)

Inwendige geslachtsorganen

(7)

Eicel Oögenese

• Vorming van eicellen begint voor de

geboorte en eindigt tijdens de menopauze.

• Van de 2 miljoen bij de geboorte, zijn er in de ovaria aan het begin van de pubertijd nog zo’n 400.000 over.

(8)

Eicel en spermacel

• Spermatelling zo’n 20-110 miljoen per ml.

• Gezonde spermatozoa kunnen zo’n 3 dagen overleven in het lichaam van de vrouw)

• De eicel is na de ovulatie 6-12 uur bevruchtbaar.

• Tocht van de zaadcel naar de eicel duurt zo’n 12-24 uur

(9)

Menstruatiecyclus

(10)

Menstruatiecyclus

• Bestaat uit de volgende onderdelen:

– Rijping van het follikel (folliculaire fase) – Ovulatie

– De luteale fase

• Deze processen herhalen zich iedere 4 weken (28dagen).

• 1ste dag van de menstruatie is dag 1 v/d cyclus.

(11)

Rijping van het follikel (folliculaire fase)

• Stijging van LH en FSH o.i.v. hypofysevk.

• Onder invloed van FSH rijpt het follikel tot Graafse follikel (tertiar follikel)

• Rond dag 10-14 is de Graafse follikel ontwikkelt.

• LH zorgt voor de celdeling (meiose) en vochtopname in de follikel, deze barst uiteindelijk; ovulatie.

(12)
(13)

oestrogenen

• FSH stimuleert de productie van oestrogenen in de ovaria

• Ook groeiende follikkels produceren oestrogenen

• Oestrogenen zorgen dat het

baarmoederslijmvlies dikker wordt.

• Dit wordt ook wel de proliferatiefase genoemd

(14)

Ovulatie

• Rond de 14de dag geeft de Graafse follikel de eicel af; ovulatie (o.i.v. LH)

• De eicel komt terecht in de bekkenholte.

• Hier wordt de eicel door de uitlopers van de eileiders Fimbriae “opgevangen -

opgezogen” en komt de eicel in de eileider terecht.

(15)

Ovulatie

(16)

Gele lichaam corpus luteum

• Onder invloed van LH verandert het lege Graafse follikel in het gele lichaam.

• Het gele lichaam gaat onder invloed van het LH oestrogeen en progesteron

vormen.

(17)
(18)

Zonder bevruchting

• Zonder bevruchting degenereert het gele lichaam zo’n 12 dagen na de ovulatie.

• Hierdoor daalt de productie van progesteron en kan het dikke

baarmoederslijmvlies niet intact blijven.

• Het laat los en wordt via de vagina uitgestoten. Dit is het begin van een nieuwe cyclus

(19)

De bevruchting

• Het gele lichaam blijft nog zo’n 15 weken progesteron produceren o.i.v. HCG

(Humaan Chorion Gonadotrofine), totdat de placenta deze taak overneemt.

• Het baarmoederslijmvlies blijft nu natuurlijk intact en de productie van FSH en LH

worden geremd.

• Ook wordt door de zwangerschap en door de progesteron de productie van oxytoxine en prolactine geremd

(20)

HCG Humaan Chorion Gonadotrofine

• Wordt geproduceerd door de chorionvlokken.

• Dit is meetbaar in de urine en bloed.

• Wordt gebruikt om te kijken of een vrouw zwanger is.

(21)

De bevruchting

1 zaadcel dringt binnen en bevrucht eicel Samensmelting

(22)

De bevruchting

Versmelting van kern eicel en zaadcel 23 + 23 chromosomen  totaal 46

Zygote ontstaan

(23)

Delingen

Zygote gaat delen

Vervoer van blastula naar baarmoederslijmvlies (m.b.v.trilhaartjes eileider)

(24)

Naam Wat is het? Tijdstip na bevruchting

zygote bevruchte eicel 0

morula massief bolletje

cellen

ca. 3 - 4 dagen

blastula/ cellen met holte in

het midden

ca. 4 -14 dagen

gastrula cellen vormen 3

kiemlagen ecto

endo en mesoderm

ca. 2 - 3 weken

Vroege ontwikkeling van het

embryo

(25)

Blastula

baarmoederslijmvlies

blastocyste

binnenste cel massa

holte

(26)

Kiemlagen

bevruchting zygote

dag 2

dag 4

dag 6:

massief bolletje cellen dag 8

ontwikkelingstadium op moment

van innesteling dag 10

cellen die embryo gaan vormen cellen die

placenta gaan vormen

kiemlagen: primaire weefsels:

zenuw spier bindweefsel

epitheel

(27)

Ontwikkeling van weefsels

mesoderm endoderm

(28)

De placenta

placenta

baarmoederwand

navelstreng

slagaders van moeder

aders

van moeder

moederlijk deel

van placenta

foetaal deel

van placenta (chorion)

navelstreng slagaders navelstreng navelstreng ader

foetale chorionvlok met

capillairen foetaal

slagadertje foetaal adertje

(29)

Placenta

(30)

Functie van de placenta

• Productie oestrogenen en progesteron.

• Opname voedingsstoffen en bouwstoffen.

• Regulering en samenstelling vruchtwater.

• Bescherming tegen infecties

• Uitwisseling O2 en CO2

(31)

Navelstreng

• Navelstreng zit meestal in het midden van de placenta en bestaat uit twee slagaders en 1 ader.

• De vena umbilicalis brengt zuurstofrijk bloed van de placenta naar de foetus.

• De beide a umbilicalis lopen vanuit de a.

iliacae interna terug naar de placenta.

(32)

Placenta met navelstreng

(33)

Bloedsomloop

(34)
(35)

Kenmerken foetale circulatie

• Tussen linker en rechter atrium zit het

foramen ovale. (Bloed gaat direct naar de linker harthelft ten bate van de zuurstofvoorziening van de hersenen)

• Tussen arteria pulmonalis en de aorta zit ook een verbinding; ductus arteriosus of ductus Botalli (Hierdoor wordt de longcirculatie grotendeels overgeslagen)

(36)

Prenatale diagnostiek

(37)

• Prenatale diagnostiek wordt toegepast als er een verhoogd risico bestaat op de

geboorte van een kind met een ernstige aangeboren afwijking.

(38)

Er is een verhoogd risico als:

• de moeder ouder is dan 36

• de vader ouder is dan 55

• de vrouw al enkele malen een miskraam heeft gehad

• er al eerder een kind is geboren met afwijkingen

• één of beide ouders of familieleden een erfelijke afwijking hebben

(39)

Een voorbeeld

Leeftijd moeder Kans op Down-syndroom:

20 jaar 1: 1528 25 jaar 1 : 1351

30 jaar 1 : 909 35 jaar 1 : 384 40 jaar 1 : 112

45 jaar 1 : 28

(40)

Combinatietest

Sinds 2007 wordt elke zwangere

aangeboden nader onderzoek te laten doen naar aangeboren afwijkingen van het

ongeboren kind (de foetus).

Zwangeren die kiezen voor onderzoek naar het syndroom van Down kunnen de

combinatietest laten doen (bloedonderzoek en nekplooimeting).

(41)

Manieren

• Invasieve methoden:

– Vlokkentest

– Vruchtwaterpunktie – Navelstrengpunctie.

• Niet invasieve methoden:

(Dit zijn vaak risicobepalingen, dus géén diagnostiek)

– maternale serumscreening

– echoscopische nekplooimeting (NT) – niet-invasieve prenatale test, NIPT

(42)

Vlokkentest

• De vlokkentest, chorionvillusbiopsie, kan gedaan worden als de foetus10 weken oud is. Met een naald wordt een stukje van de vlokken van de placenta

opgenomen, vandaar vlokkentest.

(43)

Onderzoek:

• Chromosoomonderzoek kunnen

afwijkingen in de chromosomen, aantallen of vorm, worden vastgesteld.

• Biochemisch onderzoek kunnen een aantal stofwisselings-ziekten worden opgespoord.

• De uitslag is na ongeveer acht dagen bekend.

(44)

Vruchtwaterpunctie

• Als de foetus ongeveer 16 weken oud is, kan een vruchtwaterpunctie, of wel

amniocentese, gedaan worden.

• Een dunne, holle naald wordt in de

vruchtwaterholte gebracht en vervolgens wordt 20 ml vruchtwater opgezogen.

• In het vruchtwater zitten cellen die afkomstig zijn van het embryo.

(45)
(46)

vruchtwaterpunctie

• De uitkomst van het onderzoek is na 2 á 3 weken bekend.

• De kans op een miskraam door de punctie is 0,5%

(47)

Navelstrengpunctie.

• Vanaf de 18e week van de zwangerschap kan een navelstrengpunctie worden

verricht.

• Met een dunne, holle naald wordt de

navelstreng aangeprikt en ongeveer 3 tot 4 ml bloed van het embryo afgenomen.

• De uitslag is binnen twee tot drie dagen bekend.

(48)

Niet-invasieve prenatale test, NIPT

• De nieuwe test (niet-invasieve prenatale test, NIPT) maakt gebruik van fragmenten DNA van de foetus die vrij rondzweven in het bloed van de moeder. Als er meer

DNA van chromosoom 21 aanwezig is dan je zou verwachten, dan is dat een sterke aanwijzing dat de foetus het syndroom van Down heeft.

(49)

Zwangerschap in

Trimesters

(50)

zwangerschap in trimesters

• eerste trimester: Week 1 – 12

– zygote  blastula  gastrula – vorming van placenta

– vorming van organen:

• 4e week:hartje klopt

• 8e week: alle organen in aanleg aanwezig (embryo

 foetus)

– productie van HCG door embryo  gele lichaam blijft bestaan

(51)

Innesteling

Blastula zet zich stevig vast in baarmoederslijmvlies Slijmvlies wordt dikker

Slijmprop ontstaat in baarmoedermond

(52)

3 weken

2 mm

Embryo ligt in vruchtwater  bescherming tegen schokken Placenta & Navelstreng ontstaan

(voor uitwisseling stoffen met moeder)

(53)

4 weken

6 mm

Begin hersenen / ruggegraat Staart

Hart (zakje onder hoofd)

(54)

5 weken

10 mm

Ogen, neus en mond ontwikkelen Start ontwikkeling ledematen

(55)

6 weken

15 mm

Gezicht steeds duidelijker Ontstaan ribben

(56)

8 weken

4 cm

Alle organen aanwezig Begin vorming zenuwstelsel Spieren beginnen te werken

Embryo heet nu FOETUS!

(57)

zwangerschap in trimesters

• tweede trimester: 13 – 26

– snelle groei van de foetus – eerste bewegingen voelbaar

– HCG daalt; placenta produceert progesteron

(58)

13 weken (3 maanden)

8 cm / 28 gram

Lichaam produceert zelf bloedlichaampjes Spieren sterker  ‘schoppen’

(59)

16 weken (4 maanden)

15 cm / 125 gram

Foetus bedekt met laagje donzig haar

Huidcellen maken huidsmeer (bescherming) Geslachtsorganen ontstaan (zien via

echoscopie)

(60)

Zwangerschap in trimesters

• derde trimester: week 27 – 40

– snelle groei van de foetus

– verminderde activiteit foetus (ruimtegebrek)

(61)

5 maanden

23 cm / 380 gram

Zintuigelijke reacties  bijv reacties op licht, geluid en bewegingen moeder

Foetus kan draaien

(62)

7 – 9 maanden

7 mnd: 38 cm / 1300 gram 8 mnd: 40 cm / 2500 gram 9 mnd: 3000 – 4000 gram

Foetus ligt steeds vaker met hoofdje naar beneden

(63)

Bevalling

(64)

De start

Waarom start de bevalling?

• Theorie:

– Kwaliteit placenta neemt af hierdoor minder progesteron.

– Hierdoor stijging van het hormoon prostagladine =>

– Hormoon spiegel oxytoxine gaat omhoog =>

samentrekken en ontsluiten van de baarmoeder.

(65)

Gek?, of toch niet

• Adrenaline remt de werking van oxytoxine, en dus de weeën activiteit.

(66)

Baringskanaal

Benige deel:

• Onderste deel

wervelkolom; staart- en heiligbeen

• Bekken

Weke deel:

• Uterus; baarmoeder

• Cervix;

baarmoederhals

• Vagina

(67)

Indalen

1.Hoofd

2.Baarmoeder 3.Bekken

4.Voor het indalen 5.Na het indalen

6.Hoofd zit in het bekken

(Stadia Hodge 0-4)

(68)

Aankondigen bevalling:

• Tekenen; verliezen van de slijmprop die de baarmoeder afsloot. ( bloederig slijm)

• Terugkerende weeën.

• Breken van de vliezen ( verlies van al dan niet helder vruchtwater.

(69)

Controles

• Controles: POVIAS portio, ontsluiting, vliezen, indaling, aard en stand

(70)

Gebroken vliezen

• In Nederland heeft 4 tot 10 % van de

zwangeren met een zwangerschapsduur tussen de 37 en 42 weken voortijdig

gebroken vliezen.

• Binnen 24 uur begint bij 70% van de

zwangeren de bevalling spontaan, binnen 48 uur is dat 90% en binnen 72 uur 95%.

Nb:Er wordt meestal maximaal 72 uur na het breken van de vliezen gewacht of er vanzelf weeën op gang komen. Komen de weeën niet op gang, dan wordt de bevalling ingeleid in het ziekenhuis.

(71)

Baring in 4 tijdperken

1. Ontsluitingsperiode; begin baring tot volledige ontsluiting (VO)

2. Uitdrijvingsperiode; VO tot geboorte van de baby.

3. Geboren worden van de placenta en de vliezen

4. De eerste 2 uur na de bevalling (post partum)

(72)

Verstrijken van de

baarmoeder-

wand

(73)

Onsluitingsperiode

• Verstrijken van de portio of baarmoederhals

• Check door vaginaal toucher

• De weeënactiviteit gaat van om de 5-7 minuten naar iedere 1-2 minuten

Controles: POVIAS portio, ontsluiting, vliezen, indaling, aard en stand

(74)

uitdrijvingsperiode

• VO

• De baby wordt door de moeder m.b.v.

persweeën naar buiten geperst.

• Persweeën zijn er om de 2-3 minuten en duren ongeveer 1 minuut.

(75)
(76)
(77)
(78)
(79)
(80)
(81)
(82)
(83)
(84)
(85)
(86)
(87)
(88)

Na de geboorte:

• De Apgar score

(89)

Apgar score

• De test wordt gescoord één minuut, vijf minuten en tien minuten na de geboorte en geeft inzicht in de conditie van de baby op vijf vitale criteria:

– Ademhaling

– Pols- en hartslag – Spiertonus

– Kleur van de huid – Reactie op prikkels

(90)

Apgar score

(91)

Nageboorte tijdperk

• De placenta komt los van de

baarmoederwand en wordt geboren.

• Hierna mogen (pas) de ouders gefeliciteerd worden.

(92)

Termen

• A terme (AT) Voldragen (à terme geboren) pasgeborene.

– Kind geboren na zwangerschapsduur van 37 of meer complete weken en voor 42 weken.

(93)

Termen

• Premature/ Vroeggeborene.

– prematuur kind geboren na zwangerschaps- duur korter dan 37 complete weken en langer dan 28 complete weken.

• Immature/ Tevroeggeborene (preterm).

– immatuur kind geboren na

zwangerschapsduur korter dan 28 complete weken en langer dan 16 complete weken.

(94)

Termen

• Postmature Serotien geborene.

– Kind geboren na een zwangerschapsduur langer dan 42 complete weken.

• Dysmature/ Onderontwikkelde geborene

– Kind van wie het geboortegewicht te laag is ten opzichte van het bij de

zwangerschapsduur gebruikelijk voorkomend gewicht.

(95)

Termen

• Gravida/ zwangere

– het getal dat hier wordt ingevuld verwijst naar het aantal keren dat de zv zwanger is

geweest.

• Para/ gebaard

– het aantal kinderen die de zv gebaard heeft

• Amenorrhoe

– periode dat de zv niet meer menstrueert

(96)

Pathologische zwangerschap

(97)

Afbreken zwangerschap

Spontane abortus; miskraam Abortus provocatus; actief

beëindigen van de zwangerschap

(98)

Spontane abortus

• Vroegtijdig miskraam: afsterven van een intra-uteriene zwangerschap vóór de 13e zwangerschapsweek.

• Incomplete abortus: hierbij wordt de vruchtzak niet geheel afgestoten, het bloedverlies zal hierdoor niet stoppen.

• Missed abortion: bij onderzoek (echo) blijkt dat de embryo is gestorven. Maar de vruchtzak wordt niet afgestoten.

• Habituele abortus: herhaldelijke abortus; drie of meer opeenvolgende miskramen.

(99)

Abortus provocatus

• Mag in Nederland tot 24 een

zwangeschapsduur van 24 weken.

Meestal wordt de grens van 22 weken aangehouden, i.v.m. levensvatbaarheid v/d foetus.

• Er is een wachttijd van minimaal 5 dagen tussen het verzoek van abortus en de

uitvoer ervan

(100)

Vormen van Abortus provocatus

• Abortuspil (Mifepristone is een synthetisch steroïde met antiprogestagenen werking)

• Prostaglandinen behandeling

• Zuigcurratage tot 13 weken

• Opwekken van de bevalling m.b.v.

Nalador (geeft uteruscontracties)

• Keizersnede = grote uitzondering

(101)

Problemen tijdens de zwangerschap

Buikpijn

Bedrukte venen syndroom

Bloedingen

Hoge bloeddruk

 Diabetes Gravidarum

(102)

Buikpijn

1. Problemen niet eigen aan de zwangerschap - appendicitis

- PID (Pelvic Inflammatory Disease) - nierproblemen

-

2. Problemen eigen aan de zwangerschap - < 6 maanden zwanger

° miskraam

° EUG

- > 6 maanden zwanger

° solutio

° (premature) contracties

(103)

Bedrukte venen syndroom

(104)

Bedrukte venen syndroom

Vena cava (inferior) syndroom

Zweten Bleek

Bewustzijnsverlies Lage bloeddruk

Bradycardie bij de foetus

SYMPTOMEN

(105)

Bedrukte venen syndroom

BEHANDELING

• Linker zijligging waarom:

Meer ruimte voor de vena cava inferior (=onderste holle ader)

• Eventueel halfzittend

• Zuurstof

(106)

Bloedingen

• Eerste en tweede trimester

 miskraam

 buiten baarmoederlijke zws

• Derde trimester

 solutio placentae

 placenta praevia

 randvenebloeding

 arbeid en bevalling

 uterusruptuur

(107)

Bloedingen

• MISKRAAM

Symptomen

• helderrood tot bruin verlies

• Krampende rug- of buikpijn

• soms pijnloos

(108)

Bloedingen

• MISKRAAM

Behandeling

• controle vitale functies

• maandverband / handdoek

• shockpreventie

• tact

(109)

Bloedingen

• BUITEN BAARMOEDERLIJKE ZWS

SYMPTOMEN -Shock

- Acute buik

- Pijn : buik – onderrug - bovenbenen - Schouderpijn

(110)

Bloedingen

• BUITEN BAARMOEDERLIJKE ZWS

BEHANDELING

- Behandeling shock

- Behandeling Acute buik

(111)

Bloedingen

• PLACENTA PRAEVIA

(112)

Bloedingen

• PLACENTA PRAEVIA

• 0,2 –0,3 % van alle zwangerschappen

• > oudere zwangeren (+35 j)

• > grote meerbarende

(113)

Bloedingen

• PLACENTA PRAEVIA

SYMPTOMEN

• pijnloos vaginaal bloedverlies

• liggingsafwijkingen van het kind

• baarmoeder niet gecontraheerd

• zichtbare bloedverlies = werkelijke bloedverlies

(114)

Bloedingen

• PLACENTA PRAEVIA

Behandeling

Bedrust (evt in acute situatie linker zijligging)

• Vitale functies, infuus evt. zuurstof

• Maandverband

• Sectio caesarea

(115)

Bloedingen

• SOLUTIO PLACENTAE

0,2 % van alle zwangerschappen

Risico’s: > grote meerbarende hypertensie, roken en trauma’s.

Foetale mortaliteit: 50%!

(116)

Bloedingen

• SOLUTIO PLACENTAE

SYMPTOMEN

• Acute hevige pijn (dolksteek)

• uterus “en bois” (harde pijnlijke baarmoeder die niet meer ontspant)

• soms vaginaal bloedverlies

• soms hevige contracties

• soms veel onzichtbaar bloed in uterus

(117)

SOLUTIO PLACENTAE

• Risico’s voor de moeder :

 DIC (Disseminated intravascular coagulation = diffuus intravasale stolling)

 Shock

• Risico’s voor het kind :

 hypoxie

 sterfte

(118)

Bloedingen

• SOLUTIO PLACENTAE

Behandeling

• Linker zijligging

•Stabilisering

•Spoed sectio caesarea

(119)

Hyperemesis gravidarum

Overmatige misselijkheid en/ of braken tijdens de zwangerschap.

(120)

Hyperemesis gravidarum

Oorzaak:

• Hormoon huishouding met name HCG

• Psychosociaal; Stress coping

(121)

Hyperemesis gravidarum

Verschijnselen:

• Braken

• Uitdroging (dehydratie)

• Ketonuri (door verbranding van vetzuren als de glucose en glycogeen voorraden op zijn)

• Electrolyten stoornissen: verlies Na / K door braken

• Vitamine tekorten; C B

(122)

Hyperemesis gravidarum

Gelukkig is het meestal zo dat de groei en ontwikkeling van de foetus niet in gevaar komt.

(123)

Hyperemesis gravidarum

Therapie:

• Rustige kamer (eenpersoons),

tegenwoordig ook gewoon op “zaal”

• Rehydratie

• Corrigeren van elektrolyten en vitaminedeficiënties

• Corrigeren van de voedingstoestand

• Psychosociale begeleiding

• “Tender love and care”

(124)

Hypertensieve aandoeningen

• Er is sprake van zwangerschapshypertensie als bij een vrouw in de tweede helft (na 20 weken) van de zwangerschap een hoge bloeddruk

optreedt.

(125)

Zwangerschapshypertensie

Oorzaken:

– Bij een aantal ziekten is de kans op

zwangerschapshypertensie verhoogd: BV:

diabetes mellitus, vaat- en nierziekten – bestaande hoge bloeddruk.

– Ook bij een meerlingzwangerschap is de kans op zwangerschapshypertensie groter dan

normaal.

– Erfelijke factoren een rol – Onbekend

(126)

Soorten:

• Zwangerschapshypertensie

• Pre-eclampsie

• HELLP- syndroom

• Eclampsie

(127)

Zwangerschapshypertensie

• Opname meestal niet nodig

• Rust

• Controle; RR CTG en bloedcontrole

• Na arm dieet?

• Medicatie (labetalol = ß-Receptor- blokkerende sympathicolytica)

(128)

Pre-eclampsie

• Wanneer er naast de hoge bloeddruk ook een abnormale hoeveelheid eiwit in de

urine aanwezig is (>300 mg eiwit/24 uur), spreekt men niet meer van

zwangerschapshypertensie maar van pre- eclampsie.

• Wordt ook nog wel eens

zwangerschapsvergiftiging genoemd.

(129)

Pre-eclampsie

2. Pre-eclampsie

 oedemen

 hypertensie

 protëinurie

+

- Hoofdpijn - Nausea

- Epigastrische pijn - Visusklachten

- Tintelingen in vingers - Bandpijn

(130)

Pre-eclampsie; Gevolgen moeder

– Convulsies (eclampsie) (info volgt later)

– CVA

– Nierfalen – Leverfalen

– Afname bloedtoevoer placenta

• solutio placenta

– Afwijkingen in de bloedstolling (HELLP) (info volgt later)

– Gecompliceerde partus

• inleiden

• sectio

(131)

Pre-eclampsie; Gevolgen kind

Tijdens zwangerschap

• Foetale groeiachterstand

• Hersenbeschadiging

• Prematuriteit (vroeggeboorte) Tijdens bevalling

• Zuurstof tekort

• Inleiden/Keizersnede

• Sterfte

(132)

Pre-eclampsie; Gevolgen kind

Na bevalling

• Laag geboortegewicht/ dysmatuur

• Blijvende groeiachterstand

• Verhoogde kans aandoeningen/ziektes

– infecties

– lichamelijke en geestelijke handicaps

(133)

Pre-eclampsie Therapie

• Opname

• Bedrust ( vrij voor douche en toilet)

• RR CTG Lab.

• Beeindiging van de zwangerschap

• Medicatie tegen:

– Hypertensie – Convulsies

– Voor de foetus; longrijping

(134)

HELLP syndroom

Het HELLP- syndroom is een ernstigere vorm van preëclampsie.

HELLP staat voor:

Hemolyse( afbraak van de rode bloedcellen), Elevated Liver enzymes( verhoogde

leverenzymen) en

Low Platelets( een laag aantal bloedplaatjes)

(135)

Therapie HELLP syndroom

• Opname

• Bedrust ( vrij voor douche en toilet)

• RR CTG Lab.

• Beëindigen van de zwangerschap

• Medicatie tegen:

– Hypertensie – Convulsies

– Voor de foetus; longrijping

(136)

Eclampsie

• Eclampsie treedt als complicatie op bij 1 op de 200

vrouwen met een ernstige pre-eclampsie of het HELLP syndroom.

• Eclampsie kan zowel voor, tijdens of na de bevalling

optreden en wordt meestal vooraf gegaan door klachten als verhoogde prikkelbaarheid, toegenomen reflexen, 'bandgevoel' (het gevoel dat er om de buik een band strak wordt aangetrokken), hoofdpijn, tintelingen in de handen, toenemende vochtophoping (oedeem)

en sterretjes of flitsen zien.

(137)

Eclampsie

• Eclamptische insulten; tonisch- clonisch

– Tonisch enkele sec. tot minuut

– Clonisch kan zo’n twee minuten duren

• Moeder krijgt alle medische aandacht, als moeder stabiel is, wordt er pas weer naar de foetus gekeken.

(138)

Diabetes Gravidarum

• Normale zwangerschap heeft een insuline- antagonistisch effect. O.a. veroorzaakt

door hormonen die door de placenta worden geproduceerd.

• Deze worden normaal gecompenseerd door verhoogde afgifte van insuline door de pancreas

(139)

Oorzaak

• Bestaande diabetes mellitus

• Niet bekend

• Mogelijk eerste uiting van diabetes mellitus type 2

(140)

Symptomen

• Vaak symptoomloos

• Soms positieve discongruentie:

voorliggende deel van de foetus is te groot voor het baringskanaal (meestal te grote foetus)

(141)

Risico’s

• Baby’s van moeders met

zwangerschapsdiabetes zijn vaak erg groot bij de geboorte, waardoor de

bevalling moeilijker of zelfs gevaarlijker is.

• Letsels tijdens de bevalling

• Neonatale hypoglykemie en neonatale hyperbilirubinemie

(142)

Therapie

• Dieet is vaak al voldoende.

• Bij herhaling hoge bloedglucosespiegels is behandeling met insuline geïndiceerd.

(143)

Pathalogische baring

(144)

Inleiden van de bevalling

• Bij een inleiding brengt men de bevalling kunstmatig op gang.

• Een inleiding vindt altijd plaats in het

ziekenhuis onder verantwoordelijkheid van een gynaecoloog.

(145)

Waarom wordt een bevalling ingeleid?

• Als het om medische redenen voor het kind en/ of de moeder beter om de

zwangerschap niet te continueren.

– Serotieniteit > 42 weken

– Langdurig gebroken vliezen – Hoge bloeddruk

– Groeiachterstand – Dm

(146)

Voorwaarden om tot inleiding over te gaan:

• Rijpe portio; week, kort en evt is er wat ontsluiting

– Onrijpe portio kan rijpen door toedienen van prostaglandines, door gel, zetpil of een

prostaglandineveter

1. Onrijpe portio

2. Zetpil of prostaglandineveter

(147)

Als de portio rijp is

• Breken van de vliezen

• Inleiding met weeën opwekkende medicatie.

1. Vaginaal touche met vliezenbreker

2. Vliezen 3. vruchtwater

1 & 4 CTG (cardiotocogram)

2 & 3 Medicatie via volumepomp

(148)

Verder:

• Na het starten van de inleiding is het verloop in principe hetzelfde als bij een 'normale' bevalling.

1. Ontsluitingsperiode; begin baring tot volledige ontsluiting (VO)

2. Uitdrijvingsperiode; VO tot geboorte van de baby.

3. Geboren worden van de placenta en de vliezen 4. De eerste 2 uur na de bevalling (post partum)

(149)

Kunstverlossing

(150)

Kunstverlossing

• Actief ingrijpen om de bevalling sneller te beeindigen:

– Episiotomie (knip) – Vacuumextractie

– Forceps (tangverlossing) – Sectio caesarea

(151)

Aantal redenen voor een sectio

• Foetale stress/ foetale nood

• Solutio placentae

• Placenta pravia

• Foetus te groot voor het baringskanaal

• Kans op besmetting via baringskanaal (HIV)

• stuitligging van de baby, of een andere ongunstige

ligging die bij natuurlijke geboorte een verhoogd risico meebrengt of deze onmogelijk maakt.

• Niet vorderende uitdrijving

• Uitgezakte navelstreng

(152)

Afwijkende liggingen

• Stuitligging

– Volkomen – Onvolkomen

• Aangezichtsligging

• Voorhoofdsligging

• Dwarsligging

(153)

Stuitliggingen

• Een kind in stuitligging kan vaak gewoon, vaginaal geboren worden waarbij de billen of voeten als eerste worden geboren.

– Onvolkomen stuitligging – volkomenstuitligging

(154)

Onvolkomen stuitligging: met de

benen omhoog

Door de druk in het

baringskanaal zie je soms hematomen:

Jongen; blauw scrotum en bil,

meisje blauwe labia (soms ontveld) en bil.

(155)

Volkomen stuitligging: met

gebogen langs het lichaam

Door de druk in het

baringskanaal zie je soms hematomen:

Jongen; blauw scrotum en bil,

meisje blauwe labia (soms ontveld) en bil.

(156)

Aangezichtsligging

• Een kind in aangezichtsligging kan vaak gewoon, vaginaal geboren worden waarbij het gezicht als eerste wordt geboren.

Door de druk in het

baringskanaal zie je soms hematomen:

Blauw gezichtsgelaat en opgezwollen lippen.

(157)

Voorhoofdsligging

• Het kind kan in deze ligging niet vaginaal geboren worden.

• Soms kan m.b.v. een vacuümextractor geprobeerd worden het kind te draaien.

(158)

Dwarsligging

Het kind kan in deze ligging niet vaginaal geboren worden.

(159)

Kraambed

Een paar problemen…

(160)

Maternale problemen

Problemen bij de moeder

(161)

Rhesus D

• Ongeveer 16% van de zwangeren is Rh -, indien de foetus Rh + is gaat de moeder antistoffen maken.

• Als de moeder rhesusantistoffen heeft aangemaakt krijgt ze twee keer een

injectie met anti-D gammaglobuline

(tijdens de zwangerschap rond week 30 en binnen 48 uur na de bevalling.

(162)

Rhesus D

(163)

1

ste

graads

Perineumruptuur

• 1ste graads

– Huid is ingescheurd; subcutis en spieren zijn intact. Hechten is meestal niet nodig.

(164)

2

de

graads Perineumruptuur

• 2de graads

– Huid, subcutis, perineumspieren en

vaginawand zijn ingescheurd (subtotaal ruptuur). Hechten is noodzakelijk

(165)

3

de

graads Perineumruptuur

• 3de graads

– Huid, subcutis, perineumspieren en

vaginawand zijn ingescheurd. Maar ook de sfinkterspieren v/d anus (totaal ruptuur).

Hechten is noodzakelijk + bedrust & AB

(166)

Complicaties

Bij een 3de graads perineumruptuur.

– Infectie

– Ontstaan van een fistel tussen rectum en vagina; rectovaginalefistel

– Incontenentie van faeces

(167)

Fluxus = Haemorrhagia postpartum HPP

• Fluxus is een nabloeding > 1 liter.

– Normaal bloedverlies niet meer dan ½ liter.

Oorzaken:

– Achterblijven van (stuk) placenta

– Atonie van de uterus; wondbed wordt niet dichtgedrukt

(168)

Therapie

• Bloeding stoppen:

• Manueel placenta(rest) verwijderen.

• Atonie uterus bestrijden; massage, borstvoeding, koude kompressen urineren

• Ballontamponade

• Medicatie uterotonicum

• Shock bestrijden;

• infusie; toediening van kristalloïden, colloïden,bloedproducten en zo nodig

stollingsfactoren om orgaanschade te voorkomen

(169)

Endomitritis post partum

• Ontsteking van het slijmvlies

(endometrium) van de baarmoeder.

De belangrijkste symptomen worden

waargenomen van de derde tot de vijfde dag na de bevalling:

- koorts;

- hoofdpijn;

- riekende lochia (vloed).

(170)

Therapie

• Antibiotica

• Bij placentarest; ermetrinetabletten, deze zorgen voor uteruscontracties.

• Goede hygiëne, schoon kraamverband extra perineumspoelingen enz.

(171)

Mastitis

• Mastitis is een ontsteking van de borst, meestal veroorzaakt door een

infectie. Bacteriën raken vaak via tepelkloven in de melkgangetjes en

kunnen zo aanleiding geven tot mastitis.

(172)

Enkele oorzaken

• Onregelmatig en onfrequent borstvoedingspatroon en te korte duur van de borstvoeding.

• Voedingen overslaan.

• Slechte aanlegtechniek waardoor onefficiënte verwijdering van melk

• Beschadiging van de tepel.

• spruw

• Teveel aan melk.

• Druk op de borst (spannende BH, veiligheidsgordel).

• Mastitis in voorgeschiedenis.

(173)

Symptomen

• Pijnlijke, warme, harde en gezwollen driehoekige zone thv de borst

• Soms veralgemeende zwelling van de borst met:

• Gegeneraliseerde malaise en ziek gevoel

• Koorts (38.5° C of meer)

• Pijn of branderig gevoel tijdens het geven van borstvoeding.

(174)

therapie

• Effectieve verwijdering van de melk.

• Het extra evacueren (afkolven) van de borst na de voeding.

• Medicatie; antibiotica en pijnstilling

• Hygiene

• Warmte toediening

(175)

Psychische problemen post partum

• Post partum depressie

• Kraambed psychose

(176)

Problemen bij het kind

pasgeborene

(177)

Geboorteletsel

Door de krachten die tijdens de

uitdrijvingsperiode op het kind inwerken, met name bij kustverlossingen

• Cefaal hematoom

• Schouder luxatie

• Sleutelbeen #

• Zenuwletsel

(178)

Infecties

• Navelstrengstomp

• Spruw (schimmelinfectie)

• Infecties opgelopen tijdens de uitdrijving

(179)

Hyperbilirubinemie

• Hyperbilirubinemie is een aandoening die wordt gekenmerkt door een toename van bilirubine in het bloed, die kan resulteren in icterus.

• Bilirubine, een afbraakproduct van de rode bloedcel, wordt gewoonlijk uitgescheiden in de gal en faeces.

(180)

Verschijnselen

• Icterus

• Diepe slaap = Lethargie

• Sufheid

• Hypotonie

• Slecht drinken.

• Daarna hypertonie; hypertonie bestaat uit overstrekken van de nek retrocollis) en

van de romp (opisthotonus)..

(181)

Therapie

• De behandeling bestaat uit het plaatsen

van het kind op of onder een speciaal licht.

Dit door middel van een fotoluxlamp of bilibedje.

• Het licht bewerkt de bilirubine zodanig dat het met de urine en ontlasting

uitgescheiden kan worden

(182)

Therapie

• Soms is het noodzakelijk om een wisseltransfusie toe te passen.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Indien dit (nog) niet mogelijk is zal er in deze fase met u gesproken worden over de manier van voeden op het moment dat u niet aanwezig bent en de baby wel zelf actief wil

Omdat een vaginale bevalling van een kind in stuitligging meer risico kan geven dan van een kind in hoofdligging, mag je kiezen voor een

Uw baby geeft tijdens het drinken signalen af of het drinken goed gaat.. Op deze pagina leest u adviezen om uw baby op een natuurlijk en aangename manier te leren drinken uit

15 En het geschiedde, toen de engelen van hen weggegaan waren naar de hemel, dat de herders tegen elkaar zeiden: La- ten wij nu naar Bethlehem gaan en dat woord zien dat er ge-

Omdat de risico’s voor moeder en kind het kleinst zijn bij een vaginale bevalling in hoofdligging biedt het Verloskundig Samenwerkingsverband Breda (VSV) in Amphia de mogelijkheid

We haalden de pers en we bereik- ten jongeren die kampen met de- zelfde moeilijkheden, maar voor- al konden we de publieke opinie uitleggen dat laaggeschoolde jon- geren niet

Als dat niet lukt dan heeft u, afhankelijk van uw situatie, de keuze tussen een gewone vaginale bevalling (stuitbevalling) in het ziekenhuis, of een keizersnede.. Het kan ook zijn

Dat heeft ook een keerzijde: als het kind gemakkelijk te draaien is, is de kans ook groot dat het zelf weer terug draait.. In een aantal situaties is het