• No results found

Laneco. memo. Quick scan flora en fauna Nedereindseweg te Nieuwegein. Globale begrenzing plangebied 2 Onderzoeksmethode

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Laneco. memo. Quick scan flora en fauna Nedereindseweg te Nieuwegein. Globale begrenzing plangebied 2 Onderzoeksmethode"

Copied!
7
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Globale begrenzing plangebied

Laneco

Landschaps & Ecologisch Advies

aan:

van:

datum:

betreft:

memo

Buro SRO Laneco 9 juli 2014

Quick scan flora en fauna Nedereindseweg te Nieuwegein

1 Inleiding

Aan de Nedereindseweg tussen huisnummers 405 en 407 te Nieuwegein ligt nu een verruigd perceel met enkele jonge bomen en een verharde opslagplaats. Op deze locatie is de bouw van een tweetal woongebouwen met 2 wooneenheden voorgenomen.

Voor deze ingreep mag plaatsvinden, moeten de effec- ten op beschermde natuurwaarden in beeld zijn ge- bracht. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen ge- biedsbescherming (Natuurbeschermingwet 1998 en EHS) en soortenbescherming (Flora- en faunawet).

Deze memo behandeld de resultaten van dit onderzoek, dat als een verkennend onderzoek; een quick scan, is uitgevoerd.

2 Onderzoeksmethode

In deze quick scan worden op basis van een eenmalig veldbezoek op 4 juli 2014, biotoopin- schattingen en verspreidingsgegevens, uitspraken gedaan over de mogelijke aanwezigheid van en effecten op beschermde natuurwaarden.

3 Gebiedsbeschrijving en beoogde ingrepen

De planlocatie ligt in de bebouwde kom van Nieuwegein, tussen oudere woon/voormalige agra- rische bebouwing aan de Nedereindseweg. De locatie betreft een ruig perceel dat eerder werd gebruikt als opslag. Het perceel ligt tussen de nummers 405 en 407 van de Nedereindseweg in.

In de omgeving van het plangebied zijn oudere, maar ook nieuwere woningen aanwezig. Net ten zuiden van het plangebied ligt een soort parkje met enerzijds dichte bosschages en ander- zijds een als gazon beheerd grasveld. Ook ten noorden van het plangebied liggen enkele park- achtige elementen met veel water. Aan de overzijde van de Nedereindseweg ligt een brede watergang/vaart. In de omgeving van de planlocatie is sprake van forse erven met veel oudere groene elementen en waterelementen (watergangen).

Laneco Quick scan flora en fauna Nedereindseweg te Nieuwegein 1

;iïÏJ

(2)

Laneco

Landschaps & Ecologisch Advies

Ook langs de westzijde van het plangebied is een watergang aanwezig die alleen via een smalle pijp (kleine diameter) verbinding met andere watergangen heeft. Langs de oostzijde loopt een verbindingspad van de Nedereindseweg naar het achterliggende park. Zowel de watergang als het verbindingspad blijven gehandhaafd.

Het plangebied zelf bestaat uit een in noord/zuid richting lopend pad met een opslagpunt aan het einde. Aan weerszijden van het pad staat een dichte, Vrij jonge bosschage met soorten als braam, gele kornoelje, meidoorn, enkele cultivars e.d. Alleen langs de watergang aan de west- zijde ligt een strook gras die recent is gemaaid.

Indrukken van het plangebied (foto's Laneco).

In dit plangebied is de bouw van twee twee-onder-een-kap woningen voorgenomen. Het groot- ste deel van de bestaande ruige opslag zal hiervoor worden verwijderd.

(3)

1'

* Laneco Landschaps & Ecologisch Advies

4 Gebiedsbescherming

Het dichtstbijzijnde gebied wat is aangewezen in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 is het Natura2000 gebied Zouweboezem op iets meer dan 7,5 kilometer afstand van het plangebied. Het plangebied in de bebouwde kom heeft geen enkele relatie met deze natuurge- bieden. Gezien de ligging in de bebouwde kom, tussen andere bebouwing en grote afstand van het Natura2000 gebied, zijn effecten op deze natte Natura2000 gebieden uit te sluiten. De effecten op flora en fauna als gevolg van de beoogde ingreep zullen lokaal van aard zijn.

Het plangebied ligt ook niet in of direct nabij de EHS. Vanwege de bovenstaande redenen zijn ook geen effecten op de EHS te verwachten.

(4)

t!Laneco

Landschaps & Ecologisch Advies

5 Soortenbescherming

In het kader van soortenbescherming is de Flora- en faunawet van toepassing.

Algemeen voorkomende beschermde soorten

Omdat er op het verruigde perceel veel dekking aanwezig is, kunnen algemeen voorkomende beschermde soorten (Tabel 1 Flora- en faunawet) als muizen en spitsmuizen, egel, kleine mar- terachtigen, bruine kikker, bastaard kikker, kleine watersalamander en gewone pad in het plangebied voorkomen. Aantasten van verblijfplaatsen van deze soorten mag op basis van een algemene vrijstelling.

Strikt beschermde soorten Planten

Tijdens het veldbezoek in het actieve seizoen van plantensoorten zijn verschillende soorten wilde planten waargenomen in het plangebied. De planten die de boventoon voeren zijn grote brandnetel, kleefkruid, fluitenkruid en bosaardbei. Gezien de aanwezige plantensoorten is er sprake van een enigszins voedselrijk en door mensen beïnvloed milieu. Strikt beschermde plantensoorten zijn niet waargenomen en kunnen hier worden uitgesloten.

Grondgebonden zoogdieren

Strikt beschermde soorten stellen ook meer strikte eisen aan hun leefomgeving. Van deze soorten kunnen gezien de bos- en waterrijke rijke omgeving de waterspitsmuis (tabel 3 Flora- en faunawet), de eekhoorn en de steenmarter (tabel 2 Flora- en faunawet) voorkomen in de omgeving. In het plangebied zijn echter geen nesten van de eekhoorn waargenomen, de bo- men zijn te jong. Er is voor de steenmarter onvoldoende bodembedekkende dekking aanwezig, al kan het dier hier wel eens foerageren. Het plangebied is echter voor zowel steenmarter als eekhoorn te klein om een essentieel onderdeel van het leefgebied te vormen. De waterspits- muis leeft alleen langs natuurlijke, ruige oevers met water met goede waterkwaliteit en goed ontwikkelde onderwatervegetatie. Hoewel de watergang naast het plangebied wel kenmerken van kwel heeft, is de oeverzone te smal om een geschikt leefgebied te vormen. Andere strikt beschermde grondgebonden zoogdiersoorten, die volgens verspreidingsgegevens (Broekhui- zen, 1992, www.zoogdieratlas.nl ) in de omgeving voorkomen kunnen gezien de ligging in de bebouwde kom worden uitgesloten.

Vleermuizen

Vleermuizen zijn op te delen in gebouw- en boombewonende soorten. Daarnaast zijn er soor- ten die van beide elementen gebruik maken. Verder is er onderscheid te maken in zomer en winterverblijven. Sommige soorten overwinteren in gebouwen, andere in grotten, bunkers, forten en kelders, en een derde groep overwintert in dikke bomen.

Gezien de binnenstedelijke ligging, in een groen gebied met oudere bomen en de versprei- dingsgegevens (Limpens, 1999) kunnen hier soorten als gewone dwergvleermuis, ruige dwerg- vleermuis, laatvlieger, watervleermuis en gewone grootoorvleermuis in de omgeving voorko- men.

(5)

Laneco

Landschaps & Ecologisch Advies

Het plangebied is gezien de ligging in een groene omgeving geen essentieel foerageergebied;

het plangebied is daarvoor te klein. De bomen in het plangebied zijn te jong om geschikte hol- tes te bevatten en daarmee ongeschikt als verblijfplaats. Omdat er geen gebouwen aanwezig zijn, kunnen ook verblijfplaatsen in bebouwing worden uitgesloten.

Het plangebied kan in globale lijn onderdeel uitmaken van een vliegroute van vleermuizen (bijvoorbeeld het verbindingspad). Omdat dit intact blijft, en in de omgeving veel groene erven met oudere bomen aanwezig zijn die ook aansluiten op andere groene elementen, worden geen effecten op vliegroutes verwacht. Wel wordt aanbevolen om de groenstructuur aan beide zijden van het verbindingspad te handhaven.

Vogels

Tijdens het veldbezoek, zijn in en om het plangebied de vogelsoorten merel, pimpelmees, ek- ster, houtduif, vink en gierzwaluw gehoord en gezien. Alle vogels, en dan specifiek hun ver- blijfplaatsen (nesten) zijn strikt beschermd in de Flora- en faunawet. Aantasting en verstoring van actief gebruikte nesten is niet toegestaan.

Van de jaarrond beschermde vogelsoorten (LNV, 2009) kunnen de huismus en de gierzwaluw op binnenstedelijke locaties voorkomen. Broedplaatsen van deze soorten kunnen gezien de afwezigheid van bebouwing, waarin zij onder daken broeden, worden uitgesloten. Ook zal het plangebied niet van essentieel belang zijn als foerageer- of rustgebied voor deze soorten.

Vissen

Naast het plangebied ligt een watergang die niet direct bij de ingreep wordt aangetast. Echter, bij heiwerkzaamheden kunnen laagfrequente trillingen effecten veroorzaken op vissen. Er moet daarom op aangepaste manier worden geheid (boren) of er is een nader veldonderzoek naar vissen noodzakelijk.

Amfibieën

Amfibieën hebben twee typen biotopen in hun leefgebied, een waterbiotoop voor de voortplan- ting en een landbiotoop. Het waterbiotoop bestaat over het algemeen uit een ondiepe water- gang of poel met natuurlijke begroeiing. Het landbiotoop bestaat uit begroeiing en ruigte met enige dekking. Strikt beschermde soorten stellen ook strikte eisen aan hun leefomgeving.

De watergang tegen het plangebied staat alleen via een smalle deels onder water liggende pvc pijp in verbinding met andere watergangen in de omgeving. De kans is daarmee klein dat er grote vissen aanwezig zijn. De watergang is daarmee geschikt voor amfibieën. Omdat ook kenmerken van kwel aanwezig zijn, is de waterkwaliteit waarschijnlijk vrij goed. Strikt be- schermde amfibieënsoorten als de poelkikker kunnen niet worden uitgesloten. De bosschages in het plangebied kunnen daarom van belang zijn als land/overwinteringsbiotoop. Daarnaast kunnenalgemene amfibieënsoorten voor in en nabij de watergangen in en in de omgeving van

(6)

3!Laneco

Landschaps & Ecologisch Advies

de planlocatie. Er is nader onderzoek noodzakelijk om de aanwezigheid van strikt beschermde soorten uit te kunnen sluiten.

Reptielen,

In de omgeving van Nieuwegein komt volgens verspreidingsgegevens (www.ravon.nI, 2011) alleen de ringslang voor. Reptielen zijn over het algemeen gebonden aan grotere eenheden natuurlijke ruigtes en bosranden; waarbij de ringslang ook in natuurlijke watergangen met goed ontwikkelde oevers wordt gevonden. De oeverzone in het plangebied is te kort, en te slecht ontwikkeld om een belangrijk onderdeel van het leefgebied van deze soort te vormen.

Effecten op de ringslang worden niet verwacht.

Insecten en overige soorten

Beschermde soorten uit de soortgroepen insecten, en overige soortgroepen als mollusken, kreeften en tweekleppigen, komen alleen maar in natuurlijke omgevingen voor, die meestal liggen in of aansluiten op natuurgebieden. Beschermde soorten uit deze soortgroepen worden op het verruigde veldje in de bebouwde kom niet verwacht.

6 Conclusie

• Gebiedsbescherming in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 en de EHS is niet van toepassing op dit plan;

• De meeste (mogelijk) voorkomende beschermde soorten vallen onder de lichte bescher- mingscategorie van de Flora- en faunawet. Vaste rust- en verblijfplaatsen van deze soorten mogen op basis van een algemene, landelijk geldende vrijstelling worden aangetast, zon- der dat sprake is van procedurele consequenties;

• Van de meer strikt beschermde soorten uit de Flora- en faunawet kunnen vleermuizen wel foerageren in het plangebied. Het plangebied is voor vleermuizen niet essentieel als foera- geergebied. Effecten op vliegroutes worden niet verwacht vanwege de vele alternatieven in de omgeving. Verblijfplaatsen worden uitgesloten.

• Er mag vanwege laagfrequente trillingen en daarmee mogelijke effecten op vissen niet op reguliere wijze worden geheid. Wordt dit wel gedaan, dan is nader onderzoek naar vissen noodzakelijk (buiten de winterperiode).

• Er dient nader onderzoek uitgevoerd te worden naar de functie van de watergang naast het plangebied voor strikt beschermde amfibieën als poelkikker (tabel 3 Flora- en faunawet en bijlage IV Habitatrichtlijn), om uitspraken te kunnen doen over de eventuele functie van de bosschages in het plangebied als landbiotoop. Nader onderzoek kan vanaf mei tot begin juli worden uitgevoerd. Ook kan als aanvulling in augustus naar juvenielen worden gezocht.

• Alle vogelnesten zijn alleen in het broedseizoen strikt beschermd in de Flora- en faunawet.

Er dient daarom buiten het broedseizoen van vogels (globaal half maart tot half juli) te worden gestart met werkzaamheden. Bij start in het broedseizoen moet door gericht on- derzoek worden aangetoond dat er geen vogels broeden in en om het plangebied;

• Verder geldt altijd de zorgplicht, op basis waarvan door iedereen voldoende zorg in acht moet worden genomen voor de in het wild levende dieren en hun leefomgeving. Dit kan bijvoorbeeld door buiten kwetsbare periodes (het voortpiantings- en winterslaap seizoen)

(7)

t!Laneco

Landschaps & Ecologisch Advies

te starten met werkzaamheden, het plangebied eerst kort te maaien en het gefaseerd wer- ken om dieren te kans te geven om te vluchten.

• Als aan deze voorwaarden wordt voldaan zijn er vanuit Natuurwet- en regelgeving geen beperkingen ten aanzien van woningbouw, en de haalbaarheid van het bestemmingsplan op de locatie Nedereindseweg tussen de nummers 405 en 407 te Nieuwegein.

Vrijblijvende aanbevelingen

• Als vrijblijvend advies wordt aanbevolen om de nieuwbouw geschikt te maken voor vleer- muizen door het aanbrengen van 2 cm brede open stootvoegen op minimaal 2,5 meter hoogte in bij voorkeur de zuidelijke spouwmuur (niet boven ramen en deuren).

• Verder het advies om de begroeiing aan weerszijden van het verbindingspad intact te laten als vliegroute voor vleermuizen.

• Ook kan worden gedacht aan het geschikt maken van het pand voor huismussen en gier- zwaluwen door het aanbrengen van neststenen in de muur (minimaal 3 meter hoog) of het 1 dakpan hoger dan normaal aanbrengen van vogelschroot.

• Voor gierzwaluw kan ook worden volstaan met het ongeveer 2,5 cm laten oversteken van de nokpannen op de hoeken.

• Een natuurvriendelijke oever met extensief maaibeheer lang de watergang kan een positief effect hebben op allerlei diersoorten in deze omgeving.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Vooralsnog wordt nu gehanteerd dat de onderzoeksvolledigheid wordt gesteld op ‘onbepaald’ indien er één of meerdere waarnemingen van de soortgroep zijn aanwezig zijn in de NDFF en

1. Het is verboden opzettelijk van nature in Nederland in het wild levende vogels van soorten als bedoeld in artikel 1 van de Vogelrichtlijn te doden of te vangen. Het is

In deze quick scan flora en fauna wordt vooraf een inschatting gemaakt van de effecten die toekomstige ruimtelijke ingrepen op de actuele beschermde natuurwaarden zullen

Voor soorten die in bijlage IV van de Habitatrichtlijn staan, vanwege de Vogelrichtlijn te beschermen vogelsoorten en soorten die zijn opgenomen bijlage 1 van het Besluit

De zorg houdt in elk geval in dat een ieder die weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat door zijn handelen of nalaten nadelige gevolgen kunnen worden veroorzaakt voor een Natura

Quickscan flora en fauna Strijkviertelpark De Meern - versie 1 - Concept 19/31 Figuur 2.1 Gebouwen waarvan niet kan worden uitgesloten dat er verblijfplaatsen van

Direct naast het plangebied is potentieel geschikt habitat aangetroffen voor algemene soorten (diverse soorten muizen en egel) uit tabel 1 van de Flora- en faunawet in de vorm

Als maatregelen genomen kunnen worden om de functionaliteit van de voortplantings- en/of vaste rust- en verblijfplaats te garanderen en de verblijfplaats niet