ADVIESRAPPORT DUURZAAMHEID IN KLEINSCHALIGE DAGELIJKSE GWW-WERKEN
In het kader van Bachelor Eindopdracht Civiele Techniek Wouter Grooters (s1380478) | april t/m juli 2015
Een inventarisatie van de wijze waarop
momenteel invulling aan duurzaamheid wordt
gegeven met daarbij concrete en eenvoudig
toepasbare aanbevelingen voor een duurzamer
product en/of proces.
COLOFON
Titel: Duurzaamheid in kleinschalige dagelijkse GWW-werken Subtitel Bachelor Eindopdracht Civiele Techniek
Auteur W. Grooters
Adres Lariksweg 58, 7151XS Eibergen
Telefoon + 31 (0)6 55 524 396
Studentnummer s1380478
E-mail wouter.grooters21@gmail.com
Opdrachtgever Ingenieursnetwerk Twente (INT) Locatie Stadskantoor gemeente Enschede
Afdeling Stadsingenieurs Enschede
Adres Hengelosestraat 51, 7514 AD Enschede
Telefoon +31 (0)53 481 5273
E-mail stadsingenieurs@enschede.nl
Onderwijsinstelling Universiteit Twente
Adres Drienerlolaan 5, 7522 NB Enschede
Faculteit Construerende Technische Wetenschappen Vakgroep Construction Management & Engineering
Opleiding Civiele Techniek
Begeleider Ir. J‐P. Boutkan
gemeente Enschede
Functie Hoofd Stadsingenieurs
E-mail j.boutkan@enschede.nl
Begeleider Drs. ing. J. Boes
Universiteit Twente
Faculteit Construerende Technische Wetenschappen Vakgroep Construction Management & Engineering
Datum 7 juli 2015
Versie 2.0
VOORWOORD
Voor u ligt het eindrapport ter afronding van mijn bachelor Civiele Techniek aan de Universiteit Twente. Dit rapport beschrijft mijn onderzoek naar duurzaamheid in de kleinschalige Grond, Weg en Waterbouw (GWW)-werken bij het Ingenieursnetwerk Twente (INT). In dit onderzoek wordt allereerst een inventarisatie gemaakt van hetgeen er momenteel aan duurzaamheid binnen het INT wordt gedaan.
Daarnaast wordt er gekeken waar mogelijke ruimte voor verbetering zit.
Het INT is een samenwerkingsverband tussen de gemeenten Almelo, Borne, Enschede, Hengelo en Oldenzaal om regionale samenwerking op het gebied van ingenieursdiensten te stimuleren. Het streven van het INT is om door samenwerking op het werkterrein van de ingenieursdiensten een toekomstbestendige organisatie te creëren die de kwaliteit versterkt en borgt. Door samenwerking kunnen specialismen behouden blijven en uitgebouwd worden mede om de samenwerkende gemeenten als goed werkgever met carrièreperspectief en doorgroeimogelijkheden in het werkveld te positioneren.
De afgelopen 10 weken heb ik met veel plezier hard gewerkt aan de totstandkoming van dit onderzoeksrapport. Het was voor mij mijn eerste kennismaking met mijn toekomstige beroepsveld. Ik heb geleerd om zelfstandig een onderzoek op te zetten, uit te voeren en adequaat te rapporteren. Daarbij heb ik ervaring opgedaan in het afnemen van interviews, het presenteren van onderzoeksresultaten en het leiden van brainstormsessies. Tevens heb ik mijzelf leren kennen en ontwikkelen. Het opstarten en beperken van de scope van mijn onderzoek was een lastige opgave. Duurzaamheid blijft immers een containerbegrip en is aan meerdere interpretaties onderhevig. Na enige sturing en opgedane kennis bij marktpartijen ben ik tot een beperkte en tevens voor de opdrachtgever gewenste scope gekomen. Kortom, de afgelopen 10 weken waar een leuke en vooral zeer leerzame tijd met dit onderzoeksrapport als resultaat.
Graag wil ik Ir. J‐P. Boutkan bedanken voor het faciliteren van een bachelor eindopdracht binnen het INT en een werkplek op het Stadskantoor van de gemeente Enschede. Tevens wil ik bij deze medewerkers van de INT gemeenten bedanken die hebben bijgedragen aan de totstandkoming van dit onderzoek. Zonder deze bijdrage heb ik dit onderzoeksresultaat nooit kunnen bereiken. In het bijzonder wil ik mijn collega’s van de Stadsingenieurs Enschede bedanken voor de gezellige tijd die we samen hebben doorgemaakt.
Vanuit de Universiteit Twente wil ik Dhr. Boes bedanken voor zijn begeleiding en het in de goede banen leiden van mijn onderzoek.
Gedurende dit onderzoek is met recyclingbedrijven, betonleveranciers, kennisinstituten, rijksdiensten, andere Nederlandse gemeenten en milieutool ontwikkelaars contact geweest. Graag wil ik bovenstaande partijen bedanken voor hun bijdrage aan dit onderzoek. In het bijzonder wil ik Wim Ekkelenkamp en Mark Hofman van de Twentse Recycling Maatschappij (TRM) en Berry Mullink van Van de Bosch Beton bedanken voor de bedrijfsbezoeken. Hierdoor heb ik in de praktijk kunnen zien er ervaren hoe (beton)puin wordt gerecycled en nieuwe betonproducten worden geproduceerd.
Dat duurzaamheid zeer actueel is wordt aangetoond door een uitspraak van de rechtbank in Den Haag op woensdag 24 juni waarin de Nederlandse Staat wordt verplicht om de uitstoot van broeikasgas veel meer te beperken dan de regering van plan is. De uitspraak wordt als een historisch moment beschouwd.
Tot slot wil ik naast dit dankwoord u als lezer veel plezier wensen bij het lezen van mijn onderzoek. Ik hoop
SAMENVATTING
Het Ingenieursnetwerk Twente (INT) is een samenwerkingsverband tussen de gemeenten Almelo, Borne, Enschede, Hengelo en Oldenzaal om regionale samenwerking op het gebied van ingenieursdiensten te stimuleren. Eén van de onderwerpen waar door iedere gemeente nog op een eigen wijze invulling aan wordt gegeven is duurzaamheid. De probleemstelling luidt dat er momenteel geen beeld is van de wijze waarop er door de INT gemeenten invulling aan duurzaamheid wordt gegeven en in hoeverre hier uniformiteit in zit. De scope van dit onderzoek richt zich op dagelijkse kleinschalige GWW-werken tot max.
€ 0,5 miljoen die ca. 80% van de GWW-werken uitmaken zoals het vervangen van bestratingen, het vervangen van rioolstelsels, bouw- en woonrijp maken van gronden of aanpassingen in de ruimtelijke omgeving.
De eerste doelstelling van dit onderzoek is het maken van een inventarisatie van hetgeen er bij de samenwerkende gemeenten binnen het INT én door andere gemeenten en marktpartijen aan duurzaamheid wordt gedaan en in hoeverre hier uniformiteit in zit. De tweede doelstelling is het geven van advies over de mogelijke ruimte voor verbetering voor de invulling van duurzaamheid waarmee de opdrachtgever aan de slag kan. Hierbij wordt er specifiek gekeken op welke eenvoudige en concrete wijze door de opdrachtgever in zowel het product, het proces als op het gebied van het hergebruik van materialen milieuwinst kan worden behaald. Gezien de omvang van dit onderzoek wordt er op het gebied van het hergebruik alleen ingegaan op beton. De gebruikte onderzoeksmethode is een literatuurstudie aangevuld door het afnemen van interviews bij gemeenten en marktpartijen.
In het kader van dit onderzoek is er beperkt tot de engineering in de ontwerpfase en de voorbereidingsfase.
Het overgrote deel van de kleinschalige GWW-werken worden binnen de INT gemeenten d.m.v. een RAW- bestek en op basis van laagste prijs gegund. Door de opdrachtgever is zodoende gevraagd om het gebruik van de RAW-systematiek en de gunningswijze ‘laagste prijs’ als randvoorwaarde in dit onderzoek te nemen.
Dit onderzoek concludeert dat er door de INT gemeenten onbewust al heel wordt gedaan om duurzamere producten te gebruiken of een duurzamer proces te realiseren. Duurzaamheid maakt hierbij niet expliciet, maar wel impliciet deel uit van de huidige werkwijze. De vijf INT gemeenten voldoen op het gebied van duurzaam inkopen voor 100% aan de gestelde milieucriteria van Pianoo (versie 7 mei 2015) die van toepassing zijn op de kleinschalige GWW-werken. Daarbij geeft het INT op een vergelijkbare wijze invulling aan duurzaamheid als de G17 gemeenten (netwerk van 100.000+ gemeenten). Uit een onderzoek uitgevoerd door Jonge Milieu Advies in opdracht van het INT waarbij DuboCalc is toegepast, blijkt dat de grootste milieuwinst in de dagelijkse GWW-werken te behalen valt op (1) het transport van grond en zand, (2) type asfaltmengsels en (3) het hergebruik van materialen. De INT gemeenten zijn op bovengenoemde drie vlakken al zeer goed op weg.
De opgestelde duurzaamheidmatrix laat zien dat op het gebied van een gesloten grondbalans,
infiltratiesystemen en hergebruik /recycling van materialen de INT gemeenten op één lijn zitten. Op andere
onderdelen als gescheiden rioolstelsels, afkoppelen hemelwater en energiezuinige verlichting zijn er
verschillen in de wijze waarop er door gemeenten invulling aan wordt gegeven. De Metropoolregio
Rotterdam / Den Haag heeft zeer specifieke en ambitieuze duurzaamheidscriteria opgesteld. De verschillen
in de duurzaamheidsmatrix tussen INT gemeenten en de ambitieuze duurzaamheidscriteria kunnen bij
uitstek tijdens een INT bijeenkomst worden besproken.
Het merendeel van de medewerkers weet niet goed hoe zij invulling aan duurzaamheid kunnen geven en vragen om concrete middelen om aan duurzaamheid in de dagelijkse GWW-werken te werken. Daarbij heerst er onder de helft van de medewerkers het gevoel dat er op de kleinschalige GWW-werken weinig tot geen milieuwinst te behalen valt. Tevens heeft de helft van de medewerkers onvoldoende kennis van hetgeen er vandaag de dag mogelijk is op het gebied van duurzaamheid. Het is opvallend om te zien dat het merendeel van de ondervraagde projectmedewerkers en projectleiders zich afvragen waarom gemeenten zaken m.b.t. duurzaamheid zouden moeten voorschrijven, waar alle afdelingshoofden van mening zijn dat zij de sleutel in handen hebben om duurzaamheid te stimuleren.
Transport maakt een belangrijk onderdeel uit van de CO2 emissie van een dagelijks GWW-werk. Door in de ontwerp- en voorbereidingsfase van een werk in het bijzonder rekening te houden met het beperken van transportafstanden, kan er een aanzienlijke milieuwinst worden behaald. Dit kan worden vorm gegeven door bijvoorbeeld materialen via het water aan te laten voeren of een GeoGrid toe te passen waardoor aanzienlijk minder grond van onvoldoende civieltechnische kwaliteit afgevoerd hoeft te worden. DuboMat is een eenvoudige tool waarmee de mate van duurzaamheid van een werk bepaald kan worden. Daarnaast wordt er geadviseerd om 1 keer in de 5 jaar 2 a 3 verschillende kleinschalige GWW-werken met DuboCalc te laten doorrekenen. Hierdoor kunnen nieuwe ontwikkelingen en inzichten worden meegenomen in de ontwerp- en voorbereidingsfase van een werk. De vraag van veel medewerkers om een handige tool voor de implementatie van duurzaamheid, wordt beantwoord door de Milieuclassificaties van het Nibe. Dit is een eenvoudige en gratis verkrijgbare tool waarmee in de ontwerpfase een afweging gemaakt kan worden tussen materialen.
Om op een relatief eenvoudige, snelle en voordelige wijze duurzaamheidswinst te behalen, dient er in de bestekken voorgeschreven te worden dat vrijkomend betonpuin verwerkt dient te worden volgens de BRL 2506 tot een betongranulaat welke voldoet aan de NEN-EN-12620. Daarnaast dienen betonproducten met een minimum percentage betongranulaat voorgeschreven te worden (zie paragraaf 7.4). Alleen op deze wijze wordt er een volledige circulaire economie voor beton gecreëerd. Het toepassen van betongranulaat levert een CO2 reductie op van 24% t.o.v. een conventioneel betonproduct met grind. Gemeenten hebben de sleutel in handen om marktpartijen te prikkelen hier invulling aan te geven.
In de regio Twente beschikken twee recyclingbedrijven over technieken om van betonpuin een bruikbaar betongranulaat te maken. Daarbij zijn regionale betonleveranciers positief over het toepassen van betongranulaat. Prijstechnisch gezien heeft een betonproduct met betongranulaat eenzelfde verkoopprijs.
Er wordt zelfs verondersteld dat de sterkte van een betonproduct tot maximaal 50% betongranulaat sterker is dan een conventioneel betonproduct met grind.
Er wordt geadviseerd binnen de ingenieursafdelingen van de INT gemeenten een ‘Aanpak duurzaamheid in de dagelijkse GWW-werken’ op te stellen. Hierdoor wordt er door de vijf INT gemeenten op eenzelfde wijze aan duurzaamheid gewerkt en vindt er een effectief leerproces plaats. De conclusies en
aanbevelingen in dit rapport vormen een eerste basis voor deze aanpak.
INHOUDSOPGAVE
Colofon ... 1
Voorwoord ... 2
Samenvatting ... 3
Leeswijzer ... 7
Begrippenlijst ... 8
1 Onderzoeksopzet ... 11
1.1 Probleemstelling ... 11
1.2 Afbakening onderzoek ... 11
1.3 Doelstelling... 12
1.4 Vraagstelling ... 12
1.5 Onderzoeksmethode ... 13
2 Inventarisatie duurzaamheid ... 14
2.1 Milieuwinst in de GWW-werken ... 14
2.1.1 Onderzoek De Jonge Milieu Advies ... 14
2.1.2 Aanpak duurzaam GWW ... 15
2.2 Beton ... 16
2.2.1 Productieproces ... 16
2.2.2 Hergebruik ... 17
2.3 Tools voor vaststellen duurzaamheid ... 19
2.3.1 Nationale Milieudatabase ... 19
2.3.2 Proces ... 20
2.3.3 Product ... 20
2.3.4 Vergelijking tools ... 23
2.4 Samenvatting ... 23
ANALYSE ... 24
3. Invulling duurzaamheid binnen het INT ... 25
3.1 Inventarisatie duurzaamheid INT ... 25
3.1.1 Overeenkomsten / verschillen tussen gemeenten ... 25
3.1.2 Bijzonderheden tijdens de interviews ... 26
3.1.3 Mogelijke ruimte voor verbetering ... 26
3.2 Huidige stand van zaken volgens de milieucriteria Pianoo ... 28
3.2.1 Onderzoek 2010 ... 28
3.3 Samenvatting ... 29
4 Invulling duurzaamheid buiten het INT ... 30
4.1 Landelijke gemeenten ... 30
4.2 Regionale marktpartijen ... 30
4.2.1 Regionale recyclingbedrijven ... 30
4.2.2 (Regionale) betonleveranciers ... 31
4.2.3 Regionale betonnetwerken ... 32
4.3 Samenvatting ... 33
5. Resultaat ... 34
5.1 Gemeenten ... 34
5.2 (Regionale) marktpartijen ... 35
6. Conclusies ... 36
7. Aanbevelingen ... 38
7.1 Proces ... 38
7.2 Product ... 38
7.3 Hergebruik ... 39
7.4 RAW teksten ... 40
8. Discussie ... 41
9. Bibliografie ... 43
Bijlage A Toelichting milieuclassificaties Nibe ... 44
Bijlage B Interviews gemeenten ... 48
Bijlage C Duurzaamheidsmatrix INT ... 49
Bijlage D Onderzoeksmethode milieucriteria Pianoo ... 53
Bijlage E Enquête netwerk G17 ... 55
Bijlage F Duurzaamheid in het moederbestek ‘Netwerk Regionale samenwerking’ ... 57
Bijlage G Reacties betonleveranciers ... 60
Bijlage H: Model SHIB circulaire economie beton ... 62
Bijlage I. Reacties gemeenten ... 63
LEESWIJZER
In dit rapport wordt ingegaan op duurzaamheid in de dagelijkse GWW-werken. Het rapport bestaat uit diverse hoofdstukken met een logische opbouw. De opbouw en samenhang van de hoofdstukken is als volgt:
1. Onderzoeksopzet
In de onderzoeksopzet worden de probleemstelling, scope, doelstelling, vraagstelling en de gebruikte onderzoeksmethode gepresenteerd.
2. Inventarisatie duurzaamheid
In het theoretisch kader wordt allereerst een rapport aangehaald waarin is beschreven waar mogelijke ruimte voor verbetering zit voor de dagelijkse GWW-werken. Daarna zal worden ingegaan op welke wijze door INT gemeenten hier invulling aan gegeven zou kunnen worden. Hiervoor zal worden gekeken naar het veelgebruikte materiaal beton en de landelijk erkende aanpak Duurzaam GWW. Dit hoofdstuk sluit af met tools die gebruikt kunnen worden om de mate van duurzaamheid vast te stellen.
3. Analyse deel 1: Invulling duurzaamheid binnen het INT
In het eerste deel van de analyse wordt een duurzaamheidsmatrix gepresenteerd. Hierin is de
inventarisatie te vinden van hetgeen er aan duurzaamheid door INT gemeenten wordt gedaan. Tevens worden de INT gemeenten langs de milieucriteria van Pianoo gelegd waardoor een eerste beeld van de huidige stand van zaken wordt verkregen.
4. Analyse deel 2: Invulling duurzaamheid buiten het INT
Het tweede deel van de analyse beschrijft de wijze waarop er door andere landelijke gemeenten en regionale marktpartijen invulling aan duurzaamheid wordt gegeven. Voor de marktpartijen zal worden ingegaan op recyclingbedrijven, betonleveranciers en betonnetwerken.
5. Resultaat
Hierin wordt de inventarisatie gegeven van de wijze waarop zowel door gemeenten als marktpartijen invulling wordt gegeven aan duurzaamheid.
6. Conclusie
In de conclusie komen de voorgaande hoofdstukken samen. Hierin wordt de huidige stand van zaken op het gebied van duurzaamheid gegeven en komen overeenkomsten en verschillen tussen meningen van medewerkers aan bod. Daarnaast wordt er ingegaan op het hergebruik van beton en het gebruik van tools.
7. Aanbevelingen
In dit hoofdstuk worden de aanbevelingen gepresenteerd waarmee aan duurzaamheid in de dagelijkse GWW-werken kan worden gewerkt.
8. Discussie
Dit hoofdstuk vormt een terugkoppeling op de conclusie en bediscussieerd de resultaten.
BEGRIPPENLIJST
Bestek
Een bestek is een contractdocument in o.a. de bouwkunde en civiele techniek, waarin alle bepalingen over een project staan. Dit zijn de juridische aspecten, de te gebruiken materialen, de hoeveelheid en hoedanigheid van de materialen, de voorwaarden waaraan het werk moet voldoen of ieder ander denkbaar aspect van een project (Stadsingenieurs, 2015)
Betongranulaat
Betongranulaat is een grondstof voor de productie van beton gemaakt van betonpuin. Het materiaal dient minimaal 90% beton te bevatten (Betonlexicon, 2015)
BRL 2506
De beoordelingsrichtlijn 2506 geeft producteisen en proceseisen voor betongranulaat, waarin de productie rekening mee gehouden moet worden. Betonproducenten weten door deze
beoordelingsrichtlijn dat het betongranulaat van goede kwaliteit is en welke specificaties het heeft (Betonketen-Twente, 2015).
BRL Bouwprojecten met duurzaam beton
De BRL Bouwprojecten met duurzaam beton geeft opdrachtgevers een tool om duurzaam aan te
besteden met betrekking tot beton. Het creëert uniformiteit en eenduidigheid en bundelt de krachten van voorschrijver en uitvoerder in relatie tot een duurzaam betonproduct.
Circulaire economie
Circulaire economie kan worden gezien als een economisch systeem dat is bedoeld om de herbruikbaarheid van grondstoffen en producten te maximaliseren en waardevernietiging te minimaliseren (VOBN-beton, 2015).
Conformiteitsverklaring
De EG-conformiteitsverklaring (Declaration of Conformity, DoC) is een document waarin de fabrikant of zijn gemachtigde vertegenwoordiger in de Europese Economische Ruimte (EER) aangeeft dat een product voldoet aan alle eisen uit de toepasselijke richtlijnen. Verder moet de DoC naam en adres van de fabrikant bevatten, en informatie over het product, zoals merk of serienummer. De DoC moet worden ondertekend door een medewerker van de fabrikant of zijn gemachtigde vertegenwoordiger, met vermelding van diens functie. De fabrikant moet altijd een EG-conformiteitsverklaring opstellen en ondertekenen, ongeacht de vraag of er een aangemelde instantie bij de procedure betrokken was. (Europese-Commissie, 2015) Cradle to Cradle (C2C)
Een systeem waarbij materialen na gebruik kunnen worden hergebruikt in een nieuwe product of kunnen
worden gerecycled tot een grondstof voor de toepassing in een nieuwe producten. Het C2C principe sluit
hiermee op het een circulaire economie.
Duurzaamheid
Het vinden van een balans tussen people, planet en profit waarbij activiteiten en ontwikkelingen aansluiten op de behoeften van het heden zonder het vermogen van toekomstige generaties om in hun eigen behoeften te voorzien in gevaar te brengen.
EMVI
EMVI staat voor Economisch meest voordelige inschrijving . Bij een emvi-aanbesteding wordt niet alleen naar de prijs gekeken, maar wordt eveneens (veel) waarde gehecht aan (kwalitatieve) criteria als publieksgerichtheid, duurzaamheid en/of projectbeheersing (Stadsingenieurs, 2015).
Grindvervanger
Een grof toeslagmateriaal als betongranulaat dat gebruikt wordt in plaats van grind of andere delfstoffen.
Ingenieurs Netwerk Twente (INT)
Het INT is een samenwerkingsverband tussen de gemeenten Almelo, Borne, Enschede, Hengelo en Oldenzaal om regionale samenwerking op het gebied van ingenieursdiensten te stimuleren.
Kleinschalige GWW werken
Dit zijn de dagelijkse Grond, Weg- en Waterbouw werken zoals het vervangen van bestratingen, het vervangen van rioolstelsels, bouw- en woonrijp maken van gronden of aanpassingen in de ruimtelijke omgeving met een waarde tot max. € 0,5 miljoen.
Levenscyclus Analyse (LCA)
LCA is een methode om de totale milieubelasting van een product gedurende de gehele levenscyclus van winning grondstoffen tot afdanking en sloop te bepalen.
Menggranulaat
Menggranulaat is een grondstof veelal gebruikt als funderings- of ophogingsmateriaal. De grondstof wordt geproduceerd uit gebroken steenachtige materialen en dient minimaal 50% beton te bevatten (Betonlexicon, 2015).
Metropool regio Rotterdam / Den Haag
Metropool regio Rotterdam / Den Haag is onderdeel van het Netwerk Regionale Samenwerking. Netwerk Regionale Samenwerking is een samenwerkingsverband op het gebied van Projectmanagement en Ingenieursdiensten en bestaat uit gemeenten en waterschappen binnen de Metropoolregio Rotterdam- Den Haag en de Provincie Zuid-Holland.
Moederbestek
Het moederbestek is een bestek waarin de standaard basis zaken staan vermeldt die als basis gelden voor alle werken (standaardisatie). Het moederbestek wordt bij elk bestek bijgeleverd.
NEN-EN-12620
De NEN-EN 12620 stelt eisen aan toeslagmateriaal in beton. Hierin staat waaraan het betongranulaat moet voldoen en is daarmee voornamelijk toegespitst op de betonrecyclemaatschappijen /
betongranulaatproducenten (Betonketen, 2015).
Netwerk G17
Netwerk G17 is een netwerk van gemeenten met meer dan 100.000 inwoners.
Openbare verlichtingsplan (OV)
In een OV legt een gemeente alle zaken omtrent de openbare verlicht vast zoals het type mast, armatuur en lamp.
Relining
Een techniek waarbij rioleringen kunnen worden gerenoveerd zonder het riool en de weg open te breken.
Het riool krijgt een nieuw binnenkant door er een kous doorheen te trekken. Het voordeel van relining is dat de weg niet open gebroken hoeft te worden en dat het sneller in uitvoering is.
Rioleringsplan
Een gemeentelijk plan waarin afspraken over beheer en onderhoud van het rioolstelsel zijn vastgelegd.
SMART
Staat voor specifiek, meetbaar, acceptabel, realistisch en tijdgebonden. Een SMART-doelstelling is richtinggevend: het geeft aan wat je wilt bereiken en stuurt het gedrag van je medewerkers en van jezelf.
Bovendien wordt aangegeven welke resultaten wanneer moeten worden bereikt. Door een doelstelling SMART te formuleren is de kans groter dat er in de praktijk iets van terecht komt (Carrieretijger, 2015) RAW
Rationalisering en Automatisering in de Wegenbouw. Dit biedt opdrachtgevers en opdrachtnemers een
kader om afspraken in bouwcontracten te maken en goed vast te leggen. CROW beheert de RAW-
systematiek en houdt deze actueel (Stadsingenieurs, 2015).
1 ONDERZOEKSOPZET
In de onderzoeksopzet wordt de probleemstelling en tevens aanleiding van dit onderzoek benoemd.
Daarbij wordt ingegaan op de afbakening, doelstelling en vraagstelling in dit onderzoek. Ten slotte zal de gebruikte onderzoeksmethode worden toegelicht. Hierdoor weet u als lezer op welke wijze dit onderzoek is uitgevoerd en hoe de resultaten zijn verkregen.
1.1 Probleemstelling
Binnen de verschillende INT gemeenten worden veel projecten waaronder GWW-werken uitgevoerd. Dit gebeurt momenteel door de gemeenten voor een deel van de projecten nog steeds op een eigen wijze. Er is een INT moederbestek ontwikkeld waardoor al enige vorm van standaardisatie heeft plaatsgevonden.
Eén van de onderwerpen waar tot heden in het moederbestek in mindere mate aandacht aan is geschonken en waarin iedere gemeente nog op een eigen wijze invulling aan geeft, is duurzaamheid.
Om een eerste stap te kunnen maken naar de gezamenlijke aanpak van duurzaamheid in projecten, wil het INT graag een beeld krijgen wat er momenteel aan duurzaamheid wordt gedaan. Daarbij wil het INT graag weten waar ruimte voor verbetering zit en welke (eenvoudige) acties ondernomen kunnen worden om invulling te geven aan deze ruimte voor verbetering.
1.2 Afbakening onderzoek
Duurzaamheid is een containerbegrip en aan veel interpretaties onderhevig. In dit onderzoek wordt geen nieuwe definitie aan duurzaamheid gegeven, maar wordt het begrip weergegeven in een visie:
Het vinden van een balans tussen people, planet en profit waarbij activiteiten en ontwikkelingen aansluiten op de behoeften van het heden zonder het vermogen van toekomstige generaties om in hun eigen behoeften te voorzien in gevaar te brengen.
De scope van dit onderzoek richt zich op dagelijkse kleinschalige GWW-werken zoals het vervangen van bestratingen, het vervangen van rioolstelsels, bouw- en woonrijp maken van gronden of aanpassingen in de ruimtelijke omgeving. De focus ligt dan ook geheel op de dagelijkse kleinschalige GWW-werken tot max. € 0,5 miljoen.
Keuze product / proces / hergebruik
In het kader van dit onderzoek zal worden ingegaan op het product, het proces en daarnaast het hergebruik
van materialen. In kleinschalige GWW-werken wordt veel gebruik gemaakt van de materialen beton (tegels,
klinkers, banden, buizen etc.), kunststof (buizen en putten), gebakken materiaal (klinkers) en asfalt. Wat
betreft het (productie)proces zal worden ingegaan op welke wijze tijdens de uitvoering (het proces) van
een werk milieuwinst kan worden behaald. Hierin kan een opdrachtgever sturend optreden. Voor het
hergebruik wordt gezien de omvang van dit onderzoek alleen ingegaan op beton. Hiervan is bekend dat er
een aanzienlijk mileuwinst te behalen valt.
Keuze projectfasen
In figuur 1Figuur 1 zijn de projectfasen van een werk weergegeven. In het kader van dit onderzoek is er beperkt tot de engineering in de ontwerpfase en de voorbereidingsfase. In deze fasen worden voor een dagelijks GWW-werk belangrijke duurzaamheidskeuzes gemaakt.
Figuur 1 Projectmatig werken van initiatief tot nazorg
Keuze contractvorm
De vraag is hoe het beste resultaat tegen zo laag mogelijke maatschappelijke kosten gerealiseerd kan worden. Het overgrote deel van de kleinschalige GWW-werken worden binnen het INT d.m.v. een RAW- bestek en op basis van laagste prijs gegund. In het kader van dit onderzoek is besloten om het gebruik van de RAW-systematiek en de gunningswijze ‘laagste prijs’ als randvoorwaarde te nemen. In dit onderzoek zal onder andere worden gekeken op welke wijze duurzaamheid in het moederbestek kan worden verwerkt.
1.3 Doelstelling
De doelstelling van dit onderzoek is tweeledig.
Doelstelling 1
Een inventarisatie van hetgeen er door de samenwerkende gemeenten binnen het INT én door andere gemeenten en marktpartijen aan duurzaamheid in kleinschalige GWW-werken wordt gedaan en in hoeverre hier uniformiteit in zit.
Doelstelling 2
Het geven van advies over de mogelijke ruimte voor verbetering voor de invulling van duurzaamheid waarmee de opdrachtgever in kleinschalige GWW-werken aan de slag kan.
1.4 Vraagstelling
Per doelstelling zijn deelvragen opgesteld om de doelstelling te behalen.
Doelstelling 1:
1. Op welke wijze wordt invulling aan duurzaamheid gegeven in kleinschalige GWW-werken binnen de samenwerkende gemeenten binnen het INT?
2. In hoeverre is de wijze waarop invulling is gegeven aan duurzaamheid duurzaam, als er gekeken wordt naar de criteria en maatstaven van Pianoo?
3. Op welke wijze wordt er bij andere gemeenten en marktpartijen invulling gegeven aan duurzaamheid in kleinschalige GWW-werken en waarin verschilt dit van het INT?
Doelstelling 2:
4. Waar zit ruimte voor verbetering voor de invulling van duurzaamheid in kleinschalige GWW-
werken?
1.5 Onderzoeksmethode
Om de verschillende doelstellingen te behalen, is een onderzoeksmodel opgesteld (zie figuur 1). Het model geeft een overzicht van de stappen die ondernomen zijn om tot dit adviesrapport te komen. Het onderzoek bestaat voor een deel uit theorie, maar daarnaast ook voor een groot deel uit praktijk. Om aan praktische informatie te komen, zijn interviews met medewerkers van de verschillende INT gemeenten afgenomen.
Deze informatie is geanalyseerd / verwerkt en daarna teruggekoppeld naar de gemeenten voor een check.
Daarna is er opnieuw praktijk informatie verkregen door enquêtes bij andere gemeenten af te nemen en verdiepende gesprekken / interviews met marktpartijen als betonleveranciers en recyclingbedrijven te voeren. Deze informatie is geanalyseerd en verwerkt waarna voorlopige conclusies en aanbevelingen zijn opgesteld. Deze conclusies en aanbevelingen zijn teruggekoppeld naar de gemeenten door het per gemeente organiseren van een brainstormsessie met verschillende medewerkers van de desbetreffende gemeente. Feedback vanuit deze brainstormsessies is in een iteratieslag verwerkt tot een advies met conclusies en aanbevelingen. Dit advies is tijdens een maandelijkse bijeenkomst van de afdelingshoofden van het INT gepresenteerd. Nieuwe feedback hierop is verwerkt tot het definitieve adviesrapport welke u momenteel voor u heeft.
Figuur 1 Onderzoeksmodel
2 INVENTARISATIE DUURZAAMHEID
Duurzaamheid is een breed, moeilijk en alles behalve SMART begrip waar zeker de laatste jaren in de breedste zin van het woord veel onderzoek naar is gedaan en waar veel literatuur over is gepubliceerd. In dit hoofdstuk wordt theorie beschreven in de context van de dagelijkse kleinschalige GWW-werken.
Allereerst wordt er gekeken waar milieuwinst te behalen valt. Daarna zal er worden ingegaan op beton en dan voornamelijk het hergebruik van beton. Als laatste worden tools gepresenteerd waarmee medewerkers aan duurzaamheid kunnen gaan werken.
2.1 Milieuwinst in de GWW-werken
Milieuwinst kan zowel in het product als tijdens het proces behaald worden. Voor milieuwinst in het product en gedeeltelijk uitvoeringsproces heeft De Jonge Milieu Advies in opdracht van het INT een onderzoek uitgevoerd. Op dit onderzoek zal in paragraaf 2.1.1 worden ingegaan. In paragraaf 2.1.2 wordt ingegaan op de methode Aanpak DuurzaamGWW welke is ontwikkeld om aan duurzaamheid in het proces te werken.
2.1.1 ONDERZOEK DE JONGE MILIEU ADVIES
In 2012 heeft De Jonge Milieu Advies (JMA) in opdracht van het INT een onderzoek uitgevoerd op welke posten bij de aanleg van een weg milieuwinst te behalen valt. In het onderzoek is bestek 2012-10 Werk B van de Gemeente Almelo voor de Burgemeester Schneiderssingel onderzocht met het programma DuboCalc van Rijkwaterstaat. Het werk bestond uit een wegreconstructie inclusief rioolvervanging (kunststof buizen tot max. 200mm) met een waarde van € 223.000. Het betreft een doorsnee dagelijks GWW-werk waarop eveneens de focus in dit onderzoek ligt
1.
In het onderzoek zijn een 13-tal verschillende varianten van een gesloten grondbalans tot een betonweg i.p.v. asfalt doorberekend. DuboCalc maakt zowel gebruik van MKI waarden (Milieu Kosten Indicator) als kg CO2-equivalent. Bij MKI worden naast CO2-emissies ook andere milieufactoren meegenomen. In grote lijnen zijn de relatieve milieuscores op basis van MKI en kg CO2-equivalent voor dit werk gelijk. Door een van beide methodes te kiezen, wordt een eerste inzicht verkregen waar milieuwinst te behalen valt. In dit onderzoek is ervoor gekozen om de resultaten in kg CO2-equivalent te gebruiken.
In figuur 2 is per onderdeel aangegeven wat voor dit werk op basis van het gegeven bestek de bijdrage is
aan CO2 equivalenten. Hierin is te zien dat voor dit werk het proces (grondwerk) en het product (verharding)
een aanzienlijke bijdrage leveren aan de CO2 equivalenten.
Figuur 2 Procentuele bijdrage CO2 equivalent per onderdeel (JMA, 2012).
In figuur 3 is de CO2 equivalentwinst per variant t.o.v. het referentiebestek weergegeven in percentages.
Hoe hoger het percentage, des te groter de milieuwinst die er te behalen valt. Hieruit kan geconcludeerd worden dat de grootste milieuwinst valt te behalen op (1) het transport grond en zand (proces), (2) type asfaltmengsels (product) en (3) hergebruik van materialen.
Figuur 3 CO2 equivalentwinst per variant t.o.v. referentiebestek (JMA, 2012).
Opgemerkt dient te worden dat:
1. De referentieafstand in DuboCalc 70km is waardoor de milieuwinst voor transportafstanden aan de hoge kant zijn.
2. Het bestek voor 30% uit het leveren van grond bestaat waardoor veel transportbewegingen plaatsvinden.
3. Er geen variant is meegenomen waarin betongranulaat in beton is toegepast. Hiervan is bekend dat dit ook een aanzienlijke milieuwinst oplevert.
2.1.2 AANPAK DUURZAAM GWW
De Aanpak DuurzaamGWW is ontwikkeld door de Rijksdienst voor ondernemend Nederland (RvO) en is een
landelijk bekend en erkend middel om aan duurzaamheid vanaf de initiatief fase te werken. Duurzaam
GWW is een samenwerkingsverband van marktpartijen, overheidsopdrachtgevers en kennisinstituten
gericht op het duurzamer maken van onder andere de GWW-sector. De aanpak Duurzaam GWW is een
praktische werkwijze om duurzaamheidsaspecten vanaf initiatief fase mee te wegen met een focus op de
gehele levenscyclus van het aan te leggen werk. Op deze wijze wordt er in elk project een goede afweging
gemaakt tussen People, Planet en Profit. Een aanpak waarin niet is gekozen voor starre regeltjes en strikte
eisen, maar voor creativiteit en innovatie (Duurzaam-GWW, 2015). Het INT is onder andere betrokken geweest bij de totstandkoming van deze aanpak.
Implementatie
De Aanpak Duurzaam GWW is een uitgebreide aanpak waarin vanaf de initiatief fase ambities op het gebied van duurzaamheid worden vastgelegd. Dit maakt het dan ook gelijk dat het in mindere mate geschikt is voor de kleinschalige GWW-werken. Bij de ingenieursafdelingen van gemeenten komen veel werken binnen waarbij de bestaande infrastructuur vervangen dient te worden en waarbij het ontwerp zodoende al vast ligt.
Daarnaast ligt de focus in dit onderzoek op de kleine GWW-werken waarbij het (vaak) niet haalbaar (gezien tijd en middelen) is om uitgebreid ambities, kansen en visies vast te leggen om van daaruit naar een ontwerp te werken. Daarbij liggen visies hierover al vast in gemeentelijke rioleringsplannen en openbare verlichtingsplannen. Voor een standaard dagelijks werk is de Aanpak Duurzaam GWW dus niet direct toepasbaar.
Meer informatie over de Aanpak Duurzaam GWW is te vinden op www.duurzaamgww.nl
2.2 Beton
In de afbakening van dit onderzoek is aangegeven dat de scope van dit onderzoek zicht richt op het veelgebruikte materiaal beton. Voor beton wordt een onderscheid gemaakt tussen de aspecten (1) productieproces en (2) hergebruik. Per aspect wordt nader bekeken waar de CO2 emissies zitten. Op deze wijze wordt er een beeld verkregen waar en hoeveel milieuwinst er te behalen valt.
2.2.1 PRODUCTIEPROCES
Beton is een veelgebruikt bouwmateriaal in de GWW. In de meeste straten zijn betonstraatstenen, betontegels, betonbanden en onder het wegdek wellicht betonnen rioleringen te vinden. De Nederlandse bouw verwerkt jaarlijks ca. 14 miljoen m
3beton wat leidt tot een CO2 emissie van ca. 3,5 Mt (Megaton) per jaar. Dit komt overeen met 1,7% van de totale jaarlijke CO2 emissie in Nederland. 80% van de CO2 emissie is afkomstig van de cementproductie. Wereldwijd zorgt de cementindustrie voor 5% van de door de mens veroorzaakte CO2 emissie (VOBN-beton, 2015)
In figuur 4 is te zien dat bindmiddelen voor het grootste aandeel CO2 emissie per m
3betonmortel zorgen.
Het type cement oftwel het aandeel portlandcementklinker (CEM I) is hierin de belangrijkste factor.
Portlancement wordt geproduceerd uit kalksteen (calciumcarbonaat). Bij de verwerking van kalksteen wordt 50% van de massa omgezet in CO2 (CA2CO3 -> CaO+CO2) . Dit verklaart het grote aandeel van portlandcementklinker in de totale CO2 uitstoot van beton. Hoogovencement (CEM III) bestaat voor 30%
uit portlandcementklinker en voor 70% voornamelijk uit hoogovenslak (VOBN-beton, 2015). Bij de productie van hoogovencement komen aanzienlijk lagere CO2 emissies vrij dan bij portlandcement.
Portlandcement zorgt voor de bekende cementkleur. Hoogovencement daarentegen heeft een grotere
kleurvariatie en is daarmee minder geschikt voor zichtbare betonproducten als tegels.
Figuur 4 Herkomst CO2 emissie per gemiddelde m3 betonmortel in 2013(L) en 2012(R) (VOBN-beton, 2015)
2.2.2 HERGEBRUIK
Door beton te hergebruiken kan een aanzienlijke milieuwinst worden behaald. In deze paragraaf wordt ingegaan op welke wijze beton kan worden hergebruikt en welke milieuwinst dit oplevert.
Circulaire economie beton
In figuur 5 is de circulaire economie voor beton schematisch weergegeven. Voor de productie van beton is cement en toeslagmateriaal nodig. Als toeslagmateriaal kan naast primair toeslagmateriaal (grind) ook bewerkt betonpuin (betongranulaat) worden toegepast. Voor het cement geldt eveneens dat naast primair kalksteen ook hoogovenslak en vliegas uit een andere keten en schoon cement teruggewonnen uit beton kunnen worden toegepast. Hierdoor worden onnodige afvalstromen voorkomen en wordt het winnen van primaire gronstoffen beperkt.
Figuur 5 Circulaire economie beton (VOBN-beton, 2015).
Vrijkomend betonpuin
Vrijkomend beton uit zowel de woning-, utiliteits- als wegenbouw kan gebroken en verwerkt worden tot betongranulaat. Voorwaarde hiervoor is dat betonpuin separaat wordt aangeleverd. Betongranulaat kan vervolgens als grindvervanger worden toegepast in de productie van nieuwe betonproducten.
In 2006 is onderzoek gedaan naar de verwachte hoeveelheid vrijkomend BSA (Bouw- en sloopafval) in Nederland voor de periode 2003 – 2025. Hieruit blijkt dat er in 2003 ca. 16,9 MTon (MegaTon) BSA vrij is gekomen waarvan 55% uit de utiliteitsbouw (INTRON, 2006) (zie figuur 6 en 7). 62% van het vrijkomende BSA is betonpuin en daarmee geschikt om te worden hergebruikt. Hieruit blijkt dat er een enorm potentiaal is om op grote schaal betonpuin te gaan verwerken tot betongranulaat.
Figuur 6 Herkomst steenachtig BSA 2003 (in MTon en %) (INTRON, 2006)
Figuur 7 Betongehalte steenachtig BSA 2003 (in MTon en %) (INTRON, 2006)
Figuur 8 Herkomst steenachtig BSA 2025 (in MTon en
%) (INTRON, 2006)
Figuur 9 Betongehalte steenachtig BSA 2025 (in MTon en
%) (INTRON, 2006)
De verwachting is dat er in 2025 ca. 30.0 MT BSA vrijkomt (zie figuur 8 en 9). Dit is bijna een verdubbeling van de hoeveelheid in 2003. Hiervan is ook een aanzienlijk groter aandeel betonpuin (74%). Het aandeel vrijkomend betonpuin in 2025 is gelijk aan de huidige vraag naar grind. Betonpuin zou hiermee in 2025 een volledige vervanger kunnen zijn van primair gewonnen grind.
Verwerken vrijkomend betonpuin tot betongranulaat.
Volgens de Branchevereniging Breken en Sorteren (BRBS) wordt 2% van het betonpuin dat in Nederland vrijkomt hergebruikt in nieuw beton. Hiervoor dient het betonpuin verwerkt te worden volgens de BRL- 2506 en tot een menggranulaat conform de NEN-EN-12620. Het overige deel (98%) van het betonpuin verdwijnt hoogstwaarschijnlijk als menggranulaat onder de weg. Dit is ook een andere vorm van hergebruik op een laagwaardiger niveau en daarmee minder duurzaam. Een regionaal recyclingbedrijf geeft aan 22%
van het binnenkomende betonpuin volgens de BRL-2506 te verwerken tot een menggranulaat conform en NEN-EN-12620. Dit toont aan dat er in de regio Twente mogelijkheden zijn om op grote schaal betonpuin toe te gaan passen in nieuwe betonproducten.
Milieuwinst betonrecycling
Het toepassen van betongranulaat zorgt voor een CO2 reductie van 24% in vergelijking met het gebruik van grind (Betonketen-Twente, 2015).
2.3 Tools voor vaststellen duurzaamheid
Er zijn verschillende tools bekend om de mate van duurzaamheid van een product of proces meetbaar te maken. In deze paragaaf zal de Nationale Milieudatabase en een drietal rekenmodellen worden besproken welke van toepassing zijn op de GWW te weten (1) DuboCalc ontwikkelt door Rijkswaterstaat (RWS), (2) DuboMat ontwikkelt door De Jonge Milieu Advies en Vroonhof Milieu Advies en (3) Milieuclassificaties ontwikkelt door het Nibe. Er is voor deze tools gekozen doordat tool 1 een landelijk erkende en veelgebruikte tool is, tool 2 op dit moment gebruikt wordt door de gemeente Enschede in een pilot project en tool 3 handvatten biedt voor duurzaamheid in het ontwerpproces.
2.3.1 NATIONALE MILIEUDATABASE
De Nationale Milieudatabase van Stichting Bouwkwaliteit zorgt voor het beheer en onderhoud van milieudata in Nederland. Het is in 2010 ontstaan na het samenvoegen van verschillende milieudatabases.
De milieudata worden bepaald op basis van een levenscyclusanalyse (LCA). Hiervoor is in de NEN-EN 15904 beschreven op welke wijze de leverancier zijn gegevens moet aanleveren. Hierin staat eveneens beschreven dat de leverancier zijn LCA-rapport ook door een derde onafhankelijke partij moet laten keuren. Hiervoor heeft de Stichting Bouwkwaliteit een aantal partijen toegewezen. De Nationale Milieudatabase controleert daarna of de gegevens op de juiste wijze zijn aangeleverd. Op deze wijze wordt de betrouwbaarheid van de gegevens in de Nationale Milieudatabase verzekerd (Bouwkwaliteit, 2015).
Er zijn verschillende rekeninstrumenten zoals DuboCalc, GreenCalc en de Milieuclassificaties van het Nibe
die gegevens uit de Nationale Milieudatabase halen. Voor deze tools is er de zekerheid dat de ingevoerde
data van voldoende kwaliteit is.
2.3.2 PROCES
Om de mate van duurzaamheid in het proces meetbaar te maken, wordt DuboCalc nader bekeken.
2.3.2.1 DuboCalc
DuboCalc is een milieurekentool om milieueffecten op basis van een LCA en het energieverbruik van een GWW-werk te berekenen. De tool rekent de milieueffecten om in schaduwkosten en uiteindelijk in een MKI-waarde. DuboCalc kunnen ontwerpers gebruiken om milieuprofielen van verschillende alternatieven te berekenen.
Implementatie
DuboCalc wordt verondersteld niet geschikt te zijn voor de dagelijkse werken. Ten eerste doordat het een relatief ingewikkeld en te uitgebreid programma is om elk standaard werk mee door te rekenen. Ten tweede zijn er kosten verbonden aan het gebruik van DuboCalc. De kosten van het met DuboCalc door rekenen van elk kleinschalige werk worden niet in evenredigheid verondersteld met de te leveren baten.
Zodoende is er in 2012 voor gekozen om De Jonge Milieuadvies een DuboCalc berekening te laten uitvoeren voor één dagelijks kleinschalig GWW-werk. Hieruit is naar voren gekomen dat voor een kleinschalig GWW- werk aanzienlijke milieuwinst viel te behalen op transport en asfalt (zie paragraaf 2.1)
2.3.3 PRODUCT
Om de mate van duurzaamheid van het product meetbaar te maken, worden DuboMat en de Milieuclassificaties van het Nibe nader bekeken.
2.3.3.1 DuboMat
DuboMat is een vereenvoudigde beoordelingssystematiek waarmee de mate van duurzaamheid van werken in de openbare ruimte bepaald kan worden. De tool is afgeleid van DuboCalc. In DuboCalc worden alle milieuthema’s meegenomen en naar een MKI waarde omgerekend. In DuboMat worden alleen de belangrijkste milieuthema’s meegenomen die voor 90% of meer het milieuprofiel bepalen. Thema’s die voor minder dan 1% het milieuprofiel bepalen zijn weggelaten. Hierdoor wordt op een versimpelde wijze een goed beeld gekregen van het milieuprofiel van een werk (DuboMat, 2015).
Werkwijze
Dubomat maakt een onderscheid tussen (1) klimaat en gezondheid en (2) circulaire economie. Hieronder
zijn een aantal criteria gehangen (zie figuur 10). Aan elk criterium kan een wegingsfactor worden gehangen
waardoor de keuze aan de opdrachtgever wordt gelaten hoe zwaar het aspect mee moet wegen in de
milieuscore. Uiteindelijk rolt er een score uit de tool waarmee de mate van duurzaamheid wordt uitgedrukt.
21 Hiervoor worden kleurtjes gebruikt zodat ook snel visueel de mate van duurzaamheid duidelijk wordt (zie
figuur 10).
Figuur 10 Werkwijze Dubomat (JMA, 2012).
Implementatie
DuboMat kan worden gebruikt om duurzaamheidmaatregelen voor te schrijven in het bestek, maar kan daarnaast ook worden toegepast voor een EMVI-aanbesteding (valt buiten scope onderzoek).
22.3.3.2 Milieuclassificaties van het Nibe
Nibe BV uit Bussum heeft een tool ontwikkeld waarmee een duurzame materiaalkeuze kan worden gemaakt. De tool werkt op basis van levenscyclusanalyses (LCA). Per productgroep (grondwerk, leidingwerk en wegverharding) is voor een aantal producten aangegeven welke milieuklasse het product scoort en welke schaduwkosten het maakt (zie figuur 11). Er zijn de milieuklassen 1 t/m 7 waarbij elke klasse opnieuw wordt onderverdeeld in 1 t/m c. Het meest duurzame product in de productgroep krijgt standaard klasse 1a. De overige producten worden ten opzichte van het best scorende product in de productgroep geclassificeerd. Hierdoor ontstaat een relatieve score die kan veranderen indien het 1a product beter of slechter gaat scoren. Schaduwkosten geven de fictieve milieukosten weer. De gegevens komen grotendeels uit de Nationale Milieudatabase van de Stichting Bouwkwaliteit. Deze tool geeft enkel uitsluitsel over de mate van duurzaamheid en geeft geen kwaliteitsgaranties (Nibe, 2015).
2