• No results found

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Gelet op de artikelen 1.5, tweede lid, onderdeel a, en 1.60a van de Wet kinderopvang;

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Gelet op de artikelen 1.5, tweede lid, onderdeel a, en 1.60a van de Wet kinderopvang;"

Copied!
3
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Ontwerpbesluit van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van , 2019-0000112004, tot wijziging van het Besluit kwaliteit kinderopvang

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Gelet op de artikelen 1.5, tweede lid, onderdeel a, en 1.60a van de Wet kinderopvang;

Besluit:

Artikel I

Het Besluit kwaliteit kinderopvang wordt als volgt gewijzigd:

A

Na hoofdstuk 2 wordt een hoofdstuk ingevoegd, luidende:

Hoofdstuk 2A. Vrijstelling en aanspraak kinderopvangtoeslag ouderparticipatiecrèches

Artikel 19a. Vrijstelling opleidingseis beroepskrachten

1. Aan ouderparticipatiecrèches wordt vrijstelling verleend van de krachtens de artikelen 6, eerste en tweede lid, en 15, eerste en tweede lid, gestelde nadere regels met betrekking tot de opleidingseisen waaraan beroepskrachten moeten voldoen.

2. Aan deze vrijstelling is het voorschrift verbonden dat de houder in het

pedagogisch beleidsplan, bedoeld in artikel 3 en 12, in concrete termen beschrijft op welke wijze hij zorgt draagt voor de geschiktheid van de participerende ouder voor het verzorgen van ouderparticipatieopvang waarbij in ieder geval dient te worden ingegaan op en gehandeld wordt naar:

a. het scholingsprogramma, afgerond door iedere participerende ouder alvorens kinderopvang te kunnen bieden, waarbij het programma zowel theorie- als praktijkelementen gericht op verantwoorde kinderopvang bevat;

b. de inhoud en frequentie van de bijscholing die door iedere participerende ouder gevolgd wordt en die gericht is op het behoud van kennis en vaardigheden van het bieden van verantwoorde kinderopvang;

c. de wijze waarop de houder zorg draagt voor het onderling aanspreken van de participerende ouders in de ouderparticipatiecrèche en het organiseren van intervisies; en

(2)

d. de wijze waarop de houder zorg draagt voor teamontwikkeling van de participerende ouders.

Artikel 19b. Vrijstelling stabiliteit van de opvang voor kinderen

1. Aan ouderparticipatiecrèches wordt vrijstelling verleend van de krachtens in artikel 9, vierde en vijfde lid, gestelde nadere regels met betrekking tot de herkenbaarheid van personen.

2. Aan deze vrijstelling zijn de in het derde, vierde, vijfde en zesde lid opgenomen voorschriften verbonden.

3. De houder beschrijft in het pedagogisch beleidsplan, bedoeld in artikel 3, in concrete termen op welke wijze hij zorg draagt voor de herkenbaarheid van personen waarbij in ieder geval dient te worden ingegaan op:

a. de wijze waarop de houder er zorg voor draagt dat de stabiliteit voor opvang van kinderen, in het bijzonder van baby’s is gewaarborgd;

b. de wijze waarop kinderen kunnen wennen aan een nieuwe groep waarin zij zullen worden opgevangen rekening houdend met de omstandigheid dat er meerdere participerende ouders op een dag een dienst draaien;

c. de omstandigheid dat de mentor een participerende ouder is die niet de ouder is van het kind dat wordt opgevangen in een ouderparticipatiecrèche; en

d. de wijze waarop invulling wordt gegeven aan het onderling vervangen, de groepsindeling, en afstemming van de participerende ouders.

4. Een participerende ouder moet overwegend minstens een dagdeel per week een dienst draaien.

5. In het pedagogisch beleidsplan, bedoeld in artikel 3 en 12, wordt door de houder concreet de toebedeling van verantwoordelijkheden van diverse ouders beschreven en de wijze waarop vorm wordt gegeven aan de verschillende taken.

6. Uit de statuten, reglement of beleidsplan van de ouderparticipatiecrèche blijkt dat de ouderparticipatiecrèche alle inkomsten ten bate van verantwoorde kinderopvang aanwendt.

Artikel 19c. Vrijstelling oudercommissie

1. Aan ouderparticipatiecrèches wordt vrijstelling verleend van artikel 1.58, vijfde lid, van de Wet kinderopvang.

2. Aan deze vrijstelling is het voorschrift verbonden dat deze alleen geldt met betrekking tot de participerende ouder.

Artikel 19d. Beperking aanspraak kinderopvangtoeslag

De termijn, bedoeld in artikel 1.5, tweede lid, onderdeel a, van de Wet kinderopvang gedurende welke een ouder geen aanspraak heeft op

kinderopvangtoeslag voor een kind dat in een ouderparticipatiecrèche wordt opgevangen wordt vastgesteld op twee jaar.

(3)

Artikel II

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2021.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

Den Haag,

de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

T. van Ark

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

artikelen, 1.49 lid 4 sub a, 1.56 lid 1, 2, 4 en 6 en 1.56b lid 1 en 2 Wko; artikel 7 lid 3 Besluit kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang;

1. Een buitenschoolse opvang, een kinderdagverblijf, een gastouder- bureau of een voorziening voor gastouderopvang wordt niet in exploitatie genomen voordat een onderzoek door de

De werkgever, die zich in het kader van de uitoefening van zijn bedrijf of beroep bezighoudt met het ter beschikking stellen van arbeidskrachten aan een derde om krachtens een

Monitoring en evaluatie is ook nodig voor de verantwoording van het experiment en de informatievoorziening voor de keuze al dan niet extra signalen voor vroegsignalering van

Ten aanzien van aanvragen die zijn ontvangen tussen [PM datum inwerkingtreding] en [PM datum 5 weken na inwerkingtreding] voor een tewerkstellingsvergunning of

Indien het recht op een uitkering dat eerder is geëindigd, in een kalenderjaar herleeft op grond van artikel 21 van de Werkloosheidswet of artikel 8 van de Wet

Indien de schuldbemiddeling niet heeft geleid tot totstandkoming van een overeenkomst tot schuldregeling met alle bekende schuldeisers, mag geen vergoeding worden bedongen,

Van de verplichtingen om kennis van de Nederlandse samenleving te verwerven en het inburgeringsexamen te behalen, wordt voor wat betreft het onderdeel oriëntatie op de