• No results found

10. Driemaal uitleg van pandaktes

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "10. Driemaal uitleg van pandaktes"

Copied!
5
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

10. Driemaal uitleg van pandaktes

MR. S. LODDER EN MR. R.J. TER RELE

1. HR 22 februari 2019, ECLI:NL:HR:2019:268:

stil pandrecht, openbaar pandrecht of allebei?

Vorderingen kunnen stil worden verpand bij een authen- tieke of een geregistreerde onderhandse akte. Voor de stille verpanding bij voorbaat van toekomstige vorderingen stelt de wet een beperking. Alleen vorderingen die rechtstreeks zullen worden verkregen uit een reeds bestaande rechts- verhouding, kunnen bij voorbaat stil worden verpand (art. 3:239 lid 1 BW).2 Vorderingen die bijvoorbeeld zullen ontstaan uit een nog niet bestaande huurovereenkomst, zijn niet vatbaar voor stille verpanding bij voorbaat. Die beperking geldt niet bij de openbare verpanding van vorde- ringen. Iemand kan alle vorderingen die hij ooit zal verkrij- gen, reeds nu bij voorbaat openbaar verpanden.3 Wel is daarvoor openbare verpanding, naast een akte,4 medede- ling nodig aan de schuldenaar van de te verpanden vorde-

1 Hr 3 april 2020, EclI:Nl:Hr:2020:590; Hr 22 november 2019, EclI:Nl:Hr:2019:1841; Hr 22 februari 2019, EclI:Nl:Hr:2019:268.

2 Asser/Van Mierlo & krzeminski 3-VI 2020/228; reehuis & Heisterkamp, Pitlo Goederenrecht 2019/814; Snijders & rank-Berenschot, Goederenrecht (SBr 2) 2017/545; B.A. Schuijling, Levering en verpanding van toekomstige goederen (diss. Nijmegen), Deventer: Wolters kluwer 2016, nr. 201-213;

Asser/Bartels & Van Mierlo 3-IV 2013/266.

3 Parl. Gesch. BW Boek 3, p. 397; Asser/Van Mierlo & krzeminski 3-VI 2020/212; Snijders & rank-Berenschot, Goederenrecht (SBr 2) 2017/545; Schuijling 2016, nr. 199-200, 218; Asser/Bartels & Van Mierlo 3-IV 2013/265. Anders: reehuis & Heisterkamp, Pitlo Goederenrecht 2019/319a, 818. Volgens reehuis geldt de beperking ook bij openbare verpanding. Als de rechtsverhouding nog niet bestaat, dan kan de te verpanden vordering volgens reehuis niet voldoende worden bepaald.

Zie voor een kritische bespreking van reehuis’ standpunt: Schuijling 2016, nr. 200.

4 Voldoende is een uitsluitend door de pandgever ondertekende onderhandse akte die strekt tot verpanding van de daarin aangeduide vorderingen. Zie: Parl. Gesch. BW Boek 3, p. 395; reehuis & Heisterkamp, Pitlo Goederenrecht 2019/257-258, 769, 810; Snijders & rank-Berenschot, Goederenrecht (SBr 2) 2017/541; Schuijling 2016, nr. 197; Hr 29 juni 2001, EclI:Nl:Hr:2001:AB2435 (Meijs q.q./Bank of Tokyo-Mitsubishi).

ring (art. 3:236 lid 2 jo. 3:94 lid 1 BW).5 Bij een dergelijke generieke openbare verpanding bij voorbaat wordt aan iemand meegedeeld dat alle vorderingen die de pandgever in de toekomst op hem zal verkrijgen, bij voorbaat zijn verpand aan de pandhouder.

Bij beide vormen van verpanding bij voorbaat geldt dat het pandrecht pas ontstaat, zodra de pandgever de vorde- ring verkrijgt.6 Pas dan is hij beschikkingsbevoegd. Als de (beoogd) pandgever failliet is verklaard op het moment waarop hij de vordering verkrijgt, is hij niet beschikkings- bevoegd en blijft de vordering onverpand (art. 23, 35 lid 2 Fw).

De beperking die de wet stelt aan de stille verpanding bij voorbaat van toekomstige vorderingen, kan worden ondervangen door periodiek tot verpanding over te gaan.7 Toekomstige vorderingen die vanwege die beperking aanvankelijk niet konden worden verpand, kunnen daar- mee later alsnog bij voorbaat verpand worden. Dat is mogelijk zodra de rechtsverhouding is ontstaan waaruit die vorderingen rechtstreeks zullen worden verkregen. In de praktijk gebruikt men voor die periodieke verpanding een zogeheten verzamelpandakte. Daarmee verpandt een kredietgever in één klap alle vorderingen die al zijn krediet- nemers op derden hebben, aan zichzelf. De kredietnemers hebben daarvoor volmachten verstrekt aan de kredietge-

5 Asser/Van Mierlo & krzeminski 3-VI 2020/212; reehuis & Heisterkamp, Pitlo Goederenrecht 2019/260, 808; Snijders & rank-Berenschot, Goederen- recht (SBr 2) 2017/541; Schuijling 2016, nr. 198.

6 reehuis & Heisterkamp, Pitlo Goederenrecht 2019/308-311, 812; Snijders

& rank-Berenschot, Goederenrecht (SBr 2) 2017/545; Schuijling 2016, nr. 154; Asser/Bartels & Van Mierlo 3-IV 2013/247.

7 Asser/Van Mierlo & krzeminski 3-VI 2020/224; reehuis & Heisterkamp, Pitlo Goederenrecht 2019/818-819; Snijders & rank-Berenschot, Goederen- recht (SBr 2) 2017/545; Schuijling 2016, nr. 37, 218-219.

Recent heeft de Hoge Raad drie arresten gewezen over de uitleg van pandaktes.

1

Pandaktes dienen subjectief uitgelegd te worden. Een van die uitleg te onderscheiden vraag is volgens de Hoge Raad of de akte het

verpande goed in voldoende mate bepaalt. Verder kunnen met één akte zowel openbare als stille pandrechten gevestigd worden. Welk type pandrecht is gevestigd, moet door uitleg worden vastgesteld. In dit artikel wordt

besproken wat de relevantie van deze arresten is voor de praktijk. \

(2)

ver. De Hoge Raad heeft die constructie goedgekeurd in het arrest ING/Dix q.q.8

Het cassatiecollege laat zich niet erover uit aan de hand van welke maatstaf vastgesteld moet worden

of partijen hebben bedoeld beide typen pandrechten te vestigen

In de zaak die heeft geleid tot het arrest van 22  februari 2019, heeft NuAdvies bij overeenkomst van 6  november 2017 – kort gezegd – al zijn huidige en toekomstige activa stil verpand aan een maatschap van accountants en fisca- listen (hierna: de pandhouder). De overeenkomst is op 8  december 2010 geregistreerd. Daarna heeft geen perio- dieke verpanding plaatsgevonden.9 Bij brief van 5 septem- ber 2012 heeft de pandhouder aan HBL, een van de schul- denaren van NuAdvies, meegedeeld dat zij pandrechten heeft op – onder meer – de vorderingen die NuAdvies op HBL heeft of zal verkrijgen. Op 2  april 2013 is NuAd- vies failliet verklaard. NuAdvies had vier vorderingen op HBL. In geschil is of die vorderingen zijn verpand aan de pandhouder. De rechtsverhouding waaruit de vorderingen zijn ontstaan, bestond namelijk nog niet ten tijde van de registratie van de overeenkomst die als pandakte dient. De vorderingen kunnen niet alsnog worden verpand, omdat NuAdvies failliet is. Volgens de pandhouder is echter op de vorderingen een openbaar pandrecht komen te rusten. De mededeling aan HBL (de brief van 5 september 2012) ziet namelijk zowel op de huidige als de toekomstige vorderin- gen die NuAdvies op HBL heeft. Bij openbare pandrechten geldt de genoemde beperking immers niet. Alle toekom- stige vorderingen kunnen bij voorbaat openbaar worden verpand. Wil sprake zijn van een openbare verpanding, dan is het wel nodig dat een pandakte is opgemaakt die strekt tot openbare verpanding. Hebben de pandhouder en NuAdvies met de overeenkomst van 6 november 2017 bedoeld openbare pandrechten te vestigen?

Volgens de Hoge Raad kunnen met één akte vestigings- handelingen worden verricht voor zowel de totstandko- ming van een stil pandrecht als een openbaar pandrecht.

Door uitleg moet worden vastgesteld of partijen dat ook zo hebben bedoeld. Bij die uitleg geldt het uitgangspunt dat een zo ruim mogelijke zekerheidsstelling is beoogd, aldus de Hoge Raad. Dit betekent dat, behoudens contra-indi- caties, ervan moet worden uitgegaan dat partijen hebben bedoeld voor de beide pandvormen vestigingshandelingen te verrichten. In de zaak die tot het arrest heeft geleid, ging het op dat punt mis. Volgens de pandhouder was alleen de vestiging van een stil pandrecht beoogd. Het cassatiecollege laat zich niet erover uit aan de hand van welke maatstaf

8 Hr 3 februari 2012, EclI:Nl:Hr:2012:BT6947.

9 Op 29 augustus 2012 is wel een debiteurenlijst geregistreerd, maar betwist wordt dat die lijst als een pandakte heeft te gelden.

vastgesteld moet worden of partijen hebben bedoeld beide typen pandrechten te vestigen.10 Wij zouden menen dat daarvoor een subjectieve maatstaf geldt. Zoals verderop in dit artikel wordt besproken, lijkt de Hoge Raad namelijk bij de uitleg van pandaktes de objectieve maatstaf te reser- veren voor het bepaaldheidsvereiste. Voor het overige – dus ook voor de vraag of is bedoeld openbare én stille pand- rechten te vestigen – dienen pandaktes subjectief uitgelegd te worden.11

Het feit dat een pandakte mede strekt tot vestiging bij voor- baat van een openbaar pandrecht op een vordering, terwijl op dat moment stille verpanding niet mogelijk is vanwege de beperking van art. 3:239 lid 1 BW, verhindert volgens de Hoge Raad echter niet dat later alsnog een stil pandrecht op die vordering wordt gevestigd. Zolang geen mededeling is gedaan van het openbare pandrecht, kan op een later moment alsnog (bij voorbaat) een stil pandrecht worden gevestigd. Wanneer nog geen mededeling is gedaan, is het openbare pandrecht immers nog niet tot stand gekomen.

Akte en mededeling zijn cumulatieve vereisten. Voor die latere stille verpanding kan gebruik worden gemaakt van een verzamelpandakte.

Dan nu de vraag wat de praktijk heeft aan het arrest van 22 februari 2019. Voor kredietgevers die consequent perio- diek gebruikmaken van verzamelpandaktes heeft het arrest weinig te bieden.12 Zij benutten al maximaal de mogelijkhe- den die de wet en de rechtspraak van de Hoge Raad bieden om zekerheidsrechten te verkrijgen. Het arrest lijkt vooral van belang te zijn voor gevallen waarin achteraf blijkt dat niet of niet consequent gebruik is gemaakt van de verzamel- pandakteconstructie. En verpanding niet meer mogelijk is vanwege faillissement van de beoogd pandgever. De pand- akte kan dan eveneens strekken tot vestiging van openbare pandrechten, mits uitleg van de akte dat meebrengt. Maar daarvoor is dus wel nodig dat vóór faillissement van de pandgever, mededeling is gedaan aan de schuldenaar van de verpande vordering. In een dergelijk geval kan uitleg meebrengen dat alle vorderingen openbaar verpand zijn die

10 Vgl. f.M.j. Verstijlen, NJ 2019/202, nr. 4.

11 Vgl. B.A. Schuijling, «jOr» 2019/168, nr. 3. Volgens Hr 16 mei 2003, EclI:Nl:Hr:2003:Af4602 (De Liser/Rabobank) en Hr 20 september 2002, EclI:Nl:Hr:2002:AE3381 (ING/Muller q.q.) moeten pandaktes subjectief uitgelegd worden. Na Hr 21 maart 2014, EclI:Nl:Hr:2014:682 (Coface/

Intergamma) kon getwijfeld worden of de subjectieve uitlegmaatstaf nog steeds geldt, zoals Verstijlen terecht opmerkt (NJ 2019/202, nr. 4;

zie ook reehuis & Heisterkamp, Pitlo Goederenrecht 2019/259c). In dat arrest overweegt hij dat een onoverdraagbaarheidsbeding – ‘dat naar zijn aard mede is bestemd om de rechtspositie te beïnvloeden van derden die de bedoeling van de contracterende partijen niet kenden’ – objectief uitgelegd dient te worden met inachtneming van de Haviltex-maatstaf.

De Hoge raad lijkt echter – behoudens voor het bepaaldheidsvereiste, zie hierna onder 3 – bij pandaktes vast te houden aan het subjectieve criterium. Zie Hr 22 november 2019, EclI:Nl:Hr:2019:1841, r.o. 3.2 (waar hij in voetnoot 1 verwijst naar het arrest uit 2003) en Hr 3 april 2020, EclI:Nl:Hr:2020:590, r.o. 3.2 (waar hij in voetnoot 2 verwijst naar het arrest uit 2003).

12 Asser/Van Mierlo & krzeminski 3-VI 2020/220; f.M.j. Verstijlen, NJ 2019/202, nr. 8. Vgl. Schuijling 2016, nr. 218.

(3)

de pandgever op die schuldenaar had bij het intreden van het faillissement.

Het verdient daarom aanbeveling om in pandaktes uitdrukkelijk op te nemen dat zij zowel strekken tot

stille als openbare verpanding

Het verdient daarom aanbeveling om in pandaktes uitdruk- kelijk op te nemen dat zij zowel strekken tot stille als open- bare verpanding. Daarmee wordt duidelijk dat partijen hebben bedoeld beide pandvormen te vestigen. Als op een later moment wordt overgegaan tot mededeling van het pandrecht, dan worden daarmee ook alle toekomstige vorderingen bij voorbaat openbaar verpand die de pand- gever zal verkrijgen op de schuldenaar aan wie mededeling wordt gedaan.

Een dergelijke gecombineerde pandakte is zeker geen alter- natief voor de verzamelpandakteconstructie. Het is een aanvulling. Die aanvulling komt tot haar recht in gevallen waarin (mogelijk onbedoeld) de verzamelpandaktecon- structie niet goed is toegepast.13 De verzamelpandaktecon- structie heeft een breder bereik, omdat voor de totstand- koming van stille pandrechten geen mededeling nodig is.

Het zou nogal ondoenlijk en onwenselijk zijn om aan alle schuldenaren van een pandgever mededeling te doen van de vestiging van pandrechten.14 De wettelijke beperking bij de vestiging bij voorbaat van stille pandrechten (de reeds bestaande rechtsverhouding), wordt ondervangen door de verpanding bij voorbaat periodiek te herhalen, bijvoor- beeld met een verzamelpandakte.

2. Titel van vestiging en bepaaldheid:

verschillende uitlegmaatstaven

In het arrest van 22 november 2019 gaat het om de vraag aan de hand van welke uitlegmaatstaven moet worden vastgesteld of een bepaald goed is verpand.

Pandgever en pandnemer waren in een akte van 31 decem- ber 2010 onder meer overeengekomen dat pandgever

‘alle vorderingen die hij op derden heeft of zal hebben’, zou verpanden. De verpanding vond daadwerkelijk plaats door periodiek pandaktes op te maken en te registeren. Op 27  januari 2014 is zo’n pandakte geregistreerd. Volgens die akte worden ‘[d]e uitstaande vorderingen per 20 janu- ari 2014 ad €  6.059.324,79’ verpand. Bij die akte is een lijst van 155 pagina’s gevoegd, waarop die vorderingen zijn gespecifieerd. Op die lijst ontbreekt echter een vordering van €  13.500, die de pandgever op een derde heeft. De

13 Als is verzuimd de verpanding bij voorbaat periodiek te herhalen.

14 Asser/Van Mierlo & krzeminski 3-VI 2020/218; Schuijling 2016, nr. 218;

reehuis & Heisterkamp, Pitlo Goederenrecht 2019/806. Vgl. Hr 17 februari 1995, EclI:Nl:Hr:1995:Zc1641 (Mulder q.q./CLBN).

pandgever is op 28  januari 2014 failliet verklaard. Is de vordering van € 13.500 nu wel of niet verpand?

Voor een geldige verpanding is een vestiging krachtens een geldige titel vereist, verricht door hem die bevoegd is over het goed te beschikken (art. 3:98 jo. 3:84 lid 1 BW). Het te verpanden goed moet verder met voldoende bepaaldheid zijn omschreven (art. 3:98 jo. 3:84 lid 2 BW).15

Het is niet in geschil dat partijen de bedoeling hadden de vordering te verpanden. Dat blijkt uit de akte van 31 december 2010. Daarmee staat vast dat de verpanding berust op een geldige titel.16 De vraag is of de vordering ook daadwerkelijk is verpand.

Dat moet door uitleg worden vastgesteld. Volgens eerdere rechtspraak van de Hoge Raad moeten pandaktes subjec- tief uitgelegd worden.17 Het komt daarbij dus aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan elkaars verklaringen en gedragingen mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien rede- lijkerwijs van elkaar mochten verwachten (de zogeheten Haviltex-maatstaf). In het licht van de akte van 31 decem- ber 2010 zou daaruit kunnen volgen dat de vordering is verpand. Weliswaar wordt de vordering niet genoemd in de lijst bij de op 27 januari 2014 geregistreerde akte, maar het was volgens de pandhouder wel de bedoeling van partijen om die akte te verpanden.

De bedoelingen van partijen, voor zover die niet blijken uit de akte, zijn niet relevant bij het bepaaldheidsvereiste

Zo mag volgens de Hoge Raad echter niet worden gere- deneerd.18 Een van de uitleg te onderscheiden en zelfstan- dig te beoordelen vraag is namelijk of is voldaan aan het bepaaldheidsvereiste. Bepaalt de pandakte in voldoende mate de te verpanden vordering? Daarvoor is nodig dat de pandakte zodanige gegevens bevat dat, eventueel achteraf, aan de hand daarvan kan worden vastgesteld om welke

15 Volgens art. 3:84 lid 2 BW moet het goed ‘bij de titel’ zijn omschreven. Die woordkeuze is niet zuiver. Het goed moet zijn omschreven bij de levering of vestiging (Asser/Van Mierlo & krzeminski 3-VI 2020/204; reehuis &

Heisterkamp, Pitlo Goederenrecht 2019/117; Snijders & rank-Berenschot, Goederenrecht (SBr 2) 2017/316; Asser/Bartels & Van Mierlo 3-IV 2013/230.

16 Asser/Van Mierlo & krzeminski 3-VI 2020/28, 115; reehuis & Heisterkamp, Pitlo Goederenrecht 2019/112-114; Snijders & rank-Berenschot, Goederen- recht (SBr 2) 2017/314; Asser/Bartels & Van Mierlo 3-IV 2013/272-274.

17 Hr 16 mei 2003, EclI:Nl:Hr:2003:Af4602 (De Liser/Rabobank); Hr 20 sep- tember 2002, EclI:Nl:Hr:2002:AE3381 (ING/Muller q.q.).

18 Anders dan de Hoge raad: Schuijling 2016, nr. 141; V. Tweehuysen, Het uniciteitsbeginsel in het goederenrecht (diss. Nijmegen), Deventer: Wolters kluwer 2016, nr. 84; Asser/Bartels & Van Mierlo 3-IV 2013/231; f.j.l. kap- tein, Pandrecht (diss. Groningen), Den Haag: Boom 2016, p. 137, 145-146;

f.j.l. kaptein, ‘Subjectieve uitleg van cessie- en pandakten: niet bepaald objectief?’, WPNR 2013, afl. 6974, p. 363-364; f.M.j. Verstijlen, ‘Het pand- recht op de schop’, NTBR 2011/36.

(4)

vordering het gaat.19 Het cassatiecollege zegt het niet met zoveel woorden, maar dat komt neer op een objec- tieve uitleg.20 Objectief (aan de hand van de tekst van de akte) moet worden vastgesteld of de akte de vordering in voldoende mate bepaalt. De bedoelingen van partijen, voor zover die niet blijken uit de akte, zijn niet relevant bij het bepaaldheidsvereiste. De Hoge Raad geeft nog mee dat volgens zijn vaste rechtspraak niet te strenge eisen gesteld moeten worden aan de vereiste bepaaldheid.21 De verpande vorderingen hoeven bijvoorbeeld niet in de pandakte zelf te worden gespecificeerd. Evenmin is het vereist om pandlijs- ten te registeren of in de pandakte te verwijzen naar pand- lijsten.22

Voor een geslaagde verpanding van een goed is zowel nodig dat de wil van partijen is gericht op verpanding van dat goed, als dat de pandakte het te verpanden goed in voldoende mate bepaalt.23 Als partijen het goed niet wilden verpanden, maar het goed wel voldoende wordt bepaald, dan is er geen pandrecht tot stand gekomen. Hetzelfde geldt als partijen het goed wel wilden verpanden, maar de pand- akte het goed niet voldoende bepaalt.

Het is dus belangrijk dat de overeenkomst tot verpanding (de titel) en de omschrijving van de te verpanden goederen in de pandakte goed op elkaar aansluiten. Daar mag geen licht tussen zitten. Het is daarvoor niet genoeg om precies dezelfde bewoordingen te gebruiken. Bij de uitleg van de titel kunnen namelijk ook feiten en omstandigheden een rol spelen die niet uit de tekst van de overeenkomst blijken.

Stel bijvoorbeeld dat partijen hebben opgeschreven dat de pandgever ‘al zijn vorderingen op derden’ verpandt. Maar tijdens een mondeling overleg hebben zij afgesproken dat vorderingen op een bepaalde debiteur onverpand zullen blijven. In dat geval vormt de overeenkomst geen geldige titel voor de verpanding van de vorderingen op die debiteur.

Het is zaak daar alert op te zijn.

19 Hr 20 september 2002, EclI:Nl:Hr:2002:AE7842 (Mulder q.q./Rabobank);

Hr 14 oktober 1994, EclI:Nl:Hr:1994:Zc1488 (Spaarbank Rivierenland/

Gispen q.q.).

20 S.j.l.M. van Bergen, «jOr» 2020/187, nr. 8; f.j.M. Verstijlen, NJ 2020/33, nr. 4-6. Vgl. Asser/Van Mierlo & krzeminski 3-VI 2020/206, 220.

21 Hij verwijst naar Hr 14 oktober 1994, EclI:Nl:Hr:1994:Zc1488 (Spaarbank Rivierenland/Gispen q.q.).

22 Er lijkt aldus een minder strenge objectieve maatstaf te gelden dan bij registergoederen (V.j.M. van Hoof, «jOr» 2020/72, nr. 6). Daar gaat het om de in de notariële akte tot uitdrukking gebrachte partijbedoeling die moet worden afgeleid uit de in deze akte gebezigde bewoordingen, uit te leggen naar objectieve maatstaven in het licht van de gehele inhoud van de akte. Zie o.a. Hr 13 juni 2003, EclI:Nl:Hr:2003:AH9168; reehuis &

Heisterkamp, Pitlo Goederenrecht 2019/194, 621; Asser/Bartels & Van Vel- ten 5 2017/182.

23 f.j.M. Verstijlen, NJ 2020/33, nr. 9.

Voor een geslaagde verpanding van een goed is zowel nodig dat

de wil van partijen is gericht op verpanding van dat goed, als dat

de pandakte het te verpanden goed in voldoende mate bepaalt

De objectieve uitlegmaatstaf voor het bepaaldheidsvereiste kwam wederom aan de orde in het arrest van 3 april 2020.

CompLions heeft met een op 31  december 2008 geregis- treerde pandakte aan ING ‘alle huidige en toekomstige [b]edrijfsactiva’ verpand. Op 16  mei 2017 is CompLions failliet verklaard. De curator stelt zich op het standpunt dat met de registratie van de pandakte geen pandrechten tot stand zijn gekomen, omdat de omschrijving van de te verpanden goederen ‘onvoldoende is bepaald, althans onvoldoende bepaalbaar is’. Concreet gaat het de curator om auteursrechten op door CompLions ontwikkelde soft- ware. De rechtbank komt tot het oordeel dat de auteurs- rechten niet zijn verpand omdat het bestaan en de omvang van die rechten niet uit de administratie kan worden afge- leid en dat zij evenmin op de balans van CompLions zijn vermeld. Partijen komen sprongcassatie overeen (art. 398 onder 2° Rv).24 De Hoge Raad casseert. Hij herhaalt zijn oordeel uit het arrest van 22 november 2019. Toegespitst op deze casus overweegt hij dat ook aan de hand van andere objectieve gegevens dan de administratie en de balans kan worden vastgesteld of de auteursrechten behoren tot ‘alle huidige en toekomstige [b]edrijfsactiva’.

3. Conclusie

Dezelfde akte kan worden gebruikt voor het verrichten van vestigingshandelingen voor zowel stille als openbare pandrechten. Of pandgever en pandhouder dat ook daad- werkelijk zo hebben bedoeld, moet door (subjectieve) uitleg van de akte worden vastgesteld. Bij die uitleg geldt het uitgangspunt dat een zo ruim mogelijke zekerheidsstelling is beoogd. De praktische betekenis daarvan is echter gering.

De rechtsregel kan van pas komen als achteraf blijkt dat onbedoeld iets mis is gegaan bij de periodieke toepassing van de verzamelpandakteconstructie en verpanding niet meer mogelijk is vanwege het faillissement van de beoogd pandgever.

De Hoge Raad bevestigt zijn rechtspraak dat pandaktes subjectief uitgelegd dienen te worden. Hij brengt daar wel een belangrijke nuancering op aan. Die subjectieve maat- staf geldt niet voor het bepaaldheidsvereiste. Objectief dient vastgesteld te worden of de te verpanden goederen met voldoende bepaaldheid zijn omschreven. Voor een succes- volle verpanding van een goed moet de wil van partijen zijn gericht op verpanding van dat goed en moet het goed

24 Van der Wiel & Dempsey, in: Van der Wiel (red.), Cassatie 2019/141;

W.D.H. Asser, Civiele cassatie, Nijmegen: Ars Aequi libri 2018, p. 61; Asser Procesrecht/korthals Altes & Groen 7 2015/67.

(5)

in voldoende mate worden bepaald in de pandakte. Om te beoordelen of een bepaald goed is verpand, moet nage- gaan worden of subjectief blijkt dat partijen het goed hebben willen verpanden en de pandakte het goed objectief voldoende bepaalt. Het is van belang om de overeenkomst tot verpanding en de omschrijving van de te verpanden goederen in de pandakte goed op elkaar te laten aansluiten.

Dit artikel is afgesloten op 1 januari 2021.

Over de auteurs

Mr. S. (Suzanne) Lodder Advocaat te ’s-Hertogenbosch.

Mr. R.J. (Roderic) ter Rele

Advocaat te ’s-Hertogenbosch en als promovendus verbonden aan het Onderzoekscentrum Onderneming & recht van de rad- boud Universiteit.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

In de Wet langdurige zorg (Wlz) is expliciet geregeld dat de partner van een echtpaar waarvan een van beiden een geldige indicatie heeft voor opname in een instelling, opgenomen kan

Roerende zaken die zich onder de schuldenaar bevinden, kunnen immers ook geleend of gehuurd zijn en om die reden niet beschikbaar zijn voor verhaal door schuldeisers.. Dit neemt

Het herverpandingsverbod staat dus volgens de Hoge Raad niet in de weg aan de uitoefening door ABN AMRO van het pandrecht verbonden aan de vordering van Pegas op Marell, nu Pegas

Nu geen (her)pandrecht is gevestigd op de vorderingen die Marell-oud heeft op Laudy en Habets en het object waarop een pandrecht wordt gevestigd, verschilt bij herverpanding

Deze bijdrage behandelt alleen de vraag die ziet op vestiging van een Nederlands bezitloos pandrecht op een roerende zaak die zich buiten Nederland bevindt onder de

Latere schooluitval is volgens onderzoekers vaak te voorspellen vanuit het feit dat een bepaalde groep ouders hun jonge kinderen niet of niet voldoende naar school laten

De Centrale Raad van Beroep heeft dit resultaatgerichte indiceren met name beoordeeld binnen de sleutel van het rechtszekerheidsbeginsel en ten aanzien van de door de gemeente

De Hoge Raad verduidelijkt allereerst dat een schuldeiser van een VOF jegens iedere vennoot twee samenlopende vorderingsrechten heeft: één jegens de gezamenlijke vennoten