• No results found

1 T/H ANTWOORDENBOEK. geschiedenis voor de onderbouw

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "1 T/H ANTWOORDENBOEK. geschiedenis voor de onderbouw"

Copied!
103
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

geschiedenis

voor de onderbouw

(2)

Auteurs Hans Bulthuis Eleonoor Geenen Mark Hagenaars Jessie Jongejans Frank Kerstjens Barbara Peters Redactie Wieke Schrover Judith Tadema

www.memo-malmberg.nl Vierde editie

Malmberg ‘s-Hertogenbosch

geschiedenis

voor de onderbouw

1 T/H ANTWOORDEN

(3)

2

1

2

3

Basis

Verdieping

Basis

Verdieping

Basis

Verdieping

,QWURGXFWLH    

De tijd van jagers en boeren • Het ontstaan van beschavingen

1 Orientatie 6

2 Jagen en verzamelen in de steentijd 8

3 De landbouw komt op 10

4 Egypte en de Nijl 12

5 De Egyptische samenleving 14

6 Goden en mummies 16

7 Piramides en hunebedden 18

8 Afsluiting 20

De tijd van Grieken en Romeinen • De Grieken en Romeinen

1 Orientatie 22

2 Het leven in een Griekse stadstaat 24

3 Geloof en cultuur bij de Grieken 26

4 Het Romeinse Rijk 28

5 Romanisering 30

6 Het christendom in het Romeinse Rijk 32

7 Volksvermaak in Rome 34

8 Afsluiting 36

De tijd van monniken en ridders • Vorsten, monniken en boeren

1 Orientatie 38

2 De Franken komen 40

3 Leven op het platteland 42

4 De verspreiding van het christendom 44

5 De islam in Europa 46

6 Trouw aan de heer 48

7 Symbolen in middeleeuwse kunst 50

8 Afsluiting 52

   ,QWURGXFWLH    

(4)

4

5

6

3

De tijd van steden en staten • Stedelingen, vorsten en de paus

1 Orientatie 54

2 Oorlog in naam van God 56

3 Nieuwe steden gaan handeldrijven 58

4 De middeleeuwse stedeling 60

5 Alles draait om het geloof 62

6 Vorsten willen meer macht 64

7 Graaf Floris V van Holland 66

8 Afsluiting 68

De tijd van ontdekkers en hervormers • Een eeuw van grote veranderingen

1 Orientatie 70

2 De oudheid wordt opnieuw geboren 72

3 De ontdekkingsreizen 74

4 Problemen in de kerk 76

5 Problemen in de lage landen 78

6 Een langdurige strijd 80

7 De verovering van het Inca-rijk 82

8 Afsluiting 84

De tijd van regenten en vorsten • De Gouden Eeuw

1 Orientatie 86

2 Handel over de hele wereld 88

3 Reizen naar de Oost en de West 90

4 De Gouden Eeuw 92

5 Burgers aan de macht 94

6 Vorsten met macht 96

7 Michiel de Ruyter, een held? 98

8 Afsluiting 100

   &RORIRQ    

Basis

Verdieping

Basis

Verdieping

Basis

Verdieping

(5)

Een spannend vak?

Intro

In deze eerste paragraaf van het boek leer je werken met Memo en denk je na over de vraag: waarom krijg je op school het vak geschiedenis? Eerst lees je de intro in het handboek (HB) en bekijk je de afbeelding. Dan maak je de vragen over de intro in het werkboek (WB).

1 Bekijk de familiefoto van HB bron 1 (bron 1 in het hand- boek). Als de man zonder geheugen deze foto in zijn album zou zien, wat weet hij dan niet meer over de foto?

Bijvoorbeeld: wie de mensen op de foto zijn of waar de foto genomen is.

2 Wat weet je allemaal niet meer als je geen geheugen hebt?

Kruis aan (bij aankruishokjes zijn altijd meer antwoorden goed).

□ Hoe je vader of moeder heet.

□ Hoe je moet praten.

□ Waar je woont en waar je school is.

□ Of je huisdieren hebt die je moet voeren.

□ Wie je vrienden zijn.

□ Hoe je moet eten.

3 Als je geen geheugen hebt, ben je allerlei gebeurtenissen uit het verleden vergeten. Leg uit waarom je dan moeilijk een band met je familie kunt hebben.

Omdat je niet meer weet hoe je

familieleden eruitzien, hoe ze heten en wat je samen hebt meegemaakt.

Verwerking

De verwerkingsvragen helpen je de leertekst begrijpen.

Lees eerst de leertekst.

4 Gebruik de leertekst en de begrippenlijst.

a Niet alles wat vroeger gebeurd is, hoort bij het vak geschiedenis. Kruis de onderwerpen aan die volgens jou bij het vak geschiedenis horen.

□ Welke planten en dieren er vroeger waren.

□ Wat mensen vroeger aten en waar ze woonden.

□ Hoe het heelal, de sterren en de planeten zijn ontstaan.

□ Hoe mensen vroeger dachten over het ontstaan van de aarde.

□ Hoe het land Nederland is ontstaan.

□ Waardoor er in het verleden verschillen zijn ontstaan tussen groepen mensen.

b Vul het ontbrekende woord in.

Het vak geschiedenis houdt zich bezig met wat

mensen

in het verleden deden.

5 Een historicus onderzoekt bronnen om meer te weten te komen over de geschiedenis, bijvoorbeeld familiefoto’s. De familiefoto in HB bron 1 is uit 1950. Welke informatie kun je uit deze bron halen? Geef een voorbeeld.

Bijvoorbeeld: informatie over de haar- dracht of kledingstijl in de jaren 50 of over hoe mensen woonden.

6 a Het vak geschiedenis heeft verschillende doelen. Welke historische onderzoeken horen bij welk doel? Maak de juiste combinaties.

Historische onderzoeken:

A In Suriname wonen veel verschillende mensen: indianen, Afrikanen, blanken en Aziaten. Je onderzoekt hoe dat komt.

B Volgens veel Israëliërs hoort de stad Jeruzalem bij Israël, omdat de stad ooit van hen was. Veel Palestijnen vinden dat Jeruzalem van hen is, omdat de stad lang in hun handen was. Je onderzoekt wie gelijk heeft.

C In de 16e eeuw begonnen Europeanen te handelen in mensen uit Afrika. Hoe moet je oordelen over deze slaven- handel?

D Je doet onderzoek naar je familiestamboom. Het blijkt dat je familie in de 17e eeuw vanuit Frankrijk naar Neder- land is verhuisd.

E In de jaren 30 stemden veel mensen in Duitsland op de partij van Adolf Hitler. Je onderzoekt waarom ze dat deden.

Doelen:

1 Geschiedenis geeft je een idee over wie je bent.

2 Je leert de wereld te begrijpen.

3 Je leert je af te vragen wat waar is.

4 Je leert je af te vragen waarom iemand een bepaalde mening heeft.

5 Je denkt veel na over wat goed of slecht is om te doen.

Juiste combinaties:

A2, B3, C5, D1, E4.

Br on 2 Een tijdbalk.

5000 v.C. 4000 v.C. 3000 v.C. 2000 v.C.

(6)

b Door de geschiedenis te onderzoeken leer je veel over hoe mensen zich gedragen en denken. Kijk naar de onderzoeken in vraag a (A-E). Uit welk onderzoek zou je iets kunnen leren over mensen dat nuttig is voor deze tijd?

Bijvoorbeeld: uit onderzoek E kun je leren waarom mensen op een discriminerende partij stemmen en hoe je dat nu zou kunnen voorkomen. Of: uit onderzoek C kun je leren waarom mensen andere mensen verkopen en hoe we in deze tijd mensenhandel kunnen tegengaan.

7 Bekijk HB bron 2 en lees WB bron 1. Waarom houden deelnemers van deze historische veldslag zich met geschie- denis bezig?

□ Ze hebben er plezier in om een veldslag na te spelen.

□ Het leert hun de wereld beter te begrijpen.

□ Ze vinden het spannend om met oude wapens te spelen.

□ Deelnemers uit Nederland voelen zich trots door de prestaties van de Nederlandse prins Willem.

□ Het helpt hun beter te begrijpen hoe die veldslag precies verliep.

Br on 1 Een krantenbericht.

‘Slag bij Waterloo’ trekt 70.000 bezoekers

BRUSSEL - Een reconstructie van de slag bij Waterloo heeft dit weekend in totaal ruim 70.000 bezoekers getrokken. Vooral zondag was het druk, met 40.000 belangstellenden. Aan het naspelen van de historische veldslag namen zo’n 3.000 fi guranten deel uit zeventien landen, voorzien van historische wapens en andere attributen.

De echte slag bij Waterloo, een plaatsje ten zuiden van Brussel, vond plaats in 1815. De Franse troepen van keizer Napoleon Bonaparte werden daar verslagen door Britse, Duitse, Nederlandse en Belgische troepen.

De latere Nederlandse koning Willem II speelde bij de gevechten een belangrijke rol.

Vrij naar: De Telegraaf, 20 juni 2010.

8 Bekijk HB bron 3. Een historicus onderzoekt bronnen om te achterhalen wat er in het verleden precies gebeurd is. Welke informatie geven deze bronnen over de slag bij Waterloo?

Het skelet:

bijvoorbeeld waar een soldaat is gesneuveld tijdens de slag of welke wapens tijdens de slag werden gebruikt.

De steek:

de Franse keizer heeft waar- schijnlijk verloren, omdat de steek zich in een Duits museum bevindt.

Toepassingsopdracht

Bij de toepassingsopdracht oefen je historische vaardig- heden en werken met bronnen.

9 Bekijk WB bron 2. Het is een tijdbalk waarop je gebeurtenis- sen uit het verleden plaatst. Op die manier krijg je een mooi overzicht van de tijd.

a Meet met een liniaal hoe groot ieder vakje van de tijdbalk is.

Ieder vakje is ongeveer

4

centimeter.

b Hoeveel jaren stelt ieder vakje voor?

1.000 jaar.

c Welke gebeurtenis is het begin van onze jaartelling?

De geboorte van Jezus Christus (het jaar 1).

10 In het volgende hoofdstuk leer je over de prehistorie, de oudste geschiedenis. Pas in de derde klas kom je aan in de 20e eeuw en leer je over gebeurtenissen als de Tweede Wereldoorlog. In klas 1 t/m 3 bestudeer je de hele geschie- denis.

a Kleur op de tijdbalk de periodes/tijdvakken die je dit jaar bestudeert:

• de prehistorie: tijd van jagers en boeren (tot 3000 v.C.).

Kleur deze periode groen.

• de oudheid: tijd van Grieken en Romeinen (3000 v.C.-500 n.C.). Kleur deze periode blauw.

• de middeleeuwen: tijd van ridders en monniken en tijd van steden en staten (500-1500 n.C.). Kleur deze periode rood.

• de 16e eeuw: tijd van ontdekkers en hervormers (1500-1600 n.C.). Kleur deze periode geel.

• de 17e eeuw: tijd van regenten en vorsten (1600-1700 n.C.). Kleur deze periode oranje.

b Zet een dikke zwarte stip op de tijdbalk bij het jaar waarin we nu leven. Zet het jaartal erbij.

11 Teken op een apart blaadje een tijdbalk van je eigen leven.

• De tijdbalk begint met je geboortejaar.

• Zet de jaren bij de streepjes op de tijdbalk.

• Zet belangrijke gebeurtenissen uit je leven in de tijdbalk.

• Doe er ten minste drie bronnen bij die informatie geven.

1000 v.C. 1 1000 n.C. 2000 n.C. 3000 n. C.

(7)

1 Oriëntatie

1 Het ontstaan van beschavingen

Intro

Bij het vak geschiedenis leer je over vroeger. Onderzoekers zoeken in de grond naar oude munten, helmen en mummies uit de prehistorie en de oudheid. Anderen duiken in dag- boeken en brieven uit de middeleeuwen. Ze willen er alles van weten.

  In de intro hierboven staan de drie periodes die in de brugklas behandeld worden. Welke periodes zijn dat?

Prehistorie, oudheid en middeleeuwen.

  a Naar welke tijd zou jij wel (eventjes) terug willen?

Je eigen antwoord.

b Welk beroep uit die tijd zou je dan willen hebben?

Je eigen antwoord.

c De mensen hadden in het verleden veel minder luxe spullen en er waren ook geen medicijnen tegen ziekten.

Welke spullen zou je het liefst mee willen nemen naar de tijd die je bij a hebt genoemd?

Je eigen antwoord.

  Bekijk HB bron 2. De kaart gaat over een grote verandering voor de mensheid. Deze verandering begon in het Midden- Oosten.

a Over welke verandering gaat het?

De ontdekking van de landbouw.

b Een middel van bestaan heeft te maken met hoe je in leven blijft, bijvoorbeeld door handel te drijven of aan landbouw te doen. Voordat mensen graan verbouwden en vee hielden, hadden ze andere middelen van bestaan.

Welke twee?

□ Handeldrijven.

□ Verzamelen van bessen, graankorrels en wortels.

□ Jagen op dieren.

□ Huizen bouwen.

  Egypte en Mesopotamië liggen bij grote rivieren.

a Welke drie grote rivieren zie je in HB bron 2?

De Nijl, de Eufraat en de Tigris.

b In de landbouw heb je boeren die vee houden en boeren die gewassen verbouwen. Waarom is water voor hen belangrijk?

Het vee moet drinken en kunnen grazen.

Akkers moeten bevloeid worden.

Historisch denken

Hoe leren we over de geschiedenis?

Een reisje maken naar de tijd van Grieken en Romeinen of de tijd van monniken en ridders kan natuurlijk niet. Je kunt wel veel ontdekken over het verleden. Speciale speurneuzen, zoals archeologen en geschiedkundigen, weten hoe dat moet. Archeologen doen opgravingen. Ze zoeken naar ongeschreven overblijfselen. Ze moeten dat voorzichtig doen, want oude dingen gaan snel kapot. Een archeoloog gebruikt liever een kleine schep en een kwast dan een bulldozer.

Geschiedkundigen onderzoeken geschreven overblijfselen.

Een historicus (geschiedkundige) onderzoekt of een oude brief of foto echt is en geen namaak. Oude voorwerpen en geschriften vertellen iets over vroeger. Ze zijn een bron van informatie. Daarom worden ze bronnen genoemd. Er zijn geschreven en ongeschreven bronnen.

  Archeologen en geschiedkundigen willen informatie vinden over het verleden, bijvoorbeeld over Egyptische mummies.

a Stel je voor dat jij historicus bent.

In een Egyptisch museum sta je bij de mummie van farao Toetanchamon. Hij is al op 18-jarige leeftijd overleden. Wat wil je ontdekken over deze koning?

Bijvoorbeeld: hoe hij gestorven is.

Je interviewt een mevrouw die in 1930 is geboren. Over welke gebeurtenis kan die mevrouw je iets vertellen?

Bijvoorbeeld: over de Tweede Wereld- oorlog.

b Streep door wat niet juist is.

Over de Tweede Wereldoorlog is gemakkelijker • moeilijker informatie te vinden dan over jagers op mammoeten. In de tijd van de mammoetjagers had je nog geen schrift. Er zijn uit die tijd alleen geschreven • ongeschreven bronnen.

De meeste informatie over de Tweede Wereldoorlog is te vinden in geschreven • ongeschreven bronnen. Het dagboek van Anne Frank is een goed voorbeeld van een geschreven • ongeschreven bron.

  a Welke soorten bronnen ben je tot nu toe tegengekomen in dit werkboek? Zet ze in het schema. Er staan al een paar voorbeelden.

b Uit welke periode heb je alleen maar ongeschreven bronnen?

(8)

A Uit de middeleeuwen.

B Uit de Tweede Wereldoorlog.

C Uit de oudheid.

D Uit de prehistorie.

Ongeschreven bronnen Geschreven bronnen

Helmen

Munten

Mummies

Kranten

Tekeningen

Brieven

Speerpunten

Dagboeken

  Bekijk HB bron 1. Is dit een ongeschreven of een geschreven bron?

A Alleen een ongeschreven bron.

B Alleen een geschreven bron.

C Een ongeschreven én een geschreven bron.

  Lees WB bron 1 en gebruik HB bron 1.

a De opgraving van Carter was wereldnieuws in november 1922. Hoe kwam dat?

Hij ontdekte het graf van een Egyp- tische farao met alle schatt en erin.

b Waren de Egyptenaren in HB bron 1 arme boeren of waren zij rijk en machtig? Leg je antwoord uit.

Rijk en machtig: alleen rijke en machtige Egyptenaren hadden zo’n graf. Voor arme boeren was het graf heel simpel.

Bron 1 Het graf van een Egyptische koning.

Prachtige dingen

In november 1922 opende archeoloog Howard Carter de grafkamer van farao Toetanchamon. Achter Carter stond lord Carnarvon, de sponsor van Carter, die zich bijna niet kon beheersen. Hij vroeg: ‘Wat zie je, wat zie je?’ Het bleef even stil en toen zei Carter met een trillende stem:

‘Ik zie prachtige dingen.’

  Je gaat nu aan het werk als archeoloog. Kijk nog eens goed naar HB bron 1. Wat kun je leren over het leven van de Egyptenaren met behulp van deze bron? In WB bron 2 zie je dezelfde tekening. Schrijf in de ballonnen wat je ontdekt.

Bron 2 Een muurschildering in een graf: een Egyptenaar op jacht.

Hiërogliefen

Papyrusriet Boot

Kat Werphout

De Nijl (vissen)

  Dit hoofdstuk gaat over de tijd van jagers en boeren.

Archeologen en geschiedkundigen hebben de leefwijze van jagers en boeren onderzocht. Lees de uitspraken in het schema. Past de uitspraak bij het leven van jagers of bij dat van boeren? Zet een kruisje in de juiste kolom.

Jagers Boeren Trokken rond om aan

voedsel te komen

X

Woonden op vaste plaatsen, dicht bij de akkers

X

Woonden in tijdelijke

kampen

X

Verbouwden voedsel

X

Aten meer vlees

X

Moesten bij hun akkers

blijven

X

Verzamelden vruchten

en ander voedsel

X

Aten meestal

graanproducten

X

(9)

Basis 2 Jagen en verzamelen in de steentijd

Intro

Het is bijna niet voor te stellen. De oermensen in de steentijd keken geen tv, maar keken naar hun houtvuur. Boven de vlammen draaide een hertenbout of een zwijn aan het spit.

Niet als verpakt stukje vlees in de supermarkt gekocht, maar zelf gevangen bij het jagen.

  Bekijk HB bron 1 en lees de intro.

a Hoeveel jaar zit er ongeveer tussen de eerste oermens op de afbeelding en de mensen tegenwoordig?

Bijna 4 miljoen jaar.

b Er is in de loop van de tijd veel veranderd in het uiterlijk van de mens. Noem twee veranderingen.

Mensen gingen rechtop lopen, hun gezicht werd minder aapachtig en de beharing verminderde.

c Welke verandering is niet gemakkelijk te zien?

A Dat mensen langer werden.

B Dat mensen meer hersens kregen.

C Dat mensen rechter gingen lopen.

D Dat mensen minder behaard raakten.

  De homo sapiens was slimmer dan zijn aapachtige voor- ouders. Noem twee dingen die homo sapiens wel kon, maar zijn voorgangers niet.

Bijvoorbeeld: zelf vuur maken, hutt en bouwen, sieraden maken.

  Bedenk een leuk kopje bij deze bron.

Je eigen antwoord, bijvoorbeeld: onze familie.

Verwerking

  Lees de leertekst goed door.

a De volgende gebeurtenissen staan door elkaar. Zet de letters in de juiste volgorde van tijd. Begin met wat het eerst gebeurde.

A Mensen gingen vuur gebruiken.

B De vroegste voorouder van de mens ging rechtop lopen.

C 65 miljoen jaar geleden stierven de dinosaurussen uit.

D De homo sapiens ontstond.

Juiste volgorde:

C, B, A, D.

b Er zijn spannende speelfi lms over reusachtige vleeseters zoals de T-Rex die achter mensen aangaan. Leg uit of onze voorouders in de steentijd door dinosaurussen werden opgevreten of dat zij zelf op deze beesten jaagden.

Geen van beide: de dinosaurussen waren al veel eerder uitgestorven.

  Vuur was erg belangrijk voor de eerste mensen.

a Waar gebruikten de oermensen het vuur voor?

□ Voor het verbranden van stukken bos.

□ Om gevaarlijke dieren op afstand te houden.

□ Om zich te warmen.

□ Om vlees te bereiden.

b Zelf een vuurtje maken zonder lucifers of aansteker is lastig. Daar moet je slim voor zijn. Kijk nog eens naar HB bron 1. Welke oermens kon zeker nog geen vuur maken?

De eerste, die was nog niet slim genoeg.

c Bekijk HB bron 2. Voor de mensen die naar gebieden in het noorden trokken, was vuur erg belangrijk. Leg dat uit.

Zij hadden vuur nodig om zich te warmen in het koude noorden.

  Hieronder staan twee rijen met namen en begrippen. Er staat in elke rij een woord dat er niet bij hoort. Streep dat woord door. Maak daarna een kloppende zin met de drie overgebleven woorden.

A ongeschreven bron • archeoloog • schrijven • prehistorie

Archeologen onderzoeken ongeschreven bronnen uit de prehistorie.

B steentijd • hout • vuistbijlen • plastic

In de steentijd bewerkten de mensen hout en steen en maakten ze vuistbijlen.

  Bekijk HB bron 3.

a Jagers en verzamelaars gebruikten veel materialen om werktuigen en wapens van te maken. Waar heeft de naam

‘steentijd’ mee te maken? Twee antwoorden zijn goed.

□ Steen vergaat niet, hout en botten wel.

□ Steen werd mooier bewerkt door de oermensen.

□ Pijlpunten, vuistbijlen en speerpunten van steen zijn bewaard gebleven.

□ Behalve steen waren er geen andere materialen.

b Mensen in de prehistorie waren nog niet bekend met materialen die tegenwoordig veel gebruikt worden. Noem drie materialen die zij nog niet kenden.

Bijvoorbeeld: ijzer, plastic, glas, beton.

  Bekijk het schema. Bovenaan staan gereedschappen en andere zaken die de oermensen gebruikten. Schrijf eronder van welk materiaal ze gemaakt werden. Een voorbeeld is al ingevuld.

(10)

Graafstok

Speer, pijl en boog Tent

Naald,

vishaak Vuistbijl Gewei van

hert

Hout

en pees

Dieren- huid

Vis- graat

Steen

  a Jagen was een van de manieren om in leven te blijven.

Welk woord uit de leertekst heeft daarmee te maken?

A Archeoloog.

B Bestaansmiddel.

C Prehistorie.

D Overblijfselen.

b Jagen was niet het enige bestaansmiddel van de jagers- verzamelaars. Waar bestond hun maaltijd verder uit?

Eetbare planten, noten, bessen en paddenstoelen.

  Vul de ontbrekende woorden in.

De eerste mensen leefden in

Afrika

. Ze ontwikkelden zich tot de mensen die wij nu zijn: de

homo sapiens

.

Jagen en verzamelen waren hun

bestaans -

middelen

. De groepen jagers-verzamelaars waren niet groter dan veertig personen. Zij trokken rond. Er bestond een taakverdeling, want mannen

jaagden

op dieren en vrouwen

verzamelden

allerlei soorten voedsel.

  De zinnen hieronder gaan over de gevaren in het leven van de jagers-verzamelaars. Ze zijn in tweeën geknipt. Maak de juiste combinaties.

A In de prehistorie (en ook later)

B In de 20e eeuw ging de gemiddelde leeftijd omhoog C Er lagen heel wat gevaren op de loer,

D Er werden door al dat rondtrekken minder kinderen geboren

E Opgegraven botten en andere overblijfselen geven informatie

1 waardoor jagers en verzamelaars vroeg konden overlijden.

2 dan bij mensen die later aan landbouw gingen doen.

3 werden onze voorouders meestal niet ouder dan 40 jaar.

4 over de leeftijd en doodsoorzaak van jagers in de steentijd.

5 door betere medische kennis en beter voedsel.

Juiste combinaties:

A3, B5, C1, D2, E4.

Toepassingsopdracht Kinderen in de prehistorie

Je kijkt in deze toepassingsopdracht naar het leven van kinderen in de prehistorie. Dat is een lastige opgave. Er zijn namelijk geen dagboeken, geen brieven en geen foto’s.

  Wat voor soort bronnen gebruiken archeologen als zij het leven van kinderen in de prehistorie gaan onderzoeken?

Ongeschreven bronnen.

  Bekijk HB bron 4.

a In sommige delen van de wereld leven nog stammen van jagen en verzamelen. Waarom bestuderen archeologen deze stammen?

Deze stammen leven nog als in de prehistorie.

bTienduizenden jaren geleden hadden kinderen van jullie leeftijd al veel geleerd. Welke technieken kenden zij, denk je?

□ Vuur maken.

□ Huizen bouwen.

□ Tenten en kleding naaien.

□ Werpsperen maken.

  Ongeveer honderd jaar geleden is men begonnen met de vaccinatie van baby’s en kleine kinderen. Je eerste prikjes waren tegen de DKTP-ziekten, zoals difterie en kinkhoest.

a Op welke leeftijd hadden kinderen in de prehistorie de meeste kans om aan zo’n ziekte te overlijden? Leg je keuze uit.

Op heel jonge leeftijd, bijvoorbeeld als baby: dan waren ze nog erg kwetsbaar.

b Bedenk nog twee gevaren voor kinderen in de steentijd.

Roofdieren, kou, honger.

  Net als tegenwoordig moesten kinderen in de prehistorie ook leren. Hoe maakte je een boog of een strik? Welke padden stoelen en vruchten kon je zonder gevaar eten?

Vul het schema verder in: beschrijf in enkele woorden wat jongens en meisjes in die tijd moesten doen. Gebruik de informatie in de teksten en bronnen.

Taak

Wat moet je hier- voor kunnen? Doel?

Jongens of meisjes?

Vuur maken Vuurboog maken –

Warmte

– Wilde dieren verjagen –

Koken

Jongens en meisjes

Werktuigen

Vuursteen bewerken

Snijden,

hakken

Jongens

Kleding

maken

Huiden

schoonmaken en vastnaaien

Warmte

Meisjes

Bescherming Vuur brandend

houden Tegen

wilde dieren

Jongens en

meisjes

Voedsel:

vlees

Jagen Voldoende

eten

Jongens

Voedsel:

planten en vruchten

Ver- zamelen

Voldoende

eten

Meisjes

Wapens

Speren, pijl en boog maken

Bruikbaar bij

de jacht

Jongens

(11)

Basis 3 De landbouw komt op

Intro

De meeste mensen leven van landbouwproducten. Ze kopen die producten of verbouwen ze zelf. Dat is rond 9000 v.C.

begonnen, met de overgang naar landbouw.

  Honden zijn voor ons gezellige en trouwe huisdieren. In het verleden werden ze vaak als waakhond gebruikt. Geef nog twee redenen waarom honden nuttig waren voor de jagers.

Om te speuren en prooien te vangen.

  Bekijk HB bron 1.

a Hoe kun je op deze oude afbeelding zien dat Egypte- naren honden getemd hadden?

A Het beest heeft een bot in zijn bek.

B De hond wacht af en kijkt rustig naar zijn baas.

C De hond blaft niet.

D De hond heeft een halsband met een riem om.

b Kruis de juiste uitspraken aan.

□ De Egyptenaar op de afbeelding gebruikt een hefboom met een soort emmer om water te scheppen.

□ Waarschijnlijk was de Egyptenaar een jager die zijn hond wilde laten drinken.

□ De belangrijkste bron van water voor de Egyptenaren was de rivier de Nijl.

□ Egyptische boeren hadden geen honden.

Verwerking

  a Vul de juiste woorden in.

Ongeveer

9.000

jaar v.C. gingen mensen voor het eerst aan

landbouw

doen. De eerste boeren leefden in

Noord-Afrika

en het

Midden-Oosten

. In die

gebieden werden jagen en verzamelen steeds moeilijker.

Dat leverde niet meer genoeg

voedsel

op.

Vee

houden

en zelf gewassen

verbouwen

gaven meer zekerheid.

b Geef voorbeelden van gewassen die boeren verbouwden en dieren die zij hielden.

Akkerbouw:

graan, bonen.

Veeteelt:

geiten, runderen, pluimvee.

  Lees WB bron 1. Stel je voor: je hoort ongeveer 10.000 jaar v.C. bij een groep jagers-verzamelaars.

Geef twee voorbeelden van dieren die jij zou temmen.

Schrijf erbij waarom jij voor deze dieren kiest.

Dier 1:

je eigen antwoord.

Dier 2:

je eigen antwoord.

Bron 1

Veeteelt

Voordat mensen vee gingen houden, hadden zij al wolven getemd. Dieren als honden en paarden laten zich goed temmen, maar niet alle dieren zijn geschikt om te houden. Voor een krokodil lijkt dat logisch, maar zelfs een leuk dier als een zebra past zich niet aan. Die is wild en bijt fl ink van zich af. In het Midden-Oosten kwamen veel wilde diersoorten voor die zich goed lieten temmen, zoals runderen, schapen, geiten en varkens. Dat was belangrijk, want de opbrengst van de jacht liep terug.

  a Streep door wat niet juist is.

Archeologen onderzoeken waarom mensen boeren •  jagers werden. Ze denken dat mensen vee gingen houden in streken die wel • niet vruchtbaar waren. Door klimaat- verandering werd het droger • vochtiger in Noord-Afrika en het Midden-Oosten. Jagen leverde daar meer • minder op.

Wie aan akkerbouw wilde gaan doen, kon zich beter wel • niet bij grote rivieren vestigen.

b De overgang naar de landbouw ging in stappen. Wat is de juiste volgorde?

A bevolkingsgroei • vaste woonplaats • akkerbouw B vaste woonplaats • bevolkingsgroei • akkerbouw C akkerbouw • vaste woonplaats • bevolkingsgroei

  Gebruik HB bron 2 en de leertekst. De zinnen hieronder zijn in tweeën geknipt. Maak de juiste combinaties.

A Veehouders gebruikten aardewerk B Herders trokken rond

C Jagers hielden hun dieren vooral

D In Noord-Afrika deden de eerste boeren aan veeteelt 1 en kenden ze nog geen akkerbouw.

2 om vlees en melk in te bewaren.

3 en gebruikten hun vee voor melk en de wollen vacht.

4 omdat zij nuttig waren voor de jacht.

Juiste combinaties:

A2, B3, C4, D1.

  Bekijk HB bron 3. Niet alle jagers-verzamelaars werden boer. Welke redenen hadden zij om (nog) geen boeren te worden? Twee antwoorden zijn goed.

□ Er woonden veel gevaarlijke dieren in de buurt.

□ Zij hadden geen toestemming van hun heerser.

□ Boeren hadden het erg druk met hun akkers en vee.

□ Sommige jagers-verzamelaars hadden genoeg eten.

(12)

  De verspreiding van de landbouw was geen snelle verande- ring. Zoek in de leertekst wanneer de landbouw ongeveer in Nederland kwam.

Rond 3000 v.C.

  Boer worden was niet voor alle jagers-verzamelaars nodig. Toch gingen de meeste mensen uiteindelijk over op landbouw. Welke drie voordelen had dat?

□ Een vaste woonplaats was veiliger voor kinderen.

□ Het klimaat zorgde voor meer droogte.

□ Voedsel kon langer bewaard worden.

□ Het bezit van land en vee gaf aanzien.

  Bekijk HB bron 4. In WB bron 2 zie je de plattegrond van een prehistorische boerenwoning. Vul in waar die ruimtes voor werden gebruikt.

Bron 2 H oe woonden de eerste landbouwers?

oven

ruimte voor vee

woon- gedeelte

opslag- ruimte

  De komst van landbouw was een verandering met voordelen en nadelen. Vul het schema verder in.

Voordelen Nadelen

Vaste woonplaats

Harder werken Eigen voedsel

verbouwen

Oogst kon mislukken

Meer bezit

Besmettelijke

ziekten

Toepassingsopdracht Dieren in de prehistorie

Deze toepassingsopdracht gaat over dieren in de prehistorie.

Hoe belangrijk waren zij voor de jagers en de eerste boeren?

  Welke dieren werden het eerst getemd? Vul het schema verder in met behulp van de leertekst. Geef aan voor wie het dier belangrijk was en waarom. Noem telkens twee redenen.

Dier Voor wie? Belangrijk

Hond Jagers en

boeren

Speuren, prooi vangen, waken

Rund

Boeren

Melk, zuivel,

huiden

Geit

Boeren Melk, zuivel,

huiden

Zwijn/varken

Boeren Vlees,

huiden Schaap Boeren

Melk en wol   a Streep door wat niet juist is.

Mensen werden in de prehistorie meestal niet veel ouder dan een jaar of 40. De jagers-verzamelaars hadden een leven met veel • weinig gevaren. Toen de landbouw werd uit- gevonden, veranderde er weinig in de levensverwachting. De komst van nieuwe ziekten vormde een groot • klein gevaar.

b Lees WB bron 3. Welke besmettelijke ziekten ken je?

Noem er drie.

Je eigen antwoord, bijvoorbeeld: griep, tbc, de pest, cholera.

c Welke drie uitspraken zijn juist?

□ Dierziekten zijn niet gevaarlijk voor mensen.

□ Besmettelijke ziekten had je minder bij jagers- verzamelaars.

□ Deze ziekten kwamen van de dieren die mensen hielden.

□ Er was nog niet genoeg kennis om de ziekten te bestrijden.

□ Veeziekten begonnen al 25.000 jaar geleden.

Bron 3 B esmettelijke ziekten en de landbouw.

Dodelijke ziekten

Vóór de uitvinding van de landbouw vormden

besmettelijke ziekten geen probleem. Ze kwamen pas op toen mensen aan veeteelt gingen doen. Mazelen en tuberculose komen van veeziekten, het griepvirus van varkens en gevogelte. Besmettelijke ziekten maakten veel slachtoff ers als mensen dicht op elkaar leefden.

Bijvoorbeeld in boerendorpen waar honderden mensen woonden. Jagers die in kleine groepen leefden en rondtrokken, liepen minder gevaar.

(13)

Basis 4 Egypte en de Nijl

Intro

Egypte werd in de oudheid een geschenk van de Nijl

genoemd. De Nijl maakte het land bij de rivier vruchtbaar. Dat leverde goede oogsten op.

  a Dorpen, steden en akkers lagen allemaal langs de Nijl.

Waarom lagen ze niet op andere plaatsen in Egypte?

Daar lag de woestijn.

b Behalve de Nijl waren er nog meer opvallende dingen in Egypte. Noem drie voorbeelden uit de intro.

De piramides, het Dal der Koningen, steden.

  Vul de juiste woorden in.

Het grootste deel van Egypte was woestijn. De Egyptenaren noemden dat het

rode

land. Er was maar een kleine strook langs de

Nijl

die bewoonbaar was en geschikt was voor de

landbouw

. Tijdens de overstroming zat er zwart slib in de rivier. Dat kwam op het

zwarte land

terecht, waar de Egyptenaren later hun gewassen op verbouwden.

  De Nijl was niet alleen belangrijk om het land te bevloeien met water. Waar was de rivier verder handig voor? Kruis de juiste antwoorden aan.

□ Voor het vervoer van personen en goederen over water.

□ Als verdediging tegen vijanden.

□ Om in de winter op te schaatsen.

□ Voor de visvangst.

Verwerking

  Kijk nog eens naar HB bron 1 in paragraaf 3. De boer gebruikt een sjadoef . Dat was een soort hefboom met een emmer. Waar diende deze sjadoef voor?

Om water op de akkers te krijgen.

  Gebruik de intro. De Egyptenaren kenden geen zomer of winter, zoals wij. In welke drie periodes verdeelden zij hun jaar?

De overstromingstijd, de zaaitijd en de oogstt ijd.

  In Nederland met zijn natte klimaat zorgen sloten en kanalen voor de afvoer van regenwater.

a Waarom was dat in Egypte niet nodig?

A Er waren genoeg sloten en kanalen in Egypte.

B Het regenwater zakt meteen in de grond.

C Het regent bijna nooit in Egypte.

D Water was voor de Egyptenaren niet belangrijk.

b De Egyptenaren vonden de irrigatielandbouw uit. Welke zinnen horen bij irrigatielandbouw?

□ Water uit de Nijl gebruiken om het land te bevloeien.

□ Het water uit de Nijl zo snel mogelijk afvoeren naar zee.

□ Kanalen en sloten gebruiken om water naar de akkers te brengen.

□ De sjadoef gebruiken om water op het land te brengen.

  Gebruik WB bron 1.

a Kleur de Nijl, de slootjes en het waterbekken (een soort vijver om water op te slaan) blauw.

b Als de slootjes en het waterbekken niet goed werden onderhouden, kon het water niet doorstromen. Welke boeren hadden daar de meeste last van?

□ Boer A.

□ Boer B.

□ Boer C.

c Welke zin geeft de juiste oorzaak aan?

□ Hun akkers lagen dichter bij de Nijl.

□ Hun akkers lagen verder van de Nijl.

Bron 1 S amenwerken voor water.

  Toen mensen aan landbouw gingen doen, kwamen er ook nieuwe uitvindingen. Vul de juiste woorden in.

Om aardewerken potten te maken, gebruikten ze een

pott enbakkersschijf.

De aarde loswoelen om beter te kunnen zaaien, deden ze met een

ploeg.

Het fi jnmalen van graankorrels voor broodmeel deden ze met

maalstenen.

Het vervoer van goederen ging beter op een kar met

wielen.

  Bekijk HB bron 2. Vul de juiste woorden in.

Op de bovenste afbeelding zie je dat mensen de

oogst

opmeten met een touw of meetlint.

Op de onderste afbeelding zie je dat

schrijvers

de grootte van de oogst opschrijven.

(14)

De ontdekking van het schrift is het begin van de historie.

Dat is een ander woord voor

geschiedenis.

  Egyptenaren hadden het hiërogliefenschrift. De jagers- verzamelaars kenden het schrift nog niet. Wat is daarvoor de juiste verklaring?

A De jagers-verzamelaars konden dat nog niet bedenken.

B Voor jagers-verzamelaars was het noteren van gegevens nog niet belangrijk.

C De jagers-verzamelaars hadden geen oogst en geen vee.

D In de tijd van de jagers-verzamelaars groeide er nog geen papyrus om op te schrijven.

  De zinnen hieronder zijn in tweeën geknipt. Maak de juiste combinaties.

A Rijke boeren met veel vee

B De landbouw leverde zoveel oogst op

C Met handel verkoop je aardewerk of andere spullen D Naast bestuurders, priesters en kooplieden 1 aan mensen die in dorpen of steden wonen.

2 gingen het aantal dieren tellen en opschrijven.

3 woonden in de steden ook mensen die aan nijverheid deden.

4 dat er handel kwam in landbouwproducten.

Juiste combinaties:

A2, B4, C1, D3.

Toepassingsopdracht Het gebruik van schrift

Deze toepassingsopdracht gaat over het Oudegyptische schrift.

  Lang geleden gingen er al toeristen naar Egypte. Gebruik HB bron 3.

a Waarom was het voor deze toeristen moeilijk om de Egyptische cultuur goed te begrijpen?

A Ze hadden geen belangstelling voor Egypte.

B Ze begrepen niets van de hiërogliefen.

C Er was niets meer te zien over de geschiedenis van Egypte.

D Egyptenaren hielden niet van toerisme.

b Vul de juiste naam en woorden in.

Door de ontdekking van

Champollion

konden

onderzoekers de

hiërogliefen

lezen. Deze geschreven bronnen geven meer informatie over de geschiedenis van Egypte dan

ongeschreven

bronnen.

  In deze toepassing stap je in de schoenen van een Egypti- sche jongen die opgeleid wordt tot schrijver. Met gegevens uit de bronnen in je hand- en werkboek beschrijf je hoe de opleiding verliep. Zet je uitleg in het schema.

Bron Gaat over Uitleg

HB bron 4 Voordelen van

schrijversberoep

Schrijvers waren vrij- gesteld van belasting en dienstplicht

WB bron 2 Nadelen van

andere beroepen

Zwaar en vies werk

HB bron 4 Harde leraren

Je kreeg slaag bij een foutje

HB bron 4 De juiste houding

om te schrijven

In kleermakers- zit

HB bron 5 Schrijf- en

oefenmateriaal

Papyrus, stift, verfstoffen

WB bron 3 Schrifttekens

Teken voor schrijver

Br on 2 Een Egyptische man die zijn zoon naar de

schrijversschool bracht, wilde de jongen waarschuwen voor andere beroepen. Hij schreef het volgende.

De timmerman die de ploeg hanteert Hij is vermoeider dan een landarbeider Er komt geen einde aan zijn zwoegen

Hij heeft meer te doen dan zijn armen aankunnen De pottenbakker zit onder de aarde

Al verkeert hij nog bij de levenden

Hij wroet in de modder, meer dan een varken Om zijn aarden potten te bakken

Vrij naar: Ons verleden in documenten

Bron 3 Het teken voor schrijvers: de ‘sesj’.

(15)

Basis 5 De Egyptische samenleving

Intro

Toen Meketre leefde was Egypte een andere samenleving geworden dan in 4000 v.C. Een deel van de Egyptenaren werkte niet meer op de akkers, maar had een ander beroep gevonden. En een machtige koning bestuurde Egypte, samen met helpers als Meketre.

  a Hoe konden de archeologen weten dat het graf dat zij vonden, van de Egyptenaar Meketre was?

Zijn naam stond op een stuk papyrus.

b De rovers hebben de 24 modellen niet meegenomen of vernield. Welke verklaring geeft de intro daarvoor?

De spullen stonden in geheime ruimtes.

c Kruis andere logische verklaringen aan.

□ De rovers durfden de modellen niet mee te nemen.

□ De modellen waren in de ogen van de rovers waardeloos.

□ Er waren andere waardevolle goederen in het graf te vinden.

□ De graven van hoge Egyptenaren werden continu bewaakt.

  Kijk naar HB bron 1 als een echte archeoloog of geschied- kundige. Vul de juiste naam en woorden in.

Op een verhoging en in de schaduw kijkt

Meketre

naar de boeren die vee bijeendrijven. Waarschijnlijk moeten de boeren belasting betalen in de vorm van

vee

. Naast Meketre zitten dienaren en

schrijvers

,

die het vee

tellen

en alles opschrijven. Meketre lijkt alles scherp in de gaten te houden. Een van de boeren of knechten krijgt een

(lijf)straf

. Misschien heeft hij zijn slootjes verwaarloosd. Elke boer moest meewerken aan de

irrigatie

landbouw.

  a Hoe weet je dat Meketre tijdens zijn leven een rijke en machtige Egyptenaar was?

Meketre had veel bezit: vee en huizen. In zijn graf lagen prachtige voorwerpen.

b De modellen uit het graf van Meketre geven ook informatie over het leven van gewone Egyptenaren. Leg dat uit.

Je ziet boeren en handwerkslieden.

Verwerking

  a De boeren in de dorpjes werkten samen. Waarom was dat belangrijk voor alle Egyptenaren?

Om genoeg voedsel te verbouwen.

b Alleen samen konden ze bepaalde taken goed doen.

Kruis die taken aan.

□ Sloten en kanalen graven.

□ De koeien melken.

□ Hun boerderijtje onderhouden.

□ Ervoor zorgen dat het water alle akkers kon bevloeien.

  Gebruik HB bron 2 en de informatie in de leertekst.

a Wat wordt bedoeld met een tussentijd?

Een periode van meer armoede en onrust.

b Waardoor kon zo’n tussentijd beginnen?

Door oorlogen of mislukte oogsten.

c Vul het juiste woord in.

Tijdens alle bloeiperiodes stond in Egypte een

farao

aan

het hoofd van het bestuur.

d Welke uitspraken horen niet bij deze Egyptische koning?

Kruis ze aan.

□ De koning werd gekozen door het volk.

□ De Egyptenaren moesten gehoorzamen.

□ De koning gaf opdrachten aan zijn ambtenaren.

□ Alle Egyptenaren mochten meebeslissen over de plannen van de koning.

  Gebruik HB bron 3.

a Wie stond aan het hoofd van het Egyptische leger?

De farao.

b Waaruit bestond volgens de afbeelding de uitrusting van de Egyptische krijgers?

Speren en schilden.

  Een farao kon om allerlei redenen een oorlog beginnen:

meer macht, rijkdom of aanzien. Zet de volgende motieven (redenen) op de juiste plaats in het schema: goud • meer land • handel • heldenverering • meer onderdanen • bewondering .

Macht Rijkdom Aanzien

Meer land

Handel

Heldenverering

Meer

onderdanen

Goud

Bewondering

  Zet de volgende ontwikkelingen in de juiste volgorde. Begin met wat het eerst gebeurde. Schrijf alleen de letters op.

A Een belangrijke periode in de Egyptische geschiedenis was het Nieuwe Rijk.

B Egypte bestaat uit een deel dat Boven-Egypte was en een deel dat Beneden-Egypte was.

C In het jaar 332 v.C. werd Egypte ingenomen door een Griekse veroveraar.

(16)

D Heel Egypte kwam onder leiding van één farao.

Juiste volgorde:

B, D, A, C.

  a Gebruik WB bron 1. Je ziet een getekende piramide. Zet de volgende werkzaamheden in die piramide, van meest belangrijk naar minst belangrijk: land bewerken • helpen bij het bestuur • brons gieten of timmeren • zwaar onbetaald werk doen • schrijven • bestuur.

b Leg uit dat Meketre een ambtenaar was.

Hij hielp de farao bij het bestuur.

c Leg uit welke sociale laag in jouw ogen het belangrijkst was voor de welvaart van Egypte.

De boeren, want zij bewerkten het land.

Bron 1 Sociale lagen in Egypte.

...

...

...

...

...

...

zwaar onbetaald werk doen land bewerken

brons gieten of timmeren schrijven

helpen bij het bestuur bestuur

Toepassingsopdracht Oorlog voeren!

In deze toepassingsopdracht gaat het over het leger van de Egyptenaren en over de farao’s die legeraanvoerders waren.

  Gebruik HB bron 4. Ongeveer 1.700 jaar v.C. werden de farao en zijn leger verslagen door een volk uit Klein-Azië.

Zij hadden strijdwagens.

a Hoe kun je zien dat de farao’s van het Nieuwe Rijk dit nieuwe strijdmiddel ook gebruikten?

Toetanchamon rijdt in zo’n strijdwagen.

b Op de afbeelding zie je farao Toetanchamon als een dappere held op zijn strijdwagen. Die afbeelding kan niet kloppen met de werkelijkheid. Hoe weet je dat Toetanch- amon geen dappere strijder was?

A Daar had hij geen zin in.

B Hij overleed al jong en heeft niet aan veldslagen meegedaan.

C Hij was alleen maar bezig met het laten bouwen van zijn piramide.

D Strijdwagens waren er voor soldaten en niet voor farao’s.

  Farao Ramses II leefde van 1290 tot 1224 v.C. Er zijn veel afbeeldingen waarop hij te zien is in een strijdwagen en als overwinnaar in oorlogen. Lees WB bron 2.

a Wie vochten er tegen elkaar?

De Egyptenaren en de Hitt ieten.

b Wie was de overwinnaar volgens deze tekst?

Farao Ramses II (en zijn leger).

Bron 2 Egyptisch verslag van een strijd tussen het Egyptische leger en het leger van de Hittieten.

De slag bij Kadesj

De farao schoot zijn pijlen naar rechts en verdedigde zich links. Alle 2.500 vijandelijke strijdwagens werden in de pan gehakt. De vijanden hadden geen handen meer om zich te verdedigen. Ze waren niet eens meer in staat hun zwaarden te trekken en vast te houden. De laff e koning van Hatti, die tussen zijn manschappen en strijdwagens stond in het gevecht tegen Zijne Majesteit, sloeg bevend van schrik op de vlucht.

Deze oude tekst is te lezen in het Ramses museum in Thebe.

  De tekst in WB bron 2 is niet erg geloofwaardig. Waar blijkt dat uit?

□ Er staat niets over het aantal paarden voor de strijd- wagens.

□ Het lijkt alsof de farao alle vijanden in zijn eentje verslaat.

□ De tekst zegt dat de Hittieten en hun koning laf zijn.

□ De Egyptenaren lijken heel slechte soldaten.

  Er zijn ook bronnen van de Hittieten waarin staat dat farao Ramses grote verliezen leed en op de vlucht sloeg. Waarom is het heel moeilijk om precies te weten wat er gebeurd is?

Streep door wat niet juist is.

Er zijn te veel • weinig bronnen die goede informatie geven.

De bronnen zijn wel • niet partijdig.

  Waren de farao’s echt onoverwinnelijke heersers?

a Streep door wat niet juist is en vul je uitleg in.

Farao Toetanchamon: ja • nee , omdat hij

nooit heeft meegevochten in een oorlog.

Farao Ramses II: ja • nee , omdat hij

niet volgens alle bronnen de overwinnaar was van de strijd tegen de Hitt ieten.

b Waarom werden farao’s als helden afgebeeld en beschreven? Twee antwoorden zijn goed.

□ Kunstenaars wilden de farao vereren in tempels en paleizen.

□ De farao had goddelijke kracht.

□ De Egyptenaren waren veel sterker dan andere volken.

□ Het hoorde bij de verering van de farao als hoogste leider en beschermer van het land.

(17)

Basis 6 Goden en mummies

Intro

Overal in Egypte stonden tempels en beelden. Alle Egypte- naren, van hoog tot laag, deden mee aan het vereren van goden. De Egyptenaren geloofden ook dat er nog een leven na de dood kwam.

  De Egyptenaren gaven veel aandacht aan de doden. Vul de juiste woorden in.

Ze maakten

mummies

van overleden mensen. Dode farao’s werden in

piramides

en grafkamers begraven.

  Bekijk HB bron 1.

a Waar gaat deze afbeelding over?

Het mummifi ceren van een dode.

b Je hebt in paragraaf 4 geleerd over het Egyptische schrift. Hoe moet je deze afbeelding bekijken?

A Van links naar rechts.

B Van beneden naar boven.

C Van rechts naar links.

D Van boven naar beneden.

Verwerking

  Kruis de twee juiste uitspraken aan.

□ Egyptenaren aanbaden veel verschillende goden.

□ De Egyptenaren vereerden slechts één god.

□ Voor de Egyptenaren was hun farao de enige god.

□ De Egyptenaren vereerden dieren en natuurkrachten.

  a Welke groep Egyptenaren hield zich dagelijks bezig met het vereren van de goden?

De priesters.

b Hoe werden de goden vereerd?

A Door grafkamers te bouwen.

B Door tempels te bouwen en off ergaven te brengen.

C Door een bedevaart te houden.

D Door te knielen en te gaan bidden.

  a Waarom was Amon de belangrijkste god? Schrijf twee redenen op.

Hij was de zonnegod en beschermde de farao.

b Waarom zou de zon belangrijk zijn in de natuur- godsdienst van de Egyptenaren?

De zon geeft warmte en licht. Die zijn ook nodig voor de landbouw.

  Gebruik de leertekst en de bronnen uit het HB. Goden werden in het oude Egypte vaak als mens en als dier afgebeeld. Geef van allebei een voorbeeld.

Mens:

Osiris.

Dier:

Anubis.

  Bekijk HB bron 3. Archeoloog Carter ontdekte het graf van Toetanchamon. De dode farao kreeg zelfs voedsel en spelletjes mee in zijn graf. Welke conclusies zijn juist?

□ De Egyptenaren dachten dat het leven na de dood doorging.

□ De Egyptenaren geloofden niet in een leven na de dood.

□ De Egyptenaren dachten dat het leven na de dood leek op het leven op aarde.

□ De reis naar het dodenrijk was lang en moeilijk.

  Bekijk HB bron 2.

a Overleden mensen kregen een dodenboek mee. Bedenk zelf een toverspreuk voor zo’n dodenboek.

Bijvoorbeeld: bescherm mij tegen mon- sters. Of: laat mij niet verdwalen.

b De naam van de god van het dodenrijk komt vaak voor in zo’n dodenboek. Hoe heette die god?

Osiris.

  Vul de juiste woorden in.

De Egyptenaren geloofden in goed en kwaad. Je kon alleen in het

dodenrijk

komen, als je goed geleefd had.

Daarvoor werd je hart op een

weegschaal

gelegd.

De Egyptenaren waren niet gelijk aan elkaar. Wie rijk en machtig was, liet zijn lichaam

mummifi ceren

. Arme

mensen kregen een graf in de

woestijn

.

  Bekijk HB bron 1. De mummiemakers moesten bijna alles van het dode lichaam bewaren. Maag, darmen, lever en longen werden uit het lichaam gehaald en in kruiken gedaan. Wat valt je op aan de kruiken op de afbeelding?

Er zitt en speciale dierenkoppen op.

  De graven voor de farao’s waren niet allemaal hetzelfde.

Sommige farao’s liggen in rotsgraven, anderen in pirami- des. Zet achter de periodes hoe de graven eruitzagen.

Oude Rijk:

piramides.

Middenrijk en Nieuwe Rijk:

rotsgraven (in het Dal der Koningen).

  De zinnen hieronder zijn in tweeën geknipt. Maak de juiste combinaties.

A Het geloof in veel goden is een

B Priesters hadden een belangrijke rol bij de verering van C Het mummifi ceren van de overleden mensen was nodig D Piramides en andere koningsgraven werden gebouwd

(18)

1 om verder te leven in het dodenrijk.

2 belangrijk kenmerk van de Egyptische godsdienst.

3 als veilige rustplaats voor de mummie van de farao.

4 goden door tempels te onderhouden en te off eren.

Juiste combinaties:

A2, B4, C1, D3.

Toepassingsopdracht Beroemde farao’s

Er zijn honderden farao’s geweest. Sommigen heersten kort over Egypte, anderen tientallen jaren lang. Deze toepassingsopdracht gaat over een farao die veranderingen doorvoerde. Wat maakte deze farao zo apart?

  Nieuwe farao’s eerden de oude goden door off ers te brengen. Lees WB bron 1.

a Wat was de naam van de jonge farao uit WB bron 1, die in 1353 v.C. op de troon kwam?

Farao Amenhotep IV.

b Deze naam betekent: Amon is tevreden. Wat zegt dat over het geloof van de jonge farao? Twee antwoorden zijn goed.

□ De farao geloofde nog in Amon.

□ De farao was tegen Amon.

□ De farao aanbad de oude goden net als zijn voorgangers.

□ De farao geloofde helemaal niets van de goden.

Bron 1 Een nieuwe farao en een nieuwe god.

Amenhotep IV, de dienaar van Aton

De nieuwe farao heette in het begin Amenhotep, net als zijn vader. Na een tijdje veranderde Amenhotep IV zijn naam. Zijn nieuwe naam betekende: dienaar van Aton.

Hij schreef zelfs een gedicht over Aton: ‘Schitterend verschijnt u aan de horizon, O Aton, Schepper van het leven, O enige God, Ik draag u in mijn hart.’

  Bekijk en lees HB bron 5. Deze bron gaat over dezelfde farao als WB bron 1.

De nieuwe zonnegod is aardig voor de farao. Hoe zie je dat?

De zonnestralen raken de farao.

  Deze farao maakte een einde aan het geloof in meerdere goden in Egypte.

a Gebruik WB bron 1. Welke nieuwe god vereerde de farao?

Aton.

b Welke god had het meest te lijden van de vernieuwingen?

De belangrijkste god, Amon.

c Machtige Egyptenaren verzetten zich tegen het geloof in één god. Zij verloren hun macht. Leg uit wie dat waren.

De priesters van andere goden: werden overbodig door het geloof in Aton.

  De farao en zijn vrouw Nefertiti lieten een nieuwe hoofdstad bouwen met nieuwe tempels. Kruis twee redenen aan die de farao daarvoor had.

□ Elke nieuwe farao liet een nieuwe hoofdstad bouwen.

□ In de andere steden werden de oude goden vereerd.

□ In de andere steden stonden tempels van de oude goden.

□ Een nieuwe hoofdstad gaf meer aanzien aan de farao.

  Na zeventien jaar bewind overleed de farao. De nieuwe farao’s gingen terug naar Memphis, de Aton-tempels werden gesloopt en de naam van de farao werd weggehakt.

a Welke conclusie kun je daaruit trekken?

De oude goden kwamen terug.

b De opvolger was Toetanchamon. Wat zegt deze naam?

Hij was een aanbidder van Amon.

  Met behulp van de bronnen en vragen ga je een puzzel invullen. Als je alles goed hebt ingevuld, komt in de grijze kolom de naam van de farao over wie deze toepassing gaat.

Eén antwoord is al ingevuld.

1 Opvolger van de farao die in 1336 v.C. overleed en die zelf op jonge leeftijd gestorven is.

2 Onderzoekers die nog steeds met opgravingen proberen om meer bronnen over de opstandige farao te vinden.

3 De eerste naam van de farao uit WB bron 1.

4 De enige god die de nieuwe farao nog wilde aanbidden.

5 De huidige naam van de nieuwe koningsstad die de farao en zijn vrouw lieten bouwen.

6 De naam van de vrouw van de farao.

7 De god van het dodenrijk.

8 De belangrijkste god uit de tijd dat de Egyptenaren meerdere goden mochten aanbidden.

1

T O E T A N C H A M O N

2

A R C H E O L O G E N

3

A M E N H O T E P

4

A T O N

5

A M A R N A

6

N E F E R T I T I

7

O S I R I S

8

A M O N

(19)

Verdieping 7 Piramides en hunebedden

Er zijn nog veel raadsels over de bouw van piramides en hunebedden. Nog niet zo lang geleden dachten mensen dat er reuzen, buitenaardse wezens en tovenarij aan te pas waren gekomen. Jij gaat proberen achter de waarheid te komen.

  a Er is niets meer te vinden van de mensen die in de hunebedden werden begraven. Door het natte klimaat in Nederland zijn hun lichamen vergaan. Waarom gebeurde dat bijna nooit in de Egyptische koningsgraven en grafkamers?

Daar zijn mummies door de droogte en de behandeling bewaard gebleven.

b In een piramidetekst uit 2325 v.C. lees je de volgende toverspreuk: ‘O God Atoem, bescherm deze koning en zijn piramide, zorg ervoor dat er niks kwaads gebeurt.’

Door welke oorzaak zijn de meeste koningsmummies toch verdwenen?

A Door het vochtige klimaat.

B Door de overstroming van de Nijl.

C Door de hitte en de droogte.

D Door grafrovers en plunderaars.

  Lees HB bron 2 en WB bron 1. Vul de juiste woorden in.

Een paar eeuwen geleden begrepen mensen nog niet veel van hunebedden. Sommigen dachten dat ze door

reuzen

gebouwd waren. Het woord hunebed komt van

huynen

.

Anderen beweerden dat ze rond het jaar 500 door de

Hunnen

, invallers uit Azië, gebouwd waren. Archeologen kwamen erachter dat hunebedden ongeveer

5.000

jaar

geleden werden gebouwd om mensen in te

begraven.

Bron 1 Misverstanden over hunebedden.

Steenhopen

In de 17e eeuw dachten veel mensen er net zo over als dominee J. Picardt. Hij schreef in 1660 in een boek over ‘steenhopen, die gebouwd waren door gruwelijke, barbaarse en wrede reuzen, huynen genaamd’. Vanaf dat moment kwam de naam hunebedden (van ‘huynen’) in gebruik. In de 19e eeuw dachten mensen dat de bouw rond het jaar 500 door de Hunnen was gedaan. Anderen meenden dat de Noormannen de hunebedden rond 800 hadden gebouwd.

  Een belangrijke vraag is: wat vertellen de bronnen over de bouw van piramides en over de bouw van hunebedden?

Streep door wat niet juist is en vul de ontbrekende woorden in.

Over de bouw van de hunebedden zijn alleen geschreven

• ongeschreven bronnen te vinden. De

piramides

zijn

gebouwd in de tijd dat de Egyptenaren het hiërogliefen- schrift gebruikten. Uit deze periode van de Egyptische geschiedenis hebben geschiedkundigen al

schrifte- lijke

bronnen. Dit soort bronnen zijn er niet over de bouw van

hunebedden.

  a Hoe komt het dat er geen schriftelijke bronnen zijn van de mensen van de Trechterbekercultuur?

Zij leefden in de prehistorie, zonder schrift.

b Toch weten de onderzoekers voor welk doel de hune- bedden gebouwd werden. Hoe weten ze dat?

Archeologen vonden grafgiften, die de overleden mensen meekregen.

  Bekijk WB bron 2. Deze tekenaar heeft bedacht hoe hunebedden gebouwd werden.

a Schrijf onder elke fase van de bouw wat er op de tekening gebeurt. Eén onderschrift is al gegeven. Houd de uitleg kort.

b Waarom is het onzeker of de hunebedden zo zijn gebouwd?

Er zijn geen schriftelijke bewijzen of afbeeldingen.

  De Egyptenaren hebben veel geschriften nagelaten, maar niet over de piramidebouw. Kruis de mogelijke verklaringen aan.

□ Bijna niemand mocht weten hoe de piramide in elkaar zat.

□ Schrijvers kregen andere opdrachten te vervullen.

□ Als rovers wisten hoe de piramide gebouwd was, konden ze gemakkelijker binnenkomen.

□ Er was geen tijd om alle delen van de bouw te beschrijven.

  Er zijn geen geschreven bronnen over de bouw van piramides.

a Waaraan kun je zien dat HB bron 3 en HB bron 4 niet over de bouw van piramides gaan? Streep door wat niet juist is.

Bron 3 gaat over het slepen van een standbeeld van een farao • machtige Egyptenaar . In bron 4 zie je stenen die te klein • te groot waren voor een piramide.

b Deze afbeeldingen geven toch belangrijke infor- matie over de Egyptische bouwers. Leg dat voor beide afbeeldingen uit.

Je ziet hoe ze grote stenen verplaats-

ten. Je ziet steenbewerkers met hun

gereedschap.

(20)

Bron 2 D e bouw van een hunebed.

Met ronde palen worden de stenen verplaatst.

Je eigen antwoord.

Je eigen antwoord.

Je eigen antwoord.

Je eigen antwoord.

  Twee uitspraken:

I De bouwers van de piramides waren slaven, die dwang- arbeid verrichtten en onmenselijk behandeld werden.

II De werklieden waren vrije mensen, die goed opgeleid waren en goed behandeld werden.

a Welke uitspraak hoort bij HB bron 5?

Uitspraak I.

b Lees WB bron 3. Hoe werden de Egyptische werkers volgens Herodotus behandeld?

Hij vond dat de farao zijn volk als slaven behandelde.

  Herodotus legde uit waar zijn verhalen vandaan kwamen. Hij schreef: ‘De regel waaraan ik mij in mijn hele boek houd, is om alles op te schrijven wat ik van ieder mens ooit heb gehoord.’

a Hoeveel jaar zit er tussen de tijd waarin de piramides werden gebouwd en de tijd waarin Herodotus deze tekst schreef?

Ongeveer 2.150 jaar.

b Streep door wat niet juist is.

Herodotus schreef over gebeurtenissen waar hij zelf wel  • niet bij was geweest. Hij had wel • geen bewijs voor zijn verhalen. Het is dan ook wel • niet zeker dat farao Cheops zijn werkers als slaven behandelde.

Bron 3 Herodotus over de piramidebouw.

Grote ellende

Cheops stortte Egypte in de grootst mogelijke ellende.

Hij dwong alle Egyptenaren voor hem te werken.

Telkens waren er 100.000 mannen die stenen moesten aanvoeren. Tien jaar lang duurde deze ellende van het volk, want zij moesten een weg aanleggen, waarover ze de stenen moesten slepen. Twintig jaar lang duurde de bouw van de piramide zelf.

Vrij naar: Herodotus, Historiën (ca. 450 v.C.).

  Lees WB bron 4. Onderzoekers denken tegenwoordig dat de uitleg van Herodotus niet klopt. Zij geloven in uitspraak II.

a Wat kan er wel juist zijn in de uitleg van Herodotus over de piramides?

□ De bouw van de piramide duurde twintig jaar.

□ Alle Egyptenaren moesten aan de piramide werken.

□ Er waren 100.000 mannen nodig.

□ De aanleg van een weg om de stenen omhoog te slepen duurde tien jaar.

b Wie heeft(hebben) volgens jou gelijk: Herodotus of de moderne onderzoekers? Leg je keuze uit.

Je eigen antwoord.

Bron 4 De nieuwste ideeën over werkers aan de piramides.

Slavenwerk?

Het was voor de farao en zijn ambtenaren onmogelijk om 100.000 slaven te bewaken en dwangarbeid te laten doen. Er waren niet genoeg bewakers. In de oude bronnen staat niets over zo’n massa slaven die moesten meewerken aan de bouw.

Bij opgravingen bij de piramides zijn dorpjes gevonden waar ongeveer 20.000 werkers leefden. Zij hadden goede huizen en er was voldoende eten. Heel anders dan bij slaven die slecht behandeld werden. Waarschijnlijk werd werk aan de piramides door ijverige mensen gedaan, die een belangrijke taak vervulden. Zij werden ook goed verzorgd.

Vrij naar: B. Manley, The seventy great mysteries (2003).

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Op vrijdag 9 oktober zal er een besluit genomen worden over alle leerlingen die voor- waardelijk over zijn gegaan!. Er wordt besloten of dat deze leerlingen in de huidige groep

De vorderingen onder de vlottende activa opgenomen, worden bij eerste verwerking opgenomen tegen de reële waarde plus transactiekosten en vervolgens gewaardeerd tegen de

schaap beer stier hengst lam ram haan hen kuiken kalf koe merrie veulen zeug varken. mannetje vrouwtje

Boven de keerkringen ligt dus altijd een hogedrukgebied, maar die grote hoeveelheid lucht blijft daar niet hangen; een deel stroomt over de grond terug naar de evenaar, een ander deel

De mensen in de tijd van jagers en boeren zouden opkijken als ze hoorden welke vriendelijke dieren wij om ons heen hebben.. De jagers-verzamelaars waren omringd door wilde,

“U moet voor uzelf van alle reine dieren [bhemah] zeven paar [sheba: zeven] nemen, een man- netje en zijn vrouwtje; maar van de dieren [bhemah] die niet rein zijn, één paar

Het is daarom belangrijk dat het vervoer niet te lang duurt en zo comfortabel mogelijk is (denk hierbij ook aan de temperatuur). Vervoer enkel honden die daaraan gewend zijn. -

Stel dat je één van de genoemde zintuigen zou kunnen maken en implanteren bij jezelf: een zintuig voor beweging, een zintuig voor meting van elektrische velden, een zintuig voor