• No results found

Oud Archief

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Oud Archief"

Copied!
1
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Danny Beckers Oud Archief NAW 5/4 nr. 3 september 2003

229

Danny Beckers

Universiteit Nijmegen, Mathematisch Instituut Postbus 9010, 6500 GL Nijmegen

dbeckers@sci.kun.nl

Oud Archief

Wiskunde van nu is voor een groot deel het werk van mensen die al lang geleden zijn ge- storven. Wat waren dat voor mensen en wat hield hen bezig? Hoe verdienden ze de kost en hoe keek de maatschappij tegen hen aan?

Danny Beckers, gepromoveerd in de geschie- denis van de wiskunde aan de Katholieke Uni- versiteit Nijmegen, neemt ons mee in de ar- chieven van de wiskunde.

Leerlingen vwo wiskunde A oude stijl en hun docenten herinneren zich wellicht nog de gra- fiekjes waaruit ze geacht werden het kritie- ke gebied van een binomiale verdeling af te lezen, gegeven de kans op ‘succes’, de steekproefgrootte en de vooraf gekozen on- betrouwbaarheidsdrempel. De wijze waarop deze ingenieuze grafiekjes tot stand waren gekomen was voor de meeste leerlingen een raadsel, maar het gebruik ervan was verbluf- fend eenvoudig. Tegenwoordig halen leerlin- gen dezelfde informatie (eveneens op uiterst eenvoudige wijze) uit hun grafische rekenma- chine. En voor de meesten zal de achterlig- gende constructie tevens een raadsel zijn. De grafiekjes waren een van de laatste overblijf- selen van het vakgebied der nomografie.

Nomografie laat zich het eenvoudigst om- schrijven als ‘rekenlinialen voor gevorder- den’. In 1891 publiceerde de Franse ingenieur en wiskundige Maurice d’Ocagne, hoogleraar aan de prestigieuze École Polytechnique, de eerste volledige verhandeling over de nomo- grafie, getiteld Les calculs usuels effectués au moyen des abaques (‘abaque’ is het Franse woord voor nomogram). Sindsdien was het een vakgebied waar met name onder inge- nieurs veel belangstelling voor bestond. Via het tijdschrift van het Koninklijk Instituut voor Ingenieurs maakten ook de Nederlandse in- genieurs al snel kennis met de nieuwe me- thode.

Zowel de burgerlijke ingenieurs uit Delft als hun militaire collegae uit Breda kregen al snel met nomogrammen te maken. No-

mogrammen ten behoeve van hydrografi- sche toepassingen, rekenwerk aan spoorwe- gen en berekeningen aan betonconstructies werden in tijdschriften gepubliceerd. Maurice d’Ocagne werd benoemd tot erelid van het Wiskundig Genootschap en introduceerde de nomografie bij de Nederlandse wiskundige gemeenschap tijdens een voordracht voor de genootschapsleden.

Tijdens de Eerste Wereldoorlog werd aan Franse zijde van het front veel gebruik ge- maakt van nomogrammen om snel een be- nadering te kunnen maken van de waarde van formules —iets dat anders veel rekenwerk vergde. Met name na de oorlog nam het ge- bruik van nomogrammen flink toe. Het eer- ste Nederlandse lesboek verscheen in 1926.

Rond die tijd zal het vak ook wel een vaste plek in het rooster van de technische opleidin- gen hebben gekregen. Meer inleidingen tot de nomografie werden in 1930 en 1937 gepubli- ceerd.

De afbeelding betreft een nomogram ten behoeve van een toepassing in de hydro- grafie. Gegeven de waarde van de bodem- breedteben de dieptedvan een bepaalde vorm kanaal (trapezium met taluds 2 op 3) helpt dit nomogram bij het snel bepalen van een benadering voor de gemiddelde straalR, die in hydrografische toepassingen een rol speelt. Door het verbinden van het punt op de b-schaal (rechts) en het punt op ded-schaal (links), vind de gebruiker een snijpunt op de R-schaal in het midden en kan hij eenvoudig de gewenste benadering aflezen.

Het bewuste nomogram is afkomstig uit het lesboek Nomografie (1949) van de Delft- se lector N.D. Haasbroek. In dat boek treft men tevens een voorwoord van de hoogleraar Roelofs. Roelofs wilde met zijn voorwoord het belang van de nomografie onderstrepen. De techniek, zo stelde hij, vereiste snelle bena- deringen. Voor de ingenieur was het boven- dien nuttig wanneer hij zicht had op het ge- drag van onderling afhankelijke variabelen.

Door slimme projecties toe te passen was men in staat nomogrammen te produceren die zelfs zes onderling afhankelijke variabe- len overzichtelijk in een diagram weergaven.

Met de komst van de computer werd de nomografie langzaam maar zeker overbodig.

Economen en statistici hebben nog het langst gebruik gemaakt van nomografische hulp- middelen. Dankzij de opname van het onder- werp statistische toetsing in de eindtermen van het wiskunde A programma voor het vwo in 1987 heeft een hele generatie middelba- re scholieren (onbewust) nog net een staartje van het eens zo succesvolle vakgebied mee- gemaakt. Vandaag de dag zijn nomografi- sche instrumenten nog slechts museumstuk- ken waarbij van sommige niet eens meer be- kend is wat ze nu eigenlijk uitrekenden. k Literatuur

N.D. Haasbroek, Nomografie, Amsterdam (1949)

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Ondertussen is dit besluit begin februari alweer teruggedraaid door het aannemen van twee moties in de Tweede Kamer: vanaf schooljaar 2019–2020 zal er géén centrale rekentoets

Echter tussen de 101 en 1000 zijn er nog eens elf getallen waarvan niet bekend is of ze de som van drie derde machten zijn en boven de 1000 zijn er nog oneindig veel meer van

Van der Vaart krijgt het lintje niet alleen voor zijn baanbrekende werk in de statistiek, maar ook voor de vele bestuurlijke functies die hij

De wiskundigen Will Sawin van Columbia University en Mark Shusterman van de University of Wisconsin-Madison hebben het tweelingpriemvermoeden bewezen voor eindige velden. Het

leraar bij de Universiteit van Amsterdam en heeft jarenlang het Nederlandse team voor de Internationale Wiskunde Olympiade gecoacht..

Hierdoor kunnen de lijnen in het netwerk die het meest kwetsbaar zijn voor schommelingen in weerpatronen geïdentificeerd worden, evenals het meest waarschijnlijke scenario

Uiteindelijk schreven Houston en zijn collega’s Pantone en Vatter een artikel over de ondergrens voor het probleem met als eerste auteur de anonieme

Zijn vakgebied richt zich op het ontwikkelen van de wiskundige taal voor het beschrijven in de tijd van veran- deringen in toestanden en bewegingen van fysische en wiskundige