• No results found

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 30 oktober 2012;

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 30 oktober 2012;"

Copied!
5
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

De raad van de gemeente Cuijk;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 30 oktober 2012;

gelet op artikel 255 van de Gemeentewet, artikel 26 van de Invorderingswet 1990 en de Uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990;

gezien de maatregelen van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid op het terrein van de kosten van kinderopvang;

gezien het wetsvoorstel “Geleidelijke afbouw van de dubbele heffingskorting in het

referentieminimumloon tot één keer de algemene heffingskorting met uitzondering van het referentieminimumloon voor de Algemene Ouderdomswet”

overwegende dat het gewenst is om de reeds vastgestelde en nieuwe nadere regels voor het eventueel verlenen van kwijtschelding van gemeentelijke belastingen op te nemen in een gemeentelijke verordening;

besluit:

vast te stellen de

“Verordening kwijtschelding gemeentelijke belastingen Cuijk 2013

Artikel 1 Te verlenen kwijtschelding

Bij de invordering van de volgende gemeentelijke belastingen kan volledige kwijtschelding worden verleend voor:

a. de afvalstoffenheffing (vast bedrag) b. de rioolheffing voor het gebruikersdeel;

c. de hondenbelasting voor de eerste hond;

Artikel 2 Uitgesloten van kwijtschelding

Voor zover nog niet geregeld in de onderscheidene gemeentelijke belastingverordeningen wordt voor andere dan de in artikel 1 genoemde gemeentelijke belastingen en heffingen geen kwijtschelding verleend.

Artikel 3 Beperking termijn indiening verzoek

(2)

c. de kwijtscheldingsnorm voor personen van 65 jaar of ouder verhoogd tot 100% van de toepasselijke netto AOW-bedragen

Artikel 5 Kwijtschelding privébelastingen ondernemers

Met betrekking tot een verzoek om kwijtschelding van lokale belastingen die geen verband houden met de uitoefening van dat bedrijf of beroep afdeling 2 van hoofdstuk II van de

Uitvoeringregeling Invorderingswet 1990 van overeenkomstige toepassing te laten zijn in plaats van de afdelingen 3 en 4 van genoemd hoofdstuk.

Artikel 6 Nader regels

Door het college van burgemeester en wethouders kunnen nadere regels worden gesteld over de uitvoering en toepassing van deze verordening.

Artikel 7 Overgangsbepaling

Eerder genomen raadsbesluiten op het terrein van de kwijtschelding worden ingetrokken met ingang van 1 januari 2013.

Artikel 8 Inwerkingtreding

a. Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2013.

b. In afwijking van het bepaalde in het vorige lid treden de artikelen 4b en 4c in werking met terugwerkende kracht tot 1 januari 2012.

Artikel 9 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als de "Verordening kwijtschelding gemeentelijke belastingen Cuijk 2013".

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Cuijk van 17 december 2012.

De raad voornoemd,

R.M. van der Weegen mr. W.A.G. Hillenaar

griffier voorzitter

(3)

Toelichting Verordening kwijtschelding gemeentelijke belastingen Cuijk 2013

Algemeen

Het verlenen van kwijtschelding is geen verplichting maar een bevoegdheid. De wet zegt namelijk dat gehele of gedeeltelijke kwijtschelding kan worden verleend aan een

belastingplichtige die zijn belastingaanslag of een deel daarvan niet anders dan met buitengewoon bezwaar kan betalen. De raad bepaalt of en zo ja, van welke belasting kwijtschelding wordt verleend. Als kwijtschelding voor één of meer belastingen mogelijk is gemaakt, dan is het de invorderingsambtenaar van de gemeente die de kwijtschelding vervolgens verleent.

Strakker of ruimer kwijtscheldingsbeleid?

Op het verlenen van kwijtschelding zijn de regels van de Uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990 (hierna: Uitvoeringsregeling) van toepassing. In de Uitvoeringsregeling zijn onder andere regels gesteld over de vaststelling van het vermogen, de uitgaven en het netto-besteedbare inkomen van de belastingschuldige, de wijze waarop kwijtschelding wordt verleend en de omstandigheden die aan het verlenen van kwijtschelding in de weg kunnen staan. Gemeenten kunnen in beginsel niet van deze regels afwijken. Toch is er een aantal uitzonderingen mogelijk op de Uitvoeringsregeling. Zowel qua verruiming als qua beperking van het beleid. Daarvan heeft uw raad in het verleden al meerdere malen gebruik gemaakt.

In verband met recente wijzigingen op het terrein van de kosten van kinderopvang en nieuwe normen voor 65-plussers is het wenselijk dat de gemeenteraad de nadelen hiervan ook formeel opheft. In 2012 is hier overigens ambtelijk al op ingespeeld. Gezien deze nog te nemen

raadsbesluiten alsmede het aantal afzonderlijke raadsbesluiten in het verleden wordt voor de leesbaarheid een nieuwe integrale verordening kwijtschelding ter vaststelling aangeboden.

Hiermee wordt alles in één regeling opgenomen. In deze toelichting wordt een onderscheid gemaakt tussen besluiten die nog door uw raad kunnen worden genomen en de reeds eerder genomen besluiten.

Nieuwe besluiten

Eigen bijdrage kinderopvang (artikel 4b)

De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) heeft de Tweede Kamer in juni 2011 laten weten dat hij verschillende maatregelen ging nemen om te voorkomen dat de kosten van kinderopvang voor de rijksoverheid de komende jaren blijven stijgen. De minister erkende dat de aangekondigde maatregelen tot een armoedeval bij ouders (zowel werkende ouders als ouders die vanuit een bijstandssituatie een - veelal kleine - baan accepteren) kunnen leiden.

Dit kan met name bij alleenstaande ouders knellen. De minister heeft aangegeven dit knelpunt te willen oplossen met een aantal maatregelen. Een daarvan is de verruiming van de

kwijtscheldingsregeling bij lokale lasten. De minister wil dat bij de kwijtschelding van lokale lasten rekening wordt gehouden met de netto-kosten die huishoudens voor kinderopvang moeten maken. Sinds 1 januari 2012 kan de raad besluiten dat voor de kwijtschelding bij het bepalen van het netto besteedbare inkomen rekening wordt gehouden met de netto-kosten van

(4)

Door het wetsvoorstel ‘Geleidelijke afbouw van de dubbele heffingskorting in het

referentieminimumloon tot een keer de algemene heffingskorting met uitzondering van het referentieminimumloon voor de Algemene Ouderdomswet’ komen AOW-ers in mindere mate in aanmerking voor kwijtschelding van de gemeentelijke belastingen. Dat vinden wij niet wenselijk.

Wij gaan er vanuit dat uw raad dat ook niet wenselijk vindt. Ook hiervoor geldt dat de invorderingsambtenaar in 2012 al met inachtneming van deze normen besluiten heeft genomen.

Stand van zaken budgetten en afzien verruiming vermogenstoets

Gezien de tot dusverre verleende bedragen aan kwijtschelding is er geen aanleiding de huidige budgetten bij te ramen. Dat heeft vooral te maken met het feit dat de verruiming van de

vermogensnormen bij kwijtschelding niet is doorgegaan. Daar was in de budgetten wel al rekening meegehouden. Vanaf 2012 zou zoals bekend een ruimere vermogenstoets

(gebaseerd op de wet werk en bijstand) kunnen worden gehanteerd. Daar had uw raad al op 20 juni 2011 in een raadsbesluit op geanticipeerd. Dat is echter bij nader inzien niet door het Kabinet uitgewerkt. Dat was namelijk nog wel nodig. De minister erkent weliswaar dat het gelijkstellen van de vermogensnorm bij kwijtschelding van lokale lasten aan de vermogensnorm in de Wet Werk en bijstand voor gemeenten belangrijke administratieve voordelen heeft.

De Minister verwacht echter dat de verruiming van de vermogensnorm de armoedeval verergert. Het streven van het Kabinet is dat werken lonend moet zijn voor alle huishoudens.

Het verruimen van de vermogensnorm is daarmee volgens het Kabinet in strijd en dus van de baan.

Eerder genomen besluiten

Voor welke belastingen en heffingen kan kwijtschelding worden verleend (artikel 1 en 2) Bij de vaststelling van de verschillende belastingverordeningen heeft uw raad reeds besloten welke belastingen en heffingen in aanmerking komen voor kwijtschelding. Dat is het vaste bedrag van de afvalstoffenheffing (dus niet de nota voor de tariefzakken). Daarnaast kan kwijtschelding worden verleend voor het gebruikersdeel van de rioolheffingen en de aanslag voor de eerste hond. De overige heffingen zijn veelal zakelijk van karakter of lenen zich niet voor het verlenen van kwijtschelding.

Termijn indiening verzoek (artikel 3)

Al op 8 mei 1995 heeft uw raad, op voorstel van het college, besloten dat geen kwijtschelding wordt verleend indien het verzoek niet is ingediend binnen de geldende betaaltermijnen. Dat is in principe 3 maanden na de dagtekening van de aanslag. Echter als er een machtiging tot automatische incasso van het aanslagbedrag is afgegeven, heeft men in onze gemeente zelfs 8 maanden de tijd om kwijtschelding aan te vragen. De reden voor deze beperking was dat het veelvuldig voorkwam dat belastingschuldigen pas ten tijde van de dwanginvordering alsnog een verzoek om kwijtschelding indienden. Gevolg was dat de dwanginvordering werd opgeschort en er vaak inmiddels weer een nieuwe aanslag was opgelegd. In gevallen waarin het verzoek werd afgewezen (en dat kwam en komt nog steeds regelmatig voor) stapelden de schulden zich daardoor onnodig hoog op. Ook was het beleid destijds zo dat indien betrokkene toch in aanmerking kwamen voor kwijtschelding de vervolgingskosten (aanmaning en dwangbevel) toch moesten worden voldaan. Immers die kosten had de gemeente ook gemaakt omdat het deurwaarderskantoor al was ingeschakeld.

Ook dat leidde weer tot uitvoeringsproblemen bij de invordering. De vanaf 8 mei 1995 door onze gemeente gehanteerde regeling was en is naar ons oordeel duidelijk, helder en praktisch uitstekend uitvoerbaar. De Nationale Ombudsman heeft enkele jaren geleden gevraagd deze regeling niet zo rigide toe te passen en de te laat ingediende verzoeken toch inhoudelijk te behandelen. Wij hebben destijds uw raad geadviseerd deze regeling ondanks het verzoek van de Ombudsman toch te handhaven. Er is ten eerste ook geen wettelijke regeling die gemeenten verbiedt om een termijn te stellen voor het indienen van een kwijtscheldingsverzoek. Dat is de juridische benadering. In de praktijk worden in onze gemeenten dergelijke verzoeken in principe niet inhoudelijk getoetst. Allereerst wordt namelijk onderzocht of er sprake is van een

zogenaamde verschoonbare termijnoverschrijding.

Anders gezegd: hoe komt het dat het verzoek zo laat wordt ingediend. Te denken valt aan langdurige ziekte of verblijf in het buitenland. Dat is overigens bijna nooit het geval.

(5)

Verder wordt altijd geprobeerd met toepassing van de gemeentelijke leidraad invordering een op de persoonlijke situatie afgestemde betalingsregeling te treffen. Als dat helemaal niet lukt laten wij een deurwaarder van het door ons aangewezen deurwaarderskantoor een nader onderzoek utvoeren. Op basis van zijn bevindingen kan de invorderingsambtenaar besluiten om

“niet verder te bemoeilijken” en een voorstel te doen tot oninbaar lijden. En zodra er weer een nieuwe aanslag is opgelegd, heeft de belastingschuldige de mogelijkheid weer om

kwijtschelding te verzoeken. De vraag is of deze inspanningen beter achterwege hadden kunnen blijven bij belastingschuldigen waarbij kwijtschelding wel het instrument had kunnen of moeten zijn. Wij zijn er echter vast van overtuigd – mede gelet op de relatief geringe

hoeveelheid werk en de negatieve ervaringen uit het verleden - hiermee meer dan voldoende waarborgen te bieden voor een praktisch uitvoerbaar en alleszins redelijk kwijtscheldings- en invorderingsbeleid.

Verruiming norm kosten van bestaan tot 100 % (artikel 4a)

De Uitvoeringsregeling stelt de kosten van bestaan op 90% van de bijstandsnorm. De raad kan in afwijking van de Uitvoeringsregeling besluiten3 de kosten van bestaan te stellen op maximaal 100% van de bijstandsnorm. Dit leidt ertoe dat in ruimere mate kwijtschelding wordt verleend.

Door de kosten van bestaan hoger te stellen, neemt de beschikbare betalingscapaciteit voor het betalen van de lokale belastingen af. Het hanteren van de 100%-norm leidt er in de praktijk veelal toe dat een belastingschuldige met een bijstandsuitkering of enkel een AOW-uitkering voor kwijtschelding in aanmerking komt. Deze ruimere norm wordt al sinds 1 januari 1997 in onze gemeente gehanteerd (raadsbesluit van 7 november 1996).

Kwijtschelding voor privébelastingen van ondernemers (artikel 5)

Personen die een bedrijf of zelfstandig beroep uitoefenen, de zogenaamde kleine ondernemers, kunnen sinds 1 april 2011 in aanmerking komen voor kwijtschelding van hun

privébelastingschulden. Voorwaarde is dat de raad de kwijtschelding voor deze groep heeft opengesteld. Daartoe heeft uw raad op 20 juni 2011 een besluit genomen.

De voorwaarden waaronder kwijtschelding aan een kleine ondernemer wordt

verleend, zijn gelijk aan de voorwaarden die voor natuurlijke personen/niet-ondernemers gelden. Dat wil zeggen dat van dezelfde betalingscapaciteit en hetzelfde vermogen wordt uitgegaan. Overigens zijn er tot dusverre nog geen ondernemers geweest die een verzoek hebben ingediend.

Overigen (artikelen 6 tot en met 9)

Dit zijn standaardbepalingen die geen nadere toelichting behoeven.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Indien met betrekking tot een onroerende zaak geen waarde is vastgesteld op de voet van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken wordt de heffingsmaatstaf van die

b woonruimte: een ruimte waarvan de vastgestelde waarde in hoofdzaak kan worden toegerekend aan delen van de ruimte die dienen tot woning dan wel volledig dienstbaar zijn

plantsoenen, parken en waterpartijen, die bij de gemeente in beheer zijn of waarvan de gemeente het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht met uitzondering van

Wethouders hebben aanspraak op een vergoeding van de reis- en verblijfkosten voor reizen gemaakt voor de uitoefening van het ambt, bedoeld in artikel 23, eerste lid, onderdeel b,

Artikel 9, eerste lid, van deze verordening bepaalt dat geen tegenprestatie wordt opgedragen indien geen onbeloonde maatschappelijk nuttige werkzaamheden voorhanden zijn. In deze

2. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak aanvangt zijn de onderhoudsrechten bedoeld in hoofdstuk 5.4 van de tarieventabel verschuldigd voor zoveel

Als de belanghebbende naar het oordeel van het college tekortschietend besef van verantwoor- delijkheid betoont voor de voorziening in het bestaan dan wel de uit de wet of artikel 30c,

Als sprake is van meerdere gedragingen die schending opleveren van zowel een in deze verordening of artikel 18, vierde lid, van de Participatiewet genoemde verplichting als een