• No results found

Wie werkt, leert. Levenlang leren doorgelicht

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Wie werkt, leert. Levenlang leren doorgelicht"

Copied!
4
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

76 OVER.WERK Tijdschrift van het Steunpunt Werk / Uitgeverij Acco • 1/2020

het hele concept van levenslang le- ren is met de wereld van werk.

Nadere analyse leert dat wie werkt – logischerwijze – meer dan ge- middeld werkgerelateerde oplei- dingen volgt (77%). Anderzijds betekent dit eveneens dat ook bij werkenden niet-werkgerelateerde opleidingen niet marginaal zijn. Bij wie niet werkt, daalt het aandeel werkgerelateerde opleidingen ech- ter sterk. Bij werkzoekenden is het nog slechts 56%, bij huisvrouwen en – mannen nog slechts 28%.

Een eerste belangrijke vaststelling is dat zestig jaar na de lancering van het concept levenslang leren door Unesco, het vooral de werk- gerelateerde variant is die tot ont- wikkeling is gekomen.

Levenslang leren? Alleen op de werkvloer

Van alle respondenten tussen 18 en 65 jaar volgde 41% minstens één opleiding in het voorbije jaar.

Beperken we ons tot de werknemers dan stijgt het aandeel dat minstens een opleiding heeft ge- volgd tot 50%. Wie aan het werk is, heeft dus ver- uit de grootste kans om een opleiding te volgen.

Levenslang leren

Wie werkt, leert. Levenslang leren doorgelicht

Randstad Research. (2020). Wie werkt, leert. Levenslang leren doorgelicht. Brussel:

Randstad Research.

De globale academische teneur als het over de staat van levens- lang leren in dit land gaat, is ronduit negatief. Het komt er stee- vast op neer dat Vlaanderen (België) een zeer zwakke prestatie laat optekenen. Nagenoeg altijd wordt dan gerefereerd naar de Eurostat cijfers die slaan op gevolgde opleidingen gedurende de voorbije 4 weken. Wat deze indicator betreft scoort Vlaanderen in- derdaad eerder zwak. Toch zijn er meerdere onderzoeken beschik- baar waar het verdict op zijn minst een stuk genuanceerder is. Het meest voor de hand liggende is uiteraard de Adult Education Sur- vey waar België een middenpositie inneemt. De Adult Education Survey is breder van opzet en meet het aantal opleidingen die in een tijdsperiode van een jaar werden gevolgd. Dit maakt uiteraard een meer fijnmazige analyse mogelijk. De studie ‘wie werkt, leert’

van Randstad Research (2020) volgt een gelijkaardige aanpak. In dit artikel overlopen we de belangrijkste resultaten van de studie.

De resultaten slaan zonder uitzondering op België als geheel.

Levenslang leren, een breed concept

We kozen uitdrukkelijk voor de originele en dus brede invulling van levenslang leren. Zowel werk- gerelateerde als niet-werkgerelateerde opleidingen kwamen in aanmerking. In het laatste geval gaat het om opleidingen die men volgt uit algemene interes- se, om zich te ontwikkelen of als hobby. 70% van de gevolgde opleidingen zijn werkgerelateerd, 30% zijn dit niet. Dit toont meteen al aan hoe sterk verbonden

(2)

OVER.WERK Tijdschrift van het Steunpunt Werk / Uitgeverij Acco • 1/2020 77 Bij werkzoekenden daalt het aandeel naar 35%, bij

huismannen en -vrouwen is dat nog 19%.

Een van de meest opvallende onderzoeksresultaten is dat er in de wereld van het werk echt sprake is van levenslang leren. Het aandeel werknemers dat een opleiding heeft gevolgd daalt weliswaar na 40 jaar, maar niet meer verderop in de loopbaan.

Van 57% in de leeftijdscategorie 30-39 jaar gaat het naar 43% in de categorie tussen 40 en 49 jaar.

Maar nadien zet de daling zich niet verder. Ook de 60-plussers (die nog actief zijn) volgen nog steeds in bijna een op twee gevallen minstens één oplei- ding (47%). Dit patroon zien we niet terug als we de totale populatie als uitgangspunt nemen. Daar is inderdaad sprake van een systematische daling met stijgende leeftijd. Van 51% in de categorie 30-39 jaar gaat het naar 39% bij de 40- tot 49-jarigen en 28%

bij de 60-plussers. Dit dalend patroon merken we ook op als we ons beperken tot werkzoekenden.

Dit onderzoeksresultaat bevestigt wat we eigenlijk al uit andere onderzoeken kunnen concluderen.

Als België al achterloopt inzake levenslang leren dan is dit niet in de eerste plaats toe te schrijven aan het opleidingsbeleid binnen de bedrijven. Waar zit het probleem dan wel? Er zijn sterke aanwijzin- gen dat de kloof in België vooral wordt veroorzaakt door het lage aandeel volwassenen in het hoger onderwijs. Waar in Nederland bijna 15% van de 30-plussers is ingeschreven in het hoger onderwijs (in Scandinavië zelfs 25%) komt België niet verder dan 7%. Het hoger onderwijs heeft het voorbije de- cennium vooral ingezet op banaba’s en manama’s, die feitelijk dienen om jongeren bijkomende com- petenties te laten verwerven aan de start van de loopbaan. De grote uitdaging voor het hoger on- derwijs en het volwassenenonderwijs bestaat erin een aanbod te ontwikkelen dat focust op latere fa- ses in de loopbaan.

Ongelijke toegang

De eerder gemaakte relativerende opmerkingen in- zake de staat van levenslang leren in dit land (de toestand is minder hopeloos dan gesuggereerd) betekent niet dat er zich geen uitdagingen stellen.

Dat levenslang leren anno 2020 vooral met werk verbonden is, heeft grote gevolgen. Wie niet werkt zal minder levenslang leren.

De meest spraakmakende tabel in dit verband is deze volgens sociale klasse waarbij gebruik wordt gemaakt van de CIM-methodologie (CIM, 2017).

Op basis van beroep en opleiding worden acht klassen geconstrueerd (tabel 1).

Tabel 1.

Aandeel opleiding gevolgd per sociale klasse

I 63,0%

II 51,0%

III 35,0%

IV 38,0%

V 25,0%

VI 22,0%

VII 21,0%

VIII 13,0%

Het aandeel dat een opleiding volgt, ligt vijf keer lager in de laagste sociale klasse in vergelijking met de hoogste klasse. Hoewel iets minder uitgespro- ken, blijven de verschillen op de werkvloer groot:

arbeider (29%), bediende (50%) en kader (71%).

Veel heeft te maken met de aard van de opleiding.

Uit een bevraging naar het motief van de opleiding blijkt ‘het huidig werk beter kunnen doen’ bij werk- gerelateerde opleidingen het belangrijkste motief te zijn (53%). Bij een op vier opleidingen is er zelfs sprake van verplichting door de werkgever. Wie een hooggeschoolde functie uitoefent zal gemid- deld genomen door deze functie meer getriggerd worden om opleidingen te volgen. In dergelijke functies is er wellicht ook meer sprake van veran- deringen die dikwijls on-the-job aangeleerd worden maar evengoed ook extra opleidingen vereisen. Dit blijkt ook uit de antwoorden op de vraag waarom men geen opleiding heeft gevolgd. Bij de werken- den is het ‘niet nodig hebben voor het werk’ veruit de belangrijkste reden (50%), ver voor gebrek aan tijd (20%) of gebrek aan geld (7%).

Wie in een on- of kortgeschoolde functie zit, zou via opleiding promotie kunnen maken naar een an- dere functie waar meer competenties vereist zijn.

Uit de onderzoeksresultaten blijkt opnieuw dat dit motief nagenoeg afwezig is en blijft. Slechts 6% van zij die werkgerelateerde opleidingen volgen doen dit om de kans op het vinden (of veranderen) van

(3)

78 OVER.WERK Tijdschrift van het Steunpunt Werk / Uitgeverij Acco • 1/2020

een baan te verhogen. Nog minder volgen oplei- dingen om de kans op baanverlies te minimaliseren (4%). Dat laatste heeft dan weer veel te maken met de vaststelling dat vrees voor ontslag in gewone economische tijden weinig voorkomt.1 Ook inte- ressant in dit verband: hoewel bijna de helft van de respondenten (45%) van mening is dat werkne- mers zich in de toekomst volledig zullen moeten omscholen, denkt slechts 15% dat dit voor zichzelf geldt. Werknemers denken eerder aan omscholen omdat ze uitgekeken zijn op de huidige job (22%) dan omdat ze vrezen voor het verdwijnen van de eigen job (15%).

Met deze inzichten kunnen we onze analyse in verband met levenslang leren verder verfijnen. Als levenslang leren zich de voorbije halve eeuw ge- realiseerd heeft dan is dit vooral in de wereld van het werk en veel minder daarbuiten. De gevolgde opleidingen staan sterk in relatie tot de huidige job en zijn minder ingebed in een breder loopbaan- verhaal. Een logisch gevolg is ook dat de meeste werkgerelateerde opleidingen door de werkgever worden betaald en dat ze (hoofdzakelijk) tijdens de werkuren plaatsvinden. De verantwoordelijk- heid van de werkgever voor werkgerelateerde op- leidingen wordt breed gedragen en staat ook niet ter discussie. Minder eensgezindheid is er over de verantwoordelijkheid van de werkgever als het gaat om loopbaangerichte opleidingen. Werknemers leggen ook wat dit aspect betreft veel verantwoor- delijkheid bij de werkgever. Als de loopbaan be- drijfsintern gericht is; valt daar uiteraard iets voor te zeggen. Indien dit extern gericht is uiteraard veel minder.

De inhoud van de opleidingen

De inhoud van de gevolgde opleidingen is zoals verwacht zeer divers. Lifestyle-opleidingen zijn ver- uit de belangrijkste vorm van niet-werkgerelateerde opleidingen (27%) maar worden ook door werken- den (als hobby) redelijk veel gevolgd (9%). Taal- opleidingen blijken dan weer veeleer als hobby te worden gevolgd (18%) dan vanuit een werkgerela- teerd motief (5%). Uiteraard zijn ook ICT-opleidin- gen, computervaardigheden en omgaan met data belangrijk en dit zowel vanuit een werkgerelateerd (16%) als niet-werkgerelateerd (10%) perspectief.

De grootste groep opleidingen ressorteert onder

persoonlijke vaardigheden (communicatievaar- digheden, presentatietechnieken, enzovoort), die eveneens vanuit verschillende motieven worden gevolgd (werk – 19%, niet-werk – 11%).

De aanbieders van opleidingen

De diversiteit van de opleidingsmarkt blijkt ook uit het overzicht van de verschillende aanbieders.

Dat levenslang leren zich vooral uit in de wereld van het werk blijkt ook bij de aanbieders. Veruit de belangrijkste aanbieders zijn werkgever/bedrijf en, eerder verrassend, privé opleidingsinstituten.

Werkgevers of bedrijven zijn de belangrijkste aan- bieder bij werkgerelateerde opleidingen (46%).

Dit volgt logischerwijze uit wat al eerder bleek:

een belangrijk deel van de werkgerelateerde op- leidingen slaat op het beter kunnen uitvoeren van de huidige job. Veel van die opleidingen worden in het bedrijf zelf gegeven en soms zelfs on-the- job aangeleerd. Privé opleidingsinstituten zijn dan weer toonaangevend bij niet-werkgerelateerde opleidingen (35%). Verrassend is dat de publieke spelers (VDAB, Syntra, volwassenenonderwijs) sterker scoren bij niet-werkgerelateerde dan bij werkgerelateerde opleidingen (respectievelijk 21%

en 6%). Hun eerder laag aandeel dient evenwel in perspectief te worden geplaatst omdat deze oplei- dingen in meer gevallen langdurig van aard zijn.

Indien het aandeel in uren zou worden berekend, krijgen we wellicht een ander beeld. Toch is de vaststelling dat privé opleidingsinstituten derge- lijke rol spelen in de wereld van het levenslang leren niet onbelangrijk. Het is een suggestie voor de overheid om deze aanbieders meer in het be- leid te betrekken.

De samenhang tussen opleiding en informeel en sociaal leren

Opleiding staat niet op zichzelf maar is meestal in- gebed in een breder verhaal. En uiteraard is het niet zo dat we enkel competenties verwerven via opleidingen. Daar bestaat brede wetenschappelijke literatuur over. Dit onderzoek bevestigt dat wie opleiding(en) volgt, vaker leert op de werkvloer en ook meer steun en advies krijgt van collega’s.

De causaliteit verloopt in beide richtingen. Beide versterken elkaar.

(4)

OVER.WERK Tijdschrift van het Steunpunt Werk / Uitgeverij Acco • 1/2020 79 Als we het volgen van opleidingen en het informeel

en sociaal leren samen nemen, dan kunnen we de beroepsbevolking clusteren in enerzijds een kans- rijke groep (50%) en anderzijds een risicogroep (20%). Ongeveer 30 procent zit er tussenin.

Beleidsaanbevelingen

Dit onderzoeksresultaat bevestigt wat we eigenlijk al uit andere onderzoeken kunnen concluderen.

België bengelt inzake levenslang leren niet aan de staart van het peloton. Als België al achterloopt in- zake levenslang leren dan is dit niet in de eerste plaats toe te schrijven aan het opleidingsbeleid bin- nen de bedrijven. Er zijn sterke aanwijzingen dat de kloof in België vooral wordt veroorzaakt door het lage aandeel volwassenen in het hoger onderwijs.

Waar in Nederland bijna 15% van de 30-plussers is ingeschreven in het hoger onderwijs en in Scandi- navië zelfs 25%, komt België niet verder dan 7%.

Het hoger onderwijs heeft het voorbije decennium vooral ingezet op banaba’s en manama’s, die feite- lijk dienen om jongeren bijkomende competenties te doen verwerven aan de start van de loopbaan.

De grote uitdaging voor het hoger onderwijs en het volwassenenonderwijs bestaat erin een aanbod te ontwikkelen dat focust op latere fases in de loop- baan.

Er blijft een redelijk grote groep min of meer ver- stoken van opleidingen. Deze groep maakt om meerdere redenen minder kans om een opleiding te volgen maar oefent ook dikwijls een job uit waar weinig wordt geleerd. We schatten deze groep op ongeveer 20 procent van de totale beroepsbevol- king. De vraag is hoe het beleid hierop kan in- spelen? Het antwoord is niet eenvoudig als we er rekening mee houden dat het beleid zich al de tan- den heeft stukgebroken op deze problematiek. Het is duidelijk dat het met veel meer te maken heeft dan met financiële drempels. Het is ook de groep die door gebrek aan positieve leerervaringen in het verleden het minst gelooft in de positieve effec- ten van opleiding. Ze is ook het minst van mening

dat de overheid dit verder moet stimuleren. Het is niet meteen duidelijk hoe deze vicieuze cirkel kan worden doorbroken. Er is al heel wat beleid ontwikkeld op dit punt en geld blijkt dikwijls niet het doorslaggevend probleem. Een mogelijke piste kan er in bestaan loopbanen te onderzoeken van individuen uit kwetsbare groepen die zich aan de risicogroep hebben ontworsteld.

De publieke opleidinsgaanbieders blijken gemid- deld genomen performanter te zijn als het gaat om niet-werkgerelateerde opleidingen. Vermoedelijk heeft dit vooral met het volwassenenonderwijs te maken. Een versterking van werkgerichte opleidin- gen lijkt aangewezen, zeker als het gaat om langere opleidingen. Dit laatste is vermoedelijk het grootste hiaat in het huidig opleidingsaanbod.

Jan Denys Randstad

Noot

1. Uit onderzoek bleek 3% de kans op ontslag in de nabije toekomst erg hoog in te schatten en nog eens 6% als eer- der groot (Randstad, 2014). Recenter onderzoek schat dit aandeel onder invloed van de coronacrisis een stuk hoger in, namelijk 21%. De onderzoekers vermoeden wel dat dit een tijdelijk fenomeen is en dat dit aandeel opnieuw zal dalen in de toekomst (Baert, Lippens, Moens, Sterkens, &

Weytjens, 2020).

Bibliografie

Baert, S., Lippens, L., Moens, M., Sterkens, P., & Weytjens, J. (2020). Wat denken de Vlaamse werknemers over de gevolgen van de coronacrisis voor hun carrière? Gent:

Universiteit Gent – Vakgroep Economie.

CIM. (2017). Tactische CIM Establishment Survey Oktober 2017 – September 2018.

Randstad. (2014). Werknemers en hun loopbaan. Het nieuwe loopbaandenken voorbij. Brussel: Randstad.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

en ondersteunende diensten Handel en reparaties Vrije beroepen en

Om de impact van levenslang leren op individu- eel niveau te analyseren, kijkt onderzoek niet en- kel naar de loonopbrengst maar ook naar de mate waarin levenslang

In het Vlaams Gewest ligt de vormingsparticipatie van de oudere generaties werkenden op een hoger niveau dan gemiddeld in de Europese Unie: 9,1% van de 50-64-jarigen volgt vorming

Op basis van deze module dient geconcludeerd dat bijna de helft van de 15-64-jarige Vlamingen deelneemt aan een van de drie vormen van levenslang leren die in de module

Aan de deelnemers van een of meer niet-formele vormingsinitiatieven wordt gevraagd naar de voor- naamste reden om vorming te volgen.. 8 Daaruit blijkt dat maar liefst 87% van

In de APS-survey van 2001 werd aan de responden- ten gevraagd of zij de afgelopen 12 maanden één of meer bijkomende opleiding(en), vormingsactivi- teit(en) of training(en)

Indien abstractie gemaakt wordt van kortlopende cursussen van minder dan 1 dag en van zuiver per- soonsgerichte vorming, dan wordt het aantal cur- sisten volgens de meest enge

Rosa Lambrechts van Simenon: „We willen de ge- broken samenhang tussen de jon- gere en zijn omgeving herstellen, zijn vaardigheden vergroten en zijn zelfbeeld opkrikken.. Bedoe- ling