• No results found

Scoren zonder huiswerk

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Scoren zonder huiswerk"

Copied!
258
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

SCOREN ZONDER SCOREN ZONDER

HUISWERK HUISWERK

Een inspiratiegids voor schoolteams,

ouders & begeleiders

(2)

2

(3)

3 Beste leerkracht, directie, ouder of begeleider,

Huiswerk: een thema waarover iedereen een mening heeft. Ook met De Schoolbrug ont- wikkelden we een visie rond huiswerk in het lager onderwijs. Deze visie is gegroeid uit onze vele contacten met directies, zorgcoördinato- ren, leerkrachten, huiswerkbegeleiders, ouders, kinderen en jongeren. We baseren ons op onze eigen ervaringen, op onderzoek en op de evolu- ties die we de laatste jaren opmerkten.

Met een team van negentien opbouwwerkers werkt De Schoolbrug reeds zeventien jaar aan gelijke onderwijskansen in Antwerpse scho- len. Bouwen aan partnerschap tussen school en ouders is onze kernopdracht. Dit doen we met bijzondere aandacht voor de kwetsbare groepen in de samenleving. Onze drijfveer is dat een succesvolle schoolloopbaan niet mag afhan- gen van waar je wieg stond.

De Schoolbrug heeft altijd linken gehad met het thema huiswerk: we kwamen huiswerk tegen in onze huiswerkklas op Linkeroever, bij kwetsbare gezinnen waar studenten on- dersteuning aan ouders thuis boden, in trajec- ten met schoolteams en op koffiebabbels met ouders. Vanuit deze ervaringen en gesterkt door wetenschappelijk onderzoek, stelden we ons met de jaren steeds sceptischer op tegenover klassiek huiswerk in het lager onderwijs.

Verder klassiek huiswerk blijven geven, zo- als scholen al decennia doen, is voor ons geen optie. Te veel kinderen, gezinnen en leerkrach- ten ondervinden er nadeel van. Alle goed bedoel- de huiswerkinitiatieven in wijken, sportclubs, buurtcentra, opbouwwerk, OCMW’s, … zullen nooit een structurele en toereikende oplossing bieden voor het huiswerkprobleem. Het blijft dweilen met de kraan open.

Wat stellen wij voor? De doelen die aan huiswerk gekoppeld worden zijn allesbehalve zinloos. Wij willen echter maximale leerkansen voor álle kinderen. Kunnen we die doelen dus op een andere manier bereiken? Méér leren zonder huiswerk ... kan dat?

In samenwerking met Basisschool De Spits en dankzij middelen van Burgerbegroting van het District Antwerpen konden wij twee schooljaren experimenteren met alternatieven voor klas- siek huiswerk. In het eerste schooljaar kwamen wij samen met een twintigtal leerkrachten, direc- ties, partners en ouders om na te denken over mogelijke alternatieven. In het tweede schooljaar zetten wij ons aan het schrijven. Burgerbegroting maakte het mogelijk om deze bundel uit te geven.

Wij hopen dat deze bundel je mag inspireren. En dat je samen met ons gelooft dat kinderen met minder huiswerk toch meer kunnen leren.

(4)

4

KORTE INHOUD

DEEL 1. HUISWERK, WAAR SPREKEN WE OVER?

We gaan in op wat de wetenschap zegt over huiswerk in het lager onderwijs. Er wordt ingegaan op de vraag waarom mensen houden van huiswerk en waarom De Schoolbrug dat niet doet. Je leest waarom we alternatieven aanbieden. De prioritaire en secundaire doelen van huiswerk worden duidelijk uitgesplitst, uitgelegd en kritisch tegen het licht gehouden.

DEEL 2. AAN DE SLAG MET HET SCHOOLTEAM.

Hoe pak je een vaak ‘vastgeroest’ thema als huiswerk aan? In dit deel schetsen we kort wat de hefbomen zijn van verandering en hoe je dit met je team aanpakt. We passen het theoretisch ka- der voor een duurzame verandering van Knoster toe op huiswerk. Je vindt er methodieken, materi- alen en ideeën die je kan toepassen (als voorbereiding) op het traject met het schoolteam.

DEEL 3. AAN DE SLAG MET JE KLAS.

Op naar de praktijk. Dit deel kan je opsplitsen in twee delen.

In de klasfiches vind je 32 concrete alternatieven die je kan toepassen op klas-, graad- of school- niveau. Naast een beschrijving van het alternatief bieden we onder meer een duidelijke link naar de doelen die je realiseert, de eindtermen, de materialen, ...

Daaropvolgend bieden we 10 bekende en minder bekende, maar vooral versterkende concep- ten en methodieken aan. Deze bieden handvaten en tools om niet alleen de huiswerkdoelen na te streven, maar om het leren en het leven op de school te versterken. Kortom: concepten waar het klassieke huiswerk niet aan kan tippen.

DEEL 4. AAN DE SLAG MET OUDERS.

Hoe neem je ouders mee in het verhaal? We lichten kort de visie van De Schoolbrug op partner- schap ouders-school toe. Je komt te weten wat je kan doen om individueel of in groepsverband ouders te versterken in hun ondersteunende rol thuis.

(5)

I. Huiswerk, waar spreken we over?

5

II. Wat zegt onderzoek over huiswerk?

III. Waarom houden mensen van huiswerk?

IV. Waarom houden wij niet van huiswerk?

V. Waarom bieden wij alternatieven?

VI. Welke doelen streeft huiswerk na?

DEEL 1:

HUISWERK, WAAR

SPREKEN WE OVER?

(6)

6

DEEL 1:

HUISWERK, WAAR SPREKEN WE OVER?

I. HUISWERK. WAAR SPREKEN WE OVER?

Om het even heel simpel te houden: huiswerk is alle werk voor school dat thuis moet gebeuren.

Onder klassiek huiswerk worden opdrachten verstaan als verder inoefenen van de leerstof, verzamelopdrachten, toetsen leren, een spreek- beurt voorbereiden, oefeningen om te automati- seren, ...

Als we het hier hebben over huiswerk bedoelen we deze vorm van klassiek huiswerk.

II. WAT ZEGT ONDERZOEK OVER HUISWERK?

Onderzoek over huiswerk is niet geheel eendui- dig. Sommige onderzoeken tonen aan dat huis- werk effectief kan zijn, andere onderzoeken trek- ken dit weer in twijfel. Wij baseren ons in deze uitgave vooral op de bevindingen van John Hat- tie. Die verricht meta-onderzoek naar wat effect heeft in onderwijs.

Hattie komt tot de bevinding dat huiswerk een beperkt positief effect heeft. Als je het vergelijkt met andere acties zoals bijvoorbeeld gerichte feedback, duidelijke opdrachten of werken in kleine groepjes, is huiswerk echter niet bepaald de grote gamechanger. Van de 138 onderzochte elementen die een effect kunnen hebben op leer- prestaties komt huiswerk op plaats 88.

Hoe lezen we deze grafiek? In de blauwe zone zitten acties waarvan je kan uitgaan dat ze mits ze goed zijn uitgevoerd ook echt leereffect sorte- ren. Bijvoorbeeld inzetten op gerichte feedback, een sterke leerling-leerkracht relatie, lesgeven in kleine groepen (micro-teaching). In het rood staan uiteraard acties of elementen die een ne- gatief effect hebben, zoals te veel televisiekijken of lange schoolvakanties. Onder leraareffect ver- staan we het leereffect dat je wint door als goede professional voor de klas te staan.

In deze grafiek zien we dat huiswerk geen echt groot leereffect sorteert. Hierbij komt nog een heel belangrijke nuance. Dit effect is het gemid- delde effect van huiswerk in lager én secundair onderwijs. Onderzoek (Cooper & Valentine, 2006) toont aan dat de mogelijke leerwinst sterk sa- menhangt met het leerjaar. Het positief leereffect op het einde van het secundair onderwijs is dui- delijk. Hier zou de pijl in het blauwe deel staan.

In de eerste graad van het secundair onderwijs is dit leereffect reeds gehalveerd, waarna het nog eens gehalveerd wordt in het lager onderwijs. In het begin van het lager onderwijs is het positief leereffect van huiswerk amper of niet aange- toond. Leerlingen halen er nauwelijks voordeel uit.

John Hattie, De impact van Leren zichtbaar maken, blz 409, Pelckmans uitgevers nv, 2014.

0,6

0,4 0,2

0 0,2

0,4 0,6

0,8 1

1,2

1,4 tegengesteld effect

beginnend effect

zone van de gewenste effecten leraar-

effect

Huiswerk d = 0.29

(7)

7 Deze bevinding hoeft voor Cooper niet direct te

leiden tot afschaffing van huiswerk in de lagere school, omdat de positieve effecten van huiswerk zich op latere leeftijd kunnen manifesteren, zo- als meer zelfstandigheid of een betere studie- houding. Anderen zoals Kohn (2006) verwijzen dit idee naar de prullenbak en noemen het een mythe dat huiswerk mee helpt bouwen aan posi- tieve karaktereigenschappen als zelfdiscipline of zelfstandig werk.

Laat ons op zijn minst stellen dat binnen het we- tenschappelijke er geen consensus is over de zin of onzin van huiswerk. Over een aantal zaken is wel consensus, bijvoorbeeld over de duidelijke correlatie tussen de leeftijd en het effect van huiswerk. Hoe jonger het kind, hoe minder effect. Ook over het verband tussen de hoeveel- heid huiswerk en het effect is er consensus. Een teveel aan taken werkt contraproductief. Ook interessant om aan te geven is dat Hattie aanhaalt dat er géén aantoonbaar verband is tussen het geven van huiswerk en het kunnen plannen van taken. En laat dàt nu net één van de meest vooropgestelde doelen van huiswerk zijn met de overgang naar het secundair in het achterhoofd.

Uiteraard zijn ouders betrokken partij bij het huis- werk. Moon en Ivens deden in 2004 onderzoek in opdracht van het Vlaams Ministerie. Daaruit bleek dat 76% van de ouders hulp bij huiswerk zeer belangrijk vond. 91% van de ouders van kin- deren in de lagere school gaf aan na te kijken of het huiswerk gemaakt was. De meeste ouders zien hun eigen rol in de begeleiding wel ophouden bij het einde van de lagere school. Zowel een gebrek aan supervisie als een te autoritaire aanpak sor- teren een negatief effect. Veel ouders geven dan ook aan dat ze graag weten hoe ze moeten be- geleiden. M. Lusse, onderzoekster en docente ou- derbetrokkenheid op de Hogeschool van Rotter- dam wijst erop dat huiswerk een averechts effect kan hebben als ouders dit autoritair begeleiden.

(Gids voor beter samenwerken met ouders p7) Onderwijsnetwerk Antwerpen liet in 2015 een samenvatting maken van onderzoek rond huis- werk. Hieruit haalden we nog volgende criteria om te kunnen spreken van effectief huiswerk.

• De opdracht moet duidelijk zijn.

• Zowel leerkracht als leerling moeten zich betrokken voelen op de taak.

• De leerling moet de taak zelfstandig kunnen maken, wat vaak neerkomt op differentiatie.

• Er moet kort na de taak ook feedback wor- den gegeven. Zo kan de leerling leren uit de fouten die gemaakt zijn alsook uit wat wél juist was.

• Ook de duurtijd mag niet te lang zijn, anders wordt het effect van huiswerk negatief.

• Een ondersteunende omgeving om het huis- werk te kunnen maken wordt gezien als een must.

Dit zijn alles bij elkaar heel wat voorwaarden.

Daarbovenop blijkt ook dat het positief effect van huiswerk - mits aan alle voorwaarden is voldaan - er vooral is voor kinderen met een hoge sociaal- economische status. Bij kinderen met een lage- re sociaaleconomische status valt het moge- lijk positieve effect van huiswerk lager uit, of is het effect op het leerproces zelfs negatief.

Pedro De Bruyckere haalt in Klasse hierover een tegenstelling aan. Op de stelling dat huiswerk de ongelijke kansen vergroot geeft hij aan dat dit een moeilijke is. “Als je beweert dat huiswerk de ongelijkheid vergroot, zeg je meteen dat huis- werk effect heeft. Als je huiswerk afschaft ver- groot je bijgevolg de gelijkheid niet door kansen te geven, maar door kansen af te nemen.” (Klasse Magazine maart 2019, blz 16)

Wij durven een andere analyse maken. Er moet al aan heel veel voorwaarden voldaan worden wil huiswerk een positief leereffect hebben. Er zijn criteria bij zowel het geven, het maken als het opvolgen van het huiswerk. Daarnaast moet de ouder de juiste begeleidersrol aannemen. Als aan dit alles is voldaan kan er een leerwinst zijn.

Meta-onderzoek wijst erop dat alvast de leer- winst in de jongere jaren (zeer) beperkt is. Over lange-termijn-effecten is er geen consensus.

Als niet aan de criteria voldaan wordt, als leer- lingen niet de juiste ondersteuning krijgen, als leerlingen al moeite hebben om hun karretje aan te haken overdag, ... Dan zal huiswerk vooral een bron van frustratie zijn en demotivatie in de hand werken.

(8)

8

Wat ons betreft wordt klassiek huiswerk best aan de kant geschoven in het lager onderwijs. Wan- neer dit gebeurt zonder alternatieven aan te rei- ken hoef je geen grote verandering in het leerpro- ces te verwachten. Wanneer je dit doet zonder dit te kaderen naar collega’s of ouders toe, riskeer je wel een revolte of dat ouders een andere school zoeken voor hun kind.

Huiswerk afschaffen is volgens ons geen kwestie van kansen afnemen van sterke leerlingen, maar van struikelstenen voor de zwakkere of minder ondersteunde leerling opzij ruimen. Wij zijn er voor alle duidelijkheid niet op tegen dat sterke leerlingen alle kansen krijgen om te leren of te excelleren. De aangeboden alternatieven in deze uitgave moedigen het willen leren en het grenzen verleggen actief aan. (bijvoorbeeld met de ‘Trots factor’ in de fiches met alternatieven). Dit echter in een context waar je als school vat op hebt en die niet is verstrengeld met een thuiscontext.

Wie andere wegen zoekt om de doelen van huis- werk te bereiken kan die vinden. Deze wegen zijn ons inziens vaak boeiender en uitdagender voor leerlingen. Met bovendien een faire kans om goed aan te komen bij dit doel wanneer je thuis minder ondersteuning krijgt.

Het is ons duidelijk uit zowel de theorie als onze praktijkervaring dat ouders betrokken zijn op het thema huiswerk. Hoewel dit niet altijd proble- matisch hoeft te zijn, merken we dat ouders via huiswerk ook een risico kunnen vormen voor het leren van het kind. Zolang er klassiek huiswerk wordt gegeven zullen ouders zich ook gebonden voelen aan ondersteuning van een formeel leer- proces na de school. Wanneer klassiek huiswerk aan de kant wordt geschoven, kunnen ouders ook actief aangespoord worden om een andere rol op te nemen in de ontwikkeling van hun kind. Een rol die minder draait rond het huiswerk, maar op een bredere, effectievere manier de schoolloop- baan kan ondersteunen. Huiswerk staat deze rol soms in de weg. Het hoeft niet te leiden tot min- der betrokkenheid, maar tot een andere betrok- kenheid. Het zou voor veel gezinnen, los van hun sociale achtergrond of vaardigheden een zucht van verlichting betekenen.

III. WAAROM HOUDEN MENSEN VAN HUISWERK?

In de prent hierboven zie je wellicht de grootste reden. Veel mensen denken dat je door huiswerk beter gaat presteren. De algemene redenering is:

meer huiswerk is meer bijleren. Meer leren bete- kent betere resultaten. Betere resultaten leiden naar hogere opleidingen en beter betaalde jobs.

Veel mensen leggen rechtstreeks de link tussen kwaliteit van onderwijs en de hoeveelheid huis- werk. Hoe meer hoe beter!

Fans van huiswerk vind je in alle lagen van de bevolking. Zeker laagopgeleide ouders houden vaak vast aan huiswerk omdat dit tot een onder- wijsmodel behoort dat men kent. Vooral mensen onderaan de sociale ladder zien onderwijs als DE UNIEKE kans om hun kinderen te laten opklim- men. Dit voelt een beetje wrang omdat net de groep laagopgeleide ouders het minste in staat is een kader te creëren dat ondersteunend werkt.

Vaak wordt er zo veel hoop en energie gesto- ken in uitbestede huiswerkbegeleiding. Andere kansen om hun kinderen te ontplooien worden mede door de focus op huiswerk niet gezien of als dusdanig erkend. Ouders uit dit segment van de samenleving richten zich vaak erg sterk of eenzijdig op onderwijs en huiswerk als sociale springplank. Dit terwijl kinderen uit middenklas- se- gezinnen of de hogere sociale klasse wel heel vaak worden gestimuleerd om te participeren aan allerhande leuke en leerzame activiteiten en verenigingen. Dit biedt dan leerkansen, een netwerk, … dat méér effect heeft dan het maken van het huiswerk. Op die manier houden kinde- ren uit de midden-, en hogere sociale klasse hun voorsprong in sociaal en cultureel kapitaal in stand (P. Bourdieu, socioloog).

(9)

9 Wanneer je als ouder het vizier te eenzijdig richt

op huiswerk, heb je echter niet de grootste prooi te pakken in je verdere ontwikkeling van je kind.

Dat verhaal zou sterker kunnen verteld worden aan ouders. Klassiek huiswerk aan de kant dur- ven schuiven kan een sterke impuls beteken voor de dialoog met ouders hierover.

‘Houden van’ is in bovenstaande betekenis re- latief. Het is eerder het huiswerk nodig vinden.

Toch zijn er bij de mensen die we bevragen af en toe ook kinderen bij wie huiswerk positieve ge- voelens oproept. Ouders en kinderen die het zien als een fijn, rustgevend moment samen. Of kin- deren die het fijn vinden om rustig en zonder de druk en de snelheid van de klas nog iets te kun- nen verwerken. Huiswerk kan - als de omstandig- heden juist zijn - ook leuke associaties oproepen.

Een reden die ouders ook opgeven - zij het eerder beperkt - is dat zij het makkelijk of overzichte- lijk vinden als het kind bezig moet zijn met huis- werk. Niet elke ouder kan én bezig zijn met het huishoudelijk werk én met het kind dat huiswerk maakt én aandacht geven aan de kleine mede- mens die nog ronddartelt in huis. Zeker niet in kleine ruimtes. Dit heeft soms ook te maken met vaardigheden die ontbreken of met gezinssitua- ties die erg veel vergen. Uitzonderlijk vinden ou- ders huiswerk ook een argument om de kinderen van straat te kunnen weghouden.

IV. WAAROM HOUDEN WIJ NIET VAN HUISWERK?

Bij De Schoolbrug vangen wij ontzettend veel sig- nalen op rond huiswerk. Vooral van bezorgde ou- ders, maar ook van soms gefrustreerde kinderen en leerkrachten. Daarnaast is er de ervaring van onze projecten met studenten die ouders thuis ondersteunen, waarbij huiswerk als onderdeel van het naschoolse gebeuren de insteek is. Ook vanuit onze contacten met schoolteams vangen wij verschillende signalen op.

Kort samengevat zijn er drie grote redenen die ons sceptisch doen kijken naar huiswerk.

Ten eerste is het vaak een bron van stress voor alle betrokkenen.

Laten we dit even eerst bekijken vanuit het standpunt van de ouders. Uiteraard hoeft huis- werk niet voor elke ouder een probleem te zijn, maar voor veel ouders is het dat zeker wel. In een

bachelorproef op aanzet van De Schoolbrug be- vroeg een groep studenten ouders en leerkrach- ten rond het thema huiswerk in de lagere school.

Van de 402 bereikte respondenten geeft 57% aan dat huiswerk zorgt voor stress, 53% geeft aan dat huiswerk zorgt voor minder tijd en ontspan- ning. (onderzoeksverslag bachelorproef “De visie van ouders en onderwijspersoneel rond huiswerk, academiejaar 2018-2019, p.32). Belangrijk te ver- melden dat de bevraging van de studenten online gebeurde. Dit geeft ons dus meer een beeld van middenklasse gezinnen. De cijfers rond stress bij kansengroepen liggen naar alle waarschijnlijk- heid hoger.

We schetsen enkele situaties of contexten die veelvoorkomend zijn.

De ouder die na een drukke werkdag thuiskomt met de partner nog onderweg naar huis of aan het werk in een ploegensysteem. Die naast het huiswerk te begeleiden ook geacht wordt de boodschappen te doen, een maaltijd te voorzien, het huis een béétje aan kant te krijgen én de kin- deren op tijd in bed te krijgen. Zelfs in een ge- zinssituatie met twee werkenden is het al lastig/

moeilijk/hels (schrappen wat niet past) om alles rond te krijgen zonder dat er nog huiswerk bij komt kijken. Laat staan dat je er als ouder alleen voor staat, ...

De laagopgeleide ouder die panikeert bij het idee dat hij of zij niet de juiste ondersteuning kan bie- den. Die dit zo aanvoelt en ervaart. Denken dat je kind hierdoor kansen mist, moet als ouder heel frustrerend en stresserend zijn. De Schoolbrug, maar ook Huizen van het Kind, buurtcentra, huiswerkbegeleidingsinitiatieven, sportclubs en jeugdwerkingen worden overstelpt door ouders met een vaak dringende en wanhopige vraag naar hulp.

De ouder die alles probeert om zijn kind aan het huiswerk te krijgen door te zwaaien met belo- ning of te dreigen met straf.

Ouders die samen met hun kinderen in een klein en gehorig appartement wonen.

Minder voorkomend maar ook relevant zijn ge- zinnen waar er een zieke ouder of ziek kind is waar veel aandacht en energie naartoe gaat, ou- ders die werken in ploegensystemen, gezinnen die midden in een verbouwing zitten, …

(10)

10

We denken aan de stress bij het kind. Het kind dat tussen vele hobby’s door ook nog eens huis- werk moet maken, ook als die de leerstof al onder knie heeft. Of het kind bij wie na een lange en vermoeiende schooldag het vat vol is. Of het kind dat een opdracht krijgt over leerstof die nog niet begrepen is en geen ouders of netwerk heeft om even iets uit te leggen.

Last but not least gaan onze zorgen ook uit naar de leerkrachten. Goed huiswerk dat leerwinst genereert, vraagt bijkomende in- spanning en tijd. Vooraf moet je overwegen of de taak zin heeft en of iedereen de taak kan maken. Bovendien moet je differentiëren om de éne groep uitdaging te bieden en de ande- re groep niet te laten afhaken. Daarna moet het kind gericht én kort na de taak feedback krijgen, zo niet is er geen mogelijkheid voor de kinderen om te leren van de fouten en de successen. Dan is er nog de frustratie van kin- deren die geen ijver tonen of van ouders die té veel ijver tonen en het huiswerk van hun kind mee maken.

Wij geloven dat zeven uur werken op school ge- noeg is voor jonge kinderen. Ook voor volwasse- nen duurt een werkdag lang genoeg. Wij zien - net als de meeste anderen - dat er al stress genoeg is. Wij denken dat het gezonder en aangenamer leven is met minder stress.

Ten tweede stellen we ons vragen bij de leerwinst.

Zoals eerder aangehaald lijkt het erop dat huis- werk in het lager onderwijs weinig zoden aan de dijk brengt als het gaat om leerwinst te generen.

Ook over het behalen van lange-termijn-doelen zoals attitudevorming, kunnen plannen of zelf- standig leren werken via het geven van huiswerk is er wetenschappelijke twijfel. Bovendien moe- ten er een heleboel voorwaarden vervuld zijn aan de kant van de opdrachtgever, de leerling én de omgeving van de leerling om te kunnen spre- ken van goed huiswerk.

Ten derde weten wij dat huiswerk wel degelijk bijdraagt aan de ongelijkheid in het onderwijs.

Het is misschien niet dé oorzaak, maar wel één van de oorzaken. In principe moet het kind het huiswerk alleen maken en moet de ouder alleen nakijken of het huiswerk is gemaakt. In de eerste jaren wordt er vaak hulp verwacht bij het leren lezen, de splitsingen en het oefenen van de tafels.

Dit zijn typische vormen van klassiek huiswerk waar een actieve rol van de ouder wordt ver- wacht.

Bovendien: geloven we echt dat ouders - als ze in staat zijn te helpen - afzijdig blijven wanneer ze hun kind zien worstelen met de leerstof? Dat lessen niet worden opgevraagd of geen trucjes worden meegegeven om efficiënter te leren? Ook het kunnen maken van afspraken, het afdwingen ervan, de juiste manier van belonen en motive- ren is niet elke ouder gegeven. Dan rest nog de vraag hoeveel kinderen van de klas opgroeien in een gezin waar je rustig en in een gestructureer- de omgeving je huiswerk kan maken. Dit durft al eens sterk te variëren.

Tip: Neem je klaslijst bij de hand. Zet een “V” bij de kinderen waarvan je denkt dat huiswerk in de juiste omstandigheden kan gemaakt worden, een

“-“ waar je weet dat dit niet zo is en een “?” waar je er geen zicht op hebt of twijfelt. Waar kom je uit?

Dit maakt dat kinderen met een ondersteunend thuisklimaat vaker in orde zijn, dat deze wel eens kunnen uitpakken met een mooie powerpoint bij een spreekbeurt en bijzondere dingen kunnen meenemen naar school. Dit leidt dan weer tot po- sitieve bevestiging van de leerkracht. Voor kinde- ren uit maatschappelijk kwetsbare milieus dreigt hier het omgekeerde scenario, ook al wil je dit als leerkracht vermijden.

Voor kinderen die vlot meekunnen op school zal huiswerk vaak geen groot probleem vor- men. Waar een kind al worstelt met de leer- stof, daar zal een ouder die de mogelijkheid heeft om zijn kind te helpen (tijd, opleiding, vaardigheden) vaak veel tijd investeren om zijn kind bij te laten benen, te motiveren en bij te sturen.

(11)

11 Dit is input die een kind uit een kwetsbaar

gezin moet missen. Kinderen die moeten bij- benen én het zonder hulp moeten stellen van thuis zijn bij huiswerk twee keer de pineut.

Voor een aantal kinderen kan een huiswerk- begeleidingsinitiatief met huiswerkklassen of begeleiding aan huis soelaas bieden. Maar ook hier zijn een aantal bemerkingen te plaatsen.

Hoelang duurt deze ondersteuning? Bieden de huiswerkklasse dan steeds effectief die rustige en ondersteunende omgeving? Is er contact met de school en met de ouders? Of uitwisseling tus- sen de vrijwilliger en de ouder? Bovendien is ook hier sprake van enige discriminatie. Er zal nooit genoeg plaats zijn voor elk kind dat thuis onvol- doende ondersteund wordt. Het zijn vaak ook de ouders die iets mondiger zijn of een beetje op de hoogte zijn, die de weg vinden naar een huiswer- kinitiatief voor hun kind. Een aantal kinderen ervaren deze klassen als erg leuk. Mede omwille van de vaak persoonlijke aandacht en de socia- le contacten. Anderen ervaren het dan weer als stigmatiserend.

Als je deze drie elementen samenneemt: de stress, de beperkte leerwinst en de kansen- ongelijkheid, dan durven wij ons afvragen of klassiek huiswerk in het basisonderwijs wel zinvol is.

V. WAAROM BIEDEN WIJ ALTERNATIEVEN?

We realiseren ons dat huiswerk zomaar afschaf- fen niet per se een goede optie is. Het zal om te beginnen op veel weerstand stuiten bij ouders en/of collega’s. Scholen die huiswerk hebben afgeschaft komen daar onder druk van ouders soms op terug.

Huiswerk is een zodanig gegeven dat je er moei- lijk zomaar mee kan stoppen zonder een duide- lijke visie waarin je iedereen meeneemt. Verder- op in deze uitgave vind je materiaal om met het schoolteam en de ouders aan de slag te gaan rond huiswerkvisie.

Huiswerk streeft een aantal doelen na. Wij zijn niet tegen deze doelen, we zijn zelfs voor deze doelen.

We tonen in deze uitgave echter aan dat alle zin- volle doelen ook op andere manieren te bereiken zijn, zonder dat je aan leerwinst hoeft in te boe- ten. Zelfs integendeel.

VI. WELKE DOELEN STREEFT HUISWERK NA?

Uit de literatuur, gesprekken met leerkrachten, ouders en begeleiders, en uit de resultaten van de bevraging in kader van de bachelorproef ha- len we twaalf doelen die gekoppeld worden aan huiswerk. We lichten ze kort toe en geven ook onze bedenkingen mee.

We wagen ons aan een opdeling in prioritaire doelen en secundaire doelen. Onder prioritaire doelen worden hier de doelen verstaan die door leerkrachten of ouders het vaakst worden aange- haald. Dit wil niet zeggen dat deze doelen persé waardevoller zijn dan de secundaire doelen. We zien ook een verschuiving van de doelen naarge- lang het leerjaar waarin de kinderen zitten.

DE PRIORITAIRE DOELEN

VOORBEREIDING OP HET SECUNDAIR ONDERWIJS.

Zeker voor de 3e graad, maar soms ook vroeger in de lagere school is dit dé reden om huiswerk te geven of te verwachten. Dit uit schrik dat kin- deren anders de overstap van het lager naar het secundair onderwijs niet kunnen verteren. Dit speelt zelfs in die mate dat we de indruk krijgen dat huiswerk hét middel bij uitstek is voor leer- krachten en ouders om kinderen goed voor te bereiden op de overstap naar het secundair on- derwijs. Wat zou het geven als er in verhouding bijvoorbeeld evenveel of zelfs meer aandacht ging naar een gerichte school- & studiekeuze?

Iets wat nu wel eens in enkele sessies met kinde- ren en/of ouders wordt afgehandeld.

Als we verder analyseren waarin de connectie gelegd wordt tussen een succesvolle overstap naar het secundair onderwijs en huiswerk ko- men we uit op drie vrij makkelijk te onderschei- den doelen.

(12)

12

Ten eerste leren plannen om in het secondair onderwijs een hoeveelheid aan taken en toetsen zelfstandig te kunnen inplannen. Ten tweede le- ren leren om zelfstandig grotere hoeveelheden leerstof te kunnen verwerken. Tenslotte nog het bijbrengen van werkattitudes zoals zelfdiscipli- ne en doorzettingsvermogen als succesfactor. Dit zijn doelen die soms al vroeger gekoppeld wor- den aan huiswerk, maar in het vooruitzicht van het secundair onderwijs een zekere urgentie lij- ken te krijgen. Wij behandelen ze verder in de uitgave als aparte doelen. Bij de alternatieven en concepten verderop in de bundel vind je nog voorbeelden van hoe je aan deze doelen kan wer- ken zonder huiswerk.

1. Zelfstandig leren leren.

Wat?

De leerling werkt autonoom aan een taak of ver- werking van de leerstof. De leerling leert welke hulpbronnen hij wanneer kan inzetten.

Onze bedenkingen:

• Zal een kind dat in de klas niet zelfstandig kan werken, dit leren door huiswerk te krij- gen?

• Is zelfstandig kunnen werken niet een voor- waarde om huiswerk te kunnen maken?

• Is het huiswerk dat wordt meegegeven afge- stemd om bij te dragen aan zelfstandig leren?

• Zijn er geen betere manieren om zelfstandig te leren werken op school of thuis?

• Hoe vaak wordt het huiswerk toch aange- stuurd door ouder of begeleider?

• Als er in de klas voldoende coaching is om dit te leren, moet dit dan ook nog thuis?

• Zijn de leerlijnen rond leren leren op school voldoende uitgewerkt?

2. Leren plannen Wat?

Het inplannen wanneer je wat gaat doen, hoe- veel tijd je daarvoor nodig hebt en wat je nog nodig kan hebben van materiaal. Je moet dus vooruit kunnen kijken, inschattingen maken en linken leggen.

Onze bedenkingen:

• Zal wie in de les moeite heeft met plannen, dit leren door veel huiswerk te krijgen? Ook hier de vraag of deze competentie niet eer- der een voorwaarde is om huiswerk te kun- nen maken, dan dat huiswerk de vaardigheid helpt ontwikkelen.

• Plannen is een zeer complexe vaardigheid.

Geen enkel dier kan dit, het is iets uniek men- selijks. Het deel van de hersenen waar deze vaardigheid zich ontplooit is pas volgroeid op de leeftijd van vijfentwintig jaar. Daarom hebben bijvoorbeeld pubers het extra lastig hiermee. Uiteraard moeten we niet wachten tot leerlingen 25 jaar zijn om deze vaardig- heid te trainen. Maar liggen de verwachtin- gen niet te hoog als we jonge kinderen willen leren plannen door middel van huiswerk?

• Ten slotte: onderzoek toont géén link tussen huiswerk en leren plannen.

3. Werkhouding, discipline en doorzettingsver- mogen ontwikkelen

Wat?

Je wil kinderen leren om een taak af te werken. Je wil (impliciet) aan kinderen meegeven dat succes in het latere leven of goede punten niet vanzelf komen. Dus na school nog even zelfstandig een taak tot een goed einde brengen helpt om een goede werkhouding en verantwoordelijkheids- zin aan te leren. Iets tegen je zin leren doen is op zich al zinvol. Dit doel komt zelden onmiddellijk aan de oppervlakte, maar blijkt als het niet expli- ciet benoemd wordt toch vaak een onderliggende en beslissende overtuiging te zijn.

Onze bedenkingen:

• Er wordt terecht veel aandacht en energie besteed aan talenten ontdekken en werken rond talenten. Stel nu dat er evenveel ener- gie en positieve aandacht gaat naar werkhou- ding, discipline en doorzettingsvermogen.

Dat we dat binnen de klas of de school echt tot een hot item maken. Op zoek gaan naar waar kinderen inzet voor tonen. Het effect van inzet en werkhouding bespreekbaar ma- ken. Zouden we dan geen ander en sterker onderwijsproject krijgen? Dit hoeft niet via huiswerk te gebeuren.

(13)

13

• Hoe belangrijk we dit ook vinden, soms is het gewoon op. Kunnen we van een 6- of 7-jari- ge verwachten dat hij of zij de zelfdiscipli- ne opbrengt om na een volle dag op school thuis ook nog huiswerk te maken? Hebben wij als volwassene op het einde van een uit- dagende of vermoeiende werkdag ook niet de behoefte om ons te ontspannen? Samen met het gezin bijvoorbeeld? Moeten we onze kinderen voorbereiden om mee te draaien in een maatschappij die onder stress staat, of is huiswerk afschaffen het begin van een maat- schappij met al wat minder stress?

• Werkhouding, discipline en doorzettingsver- mogen ontwikkelen: hier is toch geen huis- werk voor nodig? Dit kan ook in de dagdage- lijkse thuiscontext of in de sportclub worden aangeleerd.

VOLGENDE DOELEN HANGEN MINDER VAST AAN DE OVER- STAP NAAR HET SECUNDAIR ONDERWIJS, MAAR KUNNEN WE WEL NOG ZIEN ALS PRIORITAIR.

4. Inoefenen van de leerstof Wat?

Hier wordt extra herhaling bedoeld om zich de in de klas geleerde leerstof eigen te maken, in te prenten of te begrijpen. Bijvoorbeeld thuis extra breuken oefenen, staartdelingen maken of de leerstof voor de toetsen instuderen.

Dit vinden zowel ouders als leerkrachten een be- langrijk, expliciet doel.

Onze bedenkingen:

• Voor hoeveel kinderen levert dit extra leer- winst op?

• Wat met kinderen die de leerstof al onder de knie hebben?

• Voor hoeveel kinderen is het toch echt te moeilijk en zal de leerstof zelfstandig inoefe- nen alleen maar extra frustratie en leermoe- heid opleveren?

• Wat met de ouder of huiswerkbegeleider die met de beste bedoelingen iets op een andere manier inoefent?

• Wat met kinderen die niet in een rustige om- geving kunnen leren en niet overhoord wor- den?

5. Automatiseren Wat?

Vaak gaat dit over leerstof die als heel belangrijk wordt aanzien omdat het een basis vormt om op verder te bouwen zoals de tafels, splitsingen, aanvankelijk lezen, woordjes of vervoegingen in het Frans. Herhalen en automatiseren worden erkend als essentieel in het leerproces.

Onze bedenkingen:

• In principe moet het kind zelfstandig kunnen oefenen. Op de leeftijd van 6, 7 of 8 jaar heb- ben veel kinderen nog hulp nodig om zich bijvoorbeeld keurig aan te kleden, in bad te gaan of het eten op hun bord te snijden. Is het dan realistisch dat ze zelfstandig het juis- te materiaal nemen en dan tafels oefenen, splitsingen maken, ... zonder hulp?

Is het niet heel bizar dat we net de ver- werving van essentiële leerstof een stuk uit handen geven en overdragen aan 6- tot 12-jarigen en hun ouders? Dit in de we- tenschap dat noch de kinderen zelf noch de school impact heeft op de manier waarop dit thuis of in een huiswerkbegeleidingsinitiatief ondersteund wordt.

6. De brug naar huis maken

Wat?Door het huiswerk weten de ouders waar het kind mee bezig is, wat het leert op school en of het ‘mee is’. Dit wordt door ouders vaak als een belangrijke meerwaarde gezien van huiswerk.

Ook leerkrachten zien er een goede manier in om ouders op de hoogte te houden van wat er in de klas gebeurt. Sommige scholen zien dit als een mooie kans voor ouders om samen leuke mo- menten te delen met je kind met betrekking tot de school.

Onze bedenkingen:

• Betrokkenheid van de ouders maakt wel de- gelijk een verschil, daar twijfelt niemand aan.

• Hoeveel andere manieren zijn er om ouders te laten weten waar het kind mee bezig is en waar het staat in het leerproces? Nieuwsbrie- ven, toetsenmappen, schoolpoortcontacten, oudercontacten of KOM-gesprekken, een filmpje via whatsapp of classdojo.

(14)

14

• Samen huiswerk maken kan een leuk gedeeld moment zijn. Maar voor hoeveel gezinnen geldt niet net het omgekeerde?

• Zijn er geen betere ouder-kind-activiteiten te bedenken die meer bijdragen aan een leuke band dan samen huiswerk te maken? En bo- vendien minstens evenveel bijdragen aan het leren?

• Al te vaak worstelen kinderen met hun huis- werk waardoor ouders een negatief beeld dreigen te krijgen van het kunnen van hun kind en de leerkansen die de school aanreikt.

DE SECUNDAIRE DOELEN

Volgende doelen werden ook -  zij het minder vaak - aangehaald door leerkrachten en ouders of in de literatuur. Ze kunnen evengoed belangrijk zijn, maar staan niet spontaan bovenaan het priori- teitenlijstje als het gaat over huiswerk.

7. De leerkracht weet waar het kind staat in het leerproces

Wat?

Bij het nakijken van een huistaak ziet de leer- kracht wat het kind al dan niet begrijpt en waar nog extra aandacht naartoe moet gaan.

Onze bedenkingen:

• Hoeveel ouders maken mee het huiswerk?

Geeft het resultaat dan een realistisch beeld?

• Hoe vaak differentiëren leerkrachten op basis van het huiswerk?

• Zijn er geen andere mogelijkheden - in de klas - om inzicht te krijgen in het leerproces van het kind?

• Draagt dit huiswerk dan ook bij aan het leerproces van het kind? Hiervoor is snelle feedback over het huiswerk noodzakelijk.

Uitgestelde feedback heeft geen of zelfs een negatief effect (J. Hattie)

8. Bieden van succeservaring Wat?

Soms lukt het beter om een taak te maken of iets mooi af te werken thuis zonder de tijdsdruk of de drukte in de klas.

Onze bedenkingen:

• Dit kan kloppen voor enkele kinderen.

• Je moet er dan wel zeker van zijn dat het huiswerk gedifferentieerd is en effectief als succes ervaren kan worden.

• Hoeveel andere mogelijkheden zijn er niet om een kind een succeservaring te laten be- leven in de klas, op school, thuis of in het ver- enigingsleven?

9. Toepassen van de leerstof in een andere con- text.

Wat?

Je leert in de klas over hefbomen en je laat je leer- lingen thuis zoeken naar hefboomtechnieken.

Je leert over vogels en je laat op weg naar huis het aantal vogels tellen. Op die manier kan je de betrokkenheid bij de leerstof versterken, de rele- vantie ervan verhogen en leerlingen verbanden leren leggen.

Onze bedenkingen:

• Hier kan huiswerk een krachtig leerinstru- ment zijn, bovendien zijn hier wellicht moge- lijkheden om dit speels aan te pakken.

• Straffe leerkrachten doen dit natuurlijk ook in de klas.

• In hoeverre is er ondersteuning nodig van ouders of begeleiders en in hoeverre is dit soort huiswerk dus ouderneutraal?

10. Leefwereld van het kind/het gezin in de school brengen

Wat?

De leerling brengt iets mee van thuis, heeft een geluidsopname gemaakt met een smartphone, moet een interview doen met een familielid of kennis, vertelt iets over een hobby of een held.

(15)

15 Onze bedenkingen:

• Je leert als leerkracht iets bij over de leefwe- reld van het kind.

• Het kind voelt zich hierdoor gewaardeerd.

• Niet veel klassieke huiswerkopdrachten val- len onder deze doelstelling, maar mits creati- viteit liggen hier zeker mogelijkheden.

• Wat met kinderen die over een minder groot sociaal of cultureel kapitaal beschikken? (P.

Bourdieu).Laten we onze waardering even hard blijken als hun leefwereld voor ons als minder ruim overkomt, onbekend is of vra- gen oproept?

• Ook voor dit doel zijn tal van andere moge- lijkheden geschikt, zoals gesprekken en ac- tiviteiten in de klas, ouderactiviteiten en ou- dercontacten waarin dialoog centraal staat.

11. Voorbereiding op leerstof die komt Wat?

Je vraagt je leerlingen om op voorhand iets te le- zen, te bekijken op het internet, iets voor te berei- den als inleiding op de les die komt. Het principe van de ‘flipped classroom’.

Onze bedenkingen:

• Het kan de betrokkenheid van de leerling bij de les vergroten.

• Je kan als leerkracht je les afstemmen op wat de leerlingen al blijken te weten of te kennen.

• Is technologie in huis een voorwaarde? Is er bijvoorbeeld internetverbinding nodig? Bij hoeveel kinderen is er thuis geen (stabiele) internetverbinding? Welk materiaal heeft men nodig en beschikt iedereen daarover?

• Er is een groot verschil tussen peilen naar wat de leerling al kent over het onderwerp, of de vraag om wat op te zoeken en het geven van oefeningen om achteraf te verbeteren.

Volgende twee doelen worden ook wel eens aan- gehaald door ouders of leerlingen. We vermel- den ze omdat ze aan bod komen in gesprekken.

We hebben begrip voor de achterliggende rede- nen, maar we kunnen er niet achter staan. Huis- werk kan volgens ons niet meegegeven worden omwille van deze redenen. We nemen ze in de aangereikte methodieken verderop in deze uitga- ve dan ook niet op.

12. Zinvol bezig zijn Wat?

Dit is een verzuchting of doelstelling die we op- vangen van de ouders. Huiswerk is beter dan rondhangen op straat, tv kijken of storen tijdens het koken. Het houdt de kinderen rustig bezig.

Dit is een doelstelling die we bij de uitwerking van alternatieven niet weerhouden. We zien onze alternatieven uiteraard allemaal als zinvol!

Onze bedenking:

We kunnen er wel begrip voor opbrengen, maar dit mag geen reden zijn om huiswerk mee te geven. Er zijn immers zoveel uitstekende alter- natieven. Wij willen vooral inzetten op de over- tuiging bij ouders dat ze een sterke rol kunnen vervullen bij de schoolloopbaan van hun kind, los van huiswerk.

13. Veel ouders willen het nu eenmaal.

Wat?

Leerkrachten of scholen houden vast aan huis- werk. Niet omdat ze zelf overtuigd zijn van de meerwaarde. Ze doen dit om te vermijden dat ouders een slecht beeld krijgen van de school of omdat ze ervaren dat ouders zelf beginnen taken te geven. In dat laatste geval zijn de kinderen meestal nog verder van huis dan bij het huiswerk dat wordt opgegeven door de leerkracht.

Onze bedenkingen:

• Is dit eerlijk t.a.v. de kinderen?

• Is dit eerlijk t.a.v. de ouders?

• Is het mogelijk om de dialoog open te breken met ouders hierover?

• Als je overtuigd bent van je eigen visie, mag je die dan ook niet met overtuiging en trots uitdragen?

(16)
(17)

17

DEEL 2:

DEEL 2:

AAN DE SLAG MET AAN DE SLAG MET HET SCHOOLTEAM HET SCHOOLTEAM

I. Een woord van uitleg

II. Fiches ‘Aan de slag met het team’

(18)

18

School en huiswerk. Ze lijken wel aan elkaar vastgeklonken als Barbie en Ken, Tarzan en Jane, Adam en Eva, … hoewel in dit verhaal de liefde minder speelt en in het aards paradijs er vast geen huiswerk was.

In alle geval is het grondig veranderen van de huiswerkaanpak binnen een school niet vanzelf- sprekend. De meesten van ons zijn met huiswerk opgegroeid. Het hoort simpelweg tot ons referen- tiekader. Dit wil echter niet zeggen dat wat nu vanzelfsprekend is, dat ook moet blijven. Der- tig jaar geleden werd er nog gerookt op televi- sie, twintig jaar geleden nog op de trein, minder dan tien jaar geleden nog op café en restaurant.

Nu zouden we dat absoluut niet meer normaal vinden. Om maar te zeggen: ook zaken die echt ingeburgerd en hardnekkig zijn, kunnen dankzij nieuwe inzichten en doortastend optreden op een bepaald moment kantelen.

Om tot verandering met betrekking tot huiswerk te komen bieden we in dit luik methodieken, ma- terialen en ideeën aan. Natuurlijk zijn de aan- geboden methodieken geënt op het duurzaam veranderen van het huiswerkbeleid, maar een aantal van hen kunnen in een aangepaste vorm ook gebruikt worden om andere veranderings- processen in goede banen te leiden.

I. WAT ZIJN RELEVANTE VRAGEN VOOR DE OPSTART VAN HET VERANDERINGSTRAJECT?

1. Wie is betrokken en met welk mandaat?

Verandering kan van ‘bovenuit’ maar evengoed van ‘onderuit’ komen.

Het meest evidente of voorkomende scenario is dat je als directie of beleidsteam een bepaalde verandering in gang zet. Dit wil natuurlijk niet zeggen dat je om het even wat kan doordrukken in het schoolteam, maar het hoort bij de ver- wachting dat je op inhoudelijk vlak mee de lijnen uitzet. Je hoeft normaliter niet te vragen of een thema op de agenda mag gezet worden.

In een school met ruimte voor inbreng en initia- tief kunnen ook leerkrachten een thema als huis- werk ‘schoolbreed’ in gang duwen. Wanneer je als leerkracht deze uitgave in handen hebt en ook buiten je eigen klas verandering wil zien op het gebied van huiswerkbeleid, dan is het goed om stil te staan hoe je dit aanpakt. Zijn er nog collega’s die graag verandering zien op dit ge- bied? Je kan alvast eens polsen. Wanneer je écht voor verandering wil gaan kan je natuurlijk niet om de directie of het beleidsteam heen. Ga, even- tueel samen met een andere collega, in dialoog met hen. Krijg je de ruimte om hier met enkele collega’s aan te werken? Spreek dan duidelijk af hoe je te werk zal gaan en wat je wel of niet mag beslissen.

Wij pleiten alvast voor een klein team van men- sen dat de verandering op gang trekt, monitort en opvolgt. Dit team kan bestaan uit beleidsmen- sen, leerkrachten of idealiter een mix van beiden.

I. EEN WOORD VAN UITLEG

(19)

19 Het is belangrijk dat de rest van het schoolteam

weet dat deze groep – de initiatiefnemers - het mandaat heeft om rond dit thema te werken en hen zal gidsen in het veranderingsproces.

De initiatiefnemers kunnen werken volgens twee scenario’s:

A. De visie rond huiswerk wordt grondig uitge- werkt. Het is duidelijk waar deze visie heen- gaat en dit wordt voorgelegd aan het hele team. Het schoolteam kan nog vragen stellen of suggesties doen, maar de essentie blijft sowieso overeind. Dit wordt ook zo gecom- municeerd en nageleefd.

B. Voor de initiatiefnemers is het duidelijk in welke richting er gedacht wordt rond huis- werk of welke problemen er aangepakt moe- ten worden. Er worden echter tijd, metho- dieken en materialen voorzien die ruimte geven om de visie uit te bouwen of sterk bij te sturen. Het hele schoolteam staat mee aan de basis van de verandering en heeft even- veel inbreng en zeggenschap als de initiatief- nemers. Je communiceert dit ook zo en leeft het als dusdanig na.

Zowel scenario A als B zien wij als een waar- devolle manier van werken. Vermijd de valkuil om het team scenario B voor te spiegelen, maar als puntje bij paaltje komt je eigen visie door te drukken. Niets haalt het proces zo onderuit als schijnparticipatie. Kortom: wees transparant in wat je wil bereiken en wie uiteindelijk wat be- slist. Baken het speelveld af waarop iedereen zich kan bewegen.

Daarnaast kan je ook kijken wie wanneer betrok- ken wordt. Is het nodig om steeds met iedereen te werken of kan het ook per graad, in een werk- groep, …? Het heeft bijvoorbeeld weinig zin om het kleuterteam in elke oefening te betrekken.

Het is ook duidelijk dat elke verandering één of meerdere initiatiefnemers nodig heeft die alles voorbereiden, opvolgen en op het juiste moment de juiste mensen aanspreken. Dit leidt tot een goede flow en gedragenheid binnen het team.

Een goede voorbereiding en opvolging van het proces is het halve werk.

2. Waar wil je als initiatiefnemer landen?

Wanneer is het veranderingstraject geslaagd?

Is een lichte aanpassing van het huiswerkbeleid al voldoende? Is het bijvoorbeeld ok als er ander en leuker huiswerk gegeven wordt? Of minder?

Of is het pas goed als dat klassieke huiswerk van de baan is en leerkrachten (en ouders) mee zijn met de alternatieven?

Formuleer als initiatiefnemers alvast heel duide- lijk wat jullie willen en waarom jullie dat willen.

Schrijf in enkele zinnen neer wanneer het ver- anderingstraject rond huiswerk voor jullie ge- slaagd is. Uiteraard pleiten wij als organisatie er- voor om te gaan voor een volledige vervanging van klassiek huiswerk door de aangeboden en/of eigen alternatieven. Anders dreig je te eindigen met eerder cosmetische ingrepen die alles wat

‘leuker’ of ‘minder’ maken maar weinig veran- deren aan de grond van de zaak.

3. Lopen we dit veranderingstraject enkel intern of betrekken we een externe organisatie?

Het voordeel van werken met een externe orga- nisatie is dat je een andere blik binnenbrengt in de school. Organisaties die ervaring hebben met het begeleiden van veranderingstrajecten kun- nen je heel wat tijd en energie besparen. Een ex- terne kan zich opwerpen als expert en thema’s of vragen op tafel leggen die je zelf moeilijk(er) kan aanbrengen. Door ieders drukke agenda bestaat het risico dat een vlotte voortgang van beslissingen en acties in het gedrang komt. Een externe kan hierover waken en de aandacht blijven vestigen op het proces. Bovendien is een externe begeleider neutraal en kan elk lid van het schoolteam deelnemer zijn, ook de initiatief- nemers.

Er is echter niet altijd een externe beschikbaar of er is onvoldoende budget voor handen. Of je kan er om praktische of inhoudelijke redenen voor kiezen om dit traject zelf te begeleiden. Ook dit kan met de aangeboden methodieken.

Bij interesse voor een traject kan er o.a contact opgenomen met De Schoolbrug, maar ook lokale diensten rond flankerend onderwijsbeleid kun- nen hiervoor aangesproken worden.

(20)

20

Indien De Schoolbrug de externe partner is ver- trekken we vanuit onze visie maar verwachten niet dat een team dit blindelings volgt. Wij wer- ken dus in scenario B. Het uiteindelijke mandaat voor verandering ligt binnen het schoolteam zelf.

II. VERANDERING, IEMAND ERVARING?

Geen verandering zonder overtuiging die mee evolueert en rijpt. Overtuiging vormt de onder- stroom waarop de golven van de verandering zich ontrollen. Wanneer de onderlinge overtui- ging niet mee evolueert, dreig je ook na veel vij- ven en zessen terug uit te monden bij de situatie van voor het traject.

Omdat we de proef op de som wilden nemen, stelden we onlangs intern binnen De Schoolbrug volgende vraag aan de medewerkers: “Wanneer ben jij al eens van overtuiging veranderd en hoe is dat kunnen gebeuren?”. Samengevat leverde dit het volgende op.

Ik kom tot een andere overtuiging wanneer:

• Ik het uit verschillende bronnen hoor.

• Ik de informatie herhaaldelijk hoor.

• Ik dit hoor van mensen die dicht bij mij staan.

• Ik de informatie krijg van iemand die ik als expert ervaar.

• Ik een alternatief krijg aangereikt.

Dit geeft ons inziens alvast een stevige basis om een veranderingsproces aan te gaan.

Iemand die met een professionele bril kijkt naar veranderingsprocessen is de Nederlandse stem- en overtuigexperte Van Goethem (2008). Zij ver- gelijkt overtuigen met het gevoel van verliefd- heid. Je kunt je best doen, maar de ander moet zich ervoor openstellen. Overtuigd worden de- finieert zij als het effect dat een stimulus op ons heeft, waarbij we instemmen met een mening, verzoek of voorstel door hierin te volgen of er- over na te denken. (Van Goethem, 2008)

Verder besluit Van Goethem (2008) uit haar on- derzoek dat ontspanning de sleutel is tot succes- vol overtuigen. Als bepaalde situaties of mensen vertrouwd overkomen én als er sprake is van betrokkenheid bij de aangeboden informatie, kan er overtuiging plaatsvinden. Wanneer we dit vertalen naar ons onderwerp: indien men een alternatief voor huiswerk wil voorstellen aan ouders en leerkrachten is het dus van groot belang om een toestand van ontspanning en be- trokkenheid te creëren.

Dit sluit ook aan bij de ervaringen van De Schoolbrug. De setting die je creëert maakt wel degelijk een verschil. Ook wij komen tot de meest vruchtbare gedachtenuitwisseling met leerkrachten en ouders wanneer mensen zich

‘op hun gemak’ voelen en er op een ontspan- nen manier in dialoog gegaan wordt. Start bij- voorbeeld met een uitnodigend rondje of een creatieve opdracht, voorzie iets om te eten of te drinken, … Ontspannen betrokkenheid creëer je door interesse te tonen voor ieders mening en deze met elkaar te verbinden, open te staan voor en te luisteren naar ieders ervaring, je in te le- ven in de gedachten en/of situatie van de ander.

Het model dat wij verder hanteren is dat van Knoster. Hij ziet vijf elementaire bouwstenen om te komen tot duurzame verandering. Wij kiezen voor dit model omdat het een duidelijke en overzichtelijke kapstok biedt om een succes- vol veranderingstraject te doorlopen en valkui- len te ontwijken. Elke bouwsteen is even be- langrijk. We pleiten er echter wel voor om eerst na te gaan of er draagvlak of ‘urgentie’ is voor men werk maakt van de andere bouwstenen.

Het goede nieuws is dat je urgentie of draagvlak ook kan creëren. We bieden verder in dit deel methodieken aan om hier rond te werken. Wij passen dit model verder toe op huiswerk.

Toegepast op huiswerk kan dit het volgende be- tekenen:

(21)

21 Zonder visie krijg je verwarring

• Welke doelen streven we na met huiswerk?

- Zijn deze duidelijk?

- Voor wie zijn ze duidelijk? Enkel voor het schoolteam? Of ook voor ouders en leer- lingen?

- Worden deze doelen nu bereikt?

- Is er een verticale leerlijn opgebouwd rond deze doelen en verwachtingen?

• Wat weet het team al over wetenschappelij- ke inzichten rond huiswerk in het lager on- derwijs?

• Wat zal er anders zijn als we een nieuwe vi- sie ontwikkelen?

• Houden we voldoende rekening met het ge- ven van feedback en met differentiatie?

• Ligt het huiswerkbeleid in lijn met onze waarden en met onze schoolvisie? (Bijvoor- beeld een focus op talentontwikkeling, ont- dekkend leren, gelijke kansen beleid, ...)

• Zijn onze verwachtingen t.a.v. alle leerlin- gen terecht en realistisch?

• Wat is volgens ons de rol van ouders? Zijn onze verwachtingen t.a.v. alle ouders terecht en realistisch?

Zonder urgentie krijg je weerstand

• Voelen teamleden nood aan verandering m.b.t. huiswerk?

• Welke verhalen leven er?

• Zijn er frustraties of ergernissen binnen het team rond huiswerk? Zoals bijvoorbeeld huiswerk dat niet gemaakt wordt?

• Weet het team welke impact huiswerk heeft op de thuissituatie?

• Weet het team welke impact de thuissituatie heeft op huiswerk?

• Weet het team welke impact huiswerk heeft op de kinderen?

Zonder plan krijg je chaos Veranderingsproces

• Wie betrekken we wanneer?

• Werken we met of zonder externe begelei-

• Wat is de frequentie van overleg?der?

• Wanneer volgen we dit op en op welk over- leg? (graadoverleg, personeelsvergadering, overleg met zorg of directie, ...)

• Werken we stapsgewijs per graad of ineens met het hele team?

• Hoeveel tijd trekken we uit? Bijvoorbeeld elk schooljaar een graad.

• Wie doet wat?

visie urgentie plan middelen competenties = verandering

urgentie plan middelen competenties = verwarring

visie plan middelen competenties = weerstand

visie urgentie middelen competenties = chaos

visie urgentie plan competenties = frustratie

visie urgentie plan middelen = angst

(22)

22

Uitvoeren van het nieuwe beleid

• Welke leerlijn stellen we op volgens doelen en verwachtingen?

• Welke alternatieven zetten we in om de doe- len te realiseren?

• Hoeveel tijd voorzien we?

• Wie doet wat?

Evaluatie

• Na welke periode van uitvoering plannen we een evaluatie?

• Op welk overleg doen we dit?

• Wat bevragen we precies?

- Is iedereen mee: Collega’s (directie, zorg- co, leerkrachten), ouders, leerlingen, partners?

- Zijn de afspraken nagekomen?

- Bereiken we het gewenste effect?

• Wat behouden we? Wat passen we aan? Wat schrappen we? Wat voegen we toe? Zijn er nieuwe ideeën?

Zonder middelen krijg je frustratie

• Is er tijd om het thema te agenderen?

• Is er tijd om de alternatieven te integreren?

(Niet elk alternatief kost tijd! Sommige - zo- als de rijen afschaffen - sparen zelfs tijd, ...).

• Wat kan de inbreng zijn van ouders, part- ners, buurtwerking, studenten bij de uitwer- king en/of uitvoering van de alternatieven?

• Is er geld voor een externe procesbegelei-

• Is er geld om vorming te volgen?der?

• Is er geld om bepaalde alternatieven een duwtje in de rug te geven, zoals bijvoorbeeld de meeneemtassen of box-werking?

• Kunnen we externe sponsors zoeken of kan het oudercomité financieel bijspringen in- dien nodig?

Zonder competenties krijg je angst

Sommige van de aangeboden alternatieven of concepten kunnen nieuwe kennis of competen- ties vergen.

• Is er de mogelijkheid om vorming te volgen?

• Welke kennis of ervaring is er al op school of binnen de scholengemeenschap? Hoe kan je deze laten uitwisselen?

• Krijgen mensen tijd en steun om te groeien in bepaalde competenties, alternatieven of concepten?

• Welke methodieken passen we toe?

• Wie volgt dit op?

• Bij wie kan men terecht als het even niet lukt?

III. AAN DE SLAG!

In dit deel bieden we een aantal methodieken en materialen aan om het veranderingsproces rond huiswerk te helpen realiseren.

Elke methodiek krijgt een naam en een korte beschrijving. We geven telkens aan welke bouw- stenen er gebruikt worden bij de methodiek.

We bieden enkel methodieken aan die horen bij visie, urgentie en planning. Dit omdat het ter beschikking stellen van middelen bij de school ligt, evenals het bieden van de juiste vorming om meer specifieke kennis of competenties te ontwikkelen.

We delen het proces op in 3 fases en duiden in welke fase(s) de methodieken van toepassing zijn. De drie fases zijn:

• Brainstorming en visievorming

• Planning en implementering

• Evaluatie en bijsturing

In het item ‘teamcontext’ duiden we aan waar de methodiek kan toegepast worden, al naar gelang de keuze voor het scenario A of B (zie boven):

• Als voorbereidende oefening met het kern-

• Meteen inzetbaar op een personeelsvergade-team ring

Tenslotte geven we een aanduiding van de tijd die (bij benadering) nodig is, de materialen en natuurlijk een duidelijke beschrijving van de methodiek.

(23)

23 Kies, al dan niet samen met de externe begelei-

der, de methodiek of de juiste combinatie van methodieken afhankelijk van de tijd die je voor- ziet. Bekijk in welke volgorde je de methodieken wil toepassen. Gebruik je bijvoorbeeld eerst de power-point rond huiswerk en doe je dan pas een stellingenspel, of doe je dit stellingenspel eerst als opwarmer? Een doordachte, logische opbouw helpt om je kerngroep of team gemoti- veerd te houden en tot resultaat te komen. Bekijk op voorhand waar je wil ‘landen’ met je (voor- bereidend) team. Wil je de geesten laten rijpen?

Wil je een echt plan van aanpak? Wil je op het einde duidelijke doelen bepaald hebben om rond te werken? ...

(24)

24

II. FICHES 'AAN

DE SLAG MET HET SCHOOLTEAM’

1 Kijk achteruit-vooruit

p 26 -27 9 De buurtwandeling

p 46-47

2 Doelstellingenspel

p 28-29 10 Matrix met alternatieven

en concepten p 48-49

3 Stellingenspel

p 30-31 11 De jaarplanning

p 50-51

4 Getuigenissen

p 32-34 12 De effectenbarometer

p 52-53

5 Animatiefilmpje

‘achter de muren’

p 36-37 13 Het actieplan

p 54-55

6 Alle pro’s en contra’s naast elkaar.

p 38-39 14 De informatieve PowerPoint

p 56-57

7 Koffiekoeken op het graadoverleg

p 40-41 15 De thermometer

p 58-59

8 De ronde tafel

p 42-44 16 Het evaluatieraster

p 60-61

(25)

25

1 Effectenbarometer p 62-64

2 Leidraad trajectplanning p 65-66

3 De thermometer

p 67

BIJLAGEN

(26)

26

FASE

Brainstorming en visievorming

MATERIAAL

Pen, papier

TIJD

45 à 60 minuten

BOUWSTENEN

• Visie

• Urgentie

• Plan

• Middelen

• Competenties

TEAMCONTEXT

Als voorbereidende oefening met het kernteam.

BESCHRIJVING METHODIEK

Je staat aan het begin van het traject, jij of een werkgroep wil ‘iets’ veranderen aan het huidi- ge huiswerkbeleid op school. Tijd om dat eens onder woorden te brengen met de volgende oe- fening.

We katapulteren je ineens één, twee of zelfs drie jaar vooruit in de tijd. Je ziet jezelf op een war- me dag in juni, op een terras met uitzicht op de rivier. Tevreden blik je dan terug op het traject dat je doorlopen hebt rond huiswerk. Want eer- lijk? Het was per-fect-o-! Met de ‘o’ van ohlalala op het einde. Al wat je wilde veranderen, zit erin.

1. Neem een blad, een pen of potlood en 10 à 15 minuten voor jezelf op een rustige plek.

Schrijf in een aantal zinnen de verandering die je zonet in je verbeelding hebt zien ge- beuren. Welke ‘toestanden’ zijn de wereld uit? Wat is daarvoor in de plaats gekomen?

Wat zie je nu wel voor je geestesoog gebeu- ren? Wat halen leerlingen, ouders, leer- krachten uit de situatie en hoe gaan ze om met de nieuwe situatie? Wees als je kan zo concreet mogelijk.

(27)

27

KIJK ACHTERUIT 1.

-VOORUIT

BEROEP DOEN OP DE VERBEELDING OM DINGEN IN BEWEGING TE ZETTEN.

2. Doe je dit samen met anderen? Dat maakt de oefening natuurlijk veel sterker! Leg samen wat iedereen heeft geschreven. Leg alle bij- dragen op tafel en geef iedereen de kans om te lezen. Of lees om de beurt voor wat je hebt geschreven. Belangrijk is wel dat iedereen de oefening eerst individueel heeft kunnen maken.

3. Ga na wat er gemeenschappelijk was. Waar raken de verhalen elkaar? Wil jouw collega huiswerk anders aanpakken om een heel an- dere reden dan jij, of zitten jullie nagenoeg op dezelfde lijn? Zien jullie dezelfde veran- deringen of helemaal andere?

4. Maak een synthese. Beschrijf nu als groep de verandering die je wil zien gebeuren en schrijf deze op. Toets expliciet af of iedereen in de groep daar ook zichzelf in terugvindt.

Tip: gebruik woorden als ‘omdat’ en ‘zodat’.

Zij kunnen helpen doelen scherper te stellen.

Gebruik actief taalgebruik en vermijd woor- den als ‘worden’ en ‘zullen’. Deze woorden vertragen en zwakken af.

5. Hou deze oefening goed bij! Gebruik ze als toetsing bij de eindevaluatie en bij tussen- tijdse evaluaties.

Dit is geen klassieke oefening om doelen te be- palen, maar het is een oefening die wel in recht streeks verband staat met onze persoonlijke mo- tivatie om dingen in beweging te zetten. Door er expliciet een beeld bij te creëren van hoe het kan zijn vorm je ook een kompas dat de richting aangeeft.

Omdat de oefening eerst individueel gemaakt wordt, garandeer je dat alle meningen en ele- menten aan bod komen. Je vermijdt hierdoor dat de eerste mening de toon zet en de rest van het discours bepaalt. Door een synthese te ma- ken waar elk groepslid achter staat, leg je een heel sterke basis om samen de boodschap van verandering over te brengen op het team.

Wanneer mensen echt vastlopen in deze oefe- ning, kan je ook de effectenbarometer gebruiken (zie bijlage). Het kan zinvol zijn om dit document erbij te nemen tussen stap 3 en 4. Begin echter met een ‘vrije’, niet sturende gedachtenoefening.

(28)

28

FASE

Brainstorming en visievorming

MATERIAAL

Pennen, sjablonen beamer & laptop Per groepje:

11 kaartjes met doelstellingen, 3 blanco kaartjes, A3 blad opgedeeld in 4 kolom- men voor de 4 categorieën (zie verder)

TIJD

45 à 60 minuten

BOUWSTENEN

• Visie

• Urgentie

• Plan

• Middelen

• Competenties

TEAMCONTEXT

• Als voorbereidende oefening met het kernteam.

• Meteen inzetbaar op een personeelsvergadering.

BESCHRIJVING METHODIEK Doel van het spel:

Deelnemers kritisch laten reflecteren over het waarom van huiswerk en hen prikkelen om evi- denties en misverstanden rond de effectiviteit van huiswerk te doorbreken.

Werkwijze:

De moderator overloopt de 11 wenselijke doel- stellingen van klassiek huiswerk. Je vindt deze uitgebreid terug in het hoofdstuk ‘Huiswerk, waar spreken we over’

1. Zelfstandig leren leren.

2. Leren plannen.

3. Werkhouding, discipline en doorzettingsver- mogen ontwikkelen.

4. Inoefenen van de leerstof.

5. Automatiseren van leerstof.

6. De brug naar huis maken.

7. De leerkracht weet waar het kind staat in het leerproces.

8. Bieden van succeservaring.

9. Toepassen van leerstof in een andere context.

10. Leefwereld van het kind/het gezin in de school brengen.

11. Voorbereiden op leerstof die komt.

en de 4 categorieën:

1. “Dit doel bereik je alleen door huiswerk.”

2. “Huiswerk beantwoordt aan dit doel, maar er zijn interessantere alternatieven om dit doel te bereiken.”

3. “Huiswerk staat dit doel in de weg.”

4. “Dit is geen doel van huiswerk.”

Fase 1 (15’ of meer):

Maak een even aantal groepen van ongeveer vier deelnemers.

Elke groep krijgt een omslag met 14 kaartjes en een matix met 4 vakken waarbij bovenaan de 4 categorieën staan vermeld. Zie het voorbeeld on- der. Op 11 kaartjes staat een doel van huiswerk +

(29)

29

DOELSTELLINGENSPEL 2.

EEN INTERACTIEVE OEFENING OM NA TE DENKEN OVER DE DOELEN DIE JE NASTREEFT MET HUISWERK.

3 blanco kaartjes. Elk groepje verdeelt de kaartjes binnen de matrix. Op de blanco kaartjes kunnen de deelnemers nog andere doelstellingen noteren.

Dit doel bereik je alleen via

huiswerk. Huiswerk beantwoordt aan dit doel, maar er zijn inte- ressantere alternatieven om

dit doel te bereiken.

Huiswerk staat dit doel in

de weg. Dit is geen doel van huis- werk.

Fase 2 (15’ of meer):

De groepjes worden per twee samengevoegd.Bin- nen elke groep wordt uitgewisseld over hoe de kaartjes werden verdeeld en moet men tot een nieuwe consensus komen.

Fase 3 (10’ of meer):

De moderator geeft iedere groep de gelegenheid om plenair terug te koppelen. Vragen die bespro- ken kunnen worden:

• Wat viel ons op in de groep tijdens deze oefe- ning?

• Welke conclusies kunnen we trekken?

• Zijn er tegenstrijdigheden aan bod gekomen?

• Waar waren de deelnemers het snel over eens?

• Waar geraakten de deelnemers het niet of erg moeilijk over eens?

Er kan ook verder worden ingezoomd op elke ca- tegorie.

1. “Dit doel bereik je alleen door huiswerk”: Aan welk soort huiswerk denk je dan? Hoe ga je om met kinderen/ouders voor wie huiswerk een moeilijk gegeven is? …

2. “Er zijn interessante alternatieven”: Aan welke alternatieven denk je zoal? Hoe kun je dat con- creet in de praktijk brengen in jouw school?

Welke hindernissen zie je? Welke troeven heb je? Welke rol kunnen huiswerkbegeleiders/

jeugdwerkers/ouders opnemen? …

3. “Huiswerk staat dit doel in de weg”: Waarom denk je dat? Wat is de storende factor aan huiswerk, waardoor dit doel niet bereikt kan worden? Hoe zou je dit doel dan wél kunnen bereiken? …

4. “Dit is geen doel van huiswerk”: Hoezo niet?

Vind je het doel op zich (niet) belangrijk? Doet dit dan afbreuk aan het belang van huiswerk?

… Fase 4 (10’):

Maak een conclusie met het hele team. Je kan hier- voor de volgende samenvattende vragen gebrui- ken:

• Vind je alvast een globale lijn in jullie kijk op huiswerk?

• Wat moet er nog verder worden afgetoetst/uit- gepraat?

• Welke volgende concrete stappen willen jullie vervolgens zetten?

• Trekken we de kaart van alternatieven?

Opmerkingen:

• Fase 2 hoeft niet persé.

• In geval van een zeer kleine groep deelnemers, kan fase 1 individueel en vervolgens fase 2 per twee deelnemers.

(30)

30

FASE

Brainstorming en visievorming

MATERIAAL

Kaarten met de stellingen, zodat je ze kan tonen aan de groep. Eventueel houvast op papier m.b.t. wetenschappelijk on- derzoek, per stelling. Koord, plakband, … om de ruimte in twee te delen. Groen en rood blad om aan beide tegenovergestel- de kanten van de ruimte te hangen.

TIJD

30 à 45 minuten

BOUWSTENEN

• Visie

• Urgentie

• Plan

• Middelen

• Competenties

TEAMCONTEXT

Meteen inzetbaar op een personeelsvergadering.

BESCHRIJVING METHODIEK Doel van het spel:

Er beweegt veel in het onderwijs, in gezinnen, bij onderzoekers, … rond huiswerk. Als je met gezinnen werkt rond school en onderwijs, kun je er niet omheen. Als je met scholen werkt rond partnerschap met ouders en schoolbeleid al evenmin.

De vraag naar huiswerkbegeleiding is zeer groot, het aanbod divers en werkers op het veld zijn vaak zoekende.

Wat is de zin/onzin van huiswerk? Wat is goed huiswerk? Wat is een goede huiswerkbegelei- ding? Wat is de rol van ouders? Van leerkrach- ten? Van huiswerkbegeleiders?

Daar gaat het over bij deze reflectie-oefening.

In deze oefening denken we na en gaan we in gesprek over deze vragen en de mogelijke ant- woorden erop. Het biedt de kans om met elkaar uit te wisselen, een zicht te krijgen op wat er in jullie team leeft rond dit thema en elkaar te in- spireren.

Werkwijze:

Verdeel de ruimte in 2 helften (‘kampen’) door een koord op de grond.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

3 dagen theorieles 3 dagen theorieles 1 dag theorieles op school en 1 dag praktijkles op de Stedin Bedrijfsschool 2 dagen per week stage. lopen

Met dit evenement wil Telenet de digitale kloof tussen ouders en kinderen verkleinen, zodat ze samen veilig en bewust alle mogelijkheden kunnen ontdekken.. Vlaams minister van

zijn om te spelen. Wij beseffen ook dat onverwachte opdrachten voor het kind de plannen van de ouders voor het besteden van de middag, de avond of het weekend in de war kunnen

De vijf strategieën laten zien dat formatieve evaluatie gericht is op het verbeteren van het leren, waarbij de rollen van de docent en de leerling veranderen: de docent bege- leidt

initiatieven (ondersteuning en waardering + beïnvloeding lokaal beleid, bv. via de welzijnsraad, dagelijks bestuur LOP, onderwijsraad, …)..  Oproep LOP

Binnen de context van de Academische Opleidingsschool Amsterdam kan geconcludeerd worden dat in de ogen van de onderzoeksdocenten hun betrokkenheid bij het doen van

Daarnaast krijgen ouders door het huiswerk wat thuis gemaakt wordt, beter zicht wat er op school gebeurt.. Huiswerk kan onderverdeeld worden in

Met uitzondering van volgende opleidingen, hier moet je 18 jaar zijn: een opleiding die leidt tot diploma secundair onderwijs (via het studiegebied Algemene Vorming) en