• No results found

pdf bestandTarieven en capaciteiten voor storten en verbranden - Actualisatie tot 2010 (3.45 MB)

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "pdf bestandTarieven en capaciteiten voor storten en verbranden - Actualisatie tot 2010 (3.45 MB)"

Copied!
34
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Tarieven en capaciteiten voor storten en verbranden

Actualisatie tot 2010

(2)
(3)

Tarieven en capaciteiten

voor storten en

verbranden - Actualisatie

tot 2010.

(4)
(5)

Documentbeschrijving

1. Titel publicatie

Tarieven en capaciteiten voor storten en verbranden - Actualisatie tot 2010.

2. Verantwoordelijke Uitgever

Danny Wille, OVAM, Stationsstraat 110, 2800 Mechelen

3. Wettelijk Depot nummer

D/2011/5024/56

4. Aantal bladzijden

35

5. Aantal tabellen en figuren

17 tabellen en 11 figuren

6. Prijs*

/

7. Datum Publicatie

8. Trefwoorden

storten, verbranden, tarieven, capaciteiten, aanvoer

9. Samenvatting

Deze publicatie is het resultaat van een marktstudie over storten en verbranden. De studie wordt jaarlijks geactualiseerd op basis van een enquête. Het onderwerp van de studie zijn de stortplaatsen categorie 1, 2 en 3, en de verbrandingsinstallaties voor huishoudelijk afval en voor bedrijfsafvalstoffen, die afval van derden verwerken. Vooral wat betreft het huishoudelijk en categorie 2-bedrijfsafval wordt een analyse gemaakt van de restcapaciteiten. Vanaf 2011 wordt er tweejaarlijks een gedetailleerd rapport opgesteld; het alternerend jaar is er een beperkte analyse (zoals deze publicatie over 2010).

10. Begeleidingsgroep en/of auteur

OVAM: Michèle Kuppens, Luk Umans, Walter Werquin, Bart Thibau, Koen Smeets, Bart Vangilbergen.

11. Contactperso(o)n(en)

Afval- en materialenbeheer, Luk Umans (verbranden), Michèle Kuppens (storten).

12. Andere titels over dit onderwerp

De edities van de vorige jaren.

Gegevens uit dit document mag u overnemen mits duidelijke bronvermelding.

De meeste OVAM-publicaties kunt u raadplegen en/of downloaden op de OVAM-website: http://www.ovam.be

(6)
(7)

Inhoudstafel

1 Inleiding 7

1.1 Doel van het onderzoek 7

1.2 Voortzetting van de studie over voorgaande jaren 7

1.3 Gehanteerde begrippen 8

2 De tarieven voor storten en verbranden 9

2.1 Verbrandingsinstallaties uitsluitend vergund voor de verbranding van

bedrijfsafvalstoffen 9

2.1.1 Aanvoer 9

2.2 Verbrandingsinstallaties voor huishoudelijke afvalstoffen en categorie 2-

bedrijfsafvalstoffen 10

2.2.1 Situering 10

2.2.2 Capaciteit, aanvoer en bezetting van de verbrandingsinstallaties in Vlaanderen 12

2.2.3 Verdeling van de aanvoer per afvalsoort 13

2.2.4 Aanvoer uit andere gewesten en het buitenland 13

2.2.5 Tarieven 14

2.3 Voorbehandelingsinstallatie voor huishoudelijke afvalstoffen en categorie 2-

bedrijfsafvalstoffen 16

2.3.1 Biologisch drogen en mechanisch scheiden (IOK/IVAREM) 16 2.4 Stortplaatsen categorie 1 – stortplaatsen categorie 2 voor niet-gevaarlijke,

anorganische bedrijfsafvalstoffen 17

2.4.1 Situering 17

2.4.2 Capaciteit en aanvoer 18

2.4.3 Verdeling van de categorie 1-aanvoer per afvalsoort en volgens herkomst 20 2.4.4 Verdeling van de categorie 2-aanvoer per afvalsoort en volgens herkomst 21

2.4.5 Tarieven 23

2.5 Stortplaatsen categorie 2 voor huishoudelijk en daarmee vergelijkbare

bedrijfsafvalstoffen 24

2.5.1 Situering 24

2.5.2 Restcapaciteit en aanvoer voor Vlaanderen 24

2.5.3 Verdeling van de aanvoer per afvalsoort 25

2.5.4 Verdeling van de aanvoer per afvalsoort en volgens herkomst 26

2.5.5 Tarieven 28

2.6 Stortplaatsen categorie 3 29

2.6.1 Situering 29

2.6.2 Capaciteit en aanvoer 29

2.6.3 Tarieven 30

3 Besluit: het verwerken op categorie 2 H&VBA stortplaatsen en in

verbrandingsinstallaties in 2010 31

Bijlage 1: Lijst van tabellen 33

Bijlage 2: Lijst van figuren 35

(8)

1 Inleiding

1.1 Doel van het onderzoek

Dit document is het resultaat van een onderzoek naar de marktsituatie van de

afvalstoffenverwerking in Vlaanderen op basis van een jaarlijks wederkerende enquête gericht tot alle vergunde uitbaters van stortplaatsen en verbrandingsinstallaties die afvalstoffen van derden aanvaarden. Een degelijke analyse van het beleidsveld vormt de basis voor elke concrete beleidsvoering.

In het bijzonder kadert het onderzoek in het Uitvoeringsplan milieuverantwoord beheer van huishoudelijke afvalstoffen, dat voorziet in de programmering van de verwijdering van

huishoudelijke afvalstoffen en bedrijfsafvalstoffen die worden verwijderd in dezelfde inrichtingen, met name categorie 2-stortplaatsen en verbrandingsinstallaties voor huishoudelijke afvalstoffen.

Het plan stelt een strikte opvolging voorop van het marktgebeuren. Restcapaciteiten, aanvoer, tarieven, marktverdeling,… vormen de basis voor de verdere afstelling van het uitvoerend beleid.

Toch wordt ook aandacht besteed aan de verbrandingsinstallaties die enkel bedrijfsafvalstoffen aanvaarden wat dan onder andere kadert in het Uitvoeringsplan houtafval en het Uitvoeringsplan hoogcalorische afvalstoffen.

De kennis van de economische aspecten van het afvalgebeuren is nuttig voor alle actoren die daarbij betrokken zijn, de afvalproducenten, ophalers en verwerkers en de overheid, bij het nemen van maatregelen die interveniëren in het marktgebeuren.

1.2 Voortzetting van de studie over voorgaande jaren

Dit document moet gelezen worden als een actualisatie van en aanvulling op het gelijknamige document "Tarieven voor storten en verbranden, evolutie, huidige situatie en prognose" van de OVAM, over de jaren 1992 tot en met 2009. Dezelfde terminologie en indeling worden

hernomen, tenzij expliciet anders bepaald. De belangrijkste bepalingen, nodig voor de juiste interpretatie van de gegevens, worden hierna herhaald.

Tot 2009 werd een uitgebreid document opgesteld. Vanaf verwerkingsjaar 2010 zal er tweejaarlijks een beknopte versie van dit document opgesteld worden en in de alternerende jaren zal een uitgebreidere versie opgemaakt worden. Deze werkwijze moet toelaten om sneller gegevens te verwerken en invulling te geven aan de specifieke wensen van de gebruikers van de gegevens.

De editie over 2010 verschilt ook van de vorige edities wat betreft de specifieke

verbrandingscapaciteit voor huishoudelijke afvalstoffen en gemengde bedrijfsafvalstoffen, vermits de totale verwerkingscapaciteit voor deze afvalstoffen sinds enkele jaren significant uitgebreid is. In het verleden werden enkel de huisvuilverbrandinginstallaties besproken, maar met de realisatie van drie bijkomende verbrandingsinstallaties sinds 2006 is de

verwerkingscapaciteit binnen de Vlaamse context beduidend toegenomen.

(9)

1.3 Gehanteerde begrippen

De meeste begrippen die in deze publicatie worden gebruikt voor het benoemen van afvalstoffen en installaties zijn deze zoals ze in de wetgeving zijn bepaald. Waar afwijkende omschrijvingen gelden wordt dit in de tekst aangegeven.

Aanvullend worden in deze publicatie volgende begrippen gehanteerd die in de wetgeving niet eenduidig zijn bepaald:

Huishoudelijk en categorie 2-bedrijfsafval: de afvalstoffen die verwerkt worden in de verbrandingsovens voor huishoudelijke afvalstoffen en op de stortplaatsen categorie 2 voor huishoudelijke en daarmee vergelijkbare afvalstoffen;

Recyclageresidu's: afvalstoffen waarvoor een verminderde milieuheffing als

“recyclageresidu” van toepassing is;

Hoog-calorisch afval: afvalstoffen met een calorische waarde van meer dan 13 000 MJ/kg;

Middencalorisch afval: afvalstoffen met een calorische waarde tussen 9 000 en 13 000 MJ/kg;

Laagcalorisch afval: afvalstoffen met een calorische waarde die minder dan 9 000 MJ/kg bedraagt.

(10)

2 De tarieven voor storten en verbranden

Het bedrag dat betaald wordt aan uitbaters van afvalverwerkingsinrichtingen is de som van het verwerkingstarief, vermeerderd met de milieuheffing, eventueel aangevuld met gemeentelijke opcentiemen. Op dat geheel moet nog eens BTW worden betaald. Alle tarieven zijn net als in vorige rapporten opgenomen exclusief BTW, exclusief milieuheffing en gemeentelijke opcentiemen. De BTW wordt berekend op de totale factuurprijs. Dit betekent dus de

verwerkingsprijs, inclusief heffingen en opcentiemen. Aangezien niet-BTW-plichtigen, zoals de gemeentelijke samenwerkingsverbanden, de BTW niet kunnen recupereren, betekent de BTW op de milieuheffing en opcentiemen nog eens een extra fiscale druk. Het totaal BTW-tarief bedraagt 21 %.

De jaarlijkse prijsstijgingen moeten tevens in een economische context geplaatst worden.

2.1 Verbrandingsinstallaties uitsluitend vergund voor de verbranding van bedrijfsafvalstoffen

2.1.1 Aanvoer

Bedrijf Locatie Afvalstof Totale hoeveelheid

(ton)

Indaver Antwerpen Waterzuiveringsslib 1 242

Indaver Antwerpen Ander slib 3 669

Indaver Antwerpen Recyclage-residu's 1 539

Indaver Antwerpen Gevaarlijk afval 102 773

Indaver Antwerpen Ander medisch afval 634

Indaver Antwerpen Andere 5 485

Indaver Medical

Services Wilsele Ander hoogcalorisch

niet-gevaarlijk afval 433

Indaver Medical

Services Wilsele Gevaarlijk afval 642

Indaver Medical

Services Wilsele Ander medisch afval 10 097

Solvin Antwerpen Gevaarlijk afval

(chloorhoudend) 11 937

Orrion Chemical

Regen Sint-Kruis-Winkel Gevaarlijk afval

(zwavelhoudend) 2 109

Aquafin Brugge Waterzuiveringsslib 103 595

Electrabel Rodenhuize Biomassa –

houtpellets 381 088

Electrabel Kluisbergen Houtstof 33 219

Electrabel Kluisbergen Houtafval -

houtsnippers 109 672

Electrabel Kluisbergen Biomassa-afval -

olijfpitten 25 180

(11)

Bedrijf Locatie Afvalstof Totale hoeveelheid (ton)

Electrabel Kluisbergen Andere - houtchips –

biomaal 116 273

E.ON Generation Genk Waterzuiveringsslib 21 144

E.ON Generation Genk Olijfpulp 1 190

E.ON Generation Genk Hout 40 655

Electrawinds –

Biomassa Oostende Plantaardige oliën en

vetten 1 746

Electrawinds –

Biomassa Oostende Dierlijke vetten 28 622

Electrawinds

Greenpower Oostende Dierlijke vetten 2 633

Rousselot Gent Dierlijke vetten 11 452

Rendac Denderleeuw Dierlijke vetten 7 711

Fraxicor Lot Dierlijke vetten – Cat 1

& Cat 3 438

Stora Enso (installatie

1) Gent Houtafval – B hout 58 675

Oudegem Papier Dendermonde Residu's van

papierproductie 15 561

Spano Oostrozebeke Niet verontreinigd

behandeld houtafval 31 074

Norbord Genk Biomassa-afval 61 202

Unilin Wielsbeke Houtstof 10 807

Bio Oil Tessenderlo Ander hoogcalorisch

niet-gevaarlijk afval 112

A & S energie Oostrozebeke Niet verontreinigd

behandeld houtafval 95 970

Tabel 1: Verbrandingsinstallaties voor bedrijfsafval van derden. Situatie 2010

Voor een meer gedetailleerde beschrijving van deze installaties wordt verwezen naar de vorige edities van dit rapport.

2.2 Verbrandingsinstallaties voor huishoudelijke afvalstoffen en categorie 2-bedrijfsafvalstoffen

2.2.1 Situering

Het Vlaams Gewest telde in 2010 10 verbrandingsinstallaties voor huishoudelijke afvalstoffen.

Bij de 10 installaties gaat het om 8 intercommunaal uitgebate installaties, de installatie van de nv DALKIA te Knokke-Heist en de installatie van de nv Indaver te Beveren. Naast huishoudelijk afval wordt hier ook bedrijfsafval (en in mindere mate ook slib en niet risicohoudend medisch afval) verwerkt.

Het Uitvoeringsplan huishoudelijke afvalstoffen 2003-2007 voorzag geen bijkomende

roosterovenverbrandingscapaciteit, maar plande wel een realisatie van mechanisch-biologische

(12)

verwerkingstechnieken (MBT). De enige installatie die gerealiseerd werd in het kader van dat uitvoeringsplan, was deze van IOK/Ivarem in Geel.

Sinds 2006 zijn er in Vlaanderen ook enkele bijkomende verbrandingsinstallaties gerealiseerd voor het verwerken van bedrijfsafvalstoffen. Het betreft voornamelijk hoogcalorisch afval en slib.

Strikt genomen verwerken deze installaties andere afvalstromen dan de

huisvuilverbrandingsinstallaties, maar in relatie tot het afvalbeleid dat gericht is op het realiseren van een verbeterde verwerkingshiërarchie zijn deze installaties wel relevant en worden ze vanaf nu mee opgenomen in dit hoofdstuk. Het zijn de installaties van SLECO (Beveren),

Electrawinds Biostoom (Oostende) en Stora Enso (Gent).

De grootte van de reeds bestaande huisvuilverbrandingsinstallaties op Figuur 1 wordt bepaald door de jaarlijkse capaciteit in ton.

Figuur 1: Verwerkingsinstallaties voor huishoudelijke afvalstoffen en bedrijfsafvalstoffen

(13)

2.2.2 Capaciteit, aanvoer en bezetting van de verbrandingsinstallaties in Vlaanderen

Naam Capaciteit bij 10 GJ/ton Aanvoer (ton/j) % benutte capaciteit

IVAGO 94 000 111 239 118

IMOG 75 000 71 426 95

INDAVER 383 000 401 638 105

ISVAG 149 000 139 220 93

IVBO 195 000 164 382 84

IVM 90 000 91 325 101

IVOO 73 000 60 155 82

MIROM 57 000 59 751 105

DALKIA 30 000 33 874 113

BIONERGA 78 000 98 663 126

TOTAAL 1 224 000 1 231 673 101

Tabel 2: Aanvoer en capaciteit in ton van de verbrandingsinstallaties voor huishoudelijke afvalstoffen.

De capaciteit van een verbrandingsinstallatie in ton is niet eenduidig uit te drukken, omdat deze afhankelijk is van de calorische waarde van de verbrande afvalstoffen. De in bovenstaande tabel vermelde capaciteit is de berekende capaciteit bij 10 GJ/ton en bij een normale beschikbaarheid van 91 % (Indaver), 90 % (IVAGO), 88 % (MIROM) en 85 % (de overige installaties). In de mate dat een huisvuilverbrandingsinstallatie gemiddeld bij een andere stookwaarde werkt of dat de installatie meer of minder uren in bedrijf was, kan de werkelijke hoeveelheid verbrand afval hiervan verschillen.

De totale theoretische verbrandingscapaciteit in Vlaamse huisvuilverbrandingsinstallaties bij een stookwaarde van 10 GJ/ton bedroeg in 2010 1 224 000 ton. Er werd in de 10

verbrandingsinstallaties 1 231 673 ton verbrand, zijnde 101 % van de theoretische capaciteit.

Opvallend is dat ook dit jaar een aantal installaties, namelijk IVAGO, Indaver, IVM, MIROM, Bionerga en DALKIA, hun capaciteit voor meer dan 100 % benutten. Ze werkten in werkelijkheid bij een lagere stookwaarde of waren meer bedrijfsuren operationeel dan in de

capaciteitsberekening werd aangenomen. Hierdoor is hun werkelijke capaciteit hoger dan de waarde vermeld in tabel 2.

Vermits een aantal specifieke installaties voor bedrijfsafval relevant zijn binnen het afvalbeheer voor huishoudelijk afval en gemengd bedrijfsafval, zijn deze installaties ook meegenomen in deze bespreking. Ze zijn opgenomen in Tabel 3.

Naam Capaciteit Verbrande hoeveelheden (ton)

SLECO 466 000 * 499 629

Electrawinds BIOSTOOM 180 000 154 880

STORA ENSO (WBO 2) 300 000** 194 057

Tabel 3: Aanvoer en capaciteit in ton van de verbrandingsinstallaties voor bedrijfafvalstoffen.

* de vergunde capaciteit heeft betrekking op slib en HCA.

** de vergunde capaciteit gaat uit van 50 % houtafval; 50 % RDF (= refused derived fuel); deze installatie is pas in 2010 opgestart. Dit wil zeggen dat voor 2010 nog geen volledig exploitatiejaar in rekening gebracht kan worden.

(14)

2.2.3 Verdeling van de aanvoer per afvalsoort

Tonnage Percentage

Huisvuil, grofvuil en gemeentevuil 812 490 39,3

Niet gevaarlijke hoogcalorische bedrijfs- afvalstoffen

565 681 27,4

Niet gevaarlijke middencalorische bedrijfs- afvalstoffen

363 399 17,6

Vast niet-risicohoudend medisch afval 14 647 0,7

Recyclageresidu's 1 587 0,1

RWZI-slib 101 423 4,9

Ander niet gevaarlijk slib 55 179 2,7

Andere afvalstoffen (vnl. houtafval) 152 874 7,4

Totaal 2 067 279

Tabel 4: Verdeling aanvoer naar de afvalverbrandingsinstallaties volgens afvalsoort (in ton).

De hoeveelheid slib die hier wordt weergegeven, is slechts een deel van de totale hoeveelheid verbrand slib. Slib dat verbrand werd bij Indaver nv in de draaitrommelovens, in de

verbrandingsinstallatie van Aquafin te Brugge of in de energiecentrales van Electrabel en E.On, is hier niet in rekening gebracht.

In Tabel 4 zijn de absolute en relatieve aandelen van de verschillende afvalfracties in de capaciteiten opgenomen. Deze verschillen van de tabel uit vorige edities van deze publicatie omdat nu ook een aantal specifieke installaties voor bedrijfsafvalstoffen worden opgenomen.

Meer dan de helft van de hier beschouwde capaciteit wordt ingevuld door huishoudelijk afval en niet gevaarlijk middencalorisch bedrijfsafval. Die situeert zich voornamelijk in de

huisvuilverbrandingsinstallaties. Het niet gevaarlijk middencalorisch bedrijfsafval is in grote mate bedrijfsafval dat vergelijkbaar is met huishoudelijk afval. Het hoog-calorisch afval (HCA) wordt grotendeels verwerkt in de specifieke installaties voor bedrijfsafvalstoffen.

2.2.4 Aanvoer uit andere gewesten en het buitenland

In 2010 werd er in de huisvuilverbrandingsinstallaties en in de drie installaties voor bedrijfsafval 52 552 ton aangevoerd uit het Brussels Hoofdstedelijk Gewest , 42 370 ton uit Wallonië en 8 576 ton uit het buitenland. Het betreft steeds voornamelijk hoog-calorisch of laagcalorisch bedrijfsafval. In mindere mate werd er ook houtafval (eerder tijdelijk) en slib geïmporteerd. Er werd geen huishoudelijk afval afkomstig van buiten het Vlaams gewest direct aangevoerd in deze installaties.

(15)

2.2.5 Tarieven

2.2.5.1 Tarieven voor huishoudelijke afvalstoffen

Voor huishoudelijke afvalstoffen die verbrand worden in een installatie van een

intergemeentelijke vereniging zijn 2 soorten tarieven te onderscheiden, met name het tarief voor de gemeenten die vennoot zijn van de intergemeentelijke vereniging, en dat voor de gemeenten die niet tot de intergemeentelijke vereniging behoren. (Figuur 2)

Het tarief voor de verbranding van huisvuil bedraagt gemiddeld 104,55 EUR/ton, variërend van 74,5 tot 138,88 EUR/ton. Het gemiddelde tarief ligt in lijn met het voorgaande jaar.

2.2.5.2 Tarieven voor bedrijfsafvalstoffen

Binnen de verbrandingstarieven voor bedrijfsafvalstoffen onderscheidt men tarieven voor laagcalorisch afval, hoogcalorisch afval, tarieven voor vast niet-risicohoudend medisch afval, waterzuiveringsslibs en recyclageresidu's. Dit tariefverschil wordt door de exploitant zelf gehanteerd.

De cijfers voor 2010 zijn niet helemaal vergelijkbaar met de cijfers van de voorgaande jaren, vermits drie installaties die bedrijfsafval verwerken aan het rapport werden toegevoegd.

Figuur 2: Tariefevolutie voor huishoudelijke afvalstoffen in verbrandingsinstallaties voor huishoudelijke afvalstoffen.

1997 1998

1999 2000

2001 2002

2003 2004

2005 2006

2007 2008

2009 2010 0,00

20,00 40,00 60,00 80,00 100,00 120,00

12,54 12,69 12,77 13,01 13,34 13,63 13,82 14,06 14,38 14,80

7,00 7,22 7,41 7,43 67,87

86,24

82,95 87,51 91,66 95,68 96,22100,14103,03 100,77 100,96 103,00 104,00104,55

heffing met energierecuperatie heffing zonder energierecuperatie tarief

Eur/ton

(16)

Tarieven voor laag- en hoogcalorisch afval

De capaciteit van een roosterverbrandingsinstallatie is afhankelijk van de thermische en mechanische begrenzingen. Verbranden van hoogcalorisch afval houdt in dat er minder massa per doorzettijd kan verbrand worden in deze traditionele huisvuilverbrandingsinstallatie.

Wervelverbrandinginstallaties maken vaak gebruik van een mengsel van hoog-calorische en midden- of laagcalorisch afval.

Uit de cijfers blijkt dat de verwerking van hoog-calorisch afval sinds 2007 duurder is dan die van middencalorisch afval. In bovenstaande figuur is echter ook zichtbaar dat dit voor 2010 niet meer opgaat. Dit ligt aan de bijkomende verwerkingscapaciteiten (SLECO, Electrawinds Biostoom, Stora Enso) waarmee nu rekening gehouden is in de waarden voor 2010.

Voor het verwerken van 1 ton laagcalorische bedrijfsafvalstoffen moest je in 2010 gemiddeld 109,48 EUR/ton betalen, exclusief milieuheffingen. Voor hoogcalorische bedrijfsafvalstoffen bedroeg het tarief gemiddeld 83,39 EUR/ton.

Met uitzondering van de installatie van ISVAG hebben alle huisvuilverbrandingsinstallaties eveneens bedrijfsafvalstoffen verbrand.

Tarieven voor vast niet-risicohoudend medisch afval

Alleen het vast niet-risicohoudend medisch afval mag verbrand worden in

huisvuilverbrandingsinstallaties. Het risicohoudend ziekenhuisafval moet verbrand worden in installaties die hier specifiek voor vergund zijn zoals Indaver te Antwerpen of Indaver Medical Services te Wilsele.

Zes huisvuilverbrandingsinstallaties hebben in de loop van 2010 vast niet-risicohoudend medisch afval verbrand. In totaal gaat het om 14 646,58 ton. Gemiddeld bedraagt het verbrandingstarief 118,41 EUR/ton.

Figuur 3: Tariefevolutie voor bedrijfsafvalstoffen in verbrandingsinstallaties

* de gegevens tot 2009 bestaan enkel uit de 10 huisvuilverbrandinginstallaties; in het cijfer voor 2010 zijn de drie installaties die bedrijfs-afvalstoffen verbranden opgenomen. Bijgevolg kunnen de prijzen tussen 2010 en de voorgaande jaren niet vergeleken worden.

2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010*

0,00 20,00 40,00 60,00 80,00 100,00 120,00 140,00 160,00 180,00 200,00

tarief laag calorisch afval tarief hoog- calorisch afval heffing zonder energierecup.

heffing met energierecup.

Eur/ton

(17)

Tarieven voor de recyclageresidu's

De verbrandingsinstallaties melden dat ze in 2010 1 587 ton recyclageresidu's hebben verbrand.

De totale hoeveelheid verbrande recyclageresidu's ligt hoger, maar zij werden door sommige exploitanten gerapporteerd onder de term “hoogcalorisch” of “middencalorisch” bedrijfsafval.

Gemiddeld bedraagt het verbrandingstarief (excl. heffing en BTW) 113,03 EUR/ton.

Tarieven voor het niet-gevaarlijk RWZI-slib

In 2010 werd er in 2 verbrandingsinstallaties niet-gevaarlijk RWZI-slib verbrand. Het gaat hier om 101 423 ton aan een gemiddeld tarief van 65,2 EUR/ton. Het overgrote deel werd verwerkt in de wervelbedverbrandingsinstallatie van SLECO.

Tarieven voor het ander niet-gevaarlijk slib

Er werd ook 55 179 ton ander niet-gevaarlijk slib (afkomstige van derden) verbrand. Vermits dit slechts door een installatie werd gerapporteerd, worden hier geen tarieven vermeld.

2.3 Voorbehandelingsinstallatie voor huishoudelijke afvalstoffen en categorie 2-bedrijfsafvalstoffen

Volgens het Uitvoeringsplan huishoudelijke afvalstoffen 2003 – 2007 moest er geen bijkomende capaciteit in huisvuilverbrandingsinstallaties voorzien worden. Het tekort aan

verwerkingscapaciteit moest volgens dit plan ingevuld worden door 4 tot 5

voorbehandelingsinstallaties met een gezamenlijke capaciteit van 600 000 tot 700 000 ton. Voor het verwerken van het residu uit deze voorbehandelingsinstallaties is een wervelbedinstallatie voorzien.

De enige in het kader van dat plan gerealiseerde installatie is sinds 2006 in exploitatie. Als gevolg van een doorgedreven afvalbeleid met een verhoogde klemtoon op preventie en recyclage bleek uiteindelijk 1 bijkomende voorbehandelingsinstallatie voldoende te zijn om het storten van huisvuil vanaf 2006 te beëindigen.

2.3.1 Biologisch drogen en mechanisch scheiden (IOK/IVAREM)

De enige afvalscheidingsinstallatie die momenteel in Vlaanderen in werking is, is een samenwerking van de Mechelse intergemeentelijke vereniging IVAREM en de Kempische intergemeentelijke vereniging IOK. In deze installatie wordt in principe al het huishoudelijk afval en hiermee vergelijkbaar categorie 2-bedrijfsafval van de Mechelse en Kempische regio verwerkt volgens de techniek van biologisch drogen en mechanisch scheiden. De installatie heeft een capaciteit van 150 000 ton.

De totale aanvoer in 2010 bedraagt 82 590 ton. Er werd 65 008 ton huishoudelijk afval en 14 779 ton bedrijfsafval verwerkt bij IOK/IVAREM. Het overig deel is voornamelijk afval van gemeentedienst en recyclageresidu van de gft-compostering.

De installatie produceert een RDF dat in een verbrandingsinstallatie voor HCA wordt verbrand.

(18)

2.4 Stortplaatsen categorie 1 – stortplaatsen categorie 2 voor niet-gevaarlijke, anorganische bedrijfsafvalstoffen

2.4.1 Situering

Categorie 1-stortplaatsen zijn uitsluitend bestemd voor gevaarlijke afvalstoffen. Het Vlaamse Gewest telde in 2010 4 vergunde categorie 1-stortplaatsen : Indaver-Antwerpen, Indaver- Beveren, Remo en Oost-Vlaams Milieubeheer (OVMB) (Figuur 4) en 4 vergunde categorie 2- stortplaatsen voor niet-gevaarlijke, anorganische bedrijfsafvalstoffen (cat 2 NGABA-

stortplaatsen): Inafzo, Indaver-Beveren, OVMB en Remo (Figuur 5). De grootte van het symbool zoals weergegeven op figuren 3 en 4 staat in verhouding tot de restcapaciteit op 31 december 2010.

Anderzijds zijn de stortplaatsen van de nv Silvamo te Kortemark en van de nv Stevan te

Lendelede eveneens vergund als cat 2 NGABA-stortplaats, meer bepaald voor niet herbruikbare baggerspecie, residu’s van grondreinigingscentra en verontreinigde, niet reinigbare gronden.

Figuur 4: Restcapaciteit vergunde categorie 1 stortplaatsen. Situatie 2010

Figuur 5: Restcapaciteit vergunde cat 2 NGABA-stortplaatsen. Situatie 2010

(19)

Daarnaast zijn er nog een aantal bedrijfsgebonden categorie 1-stortplaatsen vergund die alleen worden gebruikt voor afvalstoffen afkomstig van eigen bedrijvigheid. Zij vallen buiten het onderzoeksgebied van deze publicatie.

2.4.2 Capaciteit en aanvoer

Naam Restcapaciteit (m³)

categorie 1-stortplaats Restcapaciteit (m³) categorie 2-stortplaats

INDAVER-BEVEREN 304 163 295 343

INDAVER-ANTWERPEN 1 152 100 /

INAFZO nv / 84 000

OVMB nv 2 152 860 1 159 232

REMO nv 100 637 655 435

Totaal 3 709 760 2 194 010

Tabel 5: Restcapaciteit op de categorie 1-stortplaatsen en op cat 2-NGABA stortplaatsen, op 31 december 2010.

De totale vergunde restcapaciteit op 31 december 2010 op de categorie 1-stortplaatsen bedraagt ongeveer 3,7 miljoen m³. Dit is ca. 31 000 m³ meer dan eind 2009.

De vermeerdering van capaciteit wordt veroorzaakt door een stijging van de restcapaciteit ten opzichte van vorig jaar bij de nv Indaver-Beveren, op basis van een recente herberekening van de capaciteit. Nu wordt er rekening gehouden met de vergunde restcapaciteit tot 50 m boven het maaiveld, dit in tegenstelling met 2009 waarbij rekening werd gehouden met de technisch haalbare hoogte die beperkt is tot 40 m boven het maaiveld.

De totale vergunde restcapaciteit op cat 2 NGABA-stortplaatsen bedraagt op 31 december 2010 circa 2,2 miljoen m³.

Op de categorie 1-stortplaatsen en cat 2-NGABA- stortplaatsen samen was er op 31 december 2010 een restcapaciteit van 5,9 miloen m³.

Aard van de afvalstof Hoeveelheid

categorie 1- stortplaats

Hoeveelheid

categorie 2-NGABA stortplaats

Drinkwaterslib 0 476

Ander niet gevaarlijk slib 228 56 829

Bodemas 18 295 96 048

Verontreinigde grond (van bodemsanering)

18 050 13 706

Recyclageresidu's 957 31 934

Shredderafval 0 218 208

Ander niet-gevaarlijk, niet-gesolidifieerd afval (bedrijfsafvalstoffen)

631 12 631

Ander gevaarlijk, niet- gesolidifieerd afval (zoals ovenpuin, filterkoeken)

17 630 0

Ander niet gevaarlijk gesolidifieerd afval 0 3 297

Ander gevaarlijk gesolidifieerd afval 278 870 0

(20)

Vliegassen 12 640 65 348

Asbestcementafval 56 168 0

Ander asbesthoudend afval 9 394 0

Ander 1 302 25 273

Totaal 414 165 523 750

Tabel 6: De aanvoer op de categorie 1-stortplaatsen/categorie 2-stortplaatsen in ton.

De aanvoer is opgesplitst in een aantal specifieke afvalstromen. In 2010 werd 414 165 ton gestort op categorie 1-stortplaatsen en 523 750 ton op categorie 2 NGABA-stortplaatsen. De totale gestorte hoeveelheid, namelijk 937 915 ton in 2010, is 133 425 ton meer dan de hoeveelheid die in 2009 werd gestort op deze stortplaatsen, namelijk 804 490 ton.

De aanvoer op de categorie 1-stortplaatsen is in 2010 gestegen, namelijk van 332 204 ton in 2009 naar 414 165 ton in 2010. De aanvoer op de categorie 2 NGABA-stortplaatsen is in 2010 gestegen met 51 464 ton ten opzichte van in 2009.

In de publicatie “Tarieven en capaciteiten, actualisatie tot 2009” moet de totale aanvoer (534 424 ton) verminderd worden met 62 138 ton, zodat de totale aanvoer in 2009 in

werkelijkheid 472 286 ton bedroeg. Het oorspronkelijk opgenomen cijfer werd foutief gemeld door een stortplaatsexploitant.

De stijging op de categorie 1-stortplaatsen is voornamelijk te wijten aan de toegenomen aanvoer van gevaarlijk gesolidifieerd afval.

De stijging op de categorie 2-stortplaatsen is voornamelijk te wijten aan de toegenomen aanvoer van bodemas, vliegas en shredderafval.

42 % van de totale aanvoer op categorie 2 NGABA-stortplaatsen betreft shredderafval, verspreid over 3 stortplaatsen, namelijk Inafzo (18 144 ton), OVMB (57 021 ton) en Remo (143043 ton).

Een vergelijking van de jaarlijkse aanvoer met enerzijds de in exploitatie zijnde capaciteit en anderzijds de vergunde capaciteit die nog niet in exploitatie is, laat toe te besluiten dat er op deze stortplaatsen nog voldoende capaciteit voorhanden is voor de komende zes jaren.

2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010

Aanvoer 520 147 624 831 659 318 766 681 917 981 848 269 804 490 937 915

Tabel 7: Overzicht evolutie aanvoer vanaf 2003 in ton.

(21)

2.4.3 Verdeling van de categorie 1-aanvoer per afvalsoort en volgens herkomst

Aard van het te storten afval Vlaanderen Brussel Wallonië Totaal

Ander niet gevaarlijk slib 197 0 31 228

Bodemas 18 295 0 0 18 295

Verontreinigde grond 0 0 18 050 18 050

Recyclage-residu's 0 957 0 957

Shredderafval 0 0 0 0

Ander niet-gevaarlijk, niet-gesolidifieerd afval (bedrijfsafvalstoffen) 631 0 0 631

Ander gevaarlijk, niet-gesolidifieerd afval 17 616 14 0 17 630

Ander gevaarlijk gesolidifieerd afval 228 302 0 50 568 278 870

Vliegassen 12 640 0 0 12 640

Asbesthoudend afval + asbestcement-afval 61 396 3 744 422 65 562

Ander 1 289 0 13 1 302

Totaal 340 366 4 715 69 084 414 165

Tabel 8: Verdeling van de aanvoer op categorie 1-stortplaatsen per afvalsoort en volgens herkomst.

Opmerkelijk voor 2010 is de sterke stijging van de gestorte hoeveelheid gevaarlijk gesolidifieerd afval afkomstig van Wallonië.

(22)

2.4.4 Verdeling van de categorie 2-aanvoer per afvalsoort en volgens herkomst

Aard van het te storten afval Vlaanderen Brussel Wallonië Totaal

Ander niet gevaarlijk slib 56 829 0 0 56 829

Bodemas 95 552 0 496 96 048

Verontreinigde grond 13 706 0 0 13 706

Recyclage-residu's 31 934 0 0 31 934

Shredderafval 136 433 3 055 78 720 218 208

Ander niet-gevaarlijk, niet-gesolidifieerd afval (bedrijfsafvalstoffen) 12 427 0 204 12 631

Ander niet-gevaarlijk, gesolidifieerd afval 3 297 0 0 3 297

Vliegassen 64 998 350 0 65 348

Drinkwaterslib 476 0 0 476

Ander 24 286 370 617 25 273

Totaal: 439 938 3 775 80 037 523 750

Tabel 9: Verdeling van de aanvoer op categorie 2 NGABA-stortplaatsen per afvalsoort en volgens herkomst.

(23)

2.4.5 Tarieven

Op de categorie 1- en 2-NGABA- stortplaatsen wordt het tarief berekend op basis van de samenstelling van de aangeboden vracht, die door bemonstering wordt bepaald. Tussen de verschillende inrichtingen bestaan grote verschillen in de wijze van tarifiëring. Er is aan de stortplaatsen gevraagd om een gemiddeld tarief te rapporteren, waarbij elk tarief gewogen is aan zijn respectievelijke aanvoer in 2010. Die gemiddelde tarieven zijn bij de verwerking van de gegevens op hun beurt gewogen aan het aandeel van de verschillende stortplaatsen in de totale aanvoer van afval op deze stortplaatsen in Vlaanderen.

2.4.5.1 Evolutie op de categorie 1-stortplaatsen

Het gewogen gemiddeld storttarief, exclusief milieuheffingen en gemeentelijke opcentiemen, bedraagt 45,43 EUR/ton in 2010.

2.4.5.2 Evolutie op de categorie 2-NGABA stortplaatsen

Het gewogen gemiddeld storttarief, exclusief milieuheffingen en gemeentelijke opcentiemen, bedraagt 37,46 EUR/ton in 2010.

Shredderafval wordt op 3 categorie 2-NGABA-stortplaatsen gestort. Het storttarief voor shredderafval op die drie stortplaatsen bedraagt gemiddeld 37 EUR/ton.

Figuur 6: Tariefevolutie van de gewogen gemiddelde stortprijs op een categorie 1-stortplaats.

1989 1991

1992 1993

1994 1995

1996 1997

1998 1999

2000 2001

2002 2003

2004 2005

2006 2007

2008 2009

2010 0,00

20,00 40,00 60,00 80,00 100,00 120,00

milieuheffing storttarief

Euro/ton

Figuur 7: Tariefevolutie van de gewogen gemiddelde stortprijs op een categorie 2-NGABA stortplaats.

1989 1991

1992 1993

1994 1995

1996 1997

1998 1999

2000 2001

2002 2003

2004 2005

2006 2007

2008 2009

2010 0,00

20,00 40,00 60,00 80,00 100,00 120,00 140,00

milieuheffing storttarief

Euro/ton

(24)

2.5 Stortplaatsen categorie 2 voor huishoudelijk en daarmee vergelijkbare bedrijfsafvalstoffen

2.5.1 Situering

In 2010 waren er 4 categorie 2 stortplaatsen voor huishoudelijk en daarmee vergelijkbaar bedrijfsafval (H&VBA-stortplaatsen) vergund.

De locatie van de 4 categorie 2 H&VBA-stortplaatsen is weergegeven op Figuur 8. Van deze stortplaatsen zijn er 3 uitgebaat door een intergemeentelijke vereniging en 1 door een private onderneming.

2.5.2 Restcapaciteit en aanvoer voor Vlaanderen

West- Vlaanderen

Oost- Vlaanderen

Antwerpen Limburg Vlaams- Brabant

Totaal

Rest- capaciteit

1 607 861 569 213 3 381 597 0 0 5 558 671

% aandeel 29% 10% 61% 0% 0% 100%

Aanvoer in 2010

168 034 38 677 64 312 0 0 271 023

% aandeel 62% 14% 24% 0% 0% 100%

Aantal jaren te storten bij huidig storttempo

10 jaar 15 jaar 53 jaar 20 jaar

Tabel 10: Capaciteit op 31 december 2010 van de categorie 2 H&VBA-stortplaatsen, in ton.

In 2010 werd er 271 023 ton afval gestort op de 4 vergunde categorie 2 H&VBA-stortplaatsen.

Dit is ca 18 580 ton minder dan in 2009.

Figuur 8: stortplaats categorie 2 - huishoudelijk en vergelijkbaar bedrijfsafval

(25)

Van de totale gestorte hoeveelheid (271 023 ton) werd er 80 349 ton ingenomen als brandbare bedrijfsafvalstoffen in afwijking op de stortverboden. In 2010 werden er aan de 4

stortplaatsexploitanten voor 283 000 ton stortafwijkingen verleend op het stortverbod. Het totaal verleende contingent werd in 2010 dus niet volledig benut. De vergunde restcapaciteit op 31 december 2010 bedraagt ca 5,5 miljoen ton. Bij het huidige stortritme is er op heden nog capaciteit voor 20 jaar.

2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010

Vergunde rest- capaciteit

9 252 538 8 568 186 8 648 239 6 448 514 6 421 198 5 970 130 5 810 975 5 558 671

Aanvoer 879 209 761 011 834 615 782 816 572 070 451 260 289 603 271 023

Tabel 11: Overzicht evolutie stortcapaciteit en aanvoer vanaf 2003 in ton.

De grootste daling van aanvoer doet zich voor in de provincie Antwerpen. Dit is te wijten aan de sterk verminderde aanvoer op de categorie 2-stortplaats van de Hooge Maey, namelijk van 120 971 ton in 2009 naar 64 312 ton in 2010. De verminderde aanvoer van bodemas en gesorteerde bedrijfsafvalstoffen op deze stortplaats is opvallend.

In de provincie West-Vlaanderen is de aanvoer gestegen. Dit is te wijten aan de sterk verhoogde aanvoer bij de nv Vanheede Landfill Solutions, namelijk van 73 794 in 2009 naar 129 470 ton in 2010. Sinds de sluiting van de aanpalende categorie 3-stortplaats worden

asbestcementafvalstoffen en inerte tussenafdekmaterialen gestort in een aparte cel op de categorie 2-stortplaats van de nv Vanheede Landfill Solutions.

2.5.3 Verdeling van de aanvoer per afvalsoort

Tonnage % aandeel Huisvuil, grofvuil en

gemeentevuil

26 717 10%

Recyclageresidu's 89 984 33%

Bodemas 40 448 15%

Gemengd bouw- en sloopafval

4 259 2%

Asbestcement 22 097 8%

Ander niet-gevaarlijk slib 227 0%

Niet-gevaarlijk, niet- gesolidifieerd afval

64 904 24%

Andere 22 387 8%

Totaal 271 023 100%

Tabel 12: Verdeling van de aanvoer op de categorie 2 H&VBA-stortplaatsen per afvalsoort, in ton.

De hoeveelheid gestorte huishoudelijke afvalstoffen blijft sinds 2005 quasi constant. Het gaat voornamelijk om niet-brandbaar grofvuil.

De hoeveelheid gestorte bedrijfsafvalstoffen (exclusief bodemas en ander slib) is gestegen ten opzichte van de aanvoer in 2009 namelijk van 184 124 ton naar 203 631 ton.

(26)

De hoeveelheid bodemas die gestort wordt op een categorie 2-H&VBA-stortplaats, is in 2010 sterk gedaald, namelijk van 75 333 ton in 2009 naar 40 448 ton nu. Deze daling doet zich voor bij Ilva en de Hooge Maey.

2.5.4 Verdeling van de aanvoer per afvalsoort en volgens herkomst

In 2010 is de hoeveelheid gestort afval afkomstig van de provincie Oost-Vlaanderen sterk verminderd. Vooral een sterke afname van bodemas valt op.

Anderzijds is de hoeveelheid gestort afval afkomstig van West-Vlaanderen gestegen met ongeveer 23 000 ton. Het betreft voornamelijk asbestcementafval dat samen met inerte tussenafdekmaterialen wordt gestort in een aparte cel op een categorie 2-stortplaats.

De hoeveelheid afval afkomstig van Wallonië dat in 2010 gestort werd op een categorie 2 H&VBA-stortplaats in het Vlaamse gewest is gestegen met ca. 25 500 ton ten opzichte van de gestorte hoeveelheid in het voorgaande jaar.

(27)

Vlaanderen Brussel Wallonië Totaal Huisvuil+grof+

gemeentevuil

26 717 0 0 26 717

Recyclage residu’s

83 195 5 632 1 157 89 984

Bodemas 40 398 50 0 40 448

Gemengd bouw- en sloop 4 259 0 0 4 259

Asbestcement 20 102 1 1 994 22 097

Ander niet-gevaarlijk slib 227 0 0 227

Niet-gevaarlijk, niet-gesolidifieerd afval 57 843 368 6 693 64 904

Andere 6 117 0 16 270 22 387

Totaal 238 858 6 051 26 114 271 023

Tabel 13: Verdeling van de gestorte hoeveelheden per afvalsoort (in ton) en volgens herkomst.

(28)

2.5.5 Tarieven

2.5.5.1 Tarieven voor huishoudelijke afvalstoffen

Het gemiddeld tarief voor huishoudelijke afvalstoffen bedraagt 50 EUR/ton. Dit tarief is ongewijzigd sinds 2007. Vermoedelijk is dit te wijten aan het beperkt aanbod te storten afval, namelijk de fractie niet-brandbaar grofvuil.

1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 Aan-

voer in ton

421 358 281 953 182 936 154 552 151 848 139 252 114 612 28 771 29 184 27 567 28 977 26 717

Tabel 14: Aanvoer huishoudelijk afval op cat 2 H&VBA-stortplaatsen.

2.5.5.2 Tarieven voor bedrijfsafvalstoffen

Het gewogen gemiddelde storttarief bedroeg in 2010 44,31 EUR/ton (exclusief milieuheffing en gemeentelijke opcentiemen).

Bodemassen genieten van een verlaagd tarief aangezien ze gebruikt kunnen worden als tussenafdeklaag en ook omwille van de hogere dichtheid waardoor het ingenomen volume per ton kleiner is. Gemiddeld wordt hiervoor 22 EUR/ton betaald.

Storten van drinkwater-, RWZI- en ander slib kost gemiddeld 50 EUR/ton.

Figuur 9: Tariefevolutie voor categorie 2 H&VBA-stortplaaten.

2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 0

10 20 30 40 50 60 70

54 57 57 59

65

60 59

50 50 50

gemiddeld tarief milieuheffing

EUR/ton

(29)

2.6 Stortplaatsen categorie 3

2.6.1 Situering

In Vlaanderen waren er in 2010 6 vergunde categorie 3-stortplaatsen die opengesteld zijn voor derden. Hierbij dient opgemerkt dat er nog steeds geen afvalstoffen werden aangevoerd op de stortplaats van de nv OB & D te Ronse. Deze vergunde stortplaats beschikt dus nog steeds over haar totaal vergunde capaciteit. Anderzijds is de stortcapaciteit van de nv Vanheede Landfill Solutions te Roeselare, die vergund was tot 12 augustus 2010, sinds augustus 2009 volstort.

Deze stortplaats is momenteel in afwerkingsfase.

De locaties van de 6 vergunde stortplaatsen zijn op Figuur 10 afgebeeld. De grootte van het symbool staat in verhouding tot de restcapaciteit eind 2010.

2.6.2 Capaciteit en aanvoer

West- Vlaanderen

Oost- Vlaanderen

Antwerpen Limburg Vlaams- Brabant

Totaal

Tonnage 0 1 138 840 0 66 486 212 716 1 418 042

Tabel 15: Vergunde restcapaciteit categorie 3-stortplaatsen per provincie (in ton).

De 6 categorie 3-stortplaatsen hebben eind 2010 een totale restcapaciteit van 1 418 042 ton.

Uit de gegevens van de betaalde milieuheffingen blijkt dat in 2010 28 726 ton gestort is. Dit is 21 604 ton minder dan in 2009. De daling is voornamelijk te wijten aan de sluiting van de categorie 3-stortplaats van de nv Vanheede Landfill Solutions. De afvalstoffen die voorheen op deze stortplaats werden gestort, werden niet afgevoerd naar andere categorie 3-stortplaatsen, maar werden gestort in een aparte cel op de aanpalende categorie 2-stortplaats van de nv Vanheede Landfill Solutions.

De totale aanvoer op de categorie 3-stortplaatsen bestaat voor 61 % (17 550 ton) uit

asbestcementafvalstoffen. Deze hoeveelheid wordt gestort op 2 cat 3-stortplaatsen, 8 416 ton in de provincie Vlaams-Brabant en 9 134 ton in de provincie Oost-Vlaanderen. Het overige aandeel betreft inerte afvalstoffen vanuit de bouwsector.

Figuur 10: Restcapaciteit vergunde categorie 3 stortplaatsen (ton/jaar). Situatie 2009.

(30)

Zoals vereist door de milieuwetgeving (VLAREM II), worden de asbestcementhoudende

bouwafvalstoffen in een apart stortvak gestort op de daartoe vergunde categorie 3-stortplaatsen.

Rekening houdend met het huidige aanvoerritme, volstaat de beschikbare categorie 3- restcapaciteit ruim voor de komende 50 jaar.

2.6.3 Tarieven

2.6.3.1 Evolutie

Het gemiddeld storttarief, exclusief milieuheffingen en gemeentelijke opcentiemen, bedraagt 50,41 EUR/ton in 2010.

Dit gemiddeld tarief wordt met ca 23 % vermeerderd door de milieuheffing die in 2010 11,67 EUR/ton bedroeg.

2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010

Aanvoer in ton

102 666 118 123 87 393 71 348 76 427 63 289 50 330 28 726

Tabel 16: Evolutie aanvoer op categorie 3-stortplaatsen.

Figuur 11: Tariefevolutie voor categorie 3-stortplaatsen.

2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 0,00

10,00 20,00 30,00 40,00 50,00 60,00

storttarief milieuheffingen

EUR/ton

(31)

3 Besluit: het verwerken op categorie 2 H&VBA stortplaatsen en in

verbrandingsinstallaties in 2010

Verbranden in (13) afvalverbrandings- installaties

Storten op (4) cat 2 H&VBA stortplaatsen

Totaal verwerkt

Ton % t..o.v. totaal verwijderd (per stroom)

Ton % t.o.v. totaal verwijderd (per stroom)

Ton

Huisvuil + grofvuil + gemeentevuil

812 490 97 % 26 717 3 % 839 206

RWZI-slib + ander slib

156 602 100 % 227 0 % 156 829

Recyclage- residu's

1 587 2 % 89 984 98 % 91 571

Niet-

risicohoudend medisch afval

14 647 100 % 0 0 % 14 647

Bodemassen 0 0 % 40 448 100 % 40 448

Gemengd bouw- en sloopafval

0 0 % 4 259 100 % 4 259

Asbestcement 0 0 % 22 097 100 % 22 097

Andere bedrijfs- afvalstoffen

1 081 954 93 % 87 291 7 % 1 169 245

Totaal 2 067 279 88 % 271 023 12 % 2 338 302

Tabel 17: Aandeel storten en verbranden per afvalsoort.

In dit overzicht zijn de verbrandingscapaciteit van SLECO, Electrawinds en Stora Enso mee in beschouwing genomen.

Onder “andere bedrijfsafvalstoffen” wordt bij “verbranding” HCA, middencalorisch en houtafval bedoeld. Onder “andere bedrijfsafvalstoffen” wordt bij “storten” een brede range van zowel brandbare als niet brandbare niet-gesolidificeerde bedrijfsafvalstoffen verstaan.

In 2000 werd er 1 024 994 ton verbrand in de huisvuilverbrandingsinstallaties (43%), en

1 354 366 ton (57 %) gestort op cat 2 H&VBA stortplaatsen. Door een doorgedreven afvalbeleid met veel aandacht voor recyclage en preventie en de uitbreiding van de verbrandingscapaciteit is deze verhouding in 2010 geëvolueerd naar 88 % verbranden versus 12 % storten.

(32)

In Figuur 12 wordt een overzicht gegeven van de verwerkingsprijzen voor storten en verbranden (tarief + milieuheffing) in de verschillende verwerkingsinrichtingen in 2010.

Figuur 12: Overzicht tarieven en milieuheffingen (in EUR/ton) in 2010. (BA = bedrijfsafval; HA= huishoudelijk afval) St-1

St-2: NGABA

Verbr-2: middencal BA

Verbr-2: hoogcal BA

St-2: H&VBA

Verbr-2: HA

St-2: HA

St-3 0

20 40 60 80 100 120 140

45,43

37,46

109,48

83,39

44,31

104,55

50 50,41

42,44

79,65

7,43

7,43 79,65

7,43

42,44

11,67

Milieuheffingen 2010 Tarieven 2010

(33)

Bijlage 1: Lijst van tabellen

Tabel 1: Verbrandingsinstallaties voor bedrijfsafval van derden. Situatie 2010 10 Tabel 2: Aanvoer en capaciteit in ton van de verbrandingsinstallaties voor huishoudelijke

afvalstoffen. 12

Tabel 3: Aanvoer en capaciteit in ton van de verbrandingsinstallaties voor bedrijfafvalstoffen. 12 Tabel 4: Verdeling aanvoer naar de afvalverbrandingsinstallaties volgens afvalsoort (in ton). 13 Tabel 5: Restcapaciteit op de categorie 1-stortplaatsen en op cat 2-NGABA stortplaatsen, op 31

december 2010. 18

Tabel 6: De aanvoer op de categorie 1-stortplaatsen/categorie 2-stortplaatsen in ton. 19

Tabel 7: Overzicht evolutie aanvoer vanaf 2003 in ton. 19

Tabel 8: Verdeling van de aanvoer op categorie 1-stortplaatsen per afvalsoort en volgens

herkomst. 20

Tabel 9: Verdeling van de aanvoer op categorie 2 NGABA-stortplaatsen per afvalsoort en

volgens herkomst. 21

Tabel 10: Capaciteit op 31 december 2010 van de categorie 2 H&VBA-stortplaatsen, in ton. 24 Tabel 11: Overzicht evolutie stortcapaciteit en aanvoer vanaf 2003 in ton. 25 Tabel 12: Verdeling van de aanvoer op de categorie 2 H&VBA-stortplaatsen per afvalsoort, in

ton. 25

Tabel 13: Verdeling van de gestorte hoeveelheden per afvalsoort (in ton) en volgens herkomst.

27 Tabel 14: Aanvoer huishoudelijk afval op cat 2 H&VBA-stortplaatsen. 28 Tabel 15: Vergunde restcapaciteit categorie 3-stortplaatsen per provincie (in ton). 29

Tabel 16: Evolutie aanvoer op categorie 3-stortplaatsen. 30

Tabel 17: Aandeel storten en verbranden per afvalsoort. 31

(34)

Bijlage 2: Lijst van figuren

Figuur 1: Verwerkingsinstallaties voor huishoudelijke afvalstoffen en bedrijfsafvalstoffen 11 Figuur 2: Tariefevolutie voor huishoudelijke afvalstoffen in verbrandingsinstallaties voor

huishoudelijke afvalstoffen. 14

Figuur 3: Tariefevolutie voor bedrijfsafvalstoffen in verbrandingsinstallaties 15 Figuur 4: Restcapaciteit vergunde categorie 1 stortplaatsen. Situatie 2010 17 Figuur 5: Restcapaciteit vergunde cat 2 NGABA-stortplaatsen. Situatie 2010 17 Figuur 6: Tariefevolutie van de gewogen gemiddelde stortprijs op een categorie 1-stortplaats. 23 Figuur 7: Tariefevolutie van de gewogen gemiddelde stortprijs op een categorie 2-NGABA

stortplaats. 23

Figuur 8: stortplaats categorie 2 - huishoudelijk en vergelijkbaar bedrijfsafval 24 Figuur 9: Tariefevolutie voor categorie 2 H&VBA-stortplaaten. 28 Figuur 10: Restcapaciteit vergunde categorie 3 stortplaatsen (ton/jaar). Situatie 2009. 29

Figuur 11: Tariefevolutie voor categorie 3-stortplaatsen. 30

Figuur 12: Overzicht tarieven en milieuheffingen (in EUR/ton) in 2010. (BA = bedrijfsafval; HA=

huishoudelijk afval) 32

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

In 2012 waren er vier categorie 2 stortplaatsen voor huishoudelijk en daarmee vergelijkbaar bedrijfsafval (H&VBA-stortplaatsen) vergund (Figuur 6) en vier categorie

In 2011 waren er 4 categorie 2 stortplaatsen voor huishoudelijk en daarmee vergelijkbaar bedrijfsafval (H&VBA-stortplaatsen) vergund (Figuur 6) en 4 vergunde

Op de categorie 2-stortplaatsen (voor huishoudelijke afvalstoffen) werd in 2009 enkel niet- brandbaar grof vuil gestort, zodat het tarief van de milieuheffingen 42,33 EUR/ton

Op de categorie 2-stortplaatsen (voor huishoudelijke afvalstoffen) werd in 2008 enkel niet-brandbaar grof vuil gestort, zodat het tarief van de milieuheffingen 41,24 EUR/ton

Figuur 1: Evolutie van de hoeveelheid selectief ingezameld afval, restafval en totaal huishoudelijk afval, inclusief het vergelijkbaar bedrijfsafval, in Vlaanderen voor de

E VOLUTIE VAN DE PMD EN HET HUISVUIL INGEZAMELD VIA HET GEMEENTELIJK CIRCUIT IN V LAANDEREN IN 2018 EN 2019 VOOR DE GEMEENTEN MET OF ZONDER UITBREIDING VAN PMD MET ALLE

F IGUUR 18: E VOLUTIE VAN HET HUISHOUDELIJK PAPIER - EN KARTONAFVAL SELECTIEF INGEZAMELD DOOR DE GEMEENTEN ( IN TON EN KG PER INWONER ) EN HET GELIJKAARDIG BEDRIJFSAFVAL VAN

Figuur 27: Evolutie van de fracties van het huishoudelijk AEEA, inclusief het vergelijkbaar bedrijfsafval, selectief ingezameld voor verwerking door Recupel (in kg per inwoner) in