Oefeningenbundel spelling niveau 5
deen 6
deleerjaar:
moeilijke spelling automatiseren
Tine van Daele
Stageopdracht Logopedische en Audiologische Wetenschappen Stagementor: Els Verhoest Stagebegeleider: Sophie Vanvooren
- april 2015 -
© Copyright by KU Leuven
Zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de stagementor(en), de stagebegeleider en de auteur(s) is overnemen, kopiëren, gebruiken of realiseren van deze uitgave of gedeelten ervan verboden. Voor aanvragen tot of informatie in verband met het overnemen en/of gebruik en/of realisatie van gedeelten uit deze publicatie, wendt u zich tot de KU Leuven, Faculteit Geneeskunde, Dept. Neurowetenschappen, ExpORL, B-3000 Leuven (België).
© All rights reserved by KU Leuven
No part of this publication may be reproduced in any form by print, photo print, microfilm or any other means without written permission from the mentor(s), the supervisor and author(s). For making an inquiry about using the presented work, please contact the KU Leuven, Faculty of Medicine, Dept. Neurosciences, ExpORL, B-3000 Leuven (Belgium).
Inleiding:
Deze stageopdracht bestaat uit een bundel oefeningen voor spelling, bedoeld voor leerlingen uit het 5de en 6de leerjaar van de basisschool. Er wordt in deze oefeningen geoefend op de moeilijkere spellingsregels voor woorden. De regels komen in de oefeningen zowel apart als gemengd aan bod. Ik heb geprobeerd om de oefeningen in een leuk jasje te gieten door er puzzels of spelletjes van te maken. De bundel is bedoeld voor
spellingtherapie voor kinderen met dysorthografie of een grote
spellingsachterstand uit de derde graad van het lager onderwijs tijdens hun logopediesessie. Sommige van de oefeningen kunnen door de kinderen grotendeel zelfstandig gemaakt worden. Ze kunnen zichzelf hierbij ook (gedeeltelijk) verbeteren door de uitkomst van hun puzzelspel.
Bij andere oefeningen is de aanwezigheid van de therapeut nodig als tegenspeler in het spel. Er zijn in de oefeningen verschillende niveaus en verschillende manieren om de woorden te oefenen: bij sommige
oefeningen moeten er ontbrekende letters ingevuld worden, bij andere oefeningen moeten de fout geschreven woorden verbeterd worden en bij een laatste soort oefeningen wordt het woord gedicteerd of krijgt het kind een afbeelding te zien en moet dit juist geschreven worden. Er zijn
oefeningen die op een erg korte tijd gemaakt kunnen worden , maar ook oefeningen die langer duren.
Deze stageopdracht is ontstaan omdat de therapeuten op de stageplaats vonden dat er te weinig materiaal beschikbaar was voor het inoefenen van de spelling van deze moeilijke woorden op een leuke manier. Het is nodig om spelling soms op een leuke manier te oefenen om de kinderen te
motiveren, zeker in deze doelgroep is dit een erg belangrijke factor.
Theoretische omkadering:
1. Spellingsproblemen:
Leerproblemen en leerstoornissen
Er zijn verschillende manieren waarop kinderen problemen kunnen hebben met leren. Leerproblemen zijn problemen met het aanleren van schoolse vaardigheden. Ze ondervinden enkel in dit gebied van het leren
problemen. Er zijn meerdere mogelijkheden om de soorten leerproblemen op te delen. Een eerste manier is de opdeling in spellingproblemen,
leesproblemen en rekenproblemen. Op deze manier onderscheiden we problemen op het gebied van de verschillende vakken in school. Een andere manier om de leerproblemen op te delen is door hun oorzaak. Zo kunnen we een onderscheid maken tussen leerproblemen en
leerstoornissen. Als we spreken van een leerstoornis ligt (een deel) van de oorzaak bij de eigenschappen van het individu. Als de oorzaak vooral in de omgeving ligt, spreken we niet van een leerstoornis. Dit noemt men het uitsluitingscriterium. Als de problemen op school kunnen veroorzaakt worden door bv. een laag iq, concentratieproblemen, een visuele of auditieve beperking,… dan spreekt men niet van een leerstoornis, maar van een secundair leerprobleem. Dit betekent echter niet dat dit probleem minder groot is. Als er geen omgevingsfactoren zijn die voor het
leerprobleem zorgen, kunnen we er van uitgaan dat de schoolse
problemen veroorzaakt worden door de eigenschappen van de persoon zelf en spreken we van een leerstoornis of een primair leerprobleem.
Nu zou het kunnen dat er kinderen zijn waarbij de omgevingsfactoren een invloed hebben op het schoolse leren door bv. een auditieve, visuele of verstandelijke beperking, maar die op een bepaalde schoolse vaardigheid toch opvallend zwakker presteren dan hun kinderen met dezelfde
beperking. Als we het uitstluitingscriterium heel strikt interpreteren zouden zij niet in aanmerking komen voor de diagnose leerstoornis. Nu
twijfelt men hier aan. In sommige gevallen kan men vermoeden dat er naast de beperking ook nog een leerstoornis bestaat.
Een belangrijk kenmerk van leerstoornissen is dat ze ondanks een
intensieve behandeling erg hardnekkig blijken te zijn. Dit betekent dat de kinderen met een leerstoornis meestal blijvend problemen hebben met de schoolse vaardigheid die door hun leerstoornis gehinderd wordt. Natuurlijk kan men door therapie deze problemen voor een deel verhelpen. Hoe vroeger men met deze behandeling start, hoe beter het eindresultaat zal zijn.
Er drie categorieën waarin de leerstoornissen kunne opgedeeld worden, gebaseerd op de vermoedelijke oorzaak van het probleem. Een eerste categorie is als de schoolse vaardigheid van het rekenen moeilijke
verloopt. Deze rekenstoornis noemt men dyscalculie. De tweede categorie is als het kind een probleem met de schoolse vaardigheid van het spellen.
Dit noemt men dysorthografie. Dyslexie is de naam voor de leerstoornis waarbij men moeite heeft met de schoolse vaardigheid van het lezen.
Omdat dysorthografie bijna altijd samen voorkomt met dyslexie noemen we ze beide dyslexie.
Dyslexie/Dysorthografie
Als een kind problemen heeft met de schoolse vaardigheid van het spellen zeggen we dus dat dit kind dysorthografie of dyslexie heeft. Er wordt aangenomen dat deze stoornis voorkomt bij ongeveer 5 tot 10 procent van de kinderen. Ook zou deze leerstoornis meer voorkomen bij jongens dan bij meisjes.
Er is nog geen zekerheid over wat nu precies de oorzaak is van dyslexie.
Volgens sommige specialisten binnen de geneeskunde is de oorzaak van dyslexie te vinden binnen de domeinen van de neurologie en de
erfelijkheidsleer. Zo weten we dat erfelijkheid een belangrijke factor is bij dyslexie. Specialisten uit de pedagogie denken dan weer dat de
leerstoornis ontstaat door de manier waarop de kinderen hun kennis
genoemd. We weten dat als iemand problemen heeft met zijn
fonologische vaardigheid , dit voor een deel de lees-en spellingstoornissen kan veroorzaken. Deze vaardigheid gebruikt men o.a. bij het rijmen en bij analyse en synthese van woorden. Dit is moeilijk bij kinderen die dyslexie hebben.
Wanneer heeft men dan net dyslexie? Er zijn verschillende definities voor dyslexie die gebruikt worden. Enen eerste soort definitie is een
beschrijvende definitie. Hier wordt geen verklaring gegeven voor het probleem, maar worden de kenmerken van de stoornis beschreven. Een voorbeeld van dit soort definitie is de definitie van de commissie Dyslexie van de Gezondheidsraad: ‘ de commissie spreekt van dyslexie wanneer de automatisering van de woordidentificatie (lezen) en/of schriftbeeldvorming (spellen) zich niet, dan wel zeer onvolledig of zeer moeizaam ontwikkelt’.
Een andere manier om dyslexie te definiëren is om te kijken naar de discrepantie tussen de verwachte lees-en spellingprestaties op basis van het iq en de resultaten op de schoolvorderingstoets. Dit noemt men een discrepantieverklaring.
Men kan dyslexie ook definiëren op basis van de vermoedelijke
verklaringen ervan. Een voorbeeld van dit soort definitie is die van Braams ( 1996): ‘Dyslexie is een specifiek probleem met de fonologische
verwerking van taal door de hersenen, dat doorgaans leidt tot lees- en spellingproblemen en vaak ook tot meer of minder duidelijke problemen bij andere taken waarbij taal een rol speelt’.
Om een diagnose van dyslexie te stellen hanteert men drie criteria: het achterstandscriterium, het hardnekkigheidscriterium en het
exclusiviteitscriterium. Onder het achterstandscriterium verstaan we dat de persoon een significante achterstand heeft op het vlak van
automatisering van technisch lezen en/of spelling ten opzichte van leeftijdsgenoten. Onder het harndekkigheidscriterium verstaan we dat er ondanks intensieve remediërende therapie geen inhaalbeweging
plaatsvindt. Het exclusiviteitscriterium kijkt of er geen andere verklaringen uit de omgeving kunnen zijn die de lees en/of
spellingsproblemen kunnen verklaren. Als aan deze drie criteria voldaan is kunnen we spreken van dyslexie.
2. Therapie bij spellingsproblemen
Spellingsproblemen zijn dikwijls moeilijker te behandelen dan
leesproblemen. Dit heeft te maken met de werking van ons geheugen. We vinden het herkennen van een woord makkelijker dan de reproductie ervan. Een andere reden waarom spelling moeilijker blijkt te zijn is dat de relatie tussen het grafeem en het foneem die ambigu kan zijn. Eenzelfde klank kan op verschillende manieren geschreven worden en eenzelfde letter kan verschillende uitspraken hebben. Hierbij maken ook mensen die geen dyslexie hebben fouten. Dyslectici maken dus geen andere fouten als andere personen, maar wel meer en de fouten die ze maken zijn
hardnekkiger. Meestal schrijven ze de woorden fonologisch.
Om spellingsproblemen te behandelen is er intensieve oefening nodig.
Hiervoor is een goede samenwerking nodig tussen de ouders, de school en de therapeut. Als er alleen op school of tijdens de therapie aan de spelling gewerkt wordt zal het resultaat onvoldoende zijn. Als deze allemaal samen werken zal er veel efficiënter aan de problemen gewerkt kunnen worden.
De rol van de school in de behandeling van leerstoornissen is erg belangrijk. In de kleuterschool kunnen de kleuters waarvan vermoed wordt dat ze risico lopen op een probleem in geholpen worden door een zorgleerkracht om bv. fonologische vaardigheden zoals rijmen te oefenen.
In de lagere school kan er in de klas hulp worden aangeboden door rekening te houden met de mogelijkheden en beperkingen van de verschillende leerlingen in de klas. Door een leerlingenvolgsysteem te gebruiken kan men ook eventuele problemen opsporen. Daarnaast kunnen de kinderen ook hulp krijgen in een taakklas. Hier kunnen ze individueel of in kleine groepjes bepaalde delen van de leerstof inoefenen. Daarnaast
kan er tijdens individuele therapie na school op hun specifieke problemen gewerkt worden.
Automatisatie
Dyslectische kinderen hebben moeite met het automatiseren van de klank-tekenkoppeling. Deze verloopt onvolledig of moeizaam. Ze hebben moeite met het koppelen van een beeld aan een klank. Het oproepen van het beeld van een klank is moeilijk. Zo hebben ze vooral moeite met het aanleren van de tweeklanken. Ook de volgorde van de letters is moeilijk.
Als de kinderen de spellingregels aangeleerd hebben, moeten ze leren om deze toe te passen in de oefeningen. Dikwijls lukt dit goed als ze maar aan 1 regel per oefening moeten denken, maar komen ze in de problemen als er meerdere spellingregels aan bod komen in dezelfde oefening. Het is echter noodzakelijke om bij het schrijven te kunnen denken aan meerdere spellingregels tegelijkertijd. Dit is erg moeilijk voor kinderen met
spellingproblemen.
Om tot een correcte spelling te komen is het ook belangrijk dat de
spellingregels geautomatiseerd worden. Dit automatiseren is erg moeilijk bij kinderen met dyslexie. Het vraagt veel oefening en herhaling. Tijdens de gewone les hebben ze daar op school de tijd niet voor. Daarom kan men dit op twee mogelijke manieren behandelen. Een eerste manier is om elke dag een kwartiertje te oefenen om de automatisatieproblemen te compenseren. Men kan ook door de regels duidelijk, eenduidig en
expliciet aan te leren het spellen vergemakkelijken. Een andere zinvolle techniek is door preteaching het kind de woordpakketten uit te klas al eens in te oefenen.
Kinderen die moeite hebben met automatisering van spellingregels hebben soms ook problemen op andere vlakken waar er automatisering nodig is. Dit automatiseringsprobleem komt dan voor op meerdere vlakken.
De moeilijkste woorden om te spellen zijn de woorden waar we geen regels kunnen gebruiken, de zogenaamde onthoudwoorden. We hebben
dan dus een woordbeeld moeten opbouwen om te weten hoe deze
woorden te schrijven. Dyslectische kinderen hebben dikwijls een zwakker woordbeeld, waardoor ze de schrijfwijze van het woord minder goed kunnen onthouden.
2.1 regels apart inoefenen
Om de spellingregels aan te brengen kan men eerst dus best beginnen met de regel duidelijk uit te leggen en te zorgen dat het kind deze regel snapt. Het is belangrijk deze regel meerdere keren te herhalen en er ook voor te zorgen dat het kind de regel zelf kan verwoorden. Het is belangrijk dat alle personen die het kind begeleiden dezelfde spellingregels
gebruikten, anders kan dit voor verwarring zorgen bij het kind. Na het aanleren van de regel worden er oefeningen gemaakt op deze regel. Men begint met makkelijke oefeningen en gaat daarna naar een niveau hoger.
Het is belangrijk om het juiste niveau te kiezen voor de oefeningen. De kinderen moeten uitgedaagd worden, maar ze moeten ook
succeservaringen hebben. Men kan de foutenanalyse van een dictee gebruiken om het juiste niveau in te schatten. Men oefent tot het kind de regel begrepen heeft en in deze oefeningen kan toepassen. Men maakt eerst oefeningen op woordniveau en later ook in zinnen . Het is belangrijk voldoende deelstappen te hebben en lang genoeg bij elke deelstap te blijven stilstaan. Als de leerling een regel geautomatiseerd heeft kan er begonnen worden met het aanleren van een nieuwe regel. Hier begint men opnieuw met de verschillende deelstappen tot de regel gekend is. Het is ook goed om geleerde regels af en toe te herhalen.
2.2 gemengde oefeningen
Als het kind enkele spellingregels afzonderlijk geleerd heeft en deze goed beheerst kan men deze spellingregels gemengd aanbieden in een
oefening. Het is belangrijk dat het kind dan ook gestimuleerd wordt om aan al de geleerde spellingregels te denken. Je kan dan controleren of het
kind aan zijn/haar spellingregels denkt en of het de juiste spellingregel gebruikt bij het juiste woord.
3. Spelling 5de en 6de leerjaar
Deze stageopracht gaat over oefeningen die bedoeld zijn voor leerlingen van het 5de en 6de leerjaar uit het lager onderwijs. Hier bespreek ik daarom eerst wat voor soorten woorden er geleerd worden in het
spellingonderwijs in de lagere school. Daarna bespreek ik de spelling die aangeleerd wordt in het 5de en 6de leerjaar.
3.1 Soorten woorden spellingsonderwijs
Er zijn 3 soorten woorden die men gebruikt in het spellingonderwijs: de hoorwoorden, de regelwoorden en de onthoudwoorden. De hoorwoorden zijn de eerste en de makkelijkste categorie. Deze woorden moet je
schrijven zoals je ze hoort. Je hebt hiervoor geen spellingregels nodig. Een tweede groep van woorden zijn de regelwoorden. Bij deze woorden kan je niet zomaar het woord schrijven zoals je het hoort, maar moet je eerst een regel toepassen om te weten hoe het geschreven wordt. Een
voorbeeld van zo’n regel is de regel van het verdubbelen van een medeklinker. De laatste en moeilijkste categorie van woorden zijn de onthoudwoorden. Deze woorden kan je niet schrijven zoals je ze hoort, maar er bestaan ook geen spellingregels voor. Men moet dus vanbuiten leren hoe men deze woorden moet schrijven. Voor sommige van deze woorden bestaan er wel hulpmiddelen om ze te onthouden. Zo heb je bijvoorbeeld het ‘ei’-verhaal om te onthouden of je een woord met een ‘ei’
of een ‘ij’ moet schrijven.
3.2 Spelling in het 5de leerjaar
In het vijfde leerjaar leren de kinderen vooral regelwoorden en
onthoudwoorden. Onder de regelwoorden valt onder andere het vormen van meervouden en de werkwoordspelling van de tegenwoordige en
verleden tijd en van het voltooid deelwoord. Er worden dat schooljaar ook
heel wat onthoudwoorden geleerd waaronder woorden met ‘th’, ‘au’,’ ei’, ...
3.3 Spelling in het 6de leerjaar
In het zesde leerjaar wordt er vooral aandacht besteed aan het spellen van onthoudwoorden zoals woorden met q, y, vreemde woorden,…
Natuurlijk wordt er tijdens deze leerjaren ook nog aandacht besteed aan eerder geleerde regels en woorden zoals bijvoorbeeld de regel voor verenkelen en verdubbelen.
4. belang van motivatie
Kinderen met spellingproblemen moeten veel meer tijd besteden aan het oefenen van spellingregels en woorden. Ze hebben bovendien minder kansen om een succeservaring te hebben bij het oefenen van spelling. Ze oefenen veel, maar dit leidt niet altijd tot een goed resultaat. Het gevaar is er dat deze kinderen afhaken bij het proberen en andere dingen gaan doen in de klas. Het is belangrijk dat de ouders en begeleiders hiervoor opletten zodat ze snel kunnen ingrijpen. Om te zorgen dat het kind niet in een negatieve spiraal komt is het belangrijk om deze demotivatie tegen te gaan. Het is geen goed idee om de kinderen te proberen te motiveren door ze te straffen als ze fouten maken. Dit is goed bedoeld, maar kan een negatief effect hebben op het zelfvertrouwen van de kinderen en zo kunnen ze faalangst gaan vertonen. In plaats van hen te bestraffen als ze fouten maken is het beter hen te belonen als ze iets goed doen. Dit kan door hen aan te moedigen met verbale bekrachtiging of door hen bv. een sticker of een stempel te geven. Kinderen die problemen hebben met de spelling van woorden hebben dikwijls ook meer tijd nodig om een regel te leren en deze te leren toepassen. Het is belangrijk je dan aan te passen aan het tempo van het kind en geduld te hebben. Dit zorgt ervoor dat ze meer zelfvertrouwen krijgen.
Om gemotiveerd te blijven is het voor de kinderen leuk om eens iets anders te doen dan een normaal spellingblaadje. Door spelletjes of opdrachten te geven met spelling in verwerkt is er meer afwisseling en blijft het kind geïnteresseerd.
4. uittesten oefeningen:
4.1 kwartet gemengde spellingsregels: -ieel,-ueel,-iaal en c/s of c/k
Dit kwartet heb ik gebruikt om de woorden met –ieel/iële: ueel/uel, iaal/iale en c klinkt als s of c klinkt als k in te oefenen. Het meisje dat de oefening gedaan heeft zat in het derde leerjaar en had in vorige
therapiesessies deze soorten woorden al ingeoefend en beheerste dit goed. Bij deze oefening spelen de therapeut en het kind dus een kwartetspel. Op de kaarten staan woorden met –ieel/iële: ueel/uel,
iaal/iale en c klinkt als s of c klinkt als k. De moeilijke letters zijn uit deze woorden weggelaten. Er zijn telkens 4 woorden per kleur en als je alle woorden van een kleur hebt mag je je kwartet afleggen. Als er een kaart word doorgegeven of er word een kwartet afgelegd moet het kind de woorden op de kaart(en) correct proberen op te schrijven. Wie op het einde de meest kwartetten heeft is gewonnen. Het meisje bij wie ik dit uitprobeerde gaf aan dat ze dit spel wel leuk vond. Het duurde wel redelijk lang, maar dit hangt natuurlijk een beetje af van welke kaarten je hebt.
Ze kon de meerderheid van de woorden juist schrijven, maar maakt toch nog regelmatig fouten.
4.2 detectivespel: verkleinwoorden op –aatje, -uutje en -ootje
Bij hetzelfde meisje heb ik ook dit ‘detectievespel’ gespeeld om te oefenen op de verkleinwoorden op –aatje, -uutje en –ootje. Deze regel werd net aangebracht in de therapie. Het kind mag een kaartje omdraaien en de therapeut en het kind kloppen om ter snelst op het bijpassende kaartje dat op de tafel ligt. Daarna schrijft het kind het woord op het kaartje in de verkleinvorm. Dit spel vond ze erg leuk en ging ook snel voorruit. Ze
kende de regel redelijk goed en maakt alleen fouten bij de moeilijke woorden zoals ‘baby’ of ‘aspirine’.
Bronnen:
Artikels
Stanovich, K.E. (1996). Toward a more inclusive definition of dyslexia. Dyslexia: An International Journal of Research and Practice, 2 (3), 154-166
Stichting Dyslexie Nederland (2008). Diagnose en behandeling van dyslexie. Brochure van de Stichting Dyslexie Nederland; Geheel herziene versie, 2008. Bilthoven: SDN.
Mu-hsuan Chou. ( 2012). Assessing English voabulary and enhancing young Enlish as a Foreign Language ( EFL) learners’motivation through games, songs, and stories.
International Journal of Primary, Elementary and Early Years Education.42 (3), 284-297.
Boeken
Braams, T. (2002). Dyslexie: een complex taalprobleem. Vierde, herziene druk. Amsterdam: Boom.
Hellinckx, W., Ghesquière, P. (2011).Als leren pijn doet… Opvoeden van kinderen met een leerstoornis. Zevende druk.Leuven/ Den Haag :Acco
J.M. Fletcher, K.K. Stuebing, R.D. Morris & G.R. Lyon (2013). Classification and definition of learning disabilities. A hybrid model. - In: H.L. Swanson, K.R. Harris & S. Graham (Eds), Handbook of Learning Disabilities. Second Edition (pp. 33-50). New York/London:
The Guildford Press.
Van der Leij, A. (1995). Dyslexie: een automatiseringsprobleem? -in: A.J.J.M.
Ruijssenaars & R. Kleijnen (red.) Dyslexie. Lees- en spellingproblemen: diagnostiek en interventie. (pp. 37-50) Leuven/Amersfoort: Acco
Van Bon, W.H.J. (1993). Spellingproblemen: Theorie en praktijk. Rotterdam: Lemniscaat (pag. 151-215)
Goessaert, P. (2004). De woordentrommel: woordfrequentielijst voor spellingonderwijs in de basisschool. Wommelgem: Van In.
Schelkens, M. (2005). De letterkabouter: een speels oefenprogramma voor het remediëren van spellingproblemen. Leuven/Voorburg Acco.
Ceyssens, M. (2001). Ik schreif faut. Omgaan met dyslexie. Tweede druk. Tielt: Lannoo Van den Abeele, N., Vancoillie, M., Pieters,B. ( 2005). Ik speel ik spel: de spelling in spelvorm.
Waasmunster: Abimo uitgeverij.
Cooreman, A., Bringmans, M. (2012). Als spelling een kwelling is boek 2: Spellen met succes.
Berchem: De Boeck.
werkboeken
Casier,F. ( 2013). Tijd voor Taal accent-spelling 6 stappenboek. Wommelgem: Van In.
Willems, P.. ( 2013). Tijd voor Taal accent-spelling 5 stappenboek. Wommelgem: Van In.
Afbeeldingen:
- google afbeeldingen
Praktische uitwerking:
Uitleg bij de bundel:
Deze bundel bestaat uit een reeks oefeningen en spelletjes om de spelling voor het 5de en 6de leerjaar te automatiseren. Er zit inde map eerst een infopagina met o.a. de naam en het doel van de oefening en een
handleiding. Daarna zitten er de oefenbladen voor die oefening. Als er kaartjes nodigzijn voor een spel zitten de sjablonen ook in de map en zijn er ook afgewerkte versies in de bijhorende doos.
Oefening : dobbelspel meervouden
Doel:
Het kind kan de meervouden van de woorden correct spellen
Materiaal:
- speelbord
- dobbelsteen en kleurendobbelsteen - markeerstiften
Verloop:
De therapeut en het kind gooien om de beurt met de dobbelstenen. Ze schrijven dan de meervoudsvormen op van een van de woorden in het overeenkomstige vakje.
Als ze een woord geschreven hebben mogen ze dit in hun kleur kleuren.
Wie op het einde de meeste woorden in zijn kleur heeft is gewonnen.
1 2 3 4 5 6
Monnik Luierik leeuwerik
Huis Graf kaas
Zee Idee café
Ticket Team film
Plateau Bureau cadeau
tv GPS bmx
Hol Stad waarheid
Elf Telegraaf strofe
Bacterie Therapie knie
Wreedaard Lafaard slimmerd
Perzik Kievit dreumes
Portie Dromedaris kous
Handvat Mus klas
Poes Paus kers
Punaise Asperge tribune
Tombola Piano villa
Mars Pols lans
School Schaal baan
Oefening: detectivespel verkleinwoorden
Doel:
Het kind kan de verkleinwoorden van woorden die eindigen op een lange klinker vormen.
Materiaal:
- uitgeknipte spelkaartjes
Verloop:
- de kaartjes met 1 voorwerp op liggen open op tafel, de ander omgekeerd op een stapel - de therapeut en het kind nemen om de beurt een kaartje. Ze kloppen zo snel mogelijk op het kaartje op de tafel met het ontbrekende voorwerp in de ontbrekende kleur op. Diegene die eerst is wint het kaartje.
- het kind schrijft daarna de verkleinvorm op van het woord op het kaartje.
oma la pagina
baby aspirine lolly
papa kano sla
menu duo paraplu
diner radio foto
zebra
Oefening :zeeslag gemengde woorden
Doel:
Het kind kan de woorden met –ig, -teit, -tijd,- isch en –lijk correct schrijven + de regel van verenkelen en verdubbelen toepassen.
Materiaal:
- dobbelsteen - kaarten
Verloop:
- de therapeut en het kind nemen elk een kaart
- ze zetten elk 6 kruisjes op vakjes op hun kaart. Het is de bedoeling om al de aangeduide vakjes op de andere zijn kaart te vinden.
-ze gooien om de beurt met de dobbelsteen en zeggen een cijfer van 1 tot 3 om te gokken of er een kruisje op dit vakje staat.
- als je een vakje hebt gekozen zegt je tegenstander het woord dat er staat en jij schrijft het op.
- wie als eerste alle 6 de kruisjes van de tegenstander heeft gevonden is gewonnen.
spioneren automatisch gelukkig geheimzinnig matador belachelijk
cabaret gulzigheid socialistisch diepvriesmaaltijd eigenlijk smakelijk
waarschijnlijk voorlopig kanonskogel overbodig elektriciteit agressief
toevallig acrobaat onverschillig akelig publiciteit nauwelijks
opzettelijk chemisch mogelijkheid kameleon aanwezig spionnen
millennium typisch raketmotor incubatietijd gedeeltelijk onmogelijk
Oefening : vreemde woorden
Doel:
Het kind kan de vreemde woorden correct schrijven
Materiaal:
- kruiswoordraadsel
Verloop:
- Het kind leest de omschrijvingen van de woorden en vult de oplossing in het kruiswoordraadsel in.
- Als het kind het woord juist schrijft zou het aantal vakjes moeten kloppen
Oefening : droedels gemengd
Doel:
Het kind kan de woorden met een deelteken, regel van verenkelen en verdubbelen en de verlengingsregel correct schrijven.
Materiaal:
- pagina met droedels
Verloop:
- Het kind probeert te raden wat er met de droedel bedoelt wordt en schrijft dit op .
Los de volgende droedels op:
1.
2.
3.
rie K
4.
ZEER ij
5.
ZEE
r
1.
G
visB
Oplossingen:
1. Grondwet 2. Overbevissing 3. Kanarie 4. Zeeroverij 5. onderzeeër
Oefening : hokjes stapelen
Doel:
Het kind kan woorden waar je een ‘j’ hoort , maar niet schrijft en samengestelde woorden met
‘sz’
Materiaal:
-blad hokjes stapelen -twee gekleurde pennen - woordkaartjes
Verloop:
- Het kind en de therapeut mogen om de beurt een lijn trekken tussen twee punten in het rooster ( diagonaal of horizontaal).
- als ze een vierkant kunnen maken in hun kleur hebben ze een punt. De therapeut neemt dan een kaartje en dicteert dit aan het kind, die het woord in dit vierkant mag schrijven.
- wie op het einde de meeste vierkanten heeft is gewonnen.
Extra:
Dit spel kan ook met andere woordkaartjes gespeeld worden.
Hokjes stapelen:
Woordkaartjes:
periode bioloog bioscoop
geniaal loempia triangel
aquarium gymnasium honoraria
tweeëntwintig moskeeën reeën
skiër
melodieën encyclopedieën
discusiëren hygiëne oriëntatie
Brazilië Indië
Australië
materiële
principieel financiële
medaille loyaal guillotine
fouilleren
piano
epidemieën
geenszins enigszins fietszadel
graszaad danszaal jaszak
Oefening : boter-kaas-en-eieren
Doel:
Het kind kan woorden met ‘qu’, ‘x’ en ‘y’ correct schrijven
Materiaal:
- boter-kaas-en-eieren rooster -woordkaartjes
- twee gekleurde pennen
Verloop:
- de therapeut en het kind nemen om de beurt een woordkaartje.
- ze schrijven dit woord op in het rooster ( in hun kleur pen)
- wie het eerste drie woorden in zijn kleur op een rij ( diagonaal, horizontaal en schuin) heeft is gewonnen
Extra:
Dit spel kan je ook met andere woordkaartjes spelen
Boter-kaas-en-eieren:
Woordkaartjes:
E_entriek E_ceptioneel E_cellentie
Sfin_ E_otisch Lu_ueus
Fre_uentie _ueeste _uarantaine
A_uarium
In_uisitie Ma_uette
S_mbool S_mmetrie
H_acint
S_nagoge M_sterie Ol_mpisch
Oefening : scrabble dictee
Doel:
Het kind kan de vreemde woorden en aardrijkskundige namen correct schrijven.
Materiaal:
- scrabble-dictee bord - woordkaartjes
Verloop:
- De therapeut en het kind nemen om de beurt een kaartje en dicteren elkaar het woord.
- daarna tellen ze hoeveel punten ze voor hun woord krijgen volgens de scrabble stenen - wie op het einde de meeste punten heeft is gewonnen
Extra:
Je kan dit ook met andere woordkaartjes doen.
Scrabble dictee:
Speler 1: Speler 2:
_________________ __________________
_________________ __________________
_________________ __________________
_________________ __________________
_________________ __________________
_________________ __________________
_________________ __________________
_________________ __________________
_________________ __________________
_________________ __________________
Woordkaartjes scrabble dictee:
barbecuen carrière cornflakes
Lay-out stewardess quotiënt
laser manege enquête
Midden-Amerika Alaska Mexico
Zuidpool
Zuid-Korea Nijl
Marokko New York Nieuw-Zeeland
douche limousine coupé
Oefening :vouwspel verkleinwoorden
Doel:
Het kind kan de verkleinwoorden correct schrijven.
Materiaal:
- vouwspelletje
Verloop:
- De therapeut vouwt op voorhand het vouwspelletje volgens de lijnen
- De therapeut en het kind spelen daarna het spel en als ze een kleur kiezen schrijft het kind het woord eronder op in verkleinvorm.
Oefening : kwartet gemengd
Doel:
- Het kind kan de juiste letters invullen in de woorden ( gemengde moeilijkheden) en deze correct schrijven.
Materiaal:
- kwartetstpel
Verloop:
- Het kind en de therapeut spelen het kwartet
- elke keer als je een kaart vraagt of een kwartet aflegt moet je de woorden opschrijven.
- wie het meeste kwartetten heeft op het einde wint
Act_ Lin_ Pr_ Offic_
Lin_
Pr_
Office_
Act_
Pr_
Office_
Act_
Lin_
Office_
Act_
Lin_
Pr_
_ir_us _a_aopoeder Risi_o Lan_ering
_a_aopoeder Risi_o Lan_ering
Risi_o Lan_ering _ir_us
a_aopoeder Lan_ering _ir_us
a_aopoeder Risi_o _ir_us
Do_umentaire Re_ente Ele_tri_iteit _ontra_t
Re_ente Ele_tri_iteit _ontra_t
Do_umentaire Ele_tri_iteit _ontra_t
Do_umentaire Re_ente _ontra_t
Do_umentaire Re_ente Ele_tri_iteit
Soc_ Mater_ Id_ Procinc_
Mater_
Id_
Procinc_
Soc_
Id_
Procinc_
Soc_
Mater_
Procinc_
Soc_
Mater_
Id_
_ruises_hip _lown Individ_ Finan_
_lown Individ_
Finan_
_ruises_hip Individ_
Finan_
_ruises_hip _lown Finan_
_ruises_hip _lown Individ_
spec_ _ocktail Re_eptie Politi_i
_ocktail Re_eptie Politi_i
Spec_
Re_eptie Politi_i
Spec_
_ocktail Politi_i
Spec_
_ocktail Re_eptie
Event_ A_u Princip_ Industr_
A_u Princip_
Industr_
Event_
Princip_
Industr_
Event_
A_u Industr_
Event_
A_u Princip_
Dete_tive Verda_hte di_tee _aravan
Verda_hte Di_tee _aravan
Dete_tive Di_tee _aravan
Dete_tive Verda_hte _aravan
Dete_tive Verda_hte Di_tee
Oefening : UNO
Doel:
Het kind kan de juiste letter in de woorden aanvullen/invullen bij de gemengde oefeningen en deze correct schrijven.
Materiaal:
- UNO kaarten
Verloop:
- De therapeut en het kind spelen het UNO spel.
- Elke keer ze een kaart afleggen schrijven ze het woord op.
A_tuali_ ( teit/tijd) Kwali_ ( teit/tijd) _raak ( w/v)
_rek ( w/v) _reef ( w/f) Win_el_entrum
Spe_iaal _inema Offi_ier
1
9 2 3 4 5 6
7 8
Advo_aat Bios_oop _amera
_ombinatie Ka_edraal Al_ans
Ka_oliek _emanummer _eehuis
1
9 2 3 4 5 6
7 8
Activi_ ( teit/tijd) Majes_ ( tijd/teit) _rat ( w/v)
_rong ( w/v) _reed ( w/f) O_eaan
Profi_iat Telefoon_el _irene
1
9 2 3 4 5 6
7 8
_ommi_aris _ondu_teur Di_ _ussie
Dire_tri_e _uisblijven _ermometer
_eater Me_ode Apo_eek
1
9 2 3 4 5 6
7 8
Universi_ ( teit/tijd) Speel_ ( teit/tijd) _ringen ( w/v)
_rang ( w/v) _rattenzwijn ( v/w) Gefeli_iteerd
Pro_e_en De_imaal Provin_ie
1
9 2 3 4 5 6
7 8
Se_onden Do_ument Lo_omotief
_ir_a Perfe_t _ermosfles
_eelichtje _erapeut _on_entratie
1
9 2 3 4 5 6
7 8
Schoon_ Waar_ _rede ( w/v)
_roeging ( w/v) _riezen ( w/v) Pre_ies
Profi_iat _itroenen _ir_us
1
9 2 3 4 5 6
7 8
Se_retaris _arnaval Stop_onta_t
Do_ument A_ordeon _ocolade
Dou_e Telet_ma_ine (teit/tijd) Affi_e
1
9 2 3 4 5 6
7 8
Co_i_aris m/mm en s/ss Onmi_e_ijk d/d den l/ll Ve_a_en r/rr en s/ss
Concu_entie r/rr Jo_er g/gg Vo_i_en n/nn en s/ss
Tro_oir t/tt Fo_ielen s/ss Colo_eum s/ss
Veronderste_ing l/ll Re_i_eur g/gg en s/ss Gi_a_en r/rr en f/ff
Pro_e_or f/ff en s/ss Ma_ia f/ff Hui_a_est s/ss en r/rr
Gra_i_i f/ff en t/tt
Ko_o_aal l/ll en s/ss Ka_iba_en n/nn en l/ll A_arte_ent p/pp en m/mm
Si_aasa_elen n/nn en p/pp Ske_e_en l/ll en t/tt I_ustra_ies l/ll en t/tt
Mi_e_eeuwen d/d den l/ll Vrijwi_iger l/ll
He_senschu_ing r/rr en d/dd
+4 +4 +4
+4 +2 +2
+2 +2
Ve_u_elijke r/rr en k/kk O_o_zel n/nn en z/zz Ro_o_en b/bb en t/tt
Zi_verwi_e l/ll en t/tt Co_ect r/rr Be_o_en t/tt en n/nn
Spelregels UNO:
- Elke speler krijgt 7 kaarten.
-Je mag je kaart afleggen als ze dezelfde kleur of hetzelfde getal heeft als de kaart op tafel.
- Als je nog maar 1 kaart over hebt roep je ‘uno’.
- Wie als eerste al zijn kaarten kwijt is wint.
- speciale kaarten: beurt overslaan, richting veranderen, kleur veranderen, 2 kaarten nemen en 4 kaarten nemen+
kleur veranderen
Ke_i_en n/nn en s/ss
Oefening :Vier op een rij
Doel:
Het kind kan de woorden ( gemengd) correct schrijven.
Materiaal:
- vier op een rij blad - twee gekleurde stiften
Verloop:
- Het kind en de therapeut zetten om de beurt een bol op het rooster.
- ze maken dan een zin met twee van de woorden die bij jouw vakje horen. ( het mag een gekke zin zijn)
- Als ze elkaars zin verbeterd hebben zetten ze opnieuw een bol - wie als eerste 4 op een rij heeft is gewonnen.
Woorden:
-enveloppe - spaghetti - professor - graffiti -giraffen -dollar - robotten -boogschutters -sinaasappelen -politiemannen - cadeaus - mayonaise -medaille -computer -barbecue -T-shirt - portefeuille -champagne - baby -pony -pyjama -militair -miljonair -aquarium - explosie -taxi
Oefening : tekenraadsel
Doel:
Het kind kan beslissen of een woord juist of fout geschreven is en de fout woorden verbeteren.
Materiaal:
- tekenrooster
-lijst moeilijke woorden
Verloop:
- Het kind leest de woorden en verbetert de fout geschreven woorden.
- Daarna kleurt hij de vakjes die horen bij de nummers van de juist geschreven woorden.
- als ze alle juiste woorden gevonden hebben zien ze een tekening van een schildpad in het rooster staan.
Zoek de verborgen tekening:
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
11 12 13 14 15 16 17 18 19 20
21 22 23 24 25 26 27 28 29 30
31 32 33 34 35 36 37 38 39 40
41 42 43 44 45 46 47 48 49 50
51 52 53 54 55 56 57 58 59 60
62 63 64 65 66 67 68 69
Doorstreep de foute woorden en kleur de vakjes van de juiste woorden groen:
Verbeter daarna de foute woorden en schrijf ze onderaan de pagina.
a) individuale (46) pyjama (17) hijena (55) hypnotiseren (21) b) fassineren ( 31) cocktail ( 22) attractie (32) groot-brittanië (19) c) bureau’s (64) journaal (26) entousiast (17) routeplanner (27)
d) limoesine (24) ingenieur (28) religieuse (37) relaties (31)
e) intelectuele (6) exemplaar (35) teletijdmachine (36) enthousiasme (37) f) provinciaal (38) afiche (54) parachute (39) actueelle (40)
g) autoritijd (41) eenzaamheid(42) juffrouw(43) archeologen (44) h) nouwkeurig (54) kiwietje (45) secretariaat (46) bibliotheek (47) i) lichaamelijk (57) aandachtig(48) hectare (49) paradeis (52)
j) fantastisch (55) busschauffeur (34) prethpark (50) parapluutje (58) k) babietje(66) s’morgens(59) lichtflits (64) Italië (65) l) zee’en (56) diploma’s (67) avdertensies (12) grassprietje(68)
Verbetering:
_____________ ____________ ____________
____________ ____________ ____________
____________ ____________ ____________
____________ ____________ ____________
____________ ____________ ____________
____________ ____________ ____________
____________ ____________ ____________
Oefening : zoek de 7 verschillen
Doel:
Het kind kan beslissen welke woorden juist en welke woorden fout geschreven zijn en kan de foute woorden verbeteren
Materiaal:
- werkblaadje 7 verschillen
Verloop:
- het kind zoekt de 7 verschillen tussen de twee spiegels
- daarna beslist het welk van de twee fout is geschreven en schrijft de verbetering op.
Zoek de 7 verschillen :
Theepot sms’je
Nieuwsgierig Website
Ideaal kwaliteit
Azië Reinigen
Schietschijf
Systeem concurrentie Shampoo
Journalist tv’s
Systeem ambtenaar
Afwijken
Paleis zo-even
Zwart-witfoto
theepot sms’je
niewsgierig website
ideaal kwaliteit
Azië reinigen
schietschijf
systeem concurentie shampoo
journalist tv’s
systeem ambtenaar
afwijken
paleis zoëven
zwart-witfoto Theepot sms’je
Nieuwsgierig Website
Ideaal kwaliteit
Azië Reinigen
Schietschijf
Systeem concurrentie Shampoo
Journalist tv’s
Systeem ambtenaar
Afwijken
Paleis zo-even
Zwart-witfoto
theepot smsje
nieuwsgierig websyte
ideaal kwaliteit
azië reinigen
schietschijf
systeem concurrentie shampoo
journalist tv’s
systeem amptenaar
afwijken
paleis zo-even
zwart-witfoto
Verbeter de foute woorden en schrijf ze hier opnieuw :
_________________________________
_________________________________
_________________________________
_________________________________
_________________________________
_________________________________
_________________________________