• No results found

Verschuiving van vaste naar flexibele loopbanen? Jobanciënniteit als leidraad

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Verschuiving van vaste naar flexibele loopbanen? Jobanciënniteit als leidraad"

Copied!
3
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

1

© Steunpunt WSE – Parkstraat 45 bus 5303 – Leuven T: +32 (0)16 32 32 39

www.steunpuntwse.be | steunpuntwse@kuleuven.be

Verschuiving van vaste naar flexibele loopbanen? Jobanciënniteit als leidraad

Arbeidsmarktflits | 22 juni 2015

Is de ‘baan voor het leven’ verleden tijd? Zijn we geleidelijk aan tot een arbeidsmarkt gekomen waarbij werknemers zich minder lang binden aan eenzelfde werkgever of waarbij werkgevers door veranderende marktomstandigheden minder in staat zijn om stabiele, vaste jobs te garanderen? Kortom, wordt de flexibele loopbaan stilaan de nieuwe norm? In deze arbeidsmarktflits gaan we na of er inderdaad sprake is van een verschuiving van een vaste naar een flexibele loopbaan, door te kijken hoe de gemiddelde jobanciënniteit is geëvolueerd over de voorbije decennia. We kunnen immers verwachten dat een tendens naar flexibele loopbanen tot uiting komt in een daling van de gemiddelde jobanciënniteit, oftewel de duur dat mensen eenzelfde job uitoefenen.

Evolutie jobanciënniteit

De gemiddelde jobanciënniteit geeft weer hoe lang de zittende werknemers en zelfstandigen gemiddeld aan het werk zijn in de huidige job. We brengen deze in kaart door bij alle werkenden te kijken naar het jaar waarin de huidige job begon en op basis hiervan de totale duurtijd van de jobs te berekenen (uitgedrukt in jaren). Figuur 1 toont de evolutie van 1992 tot 2013 van de gemiddelde jobanciënniteit voor werkende Vlamingen, waarbij zowel de totale (15-64 jaar) als de evolutie per leeftijdsgroep (respectievelijk de 15- tot 24-jarigen, de 25- tot 49-jarigen en de 50- tot 64-jarigen) weergegeven wordt.

Figuur 1. Evolutie van de gemiddelde jobanciënniteit, totaal (15-64 jaar) en per leeftijdsgroep (Vlaams Gewest; 1992- 2013)

Bron: Algemene Directie Statistiek – Statistics Belgium EAK, Eurostat LFS (Bewerking Steunpunt WSE)

11,1 11,4

2,0 1,6

10,2 8,9

23,0

20,3

0,0 5,0 10,0 15,0 20,0 25,0

1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013

(aantal jaren in de huidige job)

totaal (15-64) 15-24 25-49 50-64

(2)

2

© Steunpunt WSE – Parkstraat 45 bus 5303 – Leuven T: +32 (0)16 32 32 39

www.steunpuntwse.be | steunpuntwse@kuleuven.be

Tussen 1992 en 2013 is de totale (15-64 jaar) gemiddelde jobanciënniteit redelijk stabiel gebleven. In 1992 zat de Vlaming gemiddeld 11,1 jaar in zijn toenmalige job. In 2013 was dit licht gestegen tot 11,4 jaar. Dit vertelt evenwel niet het volledige verhaal, aangezien er hierbij geen rekening wordt gehouden met de (veranderde) leeftijdssamen- stelling van de werkende bevolking. Tussen 1992 en 2013 is de Vlaamse beroepsbevolking immers sterk vergrijsd, wat een opwaarts effect heeft op de gemiddelde jobanciënniteit, aangezien ‘oudere’ werknemers doorgaans een hogere jobanciënniteit hebben.

Hier speelt dus een samenstellingseffect, waarbij de werkende bevolking uit steeds meer 50-plussers bestaat die een hogere jobanciënniteit hebben. Om dit effect af te zonderen, tonen we in de figuur ook de evoluties per leeftijdsgroep.

Deze zijn allen dalend.1 Indien we de leeftijdsgroepen afzonderlijk bekijken, blijkt er dus een gestage dalende tendens te bestaan wat betreft de gemiddelde jobanciënniteit in Vlaanderen.

Dalende jobanciënniteit te wijten aan meer mobiliteit?

Uit figuur 1 blijkt dus dat de gemiddelde duurtijd van de jobs afneemt. Een eerste mogelijke verklaring hiervoor is dat werkenden steeds frequenter van job veranderen, waardoor ze minder jobanciënniteit kunnen opbouwen. Dit zou tot uiting moeten komen in een toename van de jobmobiliteit. Deze drukt het aandeel werkenden uit die in de periode van een jaar van job veranderden. Voor de concrete afbakening hiervan hanteren we twee werkwijzen (deze worden gespecificeerd in het Over.Werk artikel, zie infra). De curves van de jobmobiliteit in figuur 2 geven aan dat er geen duidelijke tendens naar meer of minder jobmobiliteit is, maar dat deze eerder samenhangt met het conjunctuurver- loop. In de figuur is te zien dat het aandeel werkenden dat binnen het jaar van job veranderde, tussen 1992 en 2000 is gestegen van 3,0% tot 5,1%. Over de periode 2000-2013, waarvoor we twee indicatoren hebben, zien we daaren- tegen eerder een dalende tendens achter het sterk schommelend patroon.

Naast de jobmobiliteit kan ook de zogenaamde socio-economische mobiliteit een invloed hebben op de gemiddelde jobanciënniteit van werknemers. Terwijl we met de jobmobiliteit werk-werk-transities vatten, verstaan we onder so- cio-economische mobiliteit de bewegingen tussen werk en niet-werk. Hierbij nemen we de twee bewegingen in reke- ning, dus van werk naar niet-werk en van niet-werk naar werk. De socio-economische mobiliteit geeft zo het percen- tage van de bevolking (15-64 jaar) weer die in de periode van een jaar van arbeidsmarktpositie (werk of niet-werk) veranderde. Door een breuk in de tijdreeks moeten de perioden 1992-1998 en 1999-2013 apart bekeken worden. Zo constateren we dat tussen 1992 en 1998 de socio-economische mobiliteit schommelde tussen 4,0% en 5,0%, en vanaf 1999 eerder tussen 6,0% en 7,0%. Over heel de lijn vertoont ook deze curve een schommelend patroon, waarbij we al bij al geen uitgesproken trend zien naar meer of minder bewegingen tussen werk en niet-werk.

1 De dalende jobanciënniteit geldt niet enkel voor de drie geaggregeerde leeftijdsgroepen die zijn weergegeven in figuur 1, maar voor alle vijfjarige leeftijdsgroepen.

(3)

3

© Steunpunt WSE – Parkstraat 45 bus 5303 – Leuven T: +32 (0)16 32 32 39

www.steunpuntwse.be | steunpuntwse@kuleuven.be

Figuur 2. Evolutie van de jobmobiliteit en socio-economische mobiliteit (Vlaams Gewest; 1992-2013)

Noten:

- Jobmobiliteit (a): percentage werkenden (15-64) die aangeven dat ze een jaar voordien een andere betrekking hadden.

- Jobmobiliteit (b): percentage werkenden (20-64) die aangeven dat ze minder dan twaalf maanden tewerkgesteld zijn in de huidige job, maar het vorige jaar ook al werkten.

- Socio-economische mobiliteit: percentage bevolking (15-64) die in de periode van een jaar van arbeidsmarktpositie (werk of niet- werk) veranderde. Tijdreeksbreuk tussen 1998 en 1999 omwille van een definitiewijziging.

Bron: Algemene Directie Statistiek – Statistics Belgium EAK, Eurostat LFS (Bewerking Steunpunt WSE)

Besluit

In de tijdreeksen vonden we geen overtuigende aanwijzingen voor een verschuiving van een vaste naar een flexibele loopbaan. Per leeftijdsgroep zagen we weliswaar een (lichte) daling van de jobanciënniteit, maar dit lijkt niet noodza- kelijk te wijzen op een evolutie naar meer flexibele loopbanen, aangezien er zowel bij de job- als de socio-economische mobiliteit geen duidelijke tendens is naar meer bewegingen.

We zouden daarom een andere hypothese naar voren willen schuiven, met name dat de gemiddelde jobanciënniteit geleidelijk korter geworden is doordat de leeftijd bij de arbeidsmarktintrede opschuift. Bij gelijkblijvende loopbaan- profielen zal dit, ceteris paribus, ook later in de loopbaan leiden tot een daling van het gemiddeld aantal gewerkte jaren. Mogelijk ligt hier de verklaring voor de geobserveerde dalende jobanciënniteit.

In het Over.Werk-artikel ‘Een baan voor het leven? Over jobanciënniteit en arbeidsmobiliteit op de Vlaamse arbeids- markt’ diepen we deze hypothese verder uit. Daarnaast geven we in het artikel meer duiding bij de hierboven ge- schetste evoluties en plaatsen we de Vlaamse en Belgische jobanciënniteit in een Europees perspectief.

Boie Neefs & Wim Herremans Steunpunt Werk en Sociale Economie

7,4

4,7 3,0

5,1

3,6

5,0 4,5

5,8 6,6

0 1 2 3 4 5 6 7 8 9

1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013

(%)

Jobmobiliteit (a) Jobmobiliteit (b) Socio-economische mobiliteit

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Het concept van onze dienstverlening evolueerde daarbij van een ‘Loopbaantoolkit’ voor organisaties om rond de loopbanen van medewerkers aan de slag te gaan, naar een set

Bart Scholiers en Sarah Vansteenkiste geven in een tweede artikel een overzicht van de arbeidsmarktpositie van deze drie kwetsbare groepen, die centraal staan in het

Recent onderzoek onder Euro- pese bedrijven laat bijvoorbeeld zien dat er vooral sprake is van een negatieve relatie tussen de inzet van flexwerkers en de productiviteit van

Figuur 1 toont de evolutie van 1992 tot 2013 van de gemiddelde jobanciënniteit voor werkende Vlamingen tussen 15 en 64 jaar, waarbij zowel de totale als de evolutie per

Toewerken naar een loopbaanakkoord tussen de Sociale Partners en de Vlaamse Overheid. Instrumentarium aanpassen/ontwikkelen vanuit deze

We gebruiken vier indicatoren om het nomadisch gehalte van de formele of fysieke loopbaan te construeren: het aantal bedrijven waar men gewerkt heeft, het aantal veranderingen

Zij maken minder snel de transitie van werk naar werkloosheid, maar eens werkloos hebben ze veel meer moeite om terug aansluiting te vinden bij de arbeidsmarkt.. Vooral bij vrouwen

– Intern nomadisch: een aantal respondenten heeft een carrière uitgebouwd binnen een be- perkt aantal bedrijven, maar de carrièrestappen binnen elk bedrijf zijn niet beperkt