• No results found

UwffiSê. mmm. S srf&k. - ei'-: mbm^- t.w. Mmk. : -- + ; ^:p& -':./ v '- V' .;.' V-. - ' >;i,-; -r * -;1, ^ -1 ; '.. - "-...

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "UwffiSê. mmm. S srf&k. - ei'-: mbm^- t.w. Mmk. : -- + ; ^:p& -':./ v '- V' .;.' V-. - ' >;i,-; -r * -;1, ^ -1 ; '.. - "-..."

Copied!
44
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

UwffiSê

: --■+■;■ ^:p&

mBm^-

-':■ ./ v ...-.■.

*: '^'ür * Vv-: .(•

=.--^.--- ••

.'- V'

■ .;.' V-.

- ' >;i ,-;’

-r

* ■•

-;1

, ^

-1

;

'• .■ .•- "-...<:1 ■"'

¥S srf&K. - •‘ei'-:

t.W

Mmk

mmm

(2)

Digitized by the Internet Archive in 2018 with funding trom

Getty Research Institute

https://archive.org/details/verhandelingvoorOOunse

(3)

VERHANDELING VOOR en TEGEN,

HET GEBRUIK VAN DEN

SCHOUBURG

Opgeftelt, door zeker - VOORNAAM MAN.

Te AMSTERDAM, JBy J, R Y K H O F, Junior

MDCCXXXVUL

(4)

D E

SCHRYVER

aen zyne verftandige

LEZERS

H et zal my

ten hoog ft en Ver¬

wonderen

5 indien deze my*

ne Gedagten Uwlieden niet mogten behagen; maar valt het tegens myne verwagting zo uit , dat zy van uwen fmack zyn , zal ik my

insge-

lyh moeten Verwonderen.

e •

Vaert wek

(5)

VERHANDELING VOOR,

en

TEGEN,

HET GEBRUIK VAN DEN

SCHOUBURG.

VOOR DEN ZELVEN.

e Schouburg behoort onder die dingen, welke te dulden zyn, hoewel by velen zo gehaet, om dat daer in meêr> of min gevaer is, naer den toeftant, en aert, der Aenfchouwers.

Het is my menigmael gebeurt, dat ilc een vermaek gong zoeken, om geen ande¬

re redenen, als wel voegelykheit, en nieuws-gicrigheit. Maer, t zy het by my- ne koelheit, of natuurlyke onverfchillig- heit, toekomt, ’t zy ’er de vooroordelen, en den gecftige behendigheit van eigen zelfs liefde, ’er de oorzaek van zyn, ik:

heb 'er noit iets in konnen zien, dat zo zeer te laken» en lafteren, was. Egter, als men alles wel overweegt, moet men hier uit geen algemeen befluit opmaken;

(6)

C

i

) :

want het zou zeer onvoorzigtig, ja reu- keloos , zyn, te willen ftaende houden, dat de Scbouburg geheel en al onzondig, en zonder quaet is.

Wanneer ik agt geef op de pragt, en welluft, die daer de overhant hebben, de kiene vryigheden, welke men doordevin- geren ziet, den hooffchen zwier , dien men tragt te vertonen , moet ik zeggen, zonder liegen , dat de Scbouburg my fcheen gevaerlyk te wezen.

Maer befchou ik hem aen zyn’ beften kant, zal men my moeten toeftaen, dat men ’er zeer dikwils veel geregelder uit¬

komt, dan men ’er was ingegaen. Men zal bybrengen, dat men daer verfchynt, om zich te ontdoen van al de belaggelyk- heden der werelt, en uit de vrye leflen van den Scbouburg zodanigen te kiezen, die men nodig meent te hebben.

De Spotterny heeft iets, dat zeerfcherp, en ftekent is. Duizent menfchen hebben, door dit middel, zich van hun wangedrag ontdaen, ’t welk al de w'elfprekentheit van de befte, enyverigfte, Redenaers niet half zou hebben konnen doen. Dog ik wil hier meê egter niet te kennen geven, als of de ongewyde welfprekentheit meêr kragt , en vermogen zou hebben, dan de waer- heden van het dierbaer Euangelie, Ik be¬

weer alleen maer, dat de Predik-Jloelzynen Zedenmeefter binnen al te enge palen be- fluit, daer de Scbouburg in tegendeel den bcrifper een5 vryen toom viert, om een ein*

(7)

( s )

eindeloos getal van misflagen tegens de Mo¬

de door te ftryken, om de welige hofpoppe- ry te befchimpen , en andere feilen, waer aen zich de menfchen fchuldig maken, ten toon te ftellen, die een gewyde Redenaer niet waerdig agt te noemen, uit vrees van zyn’ mont niet met zulke redenen te be- fmetten, welke de heilige Apoftel Paulus in de gemeente der Gelovigen van zyn’ tyd veroordeelde, en niet wilde genoemt heb¬

ben. En men kan immers niet beter doen, dan dit gedrag van den Apoftel naervolgen, die den Gierigaerts, Onkuifchen , en We- reltlingen, een algemenen oorlog aankon- digt , zonder de omftandigheden van de¬

ze godtloze driften, in het byzonder aen te roeren.

Daerentegen is ’er niets, dat een naeu- keurig Toneel-Speelder ongemerkt laet voorby gaen; terwyl de kragt zyner rede¬

nen door al de befchuttingen van ontvein- fen, en logenen , heendringt, en het de ziel doorgrieft der dubbelhartigften, en behen- digften ; zo dat zy de verborgenfte fchuil- hoeken hunner geveinftheit ontdekt zien¬

de , een voornemen krygen, om zich te beteren.

Want wat uitwerkingen heeft men niet gezien, door zekere ftukken te vertonen, waar in men tegens de openbare verquijiing uitvoer , de pragtige, en overdadige, optoife- len der Vrouwen doorftreek , of de opgebla- zentbeit, en het eigen belang, te keer gong?

De gemelykjle 3 en eigenzinnigfie, heeft men Ag die

(8)

(

6

)

die woeftheit van hunnen aert zien verzag- ten , zedert zy dezelve in de Mifantrope, of Men/chen-haterJ zagen veroordeelt. Zo wierden zy, die de Jchikkingen der Voorzie- nigheit dorjien lafteren, tot beven , en zidde- ren, gebragt, door de vertoning van een ander Toneel-ftuk, dat het rampzalig uit einde van een’ Godtlozen verbeelde De averegts Godsdienjiige wiert dus befchaemt ge- maekt, en tot de uiterfte verlegentheit ge¬

bragt , door het verwyt, dat hy in zeker Spel kreeg, en de vervloekingen, die hem van het volk in de gemene plaets, naerhet hooft geworpen wierden. Een myner vrin¬

den wiert , door een ander Toneel-ftuk, weer houden, van zyn lotgevallen te willen naervorfchen, door het onderzoek van zyn ge- loortejlonU En , (om my zelfs , op zyn beurt, ook te befchuldigen,)ikhebhet,*’t Spel, den Logemer genaemt, dank te we¬

ten . dat ik niet de ftoutmoedigfte blaeskaek, en Zwetfer, geworden ben, dien menoit te Parys, te Londen, of te Amfterdam, ge¬

zien heeft. Door de Klugt van Harlekyn met al zyn linten, zyn de hoge kuif milt Jen op eenmael verdwenen. De Zottigheden van Ok- tavius zyn niet, als wyze lellen, om ons te leren , hoe gevaerlyk het is, zich aen de Diefde over te geven. De Schrandere Kolombi- ne doet de Vrouwen tot haer natuurlyke be¬

zigheden wederkeren. De Fenix wedcrlcgt de dwaze ondernemingen der Laetdunkenden.

Een ander fpel ontdekt de hooft-ftreken van oen Vrou, die zich veinft 'een Man lief te

(9)

( 7 )

• hebben , dien zy noic heeft bemint. Eén ander, dat de Vrouwen verdedigt, ftiltdeop- lopentheid der yverzugtige Mans, en maelt de verdienften der Vrouwen zeer heerlyk af. Met een woort, daar is niemant, die niet bekennen moet, dat de overdadige pragt der Pronkers, en de.ydele heerfch-zugt der Mededingers, ten toppunt zouden geftei- gert zyn, zoden een, en den ander, zich niet, tot hun fchande, hadden zien ten to¬

nele voeren, en daerom uiterlyk wat beter aengeftelt.

Zie daer, indien ik my niet bedrieg, de vrugten van het Toneel. Buiten den Schou- burg heeft men dezelfde gelegentheit niet, om de ware trekken van een’ onbehoorlyk Menfch af te fchilderen. Dat kan men aen zyn’ inborft overlaten; indien zyne hoeda¬

nigheden hem zo levendig treffen, dat hy zich aenftonts , uit ftekelagtige afbeeltfé- len, weet te kennen, en voorneemt, niet langer het voorwerp van befpotting te wil¬

len zyn, aen de genen, die hem ken¬

nen.

Macr men klaegt, dat deze goede vrug¬

ten van den Schouburg verduiftert worden, door de gebaermakingen van den Toneel- Speelder , die zyn Aenfchouwers de drif¬

ten mededeelt , welke hy uitdrukt. Dit gebeurt zelden, zou ik hier op konnen ant¬

woorden ; want wy zyn te voren genoeg bewufl:, dat zy niet natuurlyk zyn, om ’er niet door verrafl te worden. Zo een Toe¬

hoorder zich voor een ogenblik eensmogt A 4 la-

(10)

CS)

laten verblinden, zal hy egter weinig tyts daer na, de zaken befchouwen in haer na- tuurlyke gefteltenis. De proef zelf, van zich zelfs gedurende den tyt van een, of twe uren, wanneer hy in den Schouburg was, bedrogen te hebben, om ’er zich naer te fchikken , zal hem een nieu vermaek geven, als hy dar te boven gekomen is, en zich dus bequaam vinden, om het goede van het qua- de te onderfcheiden

Maer, o Hemel! men mag zeggen, wat men wil, hoe geeft niet eenSpeelder, die vurig is , een open doortogt in de zielen aen alle de driften, welke hy ten toon fielt!

De Lafhartige fielt ’er daer door eer in, van zich zelfs te bevorderen , de Gieri- gaert zal ’er miltdadig door worden, deLo.r- bol. zal beginnen omzigtigte zyn, de Yver- :zugtige geruft , en de Quijlgoet geregelt!

Men zal bevinden, dat de helaggelyke Hoof- fche Juffers leerzamer, en handelbaerder, daer door worden zullen , en de Vrouwen de konft leven, om hare Dogters wel op te voeden, en heureheimelyke treken behen¬

dig af te breken. De Pleitzugtige zal lie¬

ver , in plaets van zo netelig te zyn, in vrede willen leven met zyn’ naeften. De Knorrige zal, op zyn beurt, al eens laggen.

De Toornigen zullen agt geven, om niet meêr op te vliegen. De Hoveling zal zich geheel anders gedragen , als de Marquis, daer Moliere altoos mêelagt; hy zal zo veel niet meêr op hebben met zyn Afkomft, en geboorte, een afgebedelde Adel zal hem

(11)

(

9

)

dan niet langer behagen, of dredikwils voor geld gekogt is, in plaets van een levenswys, die beter overeenkomt met de Deugd. Een Magifiraets-Perfoon zal zyn agting niet meêr verkopen , en aen het verzoek van zyne Schepfelen alleen gehoor geven. We zul¬

len billyke, en regtvaerdige Regters krygen, die de Geregtigheit geen fchael van goucin de hant zullen geven, en hunne gierigheit daer in opwegen. Dq Koopman, en die an¬

dere bezigheden heeft, zullen hun geltgie- rig eigenbelang laten varen, en liever een kleine, en langzame, winlt verkiezen, dan een’ fchielyken , en onregtvaerdigen over- vloet. De gehele werelt eindelyk^zal zich, door dit middel beteren, en de burgerlyke Maetfchappy zal zich binnen korten tyt van een eindeloos getal dier pelten gezuivert zien, welke de fchone zamenleving der Menfchen bederven, en omkeren. Want de Vryheit des Schouburgs ontziet, en ver- fchoont , niemant, gelyk in Palamedes, en het Eeu-Spel , te zien is, en zyn welfpre- kentheit kan geen minder vrugten vóórt¬

brengen.

Wat het weinige belangt, waer over men vervolgt te klagen, kan men zeggen, dat men dus ook de Kriftelyke wclfprekentheit zou konnen lafteren. Want, zo het waer is , dat hare bekoorlykheden bedriegelyke aenlokfelen zyn , mag men den Dienaren des GodJelyken Woorts de vryheit niet geven, om dezelve op de Predikltoclen te brengen, en ons daer te vertonen, al wat fchoon, A 5 aer-

(12)

'C XO )

^erdig, enbewegelyk, in de konft der wel- fprekentheit gevonden wort.

Voor het overige moet men niet menen, dat ik hier een overeenkomft wil maken, tuflchen een’ Prediker, en een’ Toneel-fpeel- der. Indien de eerfte meêr voordeel heeft, in het beltraffen der zeden, is het voor de¬

zulken zo veel te erger, die zich wel in zyn gehoor begeven, maer zonder agt te (laen op zyn redevoering, daer men zozeer niet uit is , om de Menfchen te maken, gelyk zy in de werelt behoren te zyn ; maer goede, en opregte Kriflenen. Onze beke¬

ring moet ons fchaemroot doen worden, als zy veeleer veroorzaekt wort door vrees, om van de werelt niet befpot te worden, dan om waerlyk, en met ’er daet onberis- pelyk te zyn.

Het oogmerk van deze myne redenering is, te bewyzen , dat de welfprekentheit van den Toneel-fpeelder het niet is , waer in de quaetheit van den Schouburg beftaet. Of zou men iemant ook wel laken , die in een gezelfchap van eerlyke menfchen, totver- maek, een rol uit het een, of ander, To- neelfluk opfneet, als uit de Cid, of Pala- medes? In tegendeel men zou zich over zyn geheugen verwonderen, men zou dekragt, en fraeiheit van zyn ftempryzen, men zou de heldendaden, en edelmoedige bedryven , die daer in gemelt wierden , verheffen, men zou over Rodrigo verbaeft (taen , die de be¬

langen zyner Liefde, (telde beneden het on- gelyk , dat zyn Vader geleden hadt. Ja men

(13)

C ” )

men moet een man van verftant zyn, bm in deze aengenamegemoetsdriften behagen te fcheppen; daer anderen geen gevoel van zullen hebben.

Al het geen men tot nadeel van den Schouburg , beken ik , zeggen kan , zyn zulke gevoelens, die een’ Helt, en ernft- haftig Man, niet paffen, de boertige quink»

flagen , welke men vertoont, de al te na- tuurlyke afbeeldingen der zaken , bene¬

vens de tedere, en verwyfde, uitdrukkin¬

gen , die men den naem geeft van Hoffe- lykheden , en galantenen. Men moet be¬

kennen , dat een Toehoorder daer regens niet genoeg verfterkt , en het gevaerlyk is voor Jonge - lieden , die van nature ge- neigt zyn , om de prikkelen der liefde te voelen , eer zy weten, zieh daer voor te wagten. Ik wenfchte ook wel, dat men dat fpotagtige , en fchampere , naliet , waer mêe men zyn, naeflen ten toonftelt;

en zich vergenoegde, om de wangeftelte*

nis der dingen te gispen, zonder te ken¬

nen te geven, wie daer fchuldig aen is.

De Outvaders varen met een on- betamelyke drift tegens die Kriftenen uit „ welke de Spelen bywonen. Het is billyk, dat men hun een3 affchrik inboezemt te¬

gens de vermakelykheden, welke zelfs die Heidenen niet betamen , welke bequaem zyn, om de eerfte inwerkingen, en bewe¬

gingen der natuur aen te nemen. Men- fchen geprikkelt van een quade eerzugt zullen malkanderen ten toon ffellen. De on-

(14)

(

12

)

onlchuldigfte dingen zal men op het bloe- digfte afmalen, en menfchen van een’ bur- gerlyk gedrag als Beulen , en onkuifche boenen , harde handelingen zullen den naem krygen van godtloze , ja men zal zich niet ontzien , om de heilige dingen zelve veragtelyk te maken, en op het ope Toneel de doorlugtige plegtigheden van onzen Godtsdienft tot befpotting. De ze¬

den der Kriflenen zal men voor zinneloos doengaen, en hunnen Godtsvrugt voor By- geloof. En zullen dan de Gelovigen ver- fchoonlyk wezen , als zy , tot zulk een prys , hunne nieuwsgierigheit willen vol¬

doen , zy zeg ik, die geen getuigen kon- nen wezen, van zo grote ontheiliging der gewyde dingen, zonder hunne eerbewy- zingen enigermaten te verdelen tuflehen Godt , Dien zy kennen , en andere, die zy zien aenbidden.

Wy zyn al te befchaeft, om zulke tyt- kortingen, en vermakelykheden te begun- ftigen , in tegendeel wy verfoeien die bar- baerfche gewoontens , en merken dezelve, als heil-fchendig aen. Het is v/aer, de ge- flrengheit onzer deugt , viert zich, hoe weinig ook , zo wat den teugel, en men gelooft , dat wy buiten beftraffing zyn ; Vermits wy met geen buitenfporige naekt- heit te voorfchyn komen , en’er geen godt¬

loze woorden van onze Speelders op den Schouburg gehoort worden; ondertuflchen ontfchuldigt, en regtvaerdigt dit ons maer ten halven.

De

(15)

C 13 )

De Schouburg zo hier, als in Vrankryk, is ingeftelt, toe verquikking van den geeft, en vermaek van brave menfehen. DeKar- dinael de Ricbelitu, een man, gelyk bekent is , van zulk een’ hogen geeft , was ’er wonderlyk op verflingert. Enhyishetge- weeft , die de Zang godinnen ten Tonele heeft gevoert, en zyn trou aen die ftom- me fchoonheden gaf, welke met zo veel luifter in de ftukken der bequaemfte Man¬

nen van zyn’ tyt te voorfchyn quamen:

maer toen waren de Zang-godinnen kuilch , ingetogen, eneerbaer. Dog, zode Schou¬

burg , tegens het oogmerk van zyne Be- fcherm-Heren , verbaftert is geworden , heeft ze dit met de befte dingen gemeen, wier lot het is, tot verval te komen, in weerwil van de voorzorg, die’er genomen wort, om dezelve in haereerftezuiverheit, en volkomentheit, te bewaren.

De vyanden van den Schouburg zullen nog verder hier tegens inbrengen, watge- meenfehap kunnen de tranen van berou , met de vreugt der duifternifle dezer werelt hebben P Maer het is geheel wat anders, noit boete, en berou te doen, wat anders, dien weg te bewandelen , daer men niet op- zettelyk leert, hoe men zich daer in oef- fenen moet. De Godtsdienft lyt gewillig- lig enige tuffehenpozen. Menfehen, die de werelt geheel en al verlaten hebben, ont- wyken de ogenbiikken, waer in het hun vry ftaet , de geftvengheit hunner oeffe- ningen op te fchorten. Maer zou het wel

10"

(16)

C M )

lédelyk wezen» den Menfchen, die in de wereïc verkeren, te verbieden, van gene uren te mogen verkiezen, waer in zy, op hun beurt, den laffc van hunne moeielyke bezigheden, zouden tragten te verligtenP

«8§§8m8§SShB|§8* <*§§>*Ü* <8§§8MB|®!HB§ifc

TEGENS DEN ZELVEN.

D

Eze redenering heeft gedient, om den Scbouburg te verdedigen; dog hare be- vvyzen zyn egter zodanig niet, dat zy on*

wederleggelyk zouden te houden wezen.

Want laet ons , zo veel wy willen, den Scbouburg aenzien, daer hy zich het fchoon- fte vertoont , het heeft egter tegenwoor¬

dig geen plaets, dat men’er beter uitkomt, dan men ’er te voren was in gegaen; men wort ’er eêr vuilder, dan zuiverder. Een Spcelder kan , door zyn fchertfen , wel eens de fouten zyner eeu verbeteren ; om dat de menfchen, die niet anders als inge¬

beelde Goden dienen, Goden, welke ogen hebben , en niet zien, oren, en niet ho¬

ren, monden, ennietfpreken konnen, om dat die menfchen zeg ik , zich vergenoe¬

gen , wen zy hunne zeden fchikken naer de befchacftheit van die der Atheniënfers, en naer de deftigheit der Romeinen,* waer toe zy eershalven zich verpligtagten ; ter- wyl zy voor het overige niet onkundig zyn, dat die ingebeelde Goden tot in het hei¬

ligdom der ziele niet indringen, geloven ' zy

(17)

( ïf)

zy geruft, en veilig te wezen; fchoonzy alle de bewegingen van een ongeregelc, en bedorven hare opvolgen. Zal dan een Kriften zich ook naer deze zeden moeren fchikkenP Zo men geen gevoel heeft, als door middel van her Schertfen, en Schim¬

pen , zal de verandering ook niet anders als uiterlyk wezen konnen.

Ik twyffel zelfs, of de boertige fchimpe- ry wel zo veel kragt heeft, als de gewyd- de wellprekentheit. De Predikers zyn vrindelyke Medicyn-meefters, die zich in het genezen der geeftelyke Ziektens, van zagte hulpmiddelen bedienen. En zo die zonder vrugt zyn , is het te dugten, dat fcherper beftraffingen niet meêr kragts zul¬

len hebben , ten minften dat men geen meêr werk zal maken , om de werelt te behagen, dan nuttig te zyn, en zich zelf te volmaken.

Daer is niet flegters, dan debeterfchap, die defchaemte veroorzaekt, wanneer men zich van een’ Toneelfpeelder ziet beftraf- fen, niets kan meêr verdagt zyn. De vrug- ten, welke de Scbouburg voortbrengt, zyn gelyle aen die in Egypte groeien, zoikmy niet bedrieg: welke wonderlyk fchoon op hetgezigt, en van buiten by uitnementheit fraei zyn; maer wanneer men dezelve aen- raekc, veranderen zy in ftof.

Een Aenfchouwer, op wien de fchimpe- ry indruk genoeg maekt, om hem van ge¬

drag te doen veranderen , is voor het uiter¬

lyk een nieu menfeh, Dees zal zich dan,

(18)

C 16 )

geiyk voorheen . niet meêr aen beuzelingen vergapen , nog zich daer aen overgeven, hy verlaet het Spel, dat hem tot ongeme- ne koften hadtgebragt, hy leitzyne over¬

tollige , cn overdadige , klederen af en kleet zich beter naer zyn’ ftaet , en hy zegt de zotternyen der jeugt vaer wel, waer door hy een’ quaden naem gekregen hadt. Wyders begint hy een wel gepafte befchaeftheit te verkiezen, hy neemt die ruwe woorden niet meêr in zyn’mont, daer zich brave lieden voor wagten; hy is ge- makkelyk van toegang, de houding van zyn gedrag is innemende, en hy weet zyn rang zonder fierheit te bewaren. Hy ontdoet zich van zyne fchertfende manieren van fpreken, hy fpeelt niet meêr voor Snaek, of Quakzalver , en de naerbootfery van een fraei vernuft. Zal ik u nog meêr zeg¬

gen ? hy neemt de fieradiën van een ge- maekte zedigheit aen, en weet den man¬

tel van uitftekende vromigheit om te han¬

gen. Zie daer al de fchone vrugten, die de Schouburg voortbrengt; maer zo men de¬

zelve aenroert, is ’er zo veel wezentlyk- heit niet in, als men wel denkt; want o- pent men die , zal men daer in niet vin¬

den , dat men hadt verwagt. Doorzoekt dien menfch eens, en gy zult daer dezelve tomeloze drift in vinden, om zich groot te maken , dezelve begeertens, dezelve konft-flreken. Gelukkig was hy , indien het geen hy gehoort heeft , de onregt- vaerdigheit zyner ondernemingen, met.

ver-

(19)

C H )

vergroot * nog de boosheit zyner gierig- heic vermeerdert hadt! Gelukkig, zo het geen hy gezien heeft, deze zo gfewenfch- te vryheit uit zyn hart niet hadt weggeno¬

men , die men zelden iri vermakelyke ge- legentheden bewaren kan 1

Voor een goede vrugt, die de Scbouburg zomtyts by toeval voortbrengt, opent hy de deur, voor duizent quade dingen, die onvermydelyk zyn. Waer zal men, bit ik, zulk een’ ongevoelig menfch vinden, die niet vermurwt zal worden, door de kragtige, en levendige, uitdrukfelen van een zugtende Minnares, dieftantvalligge¬

noeg wezen zal, voor de klagten van een’

wanhopig Minnaer, die onbeweegelyk zal blyven, en zyn ziel bezadigtkonnen hou¬

den in het midden der vervoerde gemoets- driften van een’ woedenden , die zyhe fmerten ten Hemel toe verheft, en die on- verfchillig genoeg wezen zal, om een"

fchimpagtigenen ftekeligen trek niet te voelen ? J a al was men van den koellten inborft, dien iemant hebben mogt, en een gefteltcnis, die niet het minfte aennam»

zou men dan egter geen vermogen op zyn hart hebben; en wat moeite men ook doet, zal men zich tegens wil en dank, gevoe¬

lig vinden over de droef heit van een be¬

drukte Vrou, over de meinedigheit van een*

Minnaer, over het verraet omtrent eeü ongelukkig Vorft, men komt in dezelfde overmaet van drift, wanneer men een bra- B v«

(20)

C

18 )

ve belediging hoort, en mbn vvórt een deelgenoot van den wraek.

En zyn dit de gevoelens niet, die de le¬

vendige vertoningen van den Schouburg in ons verwekken? Wanneer men zich zelfs befchout, gelyk men is, en de goetheit heeft, van zich zelfs met zulke ogen in te zien, daer de eigenliefde ons toedringt, zal men zich aenftonts aen alle die buiten- fporighedcn, fchuldig vinden, welke het Toneel zo weet op te heren. Indien deze wereltfche Redevoeringen geen’ gevocligen indruk op ons maken, is het een teken, dat wy ten toppunt van Godloosheit ge- 'fteigert zyn, en zodanig bedorven, datzy

ons niet verder brengen konnen.

Maer wy hebben vermaek, om ons zelfs te misleiden. Laet ons met ernft agt ge¬

ven op het geen binnen ons gefchiet, wan¬

neer wy ons naer den Schouburg begeven.

Want zal men wel enig menfch vinden, hoe rein, en zuiver zyne beweegredenen ook zyn mogen, die, naer den Schouburg gaende gelooft, dat hy een Godsdienflig werk verrigt ? Men voelt , hoewel men .zulks ontveinft, ik weet niet welke bewe¬

gingen, en gemoets-driften , die ons daer van afwenden; en zo men dozelvegehoor geeft, gefchiet het door zeker moeielyk 'bedwang, daer men niet voor wykt, als

■na ’er langen tyt, en altoos te vergeefs, te-

■gens geworftelt te hebben. En hiervan daen komt die gemoets-drift, tegens on- -zen wil, en dank, in ons op, die onspy- nigt,

(21)

(

lp

)

nigt. tot wy in het midden van het ver- maek zyn. Hier van daen die geftadige ontroering, welke de voortreffelykftetoe¬

hel, en vertoning, der vermakelykheden niet konnen doen,bedaren.

Als men daer is, verflapt de deugt, de goede voornemens verwyderen zich van ons, de fchempery, en boertery, over¬

weldigen onze toeftemming, maken zich meefter van onzen wil, endraeiendenzel- ven, naer ’t heurluft* en nemen hem einde- lyk gevangen. En verre van in ons een be¬

geerte »te ontfteken, om de wanvoegelyk- heden, die zy berispen, te verbeteren, krygt men ’er dik wils niets anders door*

als een’ luft, om zich veel eêr daer naer te fchikken; want men leert daer, dat dit adelyke feiten zyn, waer door de menfchen van een’ fraeien geeft zich beroemt maken, en die de grote, werelt ftelt onder de deug¬

den d la mode,

Macr wanneer men zich zelfs wil onder zoeken, als men daer uit komt, zal men zich in een geheel andere gefteltenis vin¬

den , als men weinig te voren hadt. Want men is dan geheel, en al, vervult met heerfchzugt, en iedelheit ,* en de zaden van Godtsvrugt, die eenkint, dat wel ge¬

boren is, door een goede opvoeding ge¬

kregen heeft, zyn verflikt, en verloren.

De hartstogten, die in den een’ door d©

koude des ouderdoms waren uitgebluft, en in den anderen verflapt, door het langdu¬

rig genot der welluftighe Jen, worden we- B 2 ■ der!

(22)

C ao )

derom ontdoken, en krygen een nieuwe kragt. Men verlangt meêr dan oit naer al¬

lerlei foort van vermaek, en draeft als on¬

zinnig op den Bibberen weg dier aenlok- kelykhedeh, dien ons de tomeloze drift, om’deze begeerlykheden te voldoen, geo- pent heeft. Wanneer men zich vervolgens verpligt vint, om zich wederom te bege¬

ven, tot verzorging van zyn huisgezin, of het waernemen zyner bezigheden, wort men gewaer, dat men dodelyk laeu, traeg, en vatzig is; des zoekt men aenftonts weêr een uitspanning* waerdoor men in tytkor- tingen, en vermakelykheden vervalt, die men heeft opgezogt;

De Tonelen , zegt men ons, vertonen niets, dat onbetamelyk, niets dat godt- loos is, aen het oog der Toekykers. Men heeft daer, dank zy onze befchaefthek, die zich zelfs zoo ver uitftrekt, wel voor¬

werpen van gruwelyke wreetheit, maer die de menfehen verfoeien, de Godtsdienft wort daer niet ontheiligt, nog de heilige

■tiraerheden ziet men daer niet bezwalken , en het zyn de ondeugden alleen, die ten toon geftelt , en gebfantmerkt worden.

Armhartige redenering voorwaer ! By- aldien de Tonden met deze afgryzelyke ver¬

beeldingen verfiert worden, die het Hei¬

dendom naeülyks kon acnzien , zal het voor ons mogelyk een foort van voordeel wezen; onze nieuwsgierigheit zalvoldaen worden, door de yflelykheit van deze ruwe vertooningen; in plaets dat zy ons in tegen¬

deel.

(23)

C 21 )

deel tot welluftige, en kleffe zondaers ma=

ken; wy willen, dat men ons den beker der ongeregtigheit op die wyzezalaenbie- den, om denzelven zonder weérftant te doen, uitdrinken.

Al verloren wy niets van de gefteltenis, die wy in den Scbouburg gebragt hadden, zyn wy egter niet min fchuldig, dan die onder het blinde Heidendom, de twe ge- vegten aen het volk vertoonden. Onze barbaerfche nieuwsgierigheit offert dage- lyks offerhanden, die alzo vrezelyk zyn, hoewel zy geen voetfel krygt door voor¬

werpen, die geheel en al daer aen gelyk zyn. Men vint menfchen, die men om de¬

ze wrede Kriftenen te behagen hun leven in het uiterfte gevaer ziet ftellen. Zo zal een vrou zich in-de lugt hangen, enheêm

en weder flingeren. Zo gaet een man ge- wapent over een koort, en hy danft daer op dezelve wys, als men op den vallen gront zou doen; dan hangt hy eens aen zyn voeten zonder zyn handen te gebrui¬

ken , dan wederom aen zyn handen, zon¬

der zyn voeten te gebruiken; ieder bewe¬

ging dreigt hem met een’ dodelyken val, en geeft meêr fchrik dan vermaek. Een potfenmaker op het Toneel bootll de vis- fchen na, een ander de veragtelyklle hee¬

ften der aerde. Als men deze zaken op zich zelve befchout, moet men zeggen , dat de Heidenen, die zo veel vermaek in

’t moorden hadden, niet medr te laken zyn, dan die zich in zulke vertoningen ver- B 3 lus-

(24)

■T 22 )

lufb'gen. Wy kennen maer een’Enig Godt;

en men voert egter ten Toneele een einde¬

loos getal van zogenaemde Godtheden, waer aen men geen’ eerbiet kanbewyzen, zonder den waeragtigen de eer, die Hem toekomt, te beroven. Men doet daer Dui¬

vels , en hellche Razernyen verfchynen;

men fpreekt ’er een duivelfche tael; men zingt ’er lietjes, die ons verrukken, ver¬

roeren, en een wonderlyk vermaek geven;

maer zulk een vermaek, dat de oude Fi- lozofen niettegenftaende alle hunne toe- geventheit egter een welluftige overdaet der oren zouden genoemt hebben.

Zie daer de ware gefchapentheit van den Schoubtirg, en der Vertoningen, die men in het midden van ons doet. Óndertufïchen beftaet men dezelve nog teregtvaerdigen , men noemt haer aengenaem, en fraei, ja men gelooft, dat zy geoorlooft zyn, dat nog vremder is! Is de Kerk dan zulk een onbarmhartige Moeder, dat zy het bloet 'van hare kinderen zo baldadig vergieten laet? Heeft de Godtsdienft geen grote ver- borgentheden genoeg in zich befioten, daer het volk niet eens agt op geeft, enduizent bygelovige plegtigheden, die men zelden gaet zien, dat men over de onze niet re¬

deneert, of daer geen’ tegenzin inkrygt?

Is Jezus Kriftus geen fchoon, en onver- beterlyk voorbeelt, dat de menfehen het zelve verlatende om niet naer te volgen , de heeften naer apen, die tot hun gebruik gefchlkt zyn ?

(25)

(

23

)

Wy verwoeden eindelyk ons eigen zelfs.

Ik onderdel eens de onfchuldigfte Toneel Jlukken,' zal daer of het Kridendom geen belang by hebben, of de Liefde niet door beledigt zyn, of geen ander oogmerk als een Vrygeedendom ? Indien zeker fpel, genaemt de Styloor de geveindheit veroor¬

deelt, en ten toon delt, hoe'vele door¬

trapte middelen geeft het niet tevens aen de hant, om dat naer te volgen ? De Men- fchen-hater vertoont de dwaze grilligheit van zekere eigenzinnigen Norskop, enonder- tudchen boezemt men een eindeloos getal van menfchen een’ byzonderen inborft in, die hatelyk is, en zeer wanvoegelyk inde menfchelyke zamenleving. Waarnar met zyr£

pot leert door zyn fchandelyke gieiïgheit, en buitenfporigeklagten, menfchen, wel¬

ke van een’ wrekkigen aert zyn,' wegen van gierigheit, daer zy tot hier toe on¬

kundig van waren. En waer is dog zulk een godtloze te vinden, die zyn fchande- lyk leven verandert heeft, op het verto¬

nen van den rampzaligen ondergang eens bekenden Ligtmis , gelyk men te voren heeft bygebragt? Zien wy ook wel, dat zulke openbare bedradingen, die op het Toneel gedaen worden, de Hof-poppen de over¬

dadige optoifelen hebben doen afleggen ? De bedreve Logenaers hebben als nog zich niet afgewent, alle dingen te vergroten, niet tegendaende zy om hunne bedriege- ryen zo menigmael bedraftzyn. Leert ons ook de ervarentheit wel, dat de Burgerljke B 4 EM-

(26)

C *4 )

Edelman zulk een’ goeden, en zeltzamen uitflag heeft gehadt? Heeft men wel be¬

vonden , dat deze regtmatige beftraffing, dit foort van menfchen gebragt heeft bin¬

nen de palen van hunnen flaet, en op een welvoegelyker wyze doen leven ? De waer- heden, welke ons.het fpel van den Ingebeelden Zieken ontvout, hebben die wel den loop der bedriegeryen konnen fluiten , welke zo geweldig heerfchen in de oeffening der Geneeskunde, hebben zy diemoortdadige plegtigheden wel weten te fluiten, waer- - aen men thans het leven van de grootfle perzonafliën toevertrout ?

De flekelige plaetfen, daer c}eze flukken meê zyn opgevult, hebben ten hoogflen ge¬

nomen, geen andere uitwerking, als dat zy een’ afkeer tegens die genen inboezemen, waer in men gelykp foutep befpeurt, en dit is de eenigfle vrugt, welke ’er van ge¬

trokken wort. Des mogen wy wel zeggen, dat zo zy eenige buitenfporigheden weg¬

nemen, daer tegen duizent andere veroor¬

zaken , daer men verzuimt zich tegen te voorzien.

Want welke voorzorg zal men dog ge¬

bruiken , om die flrikken te ontgaen, wel¬

ke de Toneeljhukken voor onze zwakheit ver¬

bergen? met wat voor zekerheit zullen wy daer aen onze zinnen lenen, dat zich aen- biet om dezelve te overrompelen ? Wy

>venden onze ogen naer die lafhartige voor¬

werpen, die door geleende fieradiën een konfl gevonden hebben, om ons verwyfc te

(27)

C 2J )

tc maken; terwyl onze Wen niet geopent zyn , als voor bedriegelyke redeneringen, die iedel, en ftekelagtig zyn. Onze tong wort los, en juicht op het horen van die hartstogten, welke ons zo aengenaem ftre»

len.

Onze geeft in aendagt verrukt op het geen de Scbouburg vertoont, wikkelt zich allengs in den dienft van een’ aenflag, die wel overlegt is ; en zou het hart zulk een bederf konnen wederftaen ?

Men zal immere niet beftaen te logenen, dat een dertel Schildery indruk maekt op onzen geeft, dat het lezen van een Roman verderfelyk is, dat een behendige Lajler iemant in zyne befte voornemens misleit;

en zou men dan niet moeten erkennen, dat onbetamelyke afbeeldingen, al te dertele befchryvingen, qualyk opgefiefde dubbel¬

zinnigheden, en openbare lafteringen, za¬

ken , daer de befte en gezuiverfte ftukken niet vry van zyn, zal men dan, zeg ik, niet moeten toeftfien, dat zy een’toehoor¬

der treffen konnen, en een’ diepen indruk op hem maken?- Die zo fpreken, vertrou¬

wen te veel op hunne kragten.

Wy verwonderen ons wyders over de quade dertelheit van de menfchen onzer eeu. Men is gereet, jom zich te beklagen over de Opzienders, die dezielen-wonden onderzoeken, en tot den gront der gewe¬

tens toe doordringen, om derzelver quade gefteitenis te ontdekken; wy murmuree¬

rt n , om dat zy te diep doortaften; wy

(28)

C*0

zeggep, dat zy leren zondigen; om ein- delyk onze onwetentheit te overwinnen, of ons tot fchaemte te verwekken, ver¬

klaren zy ons; zekere misflagen in hunne afi'chuwelyke omllandigheden; en willen wy dan nog niet toeftaen, dat de Scbonburg, daer men zich luttel bekreunt, om de on- befchaefde driften te bewimpelen, een ver- derfelyk fchool is ? Dan moeten wy wel een ongehoort behagen hebben in onze dwaling!

Neen ik wenfch niet meêr, dan datzy, die gedurig naer den Schouburg lopen, de gemoets-driften eens aennemen, die men daer gewoon is uit te drukken. Dan zul¬

len de Hoven der Vorftenvoor deheerfchv zugt, meinedighcit, en trouloosheitopen- ltaen. Dan zal men de werelt vervult zien, met fchelmen, ondankbaren, vleiers, en wraek-gierigen. Dan zullen de Kriftelyke Deugden by ftaetkundige geeften moeten raet vragen ; men zal onder een eenvoudi¬

ge vertoning een onverzadelykc hovaerdy weten te verbergen; onder een uitwendige gematigheit zullen lafhartige aenfiagenbe¬

dekt zyn , en de uiterlyke verbeteringen der begeerlykheit zullen van binnen in het hart de liefde der werelt aenqueken. Kort¬

om de menfchen zullen dan zo geflelt zyn, dat zy nog voor de menfchelyke zamen- leving, nog voor den Godtsdienft zullen goet zyn.

Indien we begeerte hebben, om ons le¬

ven te verbeteren, zyn wy dat veel eêr ver-

(29)

'( -7

)

•verfcliukligt aen den heiligen yver van een' Euangelie-dienaer,dan. aen de ongebondent- heic van een’ openbaer Tmeel-redenaer. Het is onbetamelyk, dat men den Scbouburg ver¬

dedigen wil, door middel van zalige uit¬

werkingen. Was ’er geen vrees, om voor belaggelyk van de werelt gehouden te wor¬

den , daer zou niemant zyn gedrag veran¬

deren ; maer hoedanig zyn die veranderin¬

gen dog? Heeft men ook opregtheit in de zulken befpeurt, die uit het eerfte begin- fel van openbare beftraffing dat gedaen heb¬

ben ? laet ons dat aen het werk van den Duivel niet toefchryven, het welk niet an¬

ders wezen kan, als een voornaem werk ftuk van den Heiligen Geeft, en de God- delyke Genade. Een menfeh, die het goe¬

de doet, om denaenvalvanfchamperebe- ftrafïingen te ontwyken, zal zich zelfs vroeg of laet tegen fpreken , en wederleg¬

gen ; zyn averechtfche vroomheit zal hem aenftonts verraden, en hy heeft maer een ogenblik van doen, om zyn vorig wange¬

drag te hervatten , dat de menfchelyke vrees, en ontzag hem hadden doen verla¬

ten.

Het heeft ook niet veel klem , wanneer men inbrengt, dat de oude Kerk-vaders den Kriftenen niet verboden hebben, de fchou-tonelen by te wonen, als op dat zy geen deel mogten krygen aen de Heidenfche afzodery. Want dit zelfde verbot rcekt ons ook, en ik durf zeggen om dezelfde reden, Jk beken wel, dat wy diefalfche Godthe-

(30)

(zZ )

den geen plegtige offerhanden méér toe¬

brengen ; dat wy een gruwel hebben, om openbare altaren op te rigten, ter eere van geflorve Helden; en dat we zo bygelovig niet zyn, om Schapen en Stieren te Aagten ter ere van die verfierde Goden: maer kan men geen’ afgoden-dienft begaen als juiffc op die wyze ? Laet ons veel eêr van alle onze gemoets-driften zeggen, ’t welk de Heilige Apoftel Paulusvan de meeftezegt, die hy een dienfibaerheit der Afgoden noemt.

Wy moeten immers erkennen, dat we niet als teveel aen de misdaet van afgodery fchul- dig zyn, wanneer wy met een wereltfohe nieuwsgierigheit op den Scbouburg de be- fchryvingen van de hatelykfte driften gaen horen.

Met welk een betamelyke welvoegelyk- heit durft men dan naderhant praten van de onfchuldige zuiverheit der Tonelen? en de Jaelthaftige gevoelens tot den Hemel toe verheffen, het zy van een Mitridaet, die zyn Zuffer niet, als met bloetfchendige ogen aenzag ? of van een’ Rodrigo, die op een barbaerfche wys den eigen Vader zy- ner Minnares om ’t leven bragt? ’t zyvan een’ China, die tegens zynen Vorft opftonr, Maer, zo we de woorden van den Heili¬

gen Paulus geen gewelt willen aendoen, en verdraeien, is het geen afgodery voor een’ Kriften, wen hy zulke ftaeltjes van ongeregtigheit met agting en verwondering aenhoort, zulke fchilderyen van gruwelen aenbit, de heerfchzugt tot een’ Afgodt op- rigt.

(31)

C 19 )

rigt, die de ziel van deze Toneel-ftukken is, den toorn, welken zy ons inboezemen, de ftaetkundige ftreken, die zy ons aen- raeden, den wraek, welken zy doen ont¬

vlammen, en verderfelykeliefde, daerzy ons toe vervoeren ?

Hoe zeer de beguniligers van den Schout burg zich bevlytigen, omtebewyzen,dat hy verfchonelyk is, konnen zy egter niet logenen, dat men, eêr zulks wierttoege- ftaen, denzelven vele dingen zou moeten ontnemen, en daer van ontdoen: en wil¬

len zy juift den Scbouburg dat benemen, het welk hun niet aenftaet, hebben zy reets al toegeflaen, dat men hem met re¬

den veroordeelt, en verwerpt. Ditisvoor- waer een kragtige overtuiging! wy mogen ons tegens u wapenen, maef onzeopftant is te vergeefs, en vrugteloos, zo dra gy befloten hebt, om over onze voor-oorde- len te triomferen. Dan zyt gy volkomen meefter over ons; want gy ontneemt den Scbouburg de goetkeuring, zo als het ube- haegt; hoewel wy ons daer tegens fchynen te kanten, dat gy ons met zo veel harte- lykheit wilt doen verilaen.

Wen de Scbouburg zelfs wéér tot zyn eer-1 fle zuiverheit wiert gebragt, zou hy eg¬

ter , om Kriftelyk te fpreken, altoos zeer gevaerlyk wezen. Stelt, dat hy zo zedig is, als wy zouden wenfchen, en geregel¬

der, dan men zich zou konnen verbeel¬

den , zou hy egter niet geheel en al onfchuldig , nog onzondig wezen. Tot welk

(32)

C 36 )

■vveik een zedigheit men -hem ook bragf, zou hy zich zelfs ook bepalen? En zou hy niet met dezelfde drift zyn vryheit ge¬

bruiken, van de zeden te berispen? Hoe eerbaer, en geregelt men hem maken mogt, zou hy egter geen bedekte minnehandelin¬

gen vertonen, geen dubbelzinnige woor¬

den op het Toneel brengen, geen dertele, en'wulpfche gebaerden vertonen ? Een ftuk, ontbloot van deze fieradiën, zonder zul¬

ke vrye manieren van fpreken, en dertele woorden, die te gelyk ftekelagtig, en godt- Ioos zyn, zou zeer weinig behagen aen den quadeii fmaek der Aenfchouwers; en zy zouden zich niet gewennen konnen, om zulk een geftrenge zedekunde te horen in een plaets, daer zy komen, omwelluftige onderrigtingen te zoeken.

BV de onderftelling van zulk een hervor¬

ming des Sckoubürgs in een plaets van tugt, eerbaerheit, en deugt, wil ik onderfteE lender wyze nog iets voegen, dat men zelfs niet zou durven beweren. Men zal dan, volgens mynonderftelling, daer noit ramp- fpoedige lotgevallen zien vertonen; die be- quaem zyn, om het hart tot wreetheit te verwekken , noit enige voorwerpen, die den geeft verderfelyke indrukfelen geven, noit heimelyke aenflagen , die de regte voornemens van een’ begerig Toehoorder omkeren, en veriedelen; al wat men daer horen zal, zal met ingetogentheit gefchie- den en matigheit; men zal daer de begin- felen en fondamenten van een goet gedrag leren, de Speelders zullen zich uitleggen „ om

(33)

C

31

)

om de Deugd met lévendige enaengename verwen af te fchilderen, en zulke Toneel- ftukken zal men zedige, zal men eerbare noemen. Ik zeg nog eens, op dat men zich niet bedriege, indien zy met deze uiterlyke fchone hoedanigheden bekleet waren, zou ’er de wereltgeenagtingvoor hebben, ja dat meer is, zy zouden ook dan niet min verderfelyk wezen.

Maer wyders wat kragt zullen de lellen en onderwyzingen der deugt hebben, wen men die uit zulk een’ ongewyden mont ho¬

ren moet, daer de waerheden der Krifte- lyke Zedekunde met al de voorbereidingen, die een yverig dienaer kan in ’t w'erk ilel- len, byna niet anders doen, als de quaet- aerdigheit van het vrygeeftendom des te meêr de verbitteren? Om dekringen, en vermaningen, die van den Predikstoel gc- daen worden, te ontgaen, en vrugteloos 'te maken, onderzoekt menquaetaerdiglyk de daden en bedryven des Predikers, en gelooft, dat men vryheit heeft, het zelf¬

de te doen, zo men hem maer aen de ge- ringfte misdagen fchuldig vint. En wat zou men dan te wagten hebben van de onder¬

wyzingen, die ons een Toneel-redenaer, op den Scbouburg horen doet, terwyl hy met Ondaden befrnet is , die hy ons wil afraden.

Te willen, dat de Scbouburg zo geheel en al zou moeten gezuivert worden, om in ’t vervolg daer niet anders als zedige, en eerbare dingen te vertonen, is niet anders, als te verzoeken, dat het gevaer met wat xpeêr beheadigheic bedekt mag worden. In zuIk

(34)

C 32 )

zulk een geval zouden wy aenftonts de ge- ftrenge deugden * die de Gods-dienft voor- fcrhyft, laten varen, en deze uiterlyke vertoningen van zedigheit naerlopen; om dat die beter naer onze zwakheit zouden gefchikt zyn.

Al wiert het Toneel met nog zo veel ge- ftrengheit, en oplettende naeugezetheit hei*vormt, als men zou konnen denken , zou het niet te min een’ breden weg ba¬

nen, beflroit met rozen, en aéngenaem.

Zo ’er iets wezen mogt , dat met onze zwakheit niet overeen quam, en van ons wiert afgekeurt, zou men het zelve door' middel van een laf hartige verzagting weg¬

nemen. Vervolgens zou het gedrag der menfehen daer door geregelt zien, nie- mant zou zich meêr ontruften, maer uiter- lyk zich gelaten wel te vreden te zyn. Voor het overige zou men ons meefters van on¬

ze wils-neigingen maken. En menzouaeri ons de vryheit laten, om al wat men be¬

geerde te doen ; mits wy maer behendig genoeg waren, om het voor hèt oog van anderen te verbergen.

Wyders zal men ondernemen, de Vrou¬

wen van haer grilligheit te genezen, de fchone Meisjes van hare fierheit, de be- valligen van hare levendigheit, dog de ag- ting, die zy voor haer bekoorlykheden, de onmatige liefde, die zy voor zich zel¬

ve hebben, en de flaverny waer mée zy het hart van een’ doldriftigen Minnaer in boeiens en banden houden, zyn dingen van fiien aart* dat al de Zedekunde van een eer¬

bar

(35)

• (•*3 )

''aren, en flatelyk Toneel niet bequaem is, om zich tc onderwinden, dezelve om ver werpen, en te doen verdwynen.

Ook zal men de verwaentheit van dezen of genen Filozoof aentaften , en dope lan- tery of Quakzalvery van een’ Geleerde’n doorflryken; dog het heeiTchent vooroor¬

deel dat hy voor zich heeft, de goede ge- dagten , die de menfchen van zyneverdien¬

den hebben , en de iedele herfenfchimmen, om een’ grooten naem te maken , zullen niet toelaten, dat de beftraffing genoeg zal doordringen.

Zo men de oplopentheit van een’ Krygs- man wil ten toon Hellen, zal men hem zo het mogelyk is voor ogen houden, hoe ys- ielyk het vloeken en ongebonden fpreken is, maer zal men wel in Ha.et zyn, om hem de regels van een waeragtige manhaftig- heit voor te fchryven? Zal men hem wel konnen weerhouden van. een doldriftige wraekzugtr zal men hem eindelyk de ge¬

varen voor ogen Hellen , waeraen de agte- Joosheit van zyncn dienft iemant bloot Helt ? Maer wat voor geboden enlefl'ejnzal men aen een’ Hoveling geven? Zal het genoeg zyn , dat men enige misflagen, die hem ontlieten, als verraet, meinedigheit, en ongeregtigheit, met aflchuwelyke verwen afmaelt? hn zai men hem de overige feilen quyt fcheldenP De overmatige begeerte, die hem verteert, en de heerfchugt, die hem duizent dodelyke ongeruflheden ver- oorzaekt zal men ter loops aenroeren;

maer de veinzery, bedriegery , en duizent C an-

(36)

( 34

)

andere konfl Opreken, die hem zyn eigen¬

belang opgeeft, zal men als middelen voor- flellen, om daerdoor zyne verheffing tot ftaet en eer te bevorderen.

Wat een gedrogtelyk denkbeelt, om zich daer naer te vormen, en te volmaken ! Wat kan ’er fchandelyker ontheiliging bedagt worden , dan de heilige beeltenis der Deugt ten Tonele te voeren , en op die wyzeafte malen! Het is alleen het werk van den Godts- dienft, onze ziel tot een onbevlekte hei- ligheit op te wekken. Hy verbiet zynedie- naers om die reden, om hun onderwys te ontlenen uit de fchriften der Heidenfche Filozofen, mannen die zulk een helder re- denligt gehadt hebben, en wiers beginle- len zo edel en zo voortreffelyk zyn, en in zulk een fchone orde gefchikt. De Godts- dienft egter wil, dat wy ons van die onge- wydde bronnen onthouden zullen; wyl zy niet zuiver genoeg zyn, om daer uit het ware begrip der zaken te halen. Zullen wy dan de fcholen der Heidenfche Filozo¬

fen verlaten, en leerlingen van den Scbou- burg worden, en niet te befchuldigen zyn , als we lellen en onderwyzingen gaen zoe¬

ken in de heilloze fcholen der Schoutonelen ? Wat een affehuwelyk gezigt moet het zyn, als men zich verheelt een’ groten en gemengdeii hoop van Kriftenen zo mans als vrouwen , die op zekere valtgeftélde dagen by elkander in een zael vergaderen , om daer de toejuiching te geven aen een fchare ver- wate menfehen, die zulks alleen uit ver- maek doen, en reets te veren betaeltzym Wat

(37)

( 35- )

Wat my belangt, ik ineen, datmenofden Scbouburg fluiten mocfl, of daer overeen gunfliger oordeel vellen, datniemantvoor- waer zal konnen doen, of het modi een Vrygeefl, onverfchillig Naemkriften , of een dwaze Godtslogenaer wezen,

Eindelyk meent men het flerkfte bcvvys s dat men tegens den Scbouburg inbrengt, te ontwyken , wanneer ’er wort gevraegt, hoe rnen beweren durft, dat dè Tranen van be- roxC met de laggenende , en Jcbaterende vreugt der Tonelen overeen konnen komen. Wy kon¬

nen naculyks begrypen, hoe een Kriften verpligt kan wezen, om gemeenfehap te houden met de vreugt, en het laggen, en dat we niet weten, wat het zeggen wil, Ongelukkig zyt gy, die genoeg voaent getrootft t.e zyn; deze bedzeiging, gedaen aen de menfeh , welke gelukkig en voorfpoedig zyn in deze werelt, heeft geen vat. zo het fchynt, op onzen geeft: men berifpc in de ryken, en groten niet, als dat zy te veel aen de welluft zyn overgegeven, en wel zulk een welluftig leven , dat ver bo¬

ven hunnen ftaet is. Dog hy, die eeuwige vergeldingen den kinderen der menfehen geeft, fielt hen onder het getal der ver*

worpenen, en vcrdoelingen, die niet be¬

droeft zyn, die in een’ groten en pragti- gen overvloet leven, en de Kriftenen fpre- ken van een oordeel, dat over die onma¬

tige vermakelykhcden gevelt wort, daer een buitenfporige welluft, of een zondig vreugdebedryf opentlyk in heerfchen.

Te vergeefs zegt men hier op, dat de C 2 men-

(38)

menfchcn nog veel ichadelyker en gevaer*

lyker vermakelykheden zouden zoeken , in¬

dien men hun den Scbouburg verhoor. Te vergeefs zegt men, dat deze Uitfpannin- gen hen van duizent gelegentheden afhou¬

den, waer in zy veel groter gevaer zouden lopen van bedorven te worden, en die hen veel erger wanbedryven zouden doen bc- gaen. Maer op dien voet zou men een ein¬

deloos getal van onheilen, en zouden in de werek brengen; want men zou zich gedu¬

rig daer meê verfchonen, dat zulke ligte

• misdagen oorzaek zyn, waerdoor andere onverantwoordèlyke fchendaden niet be- gaen worden.

Zo men de Godtsgelcerden niet geloo- ven wil, wiens Zedekunde men voor las¬

tig en hart fchynt te houden, dat men dan hore een’ Man, die midden in het gewoel van de werek, in de verwarringen van het Hof, en in den Krygsdiënfl, isingewik- kelt geweefl, en ganfeh geen vyant van geoorloofde vermakelykheden was-; ik JTpreek van den Hcre Grave de BUSST, een’ Man , zo doorlugtig door zyn ver lie¬

ve gedagten , die hy van Godt en zynen Dienft hadt, als door het eindeloos getal zyner wederwaerdigheden , daer hem de fortuin meê worflelen deet. Wy hebben een verhandeling tegens de Dansgezelfchap- pen, daer hy met zo veel geftréngheit het vonnis velt over dieftof, als de naeugezet- Jfe beflierder desgemoets zou konnen doen.

Dit ziet men in een Redevoering tot zyne kinderen gerigt, waerin hy zich op deze wyze uitdrukt. k ,j Ik

(39)

(

37

)

,, Ik heb altoos gelooft, dat de Bah of ,, Danleryengevaerlykzyn; en ik hadt niet ,, alleen reden, om van dit gevoelen te we-

„ zen; maer ik heb het ook ondervonden ,, En, hoewel het getuigenis der Kerkva>

deren daeromtrent derk, en nadrukke- ,, lyk is, meen ik egter, dat het getuige-

„ nis van een’ Hoveling over dat (luk nog ,, meer kragt en nadruk hebben moet. Ik ,, weet wel dat’er menfehen zyn, diemin- ,, der gevaer dan anderen ondergaen, als

„ 7.y die Gezelfchappen bywonen, egter

„ is het zeker zelfs die van den koelden

„ inbord zyn, daer gelegentheit krygen, ,, om op nieuws ontdoken en verhit te

„ worden. Het zyn gemeenelyk de jonge ,, lieden, die deze byeenkomden bywoo-

„ nen;- en werk genoeg hebben zelfs als

„ zy in de eenzaemheit zich bevinden , ,, om de aenlokfelen tegen te daen; hoe

„ veel te meer in zulke plaetfen, daer de ,, fchone voorwerpen , de flambouwen, de

„ violen, en dertele bewegingen der dan- ,, (eryen zelfs de koelde kluizenaers zou- ,, den doen ontvlammen. Maer-menfehen

„ die out en bedaegt geworden zulke dans-

„ gezelfchappen zouden konnen bywonen, ,, zonder hun gewifle daerdoor te bezoe-

„ telen, zouden zich belaggelyk aendel- ,, len , met ’er tegaen. En het jonge volk,

„ wien het de welvoegelykheit zou toela-

„ ten, zouden het niet konnen doen, zon- ,, der zich bloot te dellen voor grote ge-

„ varen. Met een woort, ik houde het

„ daer voor, dat ’er een Kriden niet be- C 3 „ hoort

(40)

C 38 )

3, hoort te gaen ; en ik geloof, dat debe-

„ ftierders van het geweten hun’pligt zou- ,, den waernemen, dat zy van hun wiers

„ gewiflc zy bedierden, vereifchteh, om j, ’er zich noit te laten vinden.

Wat zou deze Hoveling wel gezegt heb¬

ben, indien dezelfde gelegentheit hadt ge- hadt, oin zich over den Schouburg te ver¬

klaren? Zyn eige ondervinding hadt hem geleert, dat de Dansgezelfchappen gevaer- ]yk waren, en zoude onze willen in ftaeq voor de onverfchilligheit der Tonelen ? De bevallige Schoonheden, de brandende toort- fen, de drelende Violen, en dedertele be¬

wegingen der danferyen waren naer zyn oordeel bequaem, om zelfs den koelden kluizenaer te doen ontvlammen ; wat kragt zal dan op den geed der jeugt niet doen de hitte en levendigheid, van de derkfte ge- moetsdriften , als zy by die vorige dingen nog bekomen ? Ik beweer, zegt hy wyders, dat hetgeen Kridenbetaemt, zodanigege- zelfchappen by te wonen. En wat was het dog voor een1 man, die zich dus horen liet ? Indien hy een Geejielyke was geweed, zou men hem tegenwerpen, dat hy uit agte- loosheit de vermakelykheden af keurde, en het hem niet voegen zou, de zoetigheit daervan te fmaken. Zo het een Leeraer van de Sorborme was, zou men zeggen, dat de Difcipelen hunnen Meeder tot antwoort gaven ; Deze rede is hart, en run. Was het een Kerkvoogt, men zou voorwenden, dat hy ’er zyn agting niet aen wilde wagen;

als een voornaem Kerkzuil. Maer ik zeg lIKJg

(41)

C 39

)

nog eens, de Man, die zich in dier voegen horen laet, is een Hoveling, opgevoet in de grootsheit des levens, in hec midden der wellultigheden , en gewent aen een pragtig en weeldrig Leven. Ik geloof, das befiait hy, dat de Beftierders van het ge- wilïe hennen pligt in agt zouden nemen, indien zy hen vermaenden daer noit te gaen, wiers geweten te bellieren hun aenbevolen was. Hoewel de Graef de Bajjy geheel en al een oorlogs man was, wilde hy egterniet, dat de Beftierders van het ge wille daerom- trent verkeerde ontveinzingen, zouden ge*

bruiken, maer hy oordeelde, dat her voor hun een onvermydelyke verpligting was, om het gevaer levendig voor ogen te (lel¬

len , en zulke gezelfchappen te enemael te verbieden.

Des behoef ik my over myn gevoelen niet te fchamen, wvl zulk een Man, als de Heer Graef de Bajfi, die meêr dan ik een Man van de wcrelt was, en ook acnzien- lyke van dezelfde gedagten is geweeft. In¬

dien ik dit in dien tyt hadt te voorfchyn gebragt, wanneer’ergelegentheit was, om het fchriftuurlyk te doen , zou het al lang moeten zyn gefchiet. Dog dit zal nu niet min van pas komen, om dat ’er nog onlangs zo veel beweging over is geweeft ; des men dit ftuk niet als te laet, en veroudert, kan aer>

merken, want het Eeugety van degevaerlyk heit der Tonelen mag altoos vertoont wor¬

den, om dat het altoos tydigis, blykente geven van een’ Kriften te zyn; want daer is geen verjaring, als tegeus dertele, en fcham-

(42)

C 40 )

fchampere Toneelftukken. Godtvrugtige Verhandelingen in cegendeel komen noit te laet want, zo de tyt om onderrigting te ge¬

ven , voorby is, is het niet te min altoos tyt, om te tonen, dat men wel onderrigt is. De Wyzeman, die de tyden vah fpre- ken, en zwygen heeft bepaelt, heeft egter noit gezegt, dat ’er een tyt zou wezen, waer in het niet geoorlooft zou zyn te fchry- ven, dat de Godtsdienft opgeeft, en de liefde der waerheit vereifcht.

Deze overwegingen hebben mydoenbe- fluiten, om het Gemeen mede te delen, ’t geen ik over het [pelen op den SCHOUBURG by my zelfs hadt gepeinft, en dat ik meen¬

de van een’ iegclyk zo te moeten overwo¬

gen worden. Het kan wezen, dat men vah een wereitfeh man zulk een ernflig gevoe¬

len niet hadt gewagt; maer ik geef de ge¬

hele zaek aen het oordeel van een’ ieder wie hy wezen mag over, om de redenen zo van den enen als anderen kant te onderzoeken , en te overwegen; en ik ben dan verzekert, dat men geen ander befluit maken zal. On- dertuflehen willen wy het Gemeen,tot wiens onderrigting en belten dit gefchreven is, van onze andere gedagten niet verpeken la¬

ten, die wy na een gryze ervarentheit over de dingen dezer werelt, en de handelingen der menfehen, by ons zelfs hebben opge- maekt; indien we maer zien, dat deze on¬

derrigting niet geheel onaengenaem, nog vrugteloos, fchynt te wezen.

EINDE.

(43)

■;

(44)

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

gedaente van blauw- of zwartagtige puys- ten 7' de welke ? naer eene verzweêring, op meer of min tyd geneézen. Het is met het voortplanting-vogt van deze on- middelyke

1) Losse vouchers activerende didactiek en samenwerkend leren worden aangeboden door de ASG Academie voor alle ASG-scholen. 2) Jaarlijks wordt een 24 uurs daltonconferentie

1.7 De leraar begeleidt zijn leerlingen en geeft waar nodig sturing, op zo'n manier dat de leerlingen zich vaardigheden eigen kunnen maken om de leerdoelen te behalen en de taak

De leerkrachten zijn in alle groepen zeer wel in staat om de leerlingen de ruimte te bieden die ze nodig hebben om zelfstandig te kunnen werken.. In alle groepen

Als deze twee gerealiseerd zijn, dan willen we ons gaan richten op doelenborden zodat ook de leerdoelen voor de leerlingen inzichtelijk worden en we daarin kunnen differentiëren.

‘flexplekken’ willen we in kaart gaan brengen welke ruimtes wij hebben zodat het voor de leerlingen en de leerkrachten nog duidelijker is van welke ruimte in school er gebruik

Daarna begin je mensen te leiden naar je gratis webinar / challenge / video serie.. Waarin je waarde geeft en dan een verkooppitch doet naar je dienst

Dit document voor ouders is bedoeld om jou als ouder concrete tips te geven hoe je aan de veerkracht van je kind - en jezelf - kunt werken. In deze uitgave gaan we specifiek in