• No results found

Een ongelooflijk verhaal

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Een ongelooflijk verhaal"

Copied!
8
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

De voorbije dagen werd u bedolven onder de berichtgeving over de bevrijding, 75 jaar geleden. Zoals we verwacht hadden, werd er nauwelijks aandacht besteed aan het andere aspect. In de na- sleep van de bevrijding werden in België tussen de 80.000 en de 100.000 mensen opgepakt en tijdelijk opgesloten, dit in de periode september tot december 1944.

De dagen en weken voor de bevrijding waren al zo’n 15.000 collabora- teurs naar Nederland of Duitsland gevlucht. Sommigen met familie, anderen moesten noodgedwongen vrouw en kinderen achterlaten.

Een groot aantal zou nooit nog naar het vaderland kunnen terugke- ren. Bij de geïnterneerden zaten ook een groot aantal ‘vergissingen’, mensen die verkeerdelijk waren opgepakt door de weerstanders.

Sommigen werden al na enkele dagen vrijgelaten, maar meestal duurde het weken vooraleer men de vergissing had ingezien.

In die dagen werden 405.057 dossiers wegens collaboratie opgesteld:

daarbij de leden van VNV, Rex, Verdinaso, Rex, de leden van de vrou- wenafdeling van de partijen, de Oostfronters (ongeveer 10.000 Vla- mingen en 6.700 Walen), en de andere militaire onderdelen zoals NSKK en Kriegsmarine (alles samen zo’n 25.000 man). Dan waren er nog de 600 à 700 meisjes die zich hadden aangemeld als verpleegster bij het Deutsches Rotes Kreuz). Dan waren er ook nog de mannen die vrijwillig naar Duitsland waren getrokken om er te werken (zo’n 58.748 dossiers).

Daarnaast was er ook nog de culturele en de economische collabo- ratie. Minder ideologisch was de omgang van vrouwen met Duitse soldaten. Er bestaan geen cijfers voor België, maar in Nederland is er sprake van een 140.000 vrouwen die een relatie hadden met een Duitse soldaat. Zo zouden er in Nederland een 15.000 kinderen uit dergelijke relaties geboren zijn. Ik meen dat hetzelfde aantal mag ge- projecteerd worden voor België.

Lynchmoorden

De eerste weken van september 1944 was de straatrepressie onge- meen hard. Bij vrouwen werd de haren afgesneden, meestal publie- kelijk. Over het aantal verkrachtingen is nooit onderzoek gedaan.

Arthur De Bruyne schrijft in een artikel uit 1978 dat er in de periode september/oktober zo’n 450 vrouwen verkracht werden… in de pro- vincie Limburg alleen al. Meer dan de helft van die 450 werd later in vrijheid gesteld bij gebrek aan bewijzen…De enige zuster van Theo Brouns werd in september 1944 aangehouden door de weerstand, waarna zes leden van de Witte Brigade haar mishandelden en ver- krachtten. Zij werd zwanger door die verkrachtingen en zou later sterven bij de bevalling. Extrapoleren we dat naar de andere Vlaamse provincies, dan is er direct sprake van een 4.500 tot 5.000 verkrachtin- gen. En dan spreken we enkel over de periode september/oktober...

Ook over het aantal lynchpartijen en moorden lopen de cijfers uiteen.

In Tongeren werden vijf collaborateurs eerder willekeurig, maar wel zonder proces geëxecuteerd. Over de moord op meester De Vos en Pierre Cornelis kon u in vorig nummer lezen. In totaal schat men het aantal dodelijke slachtoffers van de straatterreur op een 120. Ook hier is het moeilijk om correcte cijfers te geven: mannen als Frans Ketels, Jeroom Leuridan, Ernest Van der Hallen, Dom Modest van Assche,…

stierven pas maanden of jaren na hun arrestatie, maar wel ten gevol- ge van de slechte behandeling tijdens hun gevangenschap.

Overleven

Dat was de straatrepressie die tussen 4 september 1944 en einde mei 1945 door België raasde. Dan volgde nog de gerechtelijke repressie:

53.000 mensen werden uiteindelijk veroordeeld. Duizenden zaten in afwachting van een proces opgesloten in overvolle gevangenissen en interneringskampen. Honger, vernederingen en een gebrek aan hygi- ene waren hun deel. Velen waren onwetend over hun dossier en had- den geen flauw idee wanneer hun proces zou voorkomen.

Ondertussen moesten de achtergebleven vrouwen maar zien dat er een inkomen was en dat de kinderen naar school konden. Dat laatste was evenmin eenvoudig, want in heel veel scholen werden kinderen van ‘zwarten’ geweigerd.

Er is nog geen inventaris gemaakt hoeveel woningen van ‘zwarten’

(of vermeende ‘zwarten’) er geplunderd werden of in brand werden gestoken. Alleen al in Knokke werden 20 huizen geplunderd. De ge- tuigenissen in dit en vorig nummer van ’t Pallieterke bewijzen dat de vernieling van eigendommen van collaborateurs stelselmatig ge- beurde. Het gaat niet over enkele woningen, maar over duizenden woningen.

In een Vlaamse krant – ik noem geen namen – stond te lezen dat tij- dens de bevrijding de collaborateurs werden opgesloten in de leeu- wenkooien van de Zoo. In die ene zin – meer werd er niet geschreven – werd door deze krant de hele straatrepressie samengevat. Mensen hebben geen flauw idee meer wat er in de maanden na de bevrijding heeft plaatsgevonden. Het is een stukje geschiedenis waar België niet trots op moet zijn. Daarom wordt het bewust uit het collectief geheu- gen weggegomd. Maar wat gebeurd is, is gebeurd.

KARL VAN CAMP

Toch leken weerstanders over een hart te beschikken, want kort na Kerstmis lieten ze de jonge va- der voor enkele uren los om in het moederhuis naar zijn pasgeboren zoontje te gaan kijken. Hij kreeg een vrijbrief mee, maar nog diezelfde avond moest hij om zes uur stipt weer binnen zijn, of anders zou hij het zich beklagen.

In die dagen van volslagen wanorde en gemis aan enig wettelijk gezag, had de jonge vader vrij gemakke- lijk kunnen onderduiken, maar de

‘staatsgevaarlijke toneelspeler’ was er blijkbaar een van de brave soort.

Ook al omdat hij in heel die sfeer van ‘witte’ terreur, doodsbang was geworden, stapte hij inderdaad om klokslag 18.00 uur, met een pakje onder de arm, door de kazerne- poort. Wie schetste zijn verbazing toen hij een gewapende schild- wacht hem hoorde toesnauwen:

“Halt! Wa komde gij hier doen?” ‘Ik moet hier om zes uur binnen zijn, meneer.’ ‘Da kan iedereen zeggen!’

“Maar meneer, laat mij toch door, of ik ben te laat!” Norbert B. zag een geweer dreigend op hem gericht worden: “Gij komt hier nie binnen of ik schiet!” “Maar ik heb een be- wijs!” “Laat zien!”

N.B. haalde zijn vrijbrief boven. De welopgevoede weerstander rukte die uit zijn bevende hand en hield hem… ondersteboven om te lezen wat erin stond. Na enkele minuten begon hij heftig van nee te schud- den, verfrommelde het bewijsstuk en stak het in zijn broekzak. “Maak da ge weg zijt, gij komt hier nie bin- ne!” Een eindje verder kreeg een andere cipier het rare tafereel in de

In zijn “Kinderen van het repressiecircus” vertelt Xavier van Lauwe het verhaal dat zijn vader graag vertelde als ‘kers’ op de repressietaart: het ongelooflijke verhaal van Norbert B., zijn gewezen medespeler bij toneel- bond ‘Voor Onzen Stam’. De man zat opgesloten in kazerne Weyler, behoorlijk aangeslagen omdat hij zijn hoogzwangere vrouw thuis hulpeloos had moeten achterlaten.

Een ongelooflijk verhaal

gaten en die kwam toegelopen en vroeg wat er aan de hand was. “Die kerel wil per se binnen, sergeant, met een vals papier.” Hij haalde het verfrommelde bewijsstuk uit zijn broekzak: “Kijk, hier!”

Geen geld voor suikerbonen

De ‘sergeant’ bleek, gelukkig voor het bedreigde vaderland, geen an- alfabeet te zijn: “Gij se kloefkapper!

Ziede dan nie dat die vuile zwarte smeerlap hier binnen moet zijn? ’t Is een van onze gevangenen, mut- ten!” N.B. kreeg zijn bewijsje terug, groette beleefd zijn ‘redder’ en stapte naar zijn barak, waar hij aan

zijn lotgenoten uitdeelde wat zijn vrouwtje als doopsuiker had klaar- gemaakt: gedroogde walnoten. Die waren allemaal in een gekleurd pa- piertje gewikkeld, want voor suiker- bonen was er geen geld…

Mijn vader, schrijft Xavier, kreeg nog zijn gemoed vol toen hij dat echt beleefde kerstverhaal vertelde, maar grinnikte als hij het had over die bewaker, een ‘ex-boefer’, die hem ooit hooghartig toesnauwde:

‘Gevangenen hebben geen recht!’

Een week later vloog die kerel na- melijk zelf achter de tralies, wegens het ‘ontvreemden van militair ei- gendom’. H. VAN OEVELEN

De repressie in cijfers

Repressienummer. Bijlage bij

‘t Pallieterke van 11 september 2019

Ik kan ze niet vergeten

Ik was bij de bevrijding een meisje van 13 jaar oud, en mijn zuster was 18 jaar. Mijn vader was zelfstandig schrijnwerker en hij was lid van het VNV. Achter het ouderlijk huis had hij zijn werkatelier. Toch besloot hij om in Duitsland als vrijwillige arbeidskracht aan het werk te gaan.

Vader was dus afwezig – hij werk- te in Duitsland – toen de Witte Brigade voor onze deur stond in Wilrijk.

Mama werd opgepakt en opge- sloten. De inboedel van ons huis werd verwoest en de werkplaats van papa, waar alle machines stonden, werd geplunderd. Ze hebben onze meubelen door het raam naar buiten gesmeten. Ge- lukkig konden wij, de twee doch- ters, terecht bij onze grootouders.

Het was zwaar. Onze moeder was helemaal niet met politiek bezig, ze was nergens lid van. Ze was wel

heel katholiek. Pas na zes maan- den kwam mama vrij. Toen papa uit Duitsland terugkeerde, werd hij natuurlijk opgepakt. Hij heeft vijf jaar vastgezeten. Ons huis was ondertussen aangeslagen en verkocht. We hebben er nooit een frank van gezien. Terwijl vader vastzat, ging moeder uit werken.

Toen hij vrijkwam, is vader terug begonnen als schrijnwerker. Hij kon ergens tweedehandsmachi- nes op de kop tikken. Die man- nen van de Witte Brigade die voor onze deur stonden en ons moeder meenamen, kan ik niet vergeten.

Nooit. MEVR. BOLSENS

(2)

Bomaanslag met vulpenbom

Daders nooit gevonden

Enkele jaren na de Tweede Wereldoorlog waren de Vlaams-nationa- listen voorzichtig uit hun figuurlijke schuilkelders gekropen. Mijn grootvader, Willem De Meyer, was als Borgerhoutse onderwijzer voor tien jaren uit zijn ambt ontzet.

Bizarre ‘rechtspraak’ tijdens de repressie: Als bewijsstuk een foto in het dossier waarop de beschuldigde “door zijn kleine gestalte niet zichtbaar is”… Boschmans stond volgens de verklaring van de politiecommissaris dus achter de man met hoed en bril. Wél zichtbaar op de foto – van links naar rechts: Jef François, provinciaal deputé De Ridder (VNV), Staf De Clercq, Hector Beeckman (oorlogsburgemeester van Denderleeuw), de

‘man met hoed en bril’ waarachter Boschmans zou staan. De persoon op de voorgrond is het Aalsters VNV-kopstuk Ernest Van Den Berghe.

Kletsen van de

pastoor-weerstander

Grootvader was zoals zo vele soldaten Vlaamsgezind van het IJzerfront teruggekeerd en had zeker sympathie voor de Front- partij. Tijdens het interbellum wordt hij lid van het VNV.

Als de Tweede Wereldoorlog dreigt, wordt zijn zoon opge- roepen en die belandt na de 18-daagse veldtocht in het zui- den van Frankrijk. Uiteindelijk geraakt hij na een lange tocht te- rug in Meerhout. Maar, voor een meubelmaker is er geen werk en vader Haesen sluit zich aan bij de Vlaamse Wacht, een paramilitai- re formatie die instaat voor be- wakingsopdrachten. Die Vlaam- se Wacht wordt na enkele jaren ingelijfd bij het Duitse leger en zo belandt vader René (Renaat) Haesen bij de Vlaamse Waffen SS-divisie Langemarck.

Beverlo

Na de oorlog wordt hij opgepakt.

Het ouderlijk huis in Meerhout wordt geplunderd en in brand gestoken. René krijgt aanvan- kelijk de doodstraf. Hij behoort tot de lichting van de vroegste en dus zwaarste veroordeli- ngen. Zijn voorarrest zit hij uit in de Begijnenstraat, waar hij meer dan eens slaag krijgt, o.a. van een pastoor-weerstander. Hij houdt er een antiklerikaal gevoel aan over. De ouders, René en zijn zus mogen niet langer in Meerhout wonen en verhuizen naar de Pro-

vinciestraat in Antwerpen. René heeft tot in ’49 vastgezeten in het kamp van Beverlo. Alles stond onder sekwester en er moest nog een hoge boete afbetaald. Toen hij uit de gevangenis kwam, wa- ren hij en zijn ouders totaal be- rooid. Gelukkig kon hij aan de slag bij meubelmakerij De Roeck in Mechelen.

In 1952 trouwde hij met Wiske Verbruggen: een DMS-meisje uit Evere. Die was ook bij de be- vrijding opgepakt en had vast- gezeten in het Klein Kasteeltje in Brussel. Een jaar later al werd Wilfried geboren.

“Mijn ouders hebben op ver- schillende plekken gewoond, in Grimbergen, Berchem en Merk- sem. Maar nooit hebben ze het nog aangedurfd om een eigen huis te kopen. Altijd uit schrik dat het in beslag zou kunnen ge- nomen worden. Ook hadden ze een huwelijkscontract opgesteld met scheiding der goederen, zo- danig ook dat ik, hun kind, nooit zou kunnen opdraaien voor het afbetalen van de boetes”, aldus Wilfried.

Ondanks alle miserie die vader Haesen had meegemaakt, enga- geerde hij zich in de Volksunie, de Vlaamse Kring Groeninghe in Merksem en in het Sint-Maar- tensfonds.

KARL VAN CAMP We kennen Wilfried Haesen als voormalig Radio 2-presentator en als medewerker aan het Zangfeest. De familie is afkomstig uit Meer- hout, waar grootvader Haesen veldwachter is met 8 frontstrepen op zijn mouw, een trots aandenken als oudgediende van de Eerste Wereldoorlog.

De bevrijding van Denderleeuw

Gemeenteontvanger betaalt de prijs

Op zondag 3 september 1944 reed de ‘Witte Brigade’ rond 19 uur het dorp binnen. De toestand was chaotisch. Twee verzetsgroepen waren si- multaan actief. Zowel het Geheim Leger als de OMBR (Organisation Mi- litaire Belge De Résistance) voerde arrestaties uit. Vier huizen werden in brand gestoken, waaronder de woning van de oorlogsburgemeester.

Een tiental woningen werden ge- plunderd. Ganse inboedels wer- den daarbij door een uitzinnige bende vernield. Er werden in Den- derleeuw meer dan 100 mensen aangehouden en overgebracht naar een detentiecentrum in Oudenaar- de. Dat is veel op een bevolking van (toen) amper 7.000 inwoners.

Burcht van het Daensisme

Denderleeuw kende een woelige politieke geschiedenis. Het was na de Eerste Wereldoorlog een van de stevigste burchten van het daensis- me. In 1934 verloren de daensisten hun volstrekte meerderheid, maar ze bleven meebesturen in een co- alitie met de socialisten. Bij de ge- meenteraadsverkiezingen van 1938 vormden ze samen met het VNV een kartel; maar verzeilden op de oppositiebanken…

In 1941 kwam het VNV, door toe- doen van de Duitse overheid, aan de macht. Het oorlogscollege re- kruteerde tijdens de bezetting ac- tief voor de Vlaamse Wacht en voor de Fabriekswacht. De VNV-afde- ling ronselde vrijwilligers voor het Vlaams Legioen. Eén van hen, Be- noni Snel, werd één van de eerste gesneuvelden en hij kreeg zelfs een straatnaam. Een misdienst voor de gesneuvelde oostfronter groeide, begin 1942, uit tot een grote ma- nifestatie met een toespraak van VNV-leider Staf De Clercq.

Wie blijft, betaalt dubbel…

Vlak voor de bevrijding sloeg oor- logsburgemeester Hector Beeck- man op de vlucht. Arthur Bosch- mans, gemeenteontvanger sinds 1934 en dienstleider van de bevoor- rading sinds 1941, kwam daardoor in het oog van de storm terecht. Een bende drong zijn woning binnen en vernielde de inboedel, terwijl zijn echtgenote en vier kleine kin- deren aanwezig waren. Een dag la- ter werd Boschmans aangehouden door leden van het Geheim Leger.

Aangezien de VNV-burgemeester onvindbaar was, werd de gemeen- teontvanger aanzien als de voor- naamste arrestant in de gemeente.

Tijdstip van de rechtszaak bepaalt de strafmaat

Zijn wedervaren toont hoe onrecht- vaardig de repressie vaak was. Het moment van de aanhouding, en vooral het moment waarop men gevonnist werd, bepaalde voor een deel de strafmaat. In zijn geval kon dat niet slechter verlopen. Zijn rechtszaak in mei ’45 viel samen met de bevrijding van de concen- tratiekampen en de terugkeer van de politieke gevangenen...

Ondanks een flinterdun dossier werd hij op 23 juni 1945 veroor- deeld tot vijf jaar hechtenis en tot het levenslange verlies van zijn burgerrechten. Een veel zwaardere straf dan heel wat oorlogsburge-

meesters en schepenen kregen die later berecht werden. De repres- sie kreeg later heel wat juridische kritiek. Niet onterecht, zoals blijkt uit volgend bizar element uit de rechtszaak van de gemeenteont- vanger. Om de ‘Duits-gezindheid’

van de beschuldigde aan te tonen, verwees de krijgsauditeur naar zijn aanwezigheid op de herdenking van oostfronter Benoni Snel… Om- dat de beklaagde zijn aanwezigheid ontkende, toonde de auditeur een foto uit het dossier als bewijs. Toen bleek dat de gemeenteontvanger op de foto niet te zien was, getuigde de politiecommissaris die het onder- zoek voerde “dat de beschuldigde zich achter een andere ambtenaar bevond en door zijn kleine gestalte niet zichtbaar was…” De foto en de beschuldiging bleven als bezwaren- de elementen verder spelen tijdens de rechtszaak. (zie foto)

Arthur Boschmans kwam uiteinde- lijk na zesentwintig maanden hech- tenis onder voorwaarden vrij en kreeg later eerherstel.

JOHAN DAELMAN

Kerkdienst Benoni Snel

Privéverzameling Johan Daelman

Pelikaanstraat Antwerpen (4-9-1944)

Foto Cegesoma

Na een verblijf van zeven maan- den in de ‘hogeschool’ van de Ant- werpse Begijnenstraat werd hij voltijds Vlaamse bard. Onder zijn impuls was ook het Vlaams-natio- naal Zangfeest heropgestart.

Het secretariaat van het ANZ (Algemeen Nederlands Zangver- bond, inrichter van onder andere de Zangfeesten) was gevestigd in de nieuwe Borgerhoutse woonst van mijn ouders, Frans De Meyer - zoon van Willem - en Gilberte Winderickx.

Wiegje drie meter verschoven

Na heel wat moeilijke jaren waren de activiteiten van mijn grootva- der ongetwijfeld een stimulans voor de heropbloei van de Vlaam- se Beweging. Het heeft vaderlands- lievende kringen geïnspireerd tot een nieuwe ‘heldendaad’.

Op zaterdag 12 november 1949 was ik net twee weken oud. Ver- moeid door een zware beval- ling lag mijn mama (25 jaar) al vroeg in bed. Mijn papa (27 jaar) was in de badkamer en ik lag in mijn wiegje in een kamer naast de slaapkamer van mijn ouders.

Omstreeks 22.30 uur klonk een luide knal, gevolgd door een enor- me luchtverplaatsing in het huis.

Mama dacht onmiddellijk aan een gasontploffing in de badkamer en liep naar mijn slaapkamer. Het

wiegje was drie meter verschoven, maar ik sliep rustig verder. Papa ontsnapte aan een gewisse dood;

de wastafel was met grote kracht weggeslingerd. Het interieur van het huis was grotendeels verwoest.

Veel medeleven

In een straal van meer dan vijftig meter waren alle ramen gesneu- veld. Heel de Stenenbrugwijk stond in rep en roer. Het werd snel duidelijk dat aan de straatkant een “vulpenbom” was geplaatst.

Mijn papa was nog helemaal in shock toen hij van een toegesnel- de Antwerpse gendarme de vraag kreeg: “Hedde gij vijanden?”

Veel Borgerhoutenaars leefden sterk mee met ons. Hun bekom- mernis ging in de eerste plaats naar mijn mama en haar bore- ling. Mijn grootouders waren ui- teraard sterk aangegrepen door die laffe daad en grootvader Wil- lem besefte goed dat hij er het mik- punt van was.

In de binnenlandse en buiten- landse pers waren de speculaties over de dader(s) legio. De meeste Vlaamse kranten beschuldigden de ondergrondse verzetsorganisa- tie die hiervoor verantwoordelijk was.

En de daders? Die werden nooit gevonden!

LIEVEN DE MEYER

Foute beul

van Breendonk

aan de

vleeshaak

Mijn vader was goed bevriend met ene Werner Van Osselaer. Ik her- inner mij hem nog goed. Die man was niet getrouwd en een beetje een eenzaat.

Direct na de oorlog werd jacht ge- maakt op een man die “de beul van Breendonk” werd genoemd. Wer- ner had de pech blijkbaar erg te gelijken op die man. Hij werd opge- pakt, verhoord en gemarteld.

Ze hebben die mens drie dagen vastgehouden. Ze hebben hem on- der meer naakt met het vel van zijn rug aan een vleeshaak gehangen.

Gelukkig voor Werner vonden ze de echte beul van Breendonk enkele dagen later. Zonder boe of bah werd Werner vrijgelaten. Hij kreeg zelfs geen verontschuldigingen.

Mijn twee zusters moesten hem bij de gevangenis ophalen en naar mijn vader brengen, die zijn won- den verzorgd heeft. Het was een tijd van haat, vergelding en verraad. En elke zaterdag kwam Werner bij ons op bezoek. Gelukkig dat hij mijn va- der had.

De heer Renders, een lid van de Witte Brigade, heeft eens tegen mij gezegd: “Zowel de witten als de zwarten hebben fouten gemaakt.”

Ik denk dat dit een eerlijke beoor- deling is.

Ik vond dat ik dit verhaal moest opsturen, in gedachtenis van een eenvoudig man die niemand kwaad had gedaan en zo onmenselijk werd behandeld. H. VAN EYCK

(3)

Bij de rijkswacht

Spitsroeden lopen

Het schuim

van de straat

Omdat Felix D.C. vastzat wegens ‘onvaderlands gedrag’, zaten zijn vrouw, die ziek was, en hun twee dochters met een bang hart af te wachten wat hun te wachten zou kunnen staan.

Chirurgie,

soep en kolen

In 1935, kort na zijn huwelijk, liet vader een groot huis bouwen in Oostende (thans beschermd als creatie van de toen bekende ar- chitect Jozef De Bruycker).

Als bewuste (niet-strijdende) Vlaming stond hij erop dat alle briefwisseling met de overheid in het Nederlands gebeurde, dus niet in de taal (het Frans) van zijn school (in Kortrijk) en universi- teitsopleiding (RUG).

Als kleuter van vijf zag ik, in de late namiddag, bij terugkeer van school, de brandstichting bij één van onze buren; hun huis- raad ging op in vlammen. Ik zag helemaal geen reden waarom

“die stoute mensen” tot zoiets in staat waren... Feit is dat diezelfde

“stoute mannen” de voorgevel van ons huis poogden te versieren met hakenkruisen als aanduiding voor de brandstichters die de vol- gende morgen hun werk zouden voortzetten. De brandmerking beperkte zich tot een klats pik- zwarte teer op de voorgevel. Ge- lukkig bleef de brandstichting uit, omdat de gendarmerie door ons vader tijdig verwittigd was en zo verdere ravage uitgesloten was...

Kolen

De verklaring hiervoor is pas heel wat later duidelijk geworden.

Vader werd door Jan met de pet als ‘zwart’ beschouwd omdat hij meer kolen kreeg van de Duitsers voor de huisverwarming en om- dat hij als enige Oostendenaar zijn auto mocht behouden, zowel in volle oorlogstijd als bij de af- tocht van de vijand. De reden van die ‘verwennerij’ had niets met politiek te maken; dat was het ge- volg van het feit dat na elk bom- bardement mijn vader – de eni- ge chirurg toen aan de kust – als eerste burger de straat op moest om zo snel mogelijk het zieken- huis te bereiken, waar de getrof- fen burgers soms in groten getale naartoe werden gebracht. De ko-

lenbegunstiging was nodig voor de verwarming van twee klaslo- kalen die thuis werden onderge- bracht nadat de parochieschool was platgebombardeerd. Ook de familie van de werkster had haar toevlucht bij ons gezocht, omdat ook hun woning vernield was. En wekelijks werd in de garage ge- stookt bij de soepbedeling voor de getroffenen (vader was voor- zitter van Winterhulp). Gelukkig woonden we in een groot nieuw huis, en hadden we een gendar- merie die gelukkig beter wist.

Dit hele verhaal kwam bij mij te- rug boven omdat een recent feit dit opdrong. Bij de verkoop van ons (geklasseerd) ouderlijk huis werd een relatief jonge Schotse vrouw de nieuwe eigenares. Als journaliste (?), mode-experte en kunstenares (?) vertelde ze, ter gelegenheid van een interview in een Engelstalig Brussels blad, dat ze thans eigenares was van een geklasseerde woning “die eerder toebehoorde aan een bekende Oostendse chirurg, die nazisym- pathieën had.”

Dit is voor ons en de hele fami- lie onbegrijpelijk dat bij onge- twijfeld Oostendse informanten dergelijke fantasieën nog steeds leven.

Oprechte groeten van een abon- nee, wiens vader-zaliger van den beginne af Pallieter-fan was...

FRANS DEPUYDT (nvdr: architect Jozef De Bruycker (°1891) was onder meer actief in Verdinaso en VNV, en was als ar- chitect bekend in Vlaamsgezinde kringen. Hij werd door de bezetter in 1941 aangesteld als schepen in Roeselare. Enkele maanden na een operatie overleed hij, op 3 maart 1942. En wat lezen we op Wikipedia: “Zijn archief ging in de nadagen van de Tweede Wereld- oorlog verloren”… De lezer mag zelf oordelen over deze eufemisti- sche omschrijving.)

Ik ben net vóór de Tweede Wereldoorlog geboren en was juist vijf jaar toen ik geconfronteerd werd met wat later als repressie be- stempeld werd. Ik was vijfde kind in een gezin van dertien, waarvan vader geneesheer-chirurg was.

Zij woonden namelijk naast een dokter die heel de oorlog van de Duitsers had moeten controleren of mensen gezond genoeg wa- ren om in Duitsland tewerkge- steld te worden. Als dokter bij de Werbestelle had de arts heel veel mensen werkongeschikt weten te verklaren, maar omdat hij niet iederéén had kunnen afkeuren, was de man gevangengenomen in afwachting van een veroorde- ling wegens samenwerking met de vijand.

Dappere priester

En jazeker, die ochtend zagen de drie dames een woeste ben- de optrekken naar de praktijk van ‘kozijn-doktoor’. Eens ze met hem klaar zijn, kunnen wij het schorremorrie bij ons verwach- ten, vreesden de dames, toen zij een ruit aan diggelen hoorden rinkelen en een paraplubak de straat op zagen vliegen. Bij de dokter was heel de wachtkamer verwoest en het gepeupel maakte aanstalten om aan de consulta- tiekamer te beginnen.

Dat was buiten de broer-priester

van dokter V. gerekend. Die zette zich in soutane in de deurope- ning om de bende de weg te ver- sperren.

Een wijf wou zich prompt doen opmerken bij de rest van de va- derlandse helden en verkocht de moedige geestelijke een mep in zijn gezicht. Daar bleef het bij, omdat er nog iets onverwachts gebeurde. Buren waren naar café

‘Den Tourist’ aan de Antwerpse- steenweg gelopen en het toeval wou dat ze daar een Engelse le- gerpiloot aantroffen die achter zijn pintje zat te bekomen van de lange tijd dat hij ondergedoken had gezeten. En laat het nu net dokter V. zijn geweest die hem een veilig onderduikadres aan de hand had gedaan.

De Brit liet zijn pint staan en joeg het gespuis uit het dokters- huis, tot grote opluchting van de doodsbange dames van daar- naast. En hoed af voor de pries- ter in soutane, die het tegen het schuim van de straat had durven opnemen.

HECTOR VAN OEVELEN

Hij werd actief in het Algemeen Vlaamsch Hoogstudentenverbond.

In 1928 stond hij mee aan de wieg van de Vlaamse Ingenieursvereni- ging (VIV). Hij woonde in Mortsel, en bij de fabrieken Gevaert konden ze een burgerlijk ingenieur gebrui- ken. Hij werd er lid van de raad van beheer.

Te weinig eten

Voor de oorlog was hij lid van het VNV. Toen de Duitsers ons land bin- nenvielen, verbleef hij net in de Ver- enigde Staten, waar hij instond voor de bouw van een nieuwe fabriek van Gevaert. Hij is dan met een vracht- schip naar Portugal gevaren, en via Spanje en Frankrijk naar Mort- sel teruggekeerd. Die reis gebeurde clandestien, maar hij had geen keu- ze; thuis wachtten een vrouw en zes kinderen.

Mijn vader had daar wel oren naar. Hij deed een aantal ingangs- proeven en werd opgenomen bij de rijkswacht. Wel werd hem ge- vraagd lid te worden van het VNV, wat hij ook deed. Zo kwam hij bij het Eskadron S terecht, dat be- kendstond voor zijn groot aantal Vlaamsgezinde leden.

Frans deed dienst in Antwerpen, waar hij onder andere instond voor de begeleiding van geld- transporten en de bewaking van fabrieken. Hij was zelfs van dienst in Mortsel na het luchtbom- bardement, om de ruïnes tegen plunderaars te bewaken.

In de Begijnenstraat

Vader werd opgepakt en in de gevangenis in de Begijnenstraat opgesloten. Ze zaten daar met zeven gevangenen in één cel. Als moeder met mij (ik was toen 5 jaar) daar op bezoek ging, moes- ten we telkens spitsroeden lopen aan de ingang. De pakjes die we lieten afgeven, kwamen ook niet altijd op hun bestemming.

Vader werd uiteindelijk veroor- deeld tot zes maanden voor lid- maatschap van het VNV. Hij had al zes maanden in voorarrest gezeten en kon dus vrijkomen.

Natuurlijk was hij zijn burger- rechten kwijt, en die kreeg hij pas

terug in ’52. Ook moest hij een boe- te betalen van 21.000 frank (nu on- geveer 525 euro), een enorm bedrag in die tijd. Hij heeft zo een tijd elke maand 100 fr. betaald, maar uitein- delijk is dat gestopt.

Mijn vader was in feite helemaal geen flamingant. Hij kwam eerder In oktober 1944 is de Witte Brigade hem komen halen, op zijn kantoor bij Gevaert. Hij werd afgevoerd naar de gevangenis van Sint-Gillis in Brussel. Daar werden alle gevan- genen slecht behandeld. Er was te weinig tot zelfs geen eten. De gevan- genen werden gepest en geslagen.

De bewakers van de Witte Brigade plasten in de soep, in het zicht van de gevangenen. Maar de honger was groter dan de afschuw voor wat ze gezien hadden…

Na zes weken verblijf in Sint-Gillis werd hij vrijgelaten, met deze me- dedeling: “We hebben de verkeerde.”

Hij is dan bij Gevaert in Mortsel kun- nen blijven werken, maar hij was zo gedegouteerd door de gebeurtenis- sen dat hij uiteindelijk met zijn gezin naar de Verenigde Staten is uitgewe- ken. Hij kon daar voor Gevaert aan de slag blijven. HILDE STUCKENS

Na zes weken in Sint-Gillis

“We hebben de verkeerde”

Mijn vader Leo Stuckens was geboren in 1902. Hij werd flamingant toen hij als student burgerlijk ingenieur zijn ingangsexamen aan de univer- siteit van Gent is het Frans moest afleggen. Dat vond hij onrechtvaardig.

uit een socialistisch milieu, maar had zich nooit politiek geënga- geerd. Na zijn vrijlating kon hij aan het werk in een rolgieterij.

Nog later werkte hij bij het ACV in de Nationalestraat en zo geraak- te hij ook in het bestuur van het ACV. Hij was zelfs een tijdje voor- zitter van de KWB, de Kristelijke Werknemersbeweging van de parochie Onze-Lieve-Vrouw-Ter- Sneeuw in Borgerhout.

JAN GEUDENS Mijn vader, Frans Geudens, geboren in 1915, werkte in Deurne. Op

een dag in ’43 liep hij een kameraad tegen het lijf die kapitein was bij de rijkswacht. De vriend stelde hem voor om ook bij de rijkswacht te komen.

Optocht met collaborateurs op de Antwerpse De Keyserlei Illustratie - Foto Cegesoma

Afbeelding boven en artikel rechts uit ‘t Pallieterke van 10/10/1946 en 9/10/1947

(4)

De repressie opvallend genadig noemen, terwijl die onder meer ge- zorgd heeft voor de terechtstelling van Borms, een achtenzestigjarige man die dermate kreupel was dat men hem aan de paal heeft moe- ten binden om hem te kunnen fu- silleren. Geef toe, “il faut le faire”.

In hetzelfde artikel spreekt Aerts zichzelf overigens tegen. Hij geeft immers terloops toe dat de rechters in het begin van de repressie wel zeer streng optraden om te vermij- den dat “het volk het recht in eigen handen zou nemen”. Wat boven- dien laat vermoeden dat deze door de VRT gevierde historicus van de UGent er geen graten in ziet dat de strafmaat in die tijd niet door de wet maar door de straat werd bepaald…

Eerste Wereldoorlog

Het is vooral mijn bedoeling te rea- geren op de zwart-witvisie die jullie ons sinds een aantal jaren zonder enige zin voor nuancering proberen op te dringen met betrekking tot wat zich tijdens de Tweede Wereldoor- log en in de onmiddellijke nasleep ervan in dit land heeft voorgedaan.

Een zwart-witvisie die jullie in staat stelt een soort retro-inquisitie te voeren in verband met gebeurtenis- sen die al bijna driekwart eeuw ach- ter ons liggen en die jullie niet eens hebben meegemaakt. Wat in feite neerkomt op een nieuwe, zij het een louter morele, repressie. Maar deze keer dan aan de hand van proces- sen die uitsluitend gevoerd worden in door u gemonopoliseerde media.

Waar dus van verdediging noch verhaal sprake kan zijn, en ook niet van verjaring. Waarbij tevens twee gouden juridische regels worden opzijgezet, enerzijds het “non bis in idem” - het gaat immers vaak over zaken die al lang geleden door een rechtbank werden behandeld - en anderzijds deze die bepaalt dat het overlijden van de beschuldigde de uitdoving van elke tegen hem ge- voerde strafrechtelijke procedure met zich mee brengt (de mensen waarover het gaat, zijn meestal al- lang overleden). Met andere woor- den, uw vervolgingsbeleid houdt in geen enkel opzicht rekening met de meest essentiële regels die een democratische rechtspraak in acht zou moeten nemen. Dat een en an- der niet zonder gevolg blijft, kwam duidelijk tot uiting toen een aantal parlementairen van de traditionele partijen het nog niet zo lang gele- den nodig vond in de commissie Buitenlandse Zaken van de Kamer de pensioenen in vraag te stellen die nog ongeveer 17 hoogbejaarde voormalige oostfrontvrijwilligers van de Bondsrepubliek ontvangen.

Pensioenen die dan nog, naar ver- luidt, uitsluitend bedoeld zijn voor mannen die aan het front op zijn minst 25 procent permanente inva- liditeit hebben opgelopen.

Niemand zal betwisten dat de Tweede Wereldoorlog een recht- streeks gevolg was (van de afloop) van de Eerste Wereldoorlog en van

Open brief aan Kristien Hemmerechts, Marc Reynebeau, Koen Aerts en consorten

Geplaagd door heimwee naar de repressie

De onmiddellijke aanleiding voor dit stuk is een reactie van Koen Aerts op de bewering van Willy Kuipers dat tijdens de naoorlogse repressie duizenden mensen veel te zwaar en zonder tastbaar bewijs veroordeeld werden. De Standaard van 23 februari citeert Aerts hieromtrent: “De bestraffing van de collaboratie was integendeel opvallend genadig…

wat Kuypers vertelt, is niet meer of minder dan een vervalsing van ons historisch bewustzijn.”

wat zich in de nasleep daarvan heeft voorgedaan. Dit betekent onder meer dat de houding van heel wat mensen tijdens de Tweede Wereld- oorlog voor een groot deel bepaald werd door wat ze tussen 1914 en 1918 hadden meegemaakt. Maar als u al aandacht besteedt aan dat eerste wereldconflict (wat niet vaak gebeurt) dan doet u dat op een vrij selectieve en soms ronduit negatio- nistische wijze. Zo sluiten jullie zich al jaren kritiekloos aan bij de stel- ling van professor, commandeur in de kroonorde en barones Sophie De Schaepdrijver, die verkondigt dat het verhaal van de achteruitstelling van de Vlaamse soldaten aan het IJ- zerfront een mythe van de Vlaamse Beweging is. Er zou hoogstens van sociale discriminatie sprake zijn geweest en dat zowel jegens Vlaam- se als Waalse soldaten. Men moet

nochtans geen geschiedenisspecia- list van de Eerste Wereldoorlog zijn, om te weten dat die bewering kant noch wal raakt. Want hoe valt dan te verklaren dat alleen de Vlaamse piotten het nodig vonden zich in de Frontbeweging te organiseren om de wantoestanden in het leger aan te klagen (denk aan de open brief aan koning Albert die op 11 juli 1917 in de loopgraven werd rondge- deeld), terwijl de Walen, die noch- tans niet als doetjes bekendstaan, braaf in de pas bleven lopen? Hoe legt u uit dat jonge officieren omwil- le van hun Vlaamsgezindheid wer- den gedegradeerd (Joris Van Seve- ren, Jules Charpentier en anderen), dat soldaten die van hetzelfde wer- den verdacht, zwaar gestraft werden en zelfs naar werkkampen gestuurd werden of in de Parijse gevangenis van Fresne terechtkwamen?

Het interbellum

Hoe komt het dan dat de Vlaamse Beweging, die voor 1914 vooral een zaak van intellectuelen was, zich in de modder van de loopgrachten tot een brede en radicale volksbewe- ging ontpopte, waaruit na de oorlog een politieke partij zou ontstaan die voornamelijk door oud-strij- ders werd uitgebouwd? Ik verwijs naar het boek “De Frontbeweging”

van voormalig journalist Daniel Vanacker, en naar zijn artikels over dat onderwerp in Wetenschappe- lijke Tijdingen. Ik verwijs naar de Albert I-biografie van professor Velaerts, waarin gewag gemaakt wordt van talrijke verslagen van on- der meer parlementaire debatten, ministerraden, enzoorts, waarin

de discriminatie van de Vlamingen aan de IJzer wordt besproken. Wie hiervoor blind wil blijven, weigert te begrijpen waarom Vlaamse solda- ten die zich vier jaar lang voorbeel- dig patriottisch hadden gedragen vurig anti-Belgisch van het front terugkeerden.

Om uw eenzijdige voorstellingen van het dossier collaboratie en re- pressie te nuanceren en waar nodig te weerleggen, lijkt het mij nuttig te herinneren aan wat zich tijdens het interbellum allemaal heeft voor- gedaan en waaraan jullie weinig of geen aandacht besteden, tenzij om het met een tremolo in de stem te hebben over de “jaren 30, de zwart- ste bladzijdes uit onze geschiede- nis”.

Onnodig te herhalen dat de Eerste Wereldoorlog op militair vlak waar- schijnlijk het ergste conflict geweest is dat ooit werd uitgevochten. De soldaten die het geluk hadden die hel te hebben overleefd, keerden in 1918 naar huis met in hun hart de hoop dat de vele gesneuvelden niet voor niets gevallen waren en dat de wereld er voortaan beter zou uit-

zien. Maar of ze nu bij het winnende of het verliezende kamp hoorden, ze kwamen allemaal van een kale reis terug. Hun respectievelijke lan- den kenden de ene zware crisis na de andere. Dit was uiteraard het ge- val voor Duitsland dat eerst in een quasi-burgeroorlog terechtkwam.

Bovendien kreeg het land het ten gevolge van het Verdrag van Ver- sailles op economisch vlak zwaar te verduren. Maar ook de zegevie- rende westerse naties deelden in de klappen. De zware beurscrash van 1929 die Wall Street trof, was over gans de wereld voelbaar.

De situatie in Frankrijk was alles- behalve rooskleurig. Het Stavis- kyschandaal van 1934 veroorzaakte bijna het einde van de republiek.

In 1936 kwam daar een volksfront- regering aan het bewind onder lei- ding van Léon Blum, maar dat be- lette niet dat in datzelfde jaar een algemene staking gans het land ge- durende weken platlegde. Ook Bel- gië bleef niet gespaard. Het faillis- sement van de socialistische Bank van de Arbeid zorgde ervoor dat de spaarcenten van tienduizenden ar- beiders in rook opgingen. En mas- sa’s boeren die hun geld aan de ka- tholieke Boerenbond toevertrouwd hadden, deelden hun lot toen ook die over de kop ging. Nogal wiedes dat dit voor een ernstige crisis van het regime zorgde. De immense

verkiezingsoverwinning van Rex in 1936 was er het gevolg van.

En dan hadden we het nog niet over de Spaanse Burgeroorlog tijdens de welke beide kampen elkaar in gru- welijkheden evenaarden (meestal wordt de aandacht op het misda- dige gedrag van de aanhangers van Franco gevestigd, maar wordt dat van links, dat op zijn minst even erg was, zedig verzwegen). Gans Eu- ropa voelde zich passioneel bij dat conflict betrokken en koos partij.

Dat was echter niet het geval voor de westerse regeringen, die zich allemaal min of meer angstvallig op de vlakte hielden, uitgezonderd die van Duitsland en van Italië, die omwille van hun engagement on- getwijfeld bij de Francogezinden een zekere sympathie uitlokten. Het spreekt voor zich dat dit alles het vertrouwen van de mensen in de traditionele regimes van hun land sterk deed wankelen. De verwar- ring bereikte een hoogtepunt, toen de communistische Sovjet-Unie in 1939, samen met het nationaalsoci- alistische Duitsland dat tot dan toe Stalins grootste vijand was geweest, Polen binnenviel en wat later met

de toestemming van Duitsland de Baltische republieken ging bezet- ten. Twee aartsvijanden sloten een bondgenootschap om zich samen aan onafhankelijke naties te ver- grijpen en lokten zo de Tweede We- reldoorlog uit…

1940

De klap op de vuurpijl kwam on- middellijk na 10 mei 1940. De Duit- sers hadden al eerder bijzonder gemakkelijk Polen, Denemarken en Noorwegen kunnen bezetten. Hun

‘blitzkrieg’ tegen het Westen verliep zo snel en triomfantelijk dat ieder- een ervan overtuigd was dat de ver- molmde oude structuren het totaal begeven hadden.

Geef toe, u hebt dit alles nooit in overweging genomen voor het proces dat u m.b.t. deze troebele periode aan het voeren bent. Daar u, zoals reeds gezegd, hierin geen recht op verdediging hebt voorzien, vind ik het dan ook nodig, als getui- ge “à decharge” op te treden. Ik heb die tijd weliswaar, net zoals u, niet meegemaakt, maar in tegenstelling tot jullie ben ik onmiddellijk na de oorlog geboren, in 1946. D.w.z. dat ik opgegroeid ben tussen mensen voor wie de Tweede Wereldoorlog, en wat in de nasleep daarvan is ge- beurd, het grote avontuur van hun leven is geweest. Ze hadden het on- der elkaar voortdurend over die tijd, die, vanuit hun perspectief gezien, nog bijna actueel was. Mijn ouders en familie waren, om het met de ter- minologie van toen te zeggen, alle- maal eerder ‘wit’. Sommigen, waar- onder mijn vader, hadden tijdens de bezetting zelfs behoorlijk wat

last met de Duitsers gehad. Ik kwam echter al zeer jong in de Vlaamse Beweging terecht, waar ik ook heel wat ‘zwarten’ leerde kennen. Mijn getuigenis steunt dus voornamelijk op wat ik gehoord heb van mannen en vrouwen uit de twee kampen, die het allemaal zelf beleefd hebben, en ook uiteraard op die van heel veel mensen die zich gedurende de vijf jaar die de Tweede Wereldoorlog geduurd heeft, zo gedeisd mogelijk hebben gehouden. Hun appreciatie van wat zich toen afgespeeld heeft, is natuurlijk voor een groot deel af- hankelijk van het kamp waarin ze zich toen bevonden. Dat belet ech- ter niet dat ze het er allemaal min of meer over eens waren dat er niet zo- zeer sprake was geweest van “wit en zwart” maar voornamelijk van heel veel tinten grijs, en dat ze allemaal de nadruk legden op de enorme chaos die onmiddellijk na 10 mei 1940 was ontstaan en voor een vre- selijke ontreddering had gezorgd.

De regering en het parlement wa- ren op de vlucht. Dat was tevens het geval voor honderdduizenden medeburgers, waarvan de meesten in Frankrijk terechtgekomen waren, een land dat ook al zeer vlug over- rompeld zou worden, zich in een toestand van totale wanorde be- vond en na zes weken op zijn beurt de strijd moest opgeven.

Tot overmaat van ramp was het Brit- se expeditiekorps, dat ons te hulp had moeten komen, binnen de kort- ste keren en halsoverkop via Duin- kerken naar Engeland gevlucht, en wist zo op het nippertje uit de Duitse omsingeling te ontsnappen.

Met andere woorden, de stoere overwinnaars van 1918 waren in een mum van tijd totaal verslagen.

Een zeer grote meerderheid van de burgers en van de politici twijfelde er dan ook niet aan dat Duitsland de oorlog definitief had gewonnen.

Voeg daaraan toe dat de meeste gezinnen in het ongewisse bleven omtrent het lot van familieleden waarmee ze geen contact konden krijgen. Het ging om de hierboven reeds aangehaalde vluchtelingen, maar ook om de soldaten van het Belgische leger dat zich had over- gegeven. Was de echtgenoot, de broer, de verloofde die men miste, krijgsgevangene? Was hij gekwetst, of misschien gesneuveld?

De Belgische regering had tijdens de eerste oorlogsdagen de jongens die tussen 16 en 18 jaar oud waren, en dus te jong om gemobiliseerd te worden, opgeroepen om zich in een aantal West-Vlaamse steden (Roeselare, Ieper…) te verzamelen.

Ze wou zo vermijden dat de mees- ten onder hen, net zoals tijdens de Eerste Wereldoorlog, bij een sta- bilisering van de frontlijn in het bezette land zouden achterblijven en dus niet voor legerdienst zou- den kunnen opgeroepen worden wanneer ze de geschikte leeftijd hadden bereikt. Toen die knapen op de aangegeven verzamelpun- ten aankwamen, kregen zij die met de fiets gekomen waren meteen de opdracht naar het zuiden van Frankrijk door te rijden en zich daar te melden bij wat ‘Crab’s’ genoemd werd, Centres de Recrutement de l’Armée Belge.

“U voert een nieuwe, morele, repressie via processen in door u

gemonopoliseerde media.”

(5)

De jongens die er gehoor aan gege- ven hadden, kwamen uiteindelijk in de buurt van de Pyreneeën terecht om er te ontdekken dat daar voor hen niets was voorzien. Ze zaten diep in Frankrijk zonder middelen van bestaan en zonder enige moge- lijkheid om te communiceren met hun families die niet wisten wat er van hen was geworden.

Was het in die gegeven omstandig- heden zo verwonderlijk dat heel wat mensen hun geloof in de westerse democratieën kwijtraakten? Dit ver- klaart waarschijnlijk waarom de so- cialistische partijvoorzitter Hendrik De Man het bijna onmiddellijk na de Belgische capitulatie nodig vond in een manifest de socialisten op te roepen zich niet tegen de bezetter te verzetten. De ineenstorting van de oude vermolmde wereld bood volgens hem namelijk nieuwe op- portuniteiten en baande, zo drukte hij het uit, de weg naar “Europese vrede en sociale rechtvaardigheid”.

Het was waarschijnlijk om dezelfde reden dat Jos Van Eynde een tijdje later een brief naar de Duitse bezet- tingsoverheid stuurde om toestem- ming te vragen de grootse krant van Vlaanderen te mogen uitgeven (toch merkwaardig dat in deze tijd van onthullingen over de Tweede Wereldoorlog daar zo weinig gewag van gemaakt wordt). Jos Van Eynde zou na de oorlog medevoorzitter van de Belgische Socialistische Par- tij worden.

De collaboratie

was fundamenteel fout

Dat is een stelling die u als een man- tra steeds weer herhaalt. En inder- daad, het regime van het Derde Rijk was moreel totaal onverdedigbaar.

Maar geef toe, dat is vandaag een heel stuk duidelijker dan tijdens het interbellum, omdat de misdadig- heid van het nationaalsocialisme toen meestal goed gecamoufleerd werd door een handig gevoerde propaganda (denk aan het succes van de Olympische Spelen van 1936 in Berlijn). Die quasi onzichtbaar- heid is niettemin niet de belangrijk- ste verklaring voor de collaboratie van heel wat Vlaams-nationalisten tijdens de Tweede Wereldoorlog.

Die was veel eerder te zoeken in het oude principe van “de vijanden van mijn vijand zijn mijn vrien- den”. Onze voorouders waren daar al eeuwen geleden van doordron- gen. De geuzen beschouwden zich als voorbeeldige christenen maar een van hun voornaamste leuzen luidde niettemin “liever Turks dan paaps”. De geschiedenis zit vol met voorbeelden van die aard. Lodewijk de XVIde had hoogstwaarschijnlijk een grondige hekel aan de ideologie van de Amerikaanse Revolutie, ten- slotte de voorloper van de Franse Revolutie die hem het leven kostte, maar hij zou haar niettemin mili- taire steun verlenen omdat het een opstand betrof tegen Engeland, de erfvijand van Frankrijk.

Tijdens de Eerste Wereldoorlog vochten Tsjechische nationalisten aan de zijde van de geallieerden om hun land van de Habsburgse heer- schappij te bevrijden. Hun leuze was “we zullen Oostenrijk-Honga- rije trouw verraden”. Er bestonden

“Tsjechische legioenen” in het Franse, het Italiaanse en het Russi- sche leger. Tezelfdertijd verzochten Ierse nationalisten de Duitsers om wapens om een opstand tegen de Britse bezetting van hun land uit te voeren.

U zult tegenwerpen dat dit mis- schien in heel veel gevallen begrij- pelijk is maar niet wanneer het gaat om een samenwerking met een crimineel bewind van de aard van dat wat in 1933 in Duitsland aan de macht was gekomen. Mag ik uw aandacht erop vestigen dat wie in een conflict verwikkeld raakt, zich meestal niet in de mogelijkheid bevindt om zijn bondgenoten te kiezen en zich tevreden moet stel- len met deze die zich aandienen.

Dat was tijdens de Tweede Wereld- oorlog niet anders en niet alleen in Vlaanderen.

Collaboratie in de derde wereld

Ik kan u ook enkele voorbeelden buiten Europese voorschotelen:

- De grootmoefti van Jeruzalem woonde tijdens de Tweede Wereld- oorlog in Berlijn en steunde volop de Duitse oorlogspropaganda, om- dat Palestina op dat ogenblik een Brits mandaatgebied was, en om- dat het Verenigd Koninkrijk na de Eerste Wereldoorlog, conform de

“Balfour Declaration” van 1917, de Joden toegestaan had in Palestina een “nationaal Joods Tehuis”, te ves- tigen.

- De milities die o.l.v. Soekarno voor de onafhankelijkheid van Indonesië hebben gestreden, werden tijdens de bezetting van de “Gordel van Smaragd” door het Japanse leger bewapend en getraind. Men zou ze dus zonder meer kunnen beschul- digen van militaire collaboratie met het “fascistische militaire regime”

van Tokio.

- Aung San Suu Kyi die in 1991 de Nobelprijs voor de Vrede ontving, is in Birma bijzonder populair om- dat ze de dochter is van Aung San, die daar als de vader des vaderlands wordt beschouwd. Hij had eind de jaren dertig de nationalistische partij “Wij Birmanen” opgericht en was met enkele tientallen kompa- nen in 1940 naar Tokio vertrokken om daar een militaire opleiding te krijgen. Toen hij enkele maanden later terugkwam, organiseerde hij een geheim leger dat samen met de Japanse invasietroepen in 1942 de Britten uit Birma verjoeg. In ’43 werd hij zelfs minister in een door de Japanse bezetters geïnstalleerde Birmaanse regering.

- En dan is er nog het wei- nig bekende verhaal van ‘Chandra Bose’, de Indische nationalist die onder meer parlementslid was en lid van de partij van Nehru. Bose zette zich al sinds de jaren twintig in voor de onafhankelijkheid van India. Hij zocht daarvoor internati- onale steun en dit verklaart waarom hij in Berlijn was tijdens de Tweede Wereldoorlog. Hij rekruteerde in de Duitse krijgsgevangenkampen Indi- sche soldaten uit het Britse leger om aan Duitse zijde tegen Groot-Brit- tannië ten strijde te trekken. Het lukte hem een grote Indische mili- taire eenheid voor de Wehrmacht

op poten te zetten.

Voor zover ik weet, werd die lei- ders van die nationalistische be- wegingen uit de derde wereld niet verweten dat zij met het oog op de bevrijding van hun land met na- zi-Duitsland of met een bondge- noot van nazi-Duitsland hadden gecollaboreerd. De Vlamingen die op dezelfde wijze gehandeld heb- ben om Vlaamse zelfstandigheid te bereiken, worden echter wel met de vinger gewezen.

Er zijn uiteraard ook mensen die voor een andere reden dan de inzet voor de Vlaamse zaak in de colla- boratie zijn gestapt. Er waren onder hen ongetwijfeld opportunisten die hun kans schoon zagen om een hogere positie te kunnen bekleden in de nieuwe maatschappij die ze meenden te zien ontstaan. Er was op dat vlak niets nieuws onder de zon.

Verklaring

Ik vermoed dat u er zult van uit- gaan dat ik hier beweringen van een twijfelachtig allooi zit te debiteren, of dat ik op zijn minst van ernstige subjectiviteit mag worden verdacht.

Maar hoe zou, zonder die genuan- ceerde kijk van vele landgenoten op de collaboratie, te verklaren zijn dat:

- Victor Leemans, die al voor de oor- log nauwe banden met het VNV had en tijdens de bezetting, onder druk van de Duitse militaire overheid, tot secretaris-generaal voor Economi- sche Zaken en tot lid van de raad van bestuur van de Emissiebank werd aangesteld, een notoire col- laborateur dus, reeds in 1949 par- lementslid voor de CVP is kunnen worden en het later zelfs tot voor- zitter van het Europees Parlement heeft gebracht?

- Jos Custers, die tijdens de bezet- ting kabinetschef van het staatsse- cretariaat voor Wederopbouw was geweest, ook vanaf 1949 voor de christendemocraten in de Senaat

zetelde en zelfs van 1961 tot 1965 minister van Volksgezondheid is geweest?

- Lode Claes, tijdens de oorlog schepen van Groot-Brussel, die van zijn collaboratieverleden nooit een geheim heeft gemaakt, eind de ja- ren zestig voor de Volksunie in de Senaat werd verkozen en wat later zelfs tot schepen van de Brusselse Agglomeratieraad, een instelling die in het begin van de jaren zeven- tig een kortstondig bestaan heeft gekend?

- de voormalige oostfrontofficier Oswald Van Ooteghem in 1965 voor de VU in de provincieraad van Oost-Vlaanderen werd verkozen en later ook in de Senaat zonder dat dit voor schandaal zorgde?

De milde houding ten overstaan van collaborateurs was geen exclu- sieve van de politiek. Men stelt dat ook vast in andere geledingen van de maatschappij.

Zo bijvoorbeeld in de cultuurwe- reld:

- Renaat Grassin (beter gekend als het ‘ketje’) kon vrij snel na zijn vrij- lating zijn loopbaan van cabaretier voortzetten, ook bij de toenmalige openbare omroep, de NIR.

- Yvonne Lex, die tijdens de oorlog verkering met een oostfrontsoldaat had gehad en in september ’44 sa- men met haar vader naar Duitsland was gevlucht, werd reeds eind de jaren vijftig de steractrice van de Brusselse KVS.

- De schrijvers Filip De Pillecyn, Er- nest Claes, Jean Du Parc, Felix Tim- mermans, Ernest Vanderhallen, Cy- riel Verschaeve en enkele anderen ondanks hun oorlogsverleden toch populair bleven.

Is De Standaard na de oorlog een neonazikrant geweest?

In de media deed zich hetzelfde fe- nomeen voor:

- Luc Vandeweghe, die tijdens de

oorlog bijdragen had geschreven voor het weekblad De Nationaal-so- cialist, werd reeds in 1950 chef bui- tenland bij De Standaard.

- De oud VNV’er Thieu Croonen- berghs stond jarenlang aan het hoofd van de documentatiedienst van diezelfde krant waarin hij re- gelmatig rechtskundige artikels schreef. Hij kon trouwens ook pro- bleemloos bij de nationale omroep terecht vermits hij in de rol van voorzitter van het hof van assisen zeer populair werd in de succesvol- le serie “Beschuldigde, sta op”.

- De cartoonist Alidor, die voor en tijdens de oorlog onder de naam Jam tekeningen had gepubliceerd in “Le pays réel”, het dagblad van Degrelle, kon jarenlang probleem- loos de huiscartoonist van De Stan- daard zijn.

Hergé en Willy Vandersteen, die beiden voor de collaboratiepers stripverhalen hadden getekend, konden na de bevrijding gewoon, zonder dat iemand zich daaraan ergerde, weer aan de slag gaan. De

stripverhalen van Vandersteen ver- schenen ook in De Standaard.

Op basis van de criteria die u van- daag de dag zo gul hanteert, zou u tot de vaststelling moeten komen dat die krant na de Tweede Wereld- oorlog lange tijd neonazistisch is geweest.

Die genuanceerde kijk op de colla- boratie was ook terug te vinden bij een aantal mensen die in het verzet hadden gestaan. Onder meer bij:

- de voormalige gewapende weer- stander Louis De Lentdecker, die als gerechtelijk journalist van De Standaard heel wat repressiepro- cessen van nabij volgde en een vuri- ge voorvechter voor amnestie werd.

- bij de erkende verzetsmensen Maurice Lacante, Aloïs Verbiest en juffrouw Aretz die er in de jaren zes- tig helemaal geen bezwaar maakten om met de vlag van de door hen op- gerichte vereniging van Vlaams-na- tionale weerstanders naast de vaan- dels van de oostfronters van het Sint-Maartensfonds in de vlaggen- parade van de IJzerbedevaarten op te stappen.

Zij hadden blijkbaar niet alleen een andere kijk op de repressie dan aca- demicus Aerts maar bekeken ook de Vlaamse oostfronters met een ande- re blik dan Kristien Hemmerechts.

Deze laatste beweerde immers dat die erger waren dan de Duitsers en dat het hen niet ging om de Vlaam- se zaak maar om Hitler. Iets wat ik op basis van de gesproken geschie- denis met klem betwist. Ik heb in de Vlaamse Beweging, en in het bij- zonder in de voormalige Volksunie, niet alleen heel vaak voormalige oostfrontvrijwilligers ontmoet maar er ook nauw mee samengewerkt.

Dit gaf me de kans om mij bij hen grondig te informeren over het waarom van een engagement waar- bij ze toch hun leven op het spel hadden gezet. Ik kan u verzekeren dat de meesten onder hen naar het front getrokken waren met het idee dat zij hiermee een dienst aan

Vlaanderen bewezen en dat ze hun naoorlogse inzet in de Vlaamse Be- weging in de verlenging hiervan za- gen. Wat natuurlijk niet uitsluit dat er ook anderen zijn geweest.

Het komt erop neer dat de meeste mensen die het allemaal zelf mee- gemaakt hebben, wat tijdens de Tweede Wereldoorlog is gebeurd, een veel genuanceerdere kijk heb- ben of hadden dan jullie, die die periode uit een louter ideologische hoek bekijken en hieruit argumen- ten proberen te vinden om het he- dendaagse Vlaams-nationalisme te bestrijden.

Ten slotte dit nog. U kunt er mis- schien van uitgaan dat wat ik hier vertel van weinig of geen waarde is, vermits ik het als een soort geschie- denisamateur tegen beroepshis- torici durf opnemen. Ik heb echter van mei ’68 onthouden dat ex-ca- thedra-argumenten niet meer van deze tijd zijn. Mag ik hopen dat u dat ook niet vergeten bent?

FRANCIS VAN DEN EYNDE

(6)

In Limburg: Frans Ketels...

Zijn vader herkende hem niet op straat

(Uit ’t Pallieterke van 20 april 1978) Het gebeurde in de christelijke hoofdplaats van het christelijke Limburg - maar wij willen ‘Limburg’ daar niet verantwoordelijk voor stellen -, waar de autoriteiten te bang waren of over te weinig macht beschikten om op te treden tegen de communistische parti- zanen die er een waar schrikbewind uitoefenden.

Herhaaldelijk deed u ter voorberei- ding van een geplande publicatie in uw geëerd weekblad een oproep naar getuigenissen over de repres- sie die tijdens de “kwade jaren” in dit onland woedde. Ongetwijfeld zal u daarbij aandacht besteden aan het droevige en mensonwaar- dige lot dat Frans Ketels moest on- dergaan.

Graf in erbarmelijke staat De onvolprezen E.d.V. bracht dit in uw eigen “’t Pallieterke” uitgebreid onder de aandacht, o.a. in het num- mer van 20 april 1978 (zie verder).

Wist u dat het eenvoudige graf van Frans Ketels in Hasselt (begraaf- plaats Kruisveld, Sint-Truidersteen- weg) momenteel in een erbarme- lijke toestand verkeert? Volgens ter plaatse ingewonnen informatie is er

Warme oproep

Beste lezer, u heeft de warme oproep van onze lezer kunnen lezen.

Frans Ketels staat symbool voor de 100 tot 150 lynchmoorden die in de bevrijdingsperiode gepleegd werden. Allemaal ‘zwarten’ die zonder proces op straat gelyncht of doodgeschoten werden. Mag ik rekenen op uw financiële steun?

Onze bankrekening: BE63 7360 1247 8308 (BIC KREDBEBB) van de Vrienden van ’t Pallieterke vzw – Boechout.

De martelgang van Frans Ketels

Na onze oproep om getuigenissen over de repressie in te sturen, kregen we onderstaande brief toegestuurd met de vraag om aandacht te beste- den aan het droevige en mensonwaardige lot dat Frans Ketels uit Has- selt moest ondergaan.

in jaren niet meer naar omgekeken, met als gevolg dat de verticale plaat losgekomen is, terwijl het geheel dringend aan een vakkundige op-

kuisbeurt toe is. Het is een schande voor Vlaanderen dat Frans Ketels op een dergelijke manier zijn laat- ste rustplaats moet vinden! Ten tij- de van Jozef Van Overstraeten zou aan die toestand allang verholpen geweest zijn, maar spijtig genoeg is JVO ook al een hele tijd niet meer onder ons.

Actie is vereist

De vraag die wij ons dan ook stellen:

is hier soms – via fondsenwerving – een taak voor “’t Pallieterke” (of een Vlaams-nationale vereniging) weggelegd? Wij zijn ervan overtuigd dat veel van uw lezers wel een klei- ne bijdrage willen leveren en “vele kleintjes maken een groot” poneert nog altijd een Vlaams spreekwoord.

Bovendien, niets zegt dat het graf van Frans Ketels een alleenstaand geval is. Misschien manifesteren zich in de toekomst nog andere schrijnende toestanden. Daaraan verhelpen is dus duidelijk (ook fi- nancieel) geen eenmanszaak, maar de taak van een gestructureerde organisatie die gerust een beroep kan/mag doen op de bijdrage van vele bereidwillige Vlamingen.

Hopelijk ligt het graf van Frans Ke- tels er dan binnenkort even ver- zorgd bij als dat van Lode Sleurs, dat zich op dezelfde begraafplaats bevindt en dat WEL door de familie – zoals het hoort! – met zorg wordt onderhouden en zelfs regelmatig met bloemen wordt getooid.

De jonge Frans Ketels was gouw- leider van het AVNJ (Algemeen Vlaams-nationaal Jeugdver- bond), de jeugdorganisatie van het VNV, die tijdens de oorlog de naam NSJV (Nationaal Socialis- tische Jeugd Vlaanderen) droeg.

Een zeer nationale, weinig nati- onaalsocialistische jeugdbewe- ging, eigenlijk. Frans Ketels was een katholieke jongeman, diep overtuigd van zijn geloof en een rusteloos ijveraar voor die over- tuiging. Natuurlijk had hij zich, met zulke overtuiging, en in zo’n tijd, vijanden gemaakt. Misdaden konden hem niet ten laste gelegd worden. Maar wat heeft hij een martelgang moeten ondergaan…

Een heuse martelgang 7 september 1944: het huis waar hij woonde, werd vernield en leeggeplunderd.

22 september: Frans Ketels werd aangehouden te Elen bij Maaseik.

23 september: afgeranseld met een gummiknuppel. Met een strop om de hals, de armen om- hoog, overgebracht naar Rotem en vandaar naar Maaseik.

27 september: opgeëist door de

“partizanen” van Hasselt en op het spatbord van een auto over- gebracht naar die stad. Daar door meerdere personen geslagen tot hij onkennelijk was. Verplicht om met blote knieën neer te knielen op stukjes glas. Een Engelse sol- daat, getuige van de foltering, verbood dit.

Eens die soldaat vertrokken, her- begon de marteling. Het hoofd- haar werd gedeeltelijk weggesne- den en daarna weggeschroeid.

Frans Ketels moest een grote kom water leegdrinken waar- in klompen zout gelegd waren.

Enige minuten later braakte hij alles uit. Hij moest op een stoel gaan liggen en er werd hem een hakenkruis op het voorhoofd ge- verfd. Zijn broekspijpen werden afgesneden en alle haartjes op zijn benen werden uitgetrokken.

Publiek vernederd

In de nacht van 27 op 28 septem- ber moest Ketels water pompen en met zijn handen een greppel graven.

28 september: de stad rondge- leid, in de handen een bord met de woorden ‘Heil Hitler! Hier is Ketels, de verrader’. Onkennelijk, zijn bril hem ontnomen, bloe- dend uit neus en mond, in de Witte-Nonnenkazerne tentoon-

gesteld, staande op een altaar op het binnenplein. Zijn eveneens aangehouden vader werd er bij- gehaald. De man herkende zijn zoon niet. Dan toonde men hem een foto van Frans... De vader moest naast de zoon op het altaar staan. Men zei hem: “Hebt gij nog iets te zeggen, doe het rap, want het is de laatste keer dat ge elkaar ziet!”

Het gepeupel heerste

‘s Namiddags werd Frans Ketels overgebracht naar de rijkswacht- kazerne. Daar moest hij twee à drie uren rechtstaan, een fles in elke opgeheven hand. Aange- houden vrienden die daar voor- bijgebracht werden, herkenden hem niet. Onderweg naar de ge- vangenis werd hij geslagen en ge- stampt. In de gevangenis moest hij zich languit op de stenen laten vallen. In de gangen werd hij op- gejaagd door bewakers die hem sloegen met stokken en latten.

Hij werd in cel nr. 1 gestopt, waar- van de deur niet gesloten werd.

Veel bewakers kwamen hem daar afranselen. Er werd hem een bol zout in de mond gestopt. Zijn etterende wonden werden niet verzorgd, omdat de directie van de gevangenis bang was voor per- sonen die niet wilden dat Ketels naar een ziekenhuis zou overge- bracht worden.

31 januari 1945: Frans Ketels, die niet meer rechtop kon staan, werd overgebracht naar bet zie- kenhuis voor politieke gevange- nen. Daar werd hij niet meer ge- folterd, maar evenmin werd hij er verzorgd.

Op 23 februari 1945 werd hij naar de gevangenis te Luik over- gebracht. Vanaf die dag werd hij correct verzorgd, maar het was te laat. Op 7 mei 1945 overleed Frans Ketels aan de gevolgen van de mishandelingen en het gebrek aan verzorging. Hier naast mij ligt een foto van Frans Ketels, met onder andere een hakenkruis op het voorhoofd en afgeschroeid haar.

De bijzonderste beul was een Limburger die gans de oorlog vrijwillig voor de Organisation Todt gewerkt had - onder andere in Limburg - en zich einde augus- tus 1944 rap rap ‘bekeerde’. Geen enkele overheidspersoon in Lim- burg had de moed om tegen die onmens op te treden. Het gepeu- pel beheerste de straat.

ARTHUR DE BRUYNE (E.D.V.)

Hugo Claus

Ook schrijver en kunstenaar Hugo Claus (1929) groeide op in een

‘zwarte’ omgeving. Vader Jozef Claus was overtuigd lid van het VNV, en moeder was lid van de vrouwenafdeling van DeVlag. Aan de Ouden- aardsesteenweg was hun drukkerij gevestigd. Zoon Hugo werd lid van de Nationaal-Socialistische Jeugd Vlaanderen (NSJV). Bij de bevrijding van Kortrijk werd vader Jozef door de weerstand opgepakt en opgesloten in het interneringskamp ‘De Wikings’. Moeder Claus vluchtte weg met de kinderen naar haar moeder in Deinze. Ondertussen was zowel het woonhuis als de drukkerij in Kortrijk geplunderd en alles was kapotge- slagen. De drukkerij werd onder sekwester geplaatst.

Vader werd in 1945 veroordeeld tot 20 jaar ‘heropvoeding’, en die mocht hij gaan uitzitten in Merksplas, in de verre Kempen. Bovendien was hij ook zijn politieke en burger- rechten kwijt. Elk weekeinde gingen mama en ondergetekende – toen 7 jaar oud - op bezoek in Merksplas, een uitstap die twee dagen in be- slag nam. Thuis kon mijn moeder de slijterij en tabakszaak verder uit- baten en zo voor brood op de plank zorgen. De beste klant in moeders tabakszaak was – ongelooflijk maar waar – onze huisarts, dr. Cyriel Ryc- kaert. Die was nochtans tijdens het

proces een getuige ten laste tégen ons vader. In 1946 was Ryckaert de eerste naoorlogse burgemeester van Watervliet.

In 1950 kwam papa vrij. De lessen- reeks ‘Goed Belgisch burgerschap’

in Merksplas was ‘succesvol’ verlo- pen.

Papa kwam dan wel vrij, hij mocht zich niet op het grondgebied van Watervliet begeven. Een hereniging met het gezin zat er dus niet onmid- dellijk in.

Mijn ouders hadden vier kinderen:

- Roger: 24 jaar oud, ex-onderwijzer in Waterland-Oudeman (Sint-Lau- reins); hij werd vervolgd voor het aanleren van ‘foute’ liederen. Hij kreeg wel de vrijspraak.

- Asthere: 23 jaar oud, had geen pro- blemen. Hij was tewerkgesteld in de Kempen door de bezetter.

- Gaston: 19 jaar oud, was aangeslo- ten bij het Engelse bevrijdingsleger;

geen problemen, uiteraard. Week uit naar Brussel en verfranste.

- Johan: 7 jaar oud en schrijver van dit epistel.

Der Führer

Ik kreeg in het eerste jaar van het lager onderwijs al direct de ronken- de eretitel ‘der Führer’ door mijn klasgenootjes toegeroepen. Andere

‘zwarte’ klasgenootjes, waaronder mijn beste vriendje Mark Van Dae- le, zoon van de aangebrande hoofd- onderwijzer van Watervliet, moes- ten het met veel minder fraaie titels uit het Duitse Rijk doen…

Later, bij mijn loopbaan bij de uni- versiteit VUB, mocht ik nog een late opstoot van haat ondervinden. Een promotie werd mij geweigerd door het hoofd van de personeelsdienst, een zekere oud-weerstander (dhr.

J. Senelle). Hij zei letterlijk: “Uw ge- homologeerd diploma hoger mid- delbaar voldoet, maar toch zal ik u niet bevorderen.” Daarna volgden tien jaar van overplaatsingen en pesterijen tot hij - Senelle – triomfe- rend mijn ontslag kon geven.

Uitgezonderd die ten onrechte ge- miste bevordering op de VUB, kijk ik met plezier en zonder rancune terug op was is gebeurd in 1945 en later, doch vergeten zal ik nooit. Ik ben blij dat ik mijn geheugen heb kunnen opfrissen en mijn gemoed te kunnen luchten via ons ’t Pallie- terke. JOHAN VAN BOUCHAUTE

‘Goed Belgisch burgerschap’

Mijn vader Raymond Van Bouchaute (geboren in 1895) was oorlogsbur- gemeester van Watervliet (Oost-Vlaanderen). Hij was aangesloten bij het VNV.

Ik zag

Ik zag vanmorgen, doorheen ’t geschemer van roestige prikkeldraad mijn moederke staan.

’t Was als een godenbeeld uit lang vervlogen tijden, een lievevrouwengelaat, fijnbesneden, goudomstraald.

Doch ’t was verbeelding.

Toen ik nader keek zag ik dat ze moe,

heel mee van ’t verre reizen was, met diepe voren

in haar lief gelaat en naar ik meende blonken tranen in haar lieve ogen.

MAURICE SANTY (20 JAAR) HEKALO 8 MEI 1945

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Altijd al een eigen website willen hebben, maar dacht u dat je daar een techneut voor moet zijn.. Gelukkig is er WordPress, een systeem dat het maken en bijhouden van een

The objective of this research was to study the prevalence of HIV amongst patients receiving blood at a large public sector referral hospital in Port

Was de hele linie eenmaal in beweging gekomen, dan konden bevelen alleen nog maar gegeven wor- den door bodes die achter het oprukkende front zich van de ene naar de andere

14.00 - Aanvullingsspoor grondeigendom voor programmamanagers, Sarah Ros (VNG) en Jeroen Huijben (BZK)!. 14.40

• Als is geparticipeerd, moet aanvrager bij de aanvraag aangeven hoe is geparticipeerd en wat de resultaten zijn. Aanvraag omgevingsvergunning voor

› Regels in omgevingsplan als basis voor verhaal. › Voor integrale of

Ik loop er dagelijks voorbij, en het was voor mij eene der aangename gevolgen van den oorlog (er zijn er andere, waar ik reeds op wees en waar ik op terugkeer), dat ik sedert een

Dans la nuit du 26 au 27 septembre, deux colonnes allemandes appuyées par une forte artillerie tentent d’établir une tête de pont à Luvungi, pour couper les communications entre