AD 34 / 2003 - 1 / 4
ADVIES Nr 34 / 2003 van 17 juli 2003
O. Ref. : 10 / A / 2003 / 026
BETREFT : Ontwerp van koninklijk besluit betreffende het systeem van informatieverwerking voor de uitgesloten spelers aan de kansspelinrichtingen van klasse I en klasse II.
Ontwerp van koninklijk besluit betreffende het toegangsregister in de speelzalen van kansspelinrichtingen van klasse I of II.
De Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer,
Gelet op de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens, in het bijzonder op artikel 29;
Gelet op het verzoek om advies van de Minister van Justitie van 10 juni 2003;
Gelet op het verslag van dhr. S. MERTENS de WILMARS,
Brengt op 17 juli 2003 volgend advies
AD 34 / 2003 - 2 / 4
I. ONDERWERP VAN HET VERZOEK OM ADVIES ---
Het verzoek van de Minister van Justitie heeft betrekking enerzijds op het systeem van informatieverwerking voor de uitgesloten spelers aan de kansspelinrichtingen van klasse I en klasse II, als bedoeld in artikel 54, §3, van de wet van 7 mei 1999 op de kansspelen, de kansspelinrichtingen en de bescherming van de spelers (BS 30 december 1999)(1) en anderzijds op het toegangsregister in de speelzalen van kansspelinrichtingen van klasse I of II, als bedoeld in artikel 62 van voornoemde wet.
Dit verzoek volgt op de adviezen 2002/31 en 2003/18, verstrekt door de Commissie op respectievelijk 12 augustus 2002 en 27 maart 2003, met betrekking tot een eerste versie van beide ontwerpen van besluit.
II. RECHTMATIGHEID VAN DE VERWERKINGEN BEDOELD IN DE ONTWERPEN VAN KONINKLIJK BESLUIT
--- 1. De rechtmatigheid van het systeem van informatieverwerking voor de uitgesloten spelers is
omschreven in artikel 54, §5, van de wet van 7 mei 1999.
2. De rechtmatigheid van het toegangsregister in de speelzalen is omschreven in artikel 62 van voornoemde wet.
III. DOELEINDE EN EVENREDIGHEID VAN DE VERWERKINGEN BEDOELD IN DE ONTWERPEN VAN KONINKLIJK BESLUIT
---
3. De doeleinden en de evenredigheid van het verwerkingssysteem zijn bepaald in artikel 55 van de wet, dat luidt als volgt:
« De doeleinden van dit systeem zijn:
1° de kansspelcommissie in staat te stellen de bij deze wet toegekende opdrachten uit te oefenen;
2° de exploitanten en het personeel van de kansspelinrichtingen in staat te stellen de naleving te controleren van de ontzegging van toegang bedoeld in artikel 54.
Voor iedere persoon worden de volgende gegevens verwerkt:
1° de naam en voornamen;
2° de geboorteplaats en -datum;
3° de nationaliteit,
4° het identificatienummer bedoeld in artikel 8 van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen(2) of, bij ontstentenis van dit nummer, het nummer van het paspoort;
5° het beroep;
6° voor zover ze bestaat, de beslissing van ontzegging van toegang tot de speelzalen van de kansspelinrichtingen uitgesproken door de kansspelcommissie, de datum en de motivering van deze beslissing.
Tegen betaling van een bijdrage, wordt een vaste on-line toegang tot alle categorieën van informatie bedoeld in het derde lid verleend aan de kansspelcommissie.
1 Hierna “wet van 7 mei 1999” genoemd.
2 Het gaat om het rijksregisternummer.
AD 34 / 2003 - 3 / 4
Bij een in Ministerraad overlegd besluit en na advies van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, bepaalt de Koning het bedrag van de in het vierde lid bedoelde bijdrage, de beheersregels van het systeem van informatieverwerking en de nadere regels inzake de informatieverwerking en de toegang tot het systeem.”
4. Het doeleinde van het toegangsregister is omschreven in artikel 62 van de wet van 7 mei 1999, dat luidt als volgt:
“In aanvulling op het door artikel 54 bepaalde, is de toegang tot de speelzalen van kansspelinrichtingen van de klassen I en II slechts toegestaan wanneer de betrokken persoon een identiteitsbewijs voorlegt en de exploitant zijn volledige naam, voornamen, geboortedatum, geboorteplaats, beroep en adres in een register inschrijft.
De exploitant doet de betrokkene dat register ondertekenen.
Een afschrift van het stuk waaruit de identiteit van de speler blijkt, moet gedurende ten minste tien jaar na zijn laatste deelneming aan een kansspel worden bewaard.
De Koning bepaalt de wijze waarop de spelers worden toegelaten en geregistreerd. Hij bepaalt de voorwaarden inzake toegang tot de registers.
De commissie kan de vergunning klasse II of III intrekken zo dat register niet of onjuist wordt bijgehouden, alsook ingeval het register niet aan de overheden wordt medegedeeld, beschadigd raakt dan wel verdwijnt.”
5. In artikel 54 van de wet van 7 mei 1999 wordt gewag gemaakt van een aantal categorieën personen aan wie de toegang tot speelzalen wordt ontzegd op grond van hun statuut, van hun beroep of van andere criteria.
IV. GRONDIGE ARTIKELSGEWIJZE ANALYSE --- 4.1. Het verwerkingssysteem
6. Artikel 1– In dit artikel wordt gewezen op de wettelijke grondslag van het verwerkingssysteem.
Tevens worden de gegevens waarop het verwerkingssysteem betrekking heeft, omschreven met verwijzing naar het artikel van de wet (zie nr. 3 hieronder).
7. Artikel 4 – De rechtstreekse toegang tot EPIS voor de leden van de kansspelcommissie, het secretariaat ervan of elke door de kansspelcommissie aangewezen persoon wordt verantwoord door artikel 15, §1, van de wet van 7 mei 1999.
In dit artikel wordt de in de wet bedoelde toegang beperkt tot de kansspelcommissie en tot de leden van het secretariaat ervan die de hoedanigheid van officier van gerechtelijke politie hebben.
8. Artikelen 5 en 6 – De rechtstreekse toegang van de exploitanten van de kansspelinrichtingen wordt bepaald in deze twee artikelen. (3)
9. Artikel 7 – In dit artikel wordt de wijze vastgesteld waarop de exploitant te werk moet gaan wanneer geen verbinding met het gecentraliseerd systeem mogelijk is. De Commissie stelt de zorg waarmee dit artikel is opgesteld op prijs.
10. Artikel 8 - In dit artikel is bepaald dat de verrichtingen in EPIS gedurende vijf jaar worden bewaard. De Commissie stelt dit streven naar traceerbaarheid op prijs.
3 In artikel 5 zou moeten worden toegevoegd “of een door hem gemachtigd persoon”.
AD 34 / 2003 - 4 / 4
4.2. Het toegangsregister
11. Artikel 1 – De gegevens die volgens dit artikel in het toegangsregister moeten worden genoteerd, komen overeen met die bepaald in artikel 62 van de wet van 7 mei 1999.
Zij verschillen evenwel van de gegevens bedoeld in artikel 55 van voornoemde wet met betrekking tot het in dat artikel vermelde rijksregisternummer (4°), hoewel de twee registers functioneel met elkaar verbonden zijn (zie artikel 4 van het ontwerp van besluit).
12. Artikel 3 – De rechtstreekse toegang tot het toegangsregister voor de leden van de kansspelcommissie, het secretariaat ervan of elke door de kansspelcommissie aangewezen persoon wordt verantwoord door artikel 15, §1, van de wet van 7 mei 1999.
13. Artikel 4 – In dit artikel is bepaald dat, voorafgaand aan de inschrijving van een persoon in het toegangsregister op grond van de identiteitskaart, een bediende van de kansspelinrichting door middel van het systeem van informatieverwerking bedoeld in artikel 55 van de wet van 7 mei 1999 moet nagaan of de toegang tot die kansspelinrichting aan de persoon niet is ontzegd overeenkomstig de uitsluitingen bedoeld in artikel 54 van voornoemde wet.
Deze bepaling maakt de, zij het functionele, koppeling tussen de twee informatiesystemen officieel.
De Commissie stelt dan ook vast dat de in de systemen opgenomen gegevens op elkaar zijn afgestemd, met uitzondering van het rijksregisternummer.
14. Artikel 5 – In het derde lid wordt gewag gemaakt van de controle van de identiteitskaart op grond van de erop vermelde geldigheidsdatum en de foto.
15. Het nemen van een afschrift van het identificatiedocument (de identiteitskaart) en het bewaren ervan, vormen op zich een tweede verwerking die resulteert in een kopiebestand van de identificatiedocumenten. De enige verantwoording hiervoor kan worden gevonden in artikel 62 van de wet van 1999.
De bewaartermijn van 10 jaar, eveneens vastgesteld in artikel 62 van de wet van 7 mei 1999, staat niet in verhouding tot de minimumtermijn in artikel 7 van de wet van 11 januari 1993 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld.(4)
OM DEZE REDENEN,
Brengt de Commissie een gunstig advies uit over de aan haar voorgelegde ontwerpen van besluit, onder voorbehoud van bovengenoemde opmerkingen.
De secretaris, De voorzitter,
(get.) J. BARET (get.) P. THOMAS
4 De Commissie wees in haar advies nr. 08/1998 erop dat de afschriften van het identiteitsbewijs niet langer mogen worden bewaard dan bepaald in de wet van 11 januari 1993.