• No results found

1 ZELFSTANDIG WERKEN OEFENDICTEE

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "1 ZELFSTANDIG WERKEN OEFENDICTEE"

Copied!
3
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Staal • Handleiding Sinterklaas • groep 5 • © Malmberg 's-Hertogenbosch

1

groep 5 | week 1

Sinterklaas

Materiaal

• Categoriekaart

• Regelkaart

• Klankgroepenkaart

• Kinderen: Staalboek en kleurpotlood

OPFRISSEN Kilowoord Lees voor:

Zie jij de boot al aan de horizon? Daar arriveert Sinterklaas met zijn pieten. Sinterklaas klimt op het podium.

Wij juichen en zwaaien. Hij is ons idool!

Vraag na elke zin wie er een kilowoord gehoord heeft.

Het kind noemt de regel van het gevonden woord. Schrijf het woord op het digibord.

Kijk voor de regels op de regelkaart in de handleiding.

Klankgroepenwoord

Oefen onderstaande woorden. Een kind verwoordt de stappen. Schrijf tegelijkertijd met het verwoorden mee op het digibord. De kinderen schrijven mee in hun schrift. Gebruik geen alfabetnamen, maar klanknamen. De kinderen noemen ook de andere categorie(ën) in het woord.

– de marsepein. (Klankgroep mar. Laatste klank r.

Medeklinker. En dan schrijf ik het woord zoals ik het hoor.

Staat op de ei-plaat, dus korte ei.)

– de amandelspijs. (Samenstelling. 1

e

woord: amandel.

Klankgroepenwoord van de a-lijst. Klankgroep aa. Laatste klank aa. Lange klank. En dan neem ik een stukje van de aa weg. Klankgroep man. Laatste klank n. Medeklinker. En dan schrijf ik het woord zoals ik het hoor. 2

e

woord: spijs.

Hakwoord. Staat niet op de ei-plaat, dus lange ij.)

INSTRUCTIE

Bied de instructie uit de reguliere handleiding aan.

OEFENDICTEE

Wijs op de categoriekaart. De kinderen gebruiken hun staalboek.

Denk aan de categorie en aan de regel. Schrijf dan het woord op en schrijf het nummer van de categorie erboven. Zet een sterretje voor een samenstelling.

Zeg elk woord één maal. De kinderen zeggen het na en schrijven het op.

het *suikerklontje, wij zingen, vrolijk, het donker, de schaduw, de *schoorsteen.

Zeg de zin één maal: Vannacht klauteren de pieten op ons rode dak in … (Gebruik de plaatsnaam van de school) De kinderen zeggen de zin in koor na en schrijven de zin in één keer op. Ze schrijven bij Vannacht en klauteren het nummer van de categorie erboven.

Zet een streep onder het werkwoord in de zin.

NABESPREKING

De kinderen kijken hun dictee na met een kleurpotlood.

Schrijf de woorden en de zin op het digibord. Vraag de kinderen om de beurt: Hoe heb je nagedacht? Een kind noemt de categorie(ën) en de regel(s). Pas op dat de kinderen niet in nummers praten, maar altijd in categorienamen en de regels.

Woorden:

– het sui

10

kerklont

8

je

11

. Verkleinwoord. Grondwoord is suikerklont. Dat is een samenstelling. 1

e

woord: suiker.

Klankgroepenwoord. Klankgroep sui. Laatste klank ui.

Tweetekenklank. En dan schrijf ik het woord zoals ik het hoor. 2

e

woord: klont. Langermaakwoord. Ik hoor een /t/

aan het eind, dus langer maken. Ik hoor of ik d of t moet schrijven. Dan je erachter. Ik hoor de /u/, maar ik schrijf de e.

– wij zing

2

en. Zingwoord. Net als bij ding-dong.

– vro

10

lijk

12

. Klankgroepenwoord. Klankgroep vroo. Laatste klank oo. Lange klank. En dan neem ik een stukje van de oo weg. Achtervoegsel -lijk. Ik hoor /luk/, maar ik schrijf lijk.

– het donk

4

er. Plankwoord. Daar mag geen g tussen.

– de scha

10

duw. Klankgroepenwoord. Klankgroep schaa.

Laatste klank aa. Lange klank. En dan neem ik een stukje van de aa weg. Woord van het uw-rijtje. Ik hoor de /uu/, maar ik schrijf de u.

– de schoor

5

steen

1

. Samenstelling. 1

e

woord: schoor. Oor- woord. Ik schrijf oo. 2

e

woord: steen. Hakwoord. Ik schrijf het woord zoals ik het hoor.

Zin: Vannacht

3

klau

10

teren de pieten op ons rode dak in … (Gebruik de plaatsnaam van de school)

– Vannacht

3

. Luchtwoord. Korte klank + cht met de ch van lucht. Behalve bij hij ligt, hij legt, hij zegt.

– klau

10

teren. Klankgroepenwoord. Klankgroep klau. Laatste klank au. Tweetekenklank. En dan schrijf ik het woord zoals ik het hoor. Ik hoor twee keer de /u/, maar ik schrijf de e.

Staat op de au-plaat, dus atje-au.

Woordsoorten/leestekens:

Welke woordsoort is dak? (zelfstandig naamwoord) Noem het bijvoeglijk naamwoord. (rode)

Welke woorden schrijf je met een hoofdletter? (Vannacht, plaatsnaam van de school)

ZELFSTANDIG WERKEN

De kinderen maken tijdens hun dag- of weektaak de

oefeningen van het werkblad Sinterklaas | week 1.

(2)

Staal • Handleiding Sinterklaas • groep 5 • © Malmberg 's-Hertogenbosch

2

Materiaal

• Categoriekaart

• Regelkaart

• Klankgroepenkaart

• Kinderen: Staalboek en kleurpotlood

groep 5 | week 2

Sinterklaas

OPFRISSEN Verkleinwoord

De kinderen bedenken in tweetallen verkleinwoorden.

Bespreek met de hele groep de woorden die bedacht zijn.

Het ene kind noemt het woord. Het andere kind noemt de bijbehorende categorieën en de regels. Wissel bij elke categorie van beurt, zodat zoveel mogelijk kinderen de beurt krijgen.

Kijk voor de regels op de regelkaart in de handleiding.

Klankgroepenwoord

Oefen onderstaande woorden. Een kind verwoordt de stappen. Schrijf tegelijkertijd met het verwoorden mee op het digibord. De kinderen schrijven mee in hun schrift. Gebruik geen alfabetnamen, maar klanknamen. De kinderen noemen ook de andere categorie(ën) in het woord.

– het pietenhuis (Samenstelling. 1

e

woord: pieten. Klankgroep pie. Laatste klank ie. Tweetekenklank. En dan schrijf ik het woord zoals ik het hoor. 2

e

woord: huis. Hakwoord.)

– geheimzinnig. Voorvoegsel. Staat op de ei-plaat, dus korte ei.

Klankgroep zi. Laatste klank i. Korte klank. En dan schrijf ik de n dubbel. Achtervoegsel.

INSTRUCTIE

Bied de instructie uit de reguliere handleiding aan.

OEFENDICTEE

Wijs op de categoriekaart. De kinderen gebruiken hun staalboek.

Denk aan de categorie en aan de regel. Schrijf dan het woord op en schrijf het nummer van de categorie erboven. Zet een sterretje voor een samenstelling.

Zeg elk woord één maal. De kinderen zeggen het na en schrijven het op.

de televisie, de *bootreis, de vertraging, de hulpjes, zij schreeuwen, de echo.

Zeg de zin één maal: Job zegt dat het *strooigoed in die grote zak zit.

De kinderen zeggen de zin in koor na en schrijven de zin in één keer op. Ze schrijven bij Job en strooigoed het nummer van de categorie erboven.

Zet een streep onder de werkwoorden in de zin.

NABESPREKING

De kinderen kijken hun dictee na met een kleurpotlood.

Schrijf de woorden en de zin op het digibord. Vraag de kinderen om de beurt: Hoe heb je nagedacht? Een kind noemt de categorie(ën) en de regel(s). Pas op dat de kinderen niet in nummers praten, maar altijd in categorienamen en de regels.

Woorden:

– de te

10

levi

13

sie. Klankgroepenwoord. Klankgroep tee.

Laatste klank ee. Lange klank. En dan neem ik een stukje van de ee weg. Kilowoord. Ik hoor de /ie/, maar ik schrijf de i.

– de boot

8

reis

1

. Samenstelling. 1

e

woord: boot.

Langermaakwoord. Ik hoor een /t/ aan het eind, dus langer maken. Ik hoor of ik d of t moet schrijven. 2

e

woord: reis.

Hakwoord. Ik schrijf het woord zoals ik het hoor. Staat op de ei-plaat, dus korte ei.

– de ver

9

tra

10

ging

2

. Voorvoegsel. Ik hoor de /u/, maar ik schrijf de e. Klankgroepenwoord. Klankgroep traa. Laatste klank aa. Lange klank. En dan neem ik een stukje van de aa weg. Zingwoord. Net als bij ding-dong.

– de hulp

1

je

11

s. Verkleinwoord. Grondwoord is hulp. Dat is een speciaal hakwoord. Daar mag geen u tussen. Dan jes erachter. Ik hoor de /u/, maar ik schrijf de e.

– zij schreeuw

7

en. Eeuw-ieuw-woord. Ik denk aan de u.

– de ech

3

o

10

. Luchtwoord van het versje.

Klankgroepenwoord. Klankgroep choo. Laatste klank oo.

Lange klank. En dan neem ik een stukje van de oo weg.

Zin: Job

8

zegt dat het strooi

6

goed

8

in die grote zak zit.

– Job

8

. Langermaakwoord van het eind-b rijtje, dus langer maken, ik hoor dat ik b moet schrijven.

– strooi

6

goed

8

. Samenstelling. 1

e

woord: strooi. Aai-ooi-oei- woord. Ik hoor de /j/, maar ik schrijf de i. 2

e

woord: goed.

Langermaakwoord. Ik hoor een /t/ aan het eind, dus langer maken. Ik hoor of ik d of t moet schrijven.

Woordsoorten:

Noem de werkwoorden. (zegt, zit) Noem het lidwoord. (het)

Noem de zelfstandige naamwoorden. (strooigoed, zak) Welke woordsoort is grote? (bijvoeglijk naamwoord) Welke woorden schrijf je met een hoofdletter? (Job)

ZELFSTANDIG WERKEN

De kinderen maken tijdens hun dag- of weektaak de

oefeningen van het werkblad Sinterklaas | week 2.

(3)

Staal • Handleiding Sinterklaas • groep 5 • © Malmberg 's-Hertogenbosch

3

Materiaal

• Categoriekaart

• Regelkaart

• Klankgroepenkaart

• Kinderen: Staalboek en kleurpotlood

groep 5 | week 3

Sinterklaas

OPFRISSEN

Woord van het uw-rijtje

De kinderen noemen om de beurt een woord van het uw-rijtje.

Zeg met de groep in koor de woorden van het uw-rijtje op.

Kijk voor de regels op de regelkaart in de handleiding.

Klankgroepenwoord

Oefen onderstaande woorden. Een kind verwoordt de stappen. Schrijf tegelijkertijd met het verwoorden mee op het digibord. De kinderen schrijven mee in hun schrift. Gebruik geen alfabetnamen, maar klanknamen. De kinderen noemen ook de andere categorie(ën) in het woord.

– de pakjesavond. (Samenstelling. 1

e

woord: pakjes.

Verkleinwoord. 2

e

woord: avond. Klankgroep aa. Laatste klank aa. Lange klank. En dan neem ik een stukje van de aa weg. Langermaakwoord.)

– de verrassing. (Voorvoegsel. Klankgroep ra. Laatste klank a.

Korte klank. En dan schrijf ik de s dubbel. Zingwoord.)

INSTRUCTIE

Bied de instructie uit de reguliere handleiding aan.

OEFENDICTEE

Wijs op de categoriekaart. De kinderen gebruiken hun staalboek.

Denk aan de categorie en aan de regel. Schrijf dan het woord op en schrijf het nummer van de categorie erboven. Zet een sterretje voor een samenstelling.

Zeg elk woord één maal. De kinderen zeggen het na en schrijven het op.

de *verlanglijst, benieuwd, de *stripboeken, de kleurtjes, de *taaitaai, prachtig.

Zeg de zin één maal: Krijgt die Amsterdamse familie leuke geschenken van de Sint?

De kinderen zeggen de zin in koor na en schrijven de zin in één keer op. Ze schrijven bij familie en geschenken het nummer van de categorie erboven.

Zet een streep onder het werkwoord in de zin.

NABESPREKING

De kinderen kijken hun dictee na met een kleurpotlood.

Schrijf de woorden en de zin op het digibord. Vraag de kinderen om de beurt: Hoe heb je nagedacht? Een kind noemt

de categorie(ën) en de regel(s). Pas op dat de kinderen niet in nummers praten, maar altijd in categorienamen en de regels.

Woorden:

– de ver

9

lang

2

lijst

8

. Samenstelling. 1

e

woord: verlang.

Voorvoegsel. Ik hoor de /u/, maar ik schrijf de e.

Zingwoord. Net als bij ding-dong. 2

e

woord: lijst.

Langermaakwoord. Ik hoor een /t/ aan het eind, dus langer maken. Ik hoor of ik d of t moet schrijven. Staat niet op de ei-plaat, dus lange ij.

– be

9

nieuw

7

d

8

. Voorvoegsel. Ik hoor de /u/, maar ik schrijf de e. Eeuw-ieuw-woord. Ik denk aan de u. Langermaakwoord.

Ik hoor een /t/ aan het eind, dus langer maken. Ik hoor of ik d of t moet schrijven.

– de strip

1

boe

10

ken. Samenstelling. 1

e

woord: strip.

Hakwoord. Ik schrijf het woord zoals ik het hoor. 2

e

woord:

boeken. Klankgroepenwoord. Klankgroep boe. Laatste klank oe. Tweetekenklank. En dan schrijf ik het woord zoals ik het hoor.

– de kleur

5

tje

11

s. Verkleinwoord. Grondwoord is kleur. Eur- woord. Ik schrijf eu. Dan tjes erachter. Ik hoor de /u/, maar ik schrijf de e.

– de taai

6

taai

6

. Samenstelling. 1

e

woord: taai. Aai-ooi-oei- woord. Ik hoor de /j/, maar ik schrijf de i. 2

e

woord: taai.

Aai-ooi-oei-woord. Ik hoor de /j/, maar ik schrijf de i.

– pracht

3

ig

12

. Luchtwoord. Korte klank + cht met de ch van lucht. Behalve bij hij ligt, hij legt, hij zegt. Achtervoegsel -ig.

Ik hoor /ug/, maar ik schrijf ig.

Zin: Krijgt die Amsterdamse fa

10

mi

13

lie leuke ge

9

schenk

4

en van de Sint?

– fa

10

mi

13

lie. Klankgroepenwoord van de a-lijst. Klankgroep faa. Laatste klank aa. Lange klank. En dan neem ik een stukje van de aa weg. Kilowoord. Ik hoor de /ie/, maar ik schrijf de i.

– ge

9

schenk

4

en. Voorvoegsel. Ik hoor de /u/, maar ik schrijf de e. Plankwoord. Daar mag geen g tussen.

Woordsoorten/leestekens:

Noem het bijvoeglijk naamwoord. (Amsterdamse) Welke woorden schrijf je met een hoofdletter? (Krijgt, Amsterdamse, Sint)

ZELFSTANDIG WERKEN

De kinderen maken tijdens hun dag- of weektaak de

oefeningen van het werkblad Sinterklaas | week 3.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

In zijn brief van 21 maart, 1953, aan Endt geeft Van Geel het fragment uit de brief van Nescio als volgt weer: ‘Nescio die me vroeg een huisje te zoeken voor hem [voor zomer-huur

Ton Anbeek, ‘In puinhopen voel ik mij prettig, ergens anders hoor ik niet thuis.’ Over de wederopbouw van de Nederlandse literatuurgeschiedschrijving.. handboek voor de

glas, stookolie, medicijnen, diesel, benzine, glazen fl essen, papier, kaarsen, smeerolie, kolen, lakken, verf, asfalt, tegels, krantenpapier,. kunststof, kleding,

[r]

(De klankgroep is rij. De laatste klank is ij. Dat is een tweetekenklank. En dan schrijf ik het woord zoals ik het hoor. Staat niet op de ei-plaat, dus lange ij.).. –

(Klankgroep ree. Laatste klank ee. En dan neem ik een stukje van de ee weg. Ik hoor twee keer de /u/, maar ik schrijf de

De kinderen zeggen elke zin in koor na en schrijven de zin in één keer op.. Ze schrijven bij Rob, nieuwsgieriger, spetterende en voorstellingen het nummer van de

(De klankgroep is pie. De laatste klank is ie. Dat is een tweetekenklank. En dan schrijf ik het woord zoals ik het hoor.).. –