Factsheet 2009-5
Recidivebericht 1997-2006
Ontwikkelingen in de strafrechtelijke recidive van
Nederlandse justitiabelen
Auteurs: B.S.J. Wartna, M. Blom,
N. Tollenaar, S.M. Alma, A.A.M. Essers,
D.L. Alberda & I.M. Bregman
December 2009
Sinds enige jaren verricht het WODC periodiek
onderzoek naar de strafrechtelijke recidive van
Nederlandse justitiabelen. De metingen hebben
betrekking op vijf onderzoeksgroepen: volwassen
daders met een strafzaak, jeugdige daders met
een strafzaak, ex-gedetineerden, ex-pupillen van
justitiële jeugdinrichtingen en
ex-terbeschikking-gestelden. Het onderzoek van de Recidivemonitor
dekt zo goed als het gehele terrein van de
Nederlandse strafrechttoepassing af. Bijna iedereen
die in Nederland als verdachte te maken kreeg met
de Nederlandse justitie komt in één of meerdere van
de onderzoeksgroepen voor. Over de recidive van
ex-terbeschikkinggestelden wordt apart verslag
gedaan. Deze factsheet geeft een globale
beschrij-ving van de recidive in de overige groepen. Het gaat
om personen die in de periode 1997 tot en met 2006
een strafzaak hadden of uitstroomden uit een
justi-tiële inrichting. In een vorig bericht, dat uitkwam in
2008, was 2004 nog het laatste jaar van de
onder-zoeksperiode. Daar komen nu dus nog twee jaren bij.
Het WODC houdt de ontwikkelingen in de
straf-rechtelijke recidive om een aantal redenen bij. De
resultaten zijn nu extra relevant omdat het kabinet
Balkenende IV zich heeft voorgenomen de recidive
onder ex-gedetineerden en jeugdige justitiabelen
met een bepaald percentage terug te dringen (VbbV
2007). Deze doelstelling geldt voor de periode
2002-2010. Het beleid is nog niet volledig
uitgekristalli-seerd. De implementatie van het pakket aan
maat-regelen is nog niet afgerond. Bovendien duurt het
enige jaren voordat het beoogde effect zich in
termen van recidive laat meten. Het is dus
te vroeg voor de eindstand, maar een tussenbalans
is op basis van deze factsheet wel te maken.
2 | Factsheet 2009-5 Ministerie van Justitie | WODC
Box 1
Belangrijkste bevindingen
De strafrechtelijke recidive in Nederland is voor het eerst sinds 1997 over een breed front gedaald. Zowel bij
de volwassen als bij de minderjarige justitiabelen is het percentage daders dat binnen twee jaar opnieuw met
justitie in aanraking kwam, bij de nieuwste meting licht afgenomen. Het laatste jaar van het onderzoek heeft
betrekking op personen die in 2006 een strafzaak hadden of in dat jaar uitstroomden uit een justitiële
inrichting. De cijfers in deze box zijn niet de ruwe cijfers, ze zijn gecorrigeerd voor verschuivingen in de
onderzoekspopulaties op achtergronden als sekse, leeftijd en het aantal eerdere justitiecontacten.
• Bij de volwassen daders met een strafzaak was vanaf 1997 een lichte stijging van het percentage
recidivisten te zien, maar vanaf 2005 nam de prevalentie van recidive in kleine stapjes af. Van de
personen die in 2006 een straf kregen opgelegd naar aanleiding van het plegen van een misdrijf viel
28,2% binnen twee jaar terug. In 2003 en 2004 was dit nog 29,8%.
• Onder jeugdigen met een strafzaak steeg de prevalentie van strafrechtelijke recidive wat langer door.
Alleen in het laatste jaar van het onderzoek is het recidivepercentage lager dan daarvoor. Van alle
minderjarigen van wie de strafzaak in 2006 werd afgedaan met een transactie, een beleidssepot of een
straf of maatregel opgelegd door de rechter, werd 40,3% binnen twee jaar opnieuw vervolgd.
• Ook de terugval onder ex-gedetineerden is de laatste onderzoeksjaren gedaald. Vanaf 2003 vertonen de
recidivepercentages in de sector van het gevangeniswezen een neerwaartse trend. Van alle volwassenen
die in 2006 een penitentiaire inrichting verlieten had 54,1% binnen twee jaar een nieuw justitiecontact. In
2002 was dit nog 59%.
• Het 2-jarige recidivepercentage onder ex-pupillen van justitiële jeugdinrichtingen schommelde jarenlang
rond 60%. Voor de jongeren die in 2006 uitstroomden bedroeg de recidiveprevalentie 58,2%. Dus ook
hier lijkt sprake van een geringe afname. In deze onderzoeksgroep gaat het zowel om jongeren met een
jeugddetentie als om jongeren die op civielrechtelijke titel in het kader van een ondertoezichtstelling in
een justitiële jeugdinrichting werden geplaatst.
Door de correctie voor verschuivingen in de onderzoeksgroepen geven de cijfers in deze box een benadering
van de netto-ontwikkeling van de strafrechtelijke recidive ten opzichte van het niveau in 1997. Bovendien
zijn de uitkomsten van het onderzoek gecontroleerd op het bestaan van registratie-effecten als gevolg van
schommelingen in de aangiftebereidheid en de verhoging van het landelijke ophelderingspercentage. De
recente afname van de recidive in de vier onderzoekspopulaties is dus een reële afname. Volgend jaar, als de
metingen van de WODC-Recidivemonitor worden herhaald, zal blijken of de daling van de recidive onder de
justitiabelen zich heeft voortgezet.
Methode van onderzoek
Het onderzoek van de Recidivemonitor is gebaseerd
op gegevens afkomstig uit de Onderzoeks- en
Beleidsdatabase Justitiële Documentatie (OBJD), een
gepseudonimiseerde versie van het JDS, het
wettelijke documentatiesysteem voor afdoeningen
van strafzaken. Het gebruik van de OBJD impliceert
dat alleen de criminaliteit die onder de aandacht
komt van het Openbaar Ministerie (OM), in kaart
wordt gebracht. Delicten die niet worden opgespoord
of niet aan het OM worden doorgegeven, blijven
buiten beschouwing.
Een gedetailleerd overzicht van de werkwijze van de
Recidivemonitor is te vinden in een brochure
ver-krijgbaar op de site van het WODC (www.wodc.nl/
recidivemonitor). Daarin wordt toegelicht hoe de
ruwe zaak- en delictgegevens uit de OBJD worden
verwerkt tot statistieken over de terugval van de
justitiabelen. De uitkomsten van het rekenwerk zijn
opgeslagen in REPRIS, een database die via een
zoekpaneel op de WODC-site kan worden
geraad-pleegd.
In dit verslag wordt alleen aandacht besteed aan de
prevalentie van algemene recidive tot twee jaar na
de uitgangszaak of het vertrek uit de inrichting. Dit
betekent dat we de percentages geven van de
personen die binnen twee jaar opnieuw met justitie
in aanraking zijn gekomen vanwege het plegen van
een misdrijf. Er zijn ook cijfers berekend over andere
vormen van de recidive (ernstige, zeer ernstige en
speciale recidive), andere facetten van de recidive
(het gemiddeld aantal nieuwe justitiecontacten per
recidivist en de totale omvang van de recidive) en
andere observatieperioden (tot tien jaar na de
uitgangszaak of het vertrek uit de inrichting). Een
deel daarvan is te vinden in de bijlagen van deze fact
Tabel 1
De vaste onderzoeksgroepen van de WODC-Recidivemonitor — meting 2009
Aantal observatiesGroep Omschrijving 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006
Volwassen daders met een strafzaak
Meerderjarigen met een strafzaak n.a.v. een misdrijf, afgedaan met een transactie, een beleidssepot of een straf of maatregel door de rechter
139.890 138.652 140.396 137.341 139.605 148.484 168.869 170.904 173.318 179.330
Jeugdige daders met een strafzaak
Minderjarigen met een strafzaak n.a.v. een misdrijf, afgedaan met een transactie, een beleidssepot of een straf of maatregel door de rechter
15.588 15.859 16.718 17.453 18.131 20.262 21.543 22.978 23.456 23.869
Ex-gedetineerden Personen die werden ontslagen uit een penitentiaire inrichting voor volwassenen m.u.v. degenen die uitstroomden uit vreemdelingen-bewaring of wachtten op uitzetting
19.135 20.096 19.925 21.613 20.826 19.278 22.611 27.827 35.206 35.455
Ex-JJI-pupillen Jongeren uitgestroomd uit een justitiële opvang- of behandel-inrichting, opgenomen op civiel- of strafrechtelijke titel
1.454 1.994 2.105 2.341 2.861 2.921 3.443 3.579 3.706 3.703
sheet. REPRIS bevat alle cijfers, inclusief
uitsplitsin-gen naar achtergrondkenmerken.
Tabel 1 geeft een overzicht van de vier
onderzoeks-populaties. Er is sprake van overlap. Een persoon
kan in meer dan één populatie voorkomen en binnen
die populatie ook in meer dan een jaarcohort. Per
cohort echter maar één keer.
1De tabel geeft de
aantallen personen in de opeenvolgende
jaarcohor-ten. De vier populaties zijn alle tijdens de looptijd
van het onderzoek in omvang toegenomen, hoewel
bij de ex-gedetineerden en de ex-JJI-pupillen de
groei in het laatste jaar lijkt te zijn gestagneerd. In
de populatie van ex-JJI-pupillen komen ook jongeren
voor die op civielrechtelijke titel in het kader van een
ondertoezichtstelling (ots), in een justitiële inrichting
werden geplaatst. Bij de ex-gedetineerden gaat het
niet alleen om personen die een gevangenisstraf
hebben uitgezeten, maar ook om mensen die in
voorlopige hechtenis zaten of vervangende hechtenis
ondergingen.
1 Bij een veelpleger die binnen een jaar drie strafzaken had, telt dus alleen de eerste als uitgangszaak voor het onderzoek mee. De overige twee zaken gelden wel als recidive, maar niet als uitgangszaak.
Wijzigingen in de opbouw van de populaties
In de samenstelling van twee onderzoeksgroepen
hebben zich belangrijke wijzigingen voorgedaan. De
populatie van ex-gedetineerden is in vergelijking met
eerdere metingen uitgebreid met twee categorieën.
Toegevoegd zijn de personen die zich tijdens verlof
of door ontvluchting aan hun detentie hebben
ont-trokken en degenen die uit de penitentiaire inrichting
werden ontslagen na een schorsing van de
voorlopi-ge hechtenis. Meer in het bijzonder gaat het dan om
de gevallen waarbij de detentie nog niet was hervat.
2In het onderzoek onder ex-pupillen van justitiële
jeugdinrichtingen werden deze categorieën al wat
langer meegenomen. Toch zijn ook in deze populatie
de onderzoeksaantallen gewijzigd, aangezien nu ook
voor de personen uit de meest recente
onderzoeks-jaren minstens twee jaar vooruit wordt gekeken om
te controleren of een voortijdig beëindigde verblijf
inmiddels was hervat. Bovendien zijn de
uitstroom-gegevens van de JJI’s geschoond van gevallen
2 Als de detentie werd hervat, vormde de ontslagdatum van het laatste deel van het verblijf in de inrichting het beginpunt van de
4 | Factsheet 2009-5 Ministerie van Justitie | WODC
waarin de ‘inbewaringstelling’ onmiddellijk werd
geschorst of een aangemelde ots-plaatsing alsnog
niet door ging. In deze gevallen was dus alleen in
administratieve zin sprake was van opname in een
inrichting. Vooral in 2003 en 2004 zijn hierdoor de
aantallen substantieel gedaald in vergelijking met
eerdere metingen. De toename bij de
ex-gedetineer-den en de afname bij de ex-JJI-pupillen maken dat
het recidivebeeld in beide populaties is veranderd in
vergelijking met de resultaten uit vorige ronden.
Maar dat komt dus omdat de twee
onderzoeks-groepen nu consequenter zijn opgebouwd. Bij de
volwassenen en de jeugd zijn de cijfers een fractie
gewijzigd als gevolg van achterstallig onderhoud van
het bronsysteem van de OBJD.
3Recidive volgend op specifieke sancties
Figuur 1 geeft het ruwe, 2-jarige recidivepercentage
voor de tien opeenvolgende cohorten van volwassen
daders, uitgesplitst naar de afdoening van de
uit-gangszaak.
4Figuur 2 toont hetzelfde, maar dan voor
de minderjarige daders met een strafzaak. In beide
groepen is de kans op recidive na een
onvoorwaar-delijke vrijheidsstraf het grootst.
5Dat is niet
ver-wonderlijk, want dit is de zwaarste straf die alleen
in relatief ernstige gevallen wordt opgelegd. Voor de
geldstraf geldt het omgekeerde. Een delict dat wordt
afgedaan met een transactie van het OM of een
3 Tussen juli 2008 en juli 2009 heeft JustID bij de invoer van strafzaken een achterstand weggewerkt.
4 Bij elke strafzaak telt steeds alleen het zwaarste strafonderdeel. 5 Het aantal leersstraffen voor volwassenen was tot 2001 te laag voor een berekening van de recidive (zie tabel bijlage 1).
boete bij de rechter is meestal een relatief licht
delict. De personen die met een geldstraf te maken
krijgen lopen los van de sanctie die zij krijgen
opge-legd al minder risico opnieuw in de fout te gaan dan
personen met een vrijheidsstraf.
De cijfers in beide figuren geven dus niet aan hoe
effectief de sancties zijn. Een ruw recidivepercentage
zegt pas iets over de effectiviteit van een
strafrech-telijke interventie als zij wordt afgezet tegen de
recidive in een vergelijkbare groep die de sanctie
niet heeft ondergaan. Dat is hier niet het geval en
daarom geven deze cijfers slechts een globaal idee
van de terugval die men bij de verschillende typen
sancties mag verwachten. Dezelfde beperking geldt
ook voor de ontwikkeling in de recidivepercentages.
We zien dat bij de volwassen daders de recidive na
een lange vrijheidsstraf in de loop der jaren licht is
afgenomen. In 1997 had 48,7% binnen 2 jaar een
nieuw justitiecontact, in 2006 is het percentage
recidivisten gedaald naar 46,5. Dit betekent niet – of
in elk geval niet per se – dat de vrijheidsstraf langer
dan zes maanden bij volwassenen nu beter werkt. In
het begin van de onderzoeksperiode werd deze
sanctie misschien wel aan andere typen daders
op-gelegd dan op het eind. Het kan zijn dat de recidive
is gedaald omdat de sanctie in de loop van de
onder-zoeksperiode vaker ook in relatief lichte gevallen
werd gebruikt. Meer in het algemeen geldt dus dat
om de netto-ontwikkeling van de strafrechtelijke
recidive in kaart te krijgen, men rekening dient te
houden met verschuivingen in de samenstelling van
de onderzoeksgroepen.
Figuur 1
Prevalentie van 2-jarige algemene recidive in tien opeenvolgende populaties van
volwassen daders; ruwe cijfers naar type afdoening
0 10 20 30 40 50 60 70 80 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006
jaar van afdoening/uitstroom
p
e
rcen
ta
g
e
r
eci
d
ivi
st
en
onvw. vrij <=6 mnd onvw. vrij > 6 mnd werkstraf leerstraf vw vrij geldstraf beleidssepotFiguur 2
Prevalentie van 2-jarige algemene recidive in tien opeenvolgende populaties van
jeugdige daders; ruwe cijfers naar type afdoening
0 10 20 30 40 50 60 70 80 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006
jaar van afdoening/uitstroom
p
e
rc
e
n
ta
g
e
r
eci
d
ivi
st
en
onvw. vrij <=6 mndonvw. vrij > 6 mndwerkstraf leerstraf vw vrij geldstraf beleidssepot
Verschuivingen in de onderzoeksgroepen
De tabellen in bijlage 1 tot en met 4 geven een
overzicht van de achtergrondkenmerken van de
personen in het onderzoek. We zien dat in elk van de
vier populaties het percentage vrouwen in de loop
van de jaren is gestegen. Dit geldt voor de
volwas-sen en minderjarige daders, maar ook voor de
ex-gedetineerden en de JJI-pupillen. Verder wordt
dui-delijk dat tussen 1997 en 2006, verdachten steeds
vaker voor een geweldsdelict werden vervolgd, dat
het aandeel 50-plussers in de penitentiaire
inrich-tingen is toegenomen en dat het percentage first
offenders in de algemene daderpopulaties geleidelijk
is gedaald. Bij de ex-gedetineerden en de
ex-JJI-pupillen was op dit laatste punt aanvankelijk juist
een toename te zien, maar vanaf 2004 is het
per-centage ingesloten personen dat nog niet eerder
met justitie in aanraking kwam weer wat afgenomen.
In het laatste jaar van de onderzoeksperiode is het
aantal JJI-pupillen dat op civielrechtelijke titel
uit-stroomde, naar aanleiding van een ots, betrekkelijk
hoog. Bij de ex-gedetineerden is er de laatste jaren
een toename van het percentage verblijven van
minder dan één maand. Dit houdt verband met het
cellentekort. In 2004 was de ergste capaciteitsnood
in de inrichtingen voorbij. Er kwam ruimte om de
voorraad aan nog openstaande vonnissen weg te
werken. Het gaat dan bijvoorbeeld om insluitingen
naar aanleiding van niet-betaalde verkeersboetes of
na een mislukte taakstraf. Deze detenties duren
veelal niet lang.
De verschuivingen in de samenstelling van de
onderzoekspopulaties zijn van belang, omdat ze
aanleiding geven tot schommelingen in het
recidive-niveau. Met de achtergronden van de justitiabelen
verandert immers ook het ‘risicoprofiel’ van de
daders. Zo zal een toename van het aantal vrouwen
gepaard gaan met een daling van de recidive, omdat
– zoals de zaken er nu voor staan tenminste –
vrouwen minder recidiveren dan mannen. De stijging
in het midden van de onderzoeksperiode van het
aandeel first offenders in de penitentiaire inrichtingen
en in de JJI’s, zal in deze sectoren tot een daling van
de recidivepercentages hebben geleid. De kans op
recidive is in het algemeen immers groter als men
al eerder met justitie in aanraking is geweest.
Door de ruwe cijfers met behulp van een statistisch
model te corrigeren, kan de storende invloed van
verschuivingen in de samenstelling van de populaties
deels worden geneutraliseerd en kan de
‘netto-ont-wikkeling’ van de recidive beter worden blootgelegd.
De voorspellingsmodellen die zijn ingezet (zie verder
box 2) bevatten zes gemeenschappelijke kenmerken:
de sekse, leeftijd en het geboorteland van de dader,
het type delict, het aantal eerdere veroordelingen en
de leeftijd bij het eerste justitiecontact. Het verband
tussen deze factoren en de kans op recidive is
bekend. Deze kennis is gebruikt om een schatting
te maken van de invloed van de verschuivingen in
de onderzoekspopulaties op het recidiveniveau
Langs dezelfde weg werd gecontroleerd op het
bestaan van registratie-effecten. Sinds 2000 wordt
een steeds groter aandeel van de bij de politie
aan-gegeven delicten opgehelderd (Kalidien & Eggen,
2009). Omdat de metingen van de Recidivemonitor
beperkt blijven tot geregistreerde criminaliteit stuwt
de stijging van het ophelderingspercentage de
recidivecijfers als vanzelf omhoog. De controle van
6 | Factsheet 2009-5 Ministerie van Justitie | WODC
dit effect vindt plaats op basis van het landelijke
ophelderingspercentage. Er wordt dus geen rekening
gehouden met regionale verschillen of onderscheid
gemaakt naar type delict. Bovendien moeten we
aannemen dat bij jeugdigen dezelfde schommeling
in de opheldering van zaken is opgetreden als bij
volwassen justitiabelen en dat is zeer de vraag.
Kortom, er gelden beperkingen. Niettemin geven
de bijgestelde cijfers een scherper beeld van de
netto-ontwikkeling van de recidive dan de ruwe
percentages.
Box 2
Correctie van ruwe recidivecijfers
Verschuivingen in de onderzoeksgroepen en het bestaan van mogelijke registratie-effecten vertroebelen
het zicht op de ontwikkeling van de recidive. In de Recidivemonitor worden daarom naast ruwe ook
gecorrigeerde percentages berekend. De correctie van de ruwe cijfers vindt plaats met behulp van een
statistisch model, een parametrisch survivalmodel, een bijzondere vorm van regressieanalyse (Royston
2001). Het model schat de invloed van de achtergrondkenmerken op de recidivekans en berekent of er
significante registratie-effecten zijn. Op basis van de schattingen kunnen de ruwe recidivecijfers worden
bijgesteld. Voor elk van de vier daderpopulaties is een aparte regressievergelijking opgesteld. De
modellen werden gefit op één helft van de populatie en gevalideerd op de andere helft. Voor de
JJI-groep werd een ‘10-voudige kruisvalidatie’ uitgevoerd, in verband met de geringe onderzoeksaantallen.
De fit van de vier modellen is goed. Twee jaar na het opleggen van de sancties of het vertrek uit de
inrichting, is de voorspelfout in geen van de vier onderzoekspopulaties groter dan 0,9%. Dit betekent
dat de modellen een goede schatting geven van de invloed van de factoren op het tweejarige
recidivepercentage.
Zes gemeenschappelijke achtergrondkenmerken werden in de voorspellingsmodellen opgenomen: de
sekse, leeftijd en het geboorteland van de justitiabele, het type delict, het aantal eerdere
justitiecon-tacten en de leeftijd bij het eerste contact. Bij de volwassen daders en de ex-gedetineerden speelden bij
de voorspelling van de recidivekans nog twee andere factoren een rol: het totaal aantal eerdere boetes
en het aantal eerdere strafzaken naar aanleiding van zeer ernstige delicten. In het JJI-model kon in
plaats van het geboorteland, de etnische achtergrond worden gebruikt en werd ook het wettelijk kader
(straf- of civielrechtelijk) toegevoegd. De leeftijd bij uitstroom bleek bij deze groep niet significant.
Samen bepalen de in het model opgenomen achtergrondkenmerken het ‘risicoprofiel’ van een groep.
Aan de modellen werden vervolgens jaarreeksen van ophelderingspercentages en percentages
aagiftebereidheid toegevoegd. De schommelingen in de aangiftebereidheid bleek in geen van de
onderzoekspopulaties een eigen bijdrage te leveren aan de voorspelling van de recidive. Deze factor
speelt kennelijk geen rol van betekenis. Het opwaartse effect van het ophelderingspercentage op de
recidivecijfers, was evenmin zichtbaar. Bij geen van de populaties was de bijdrage van deze factor
significant en positief. De recidivecijfers behoefden op dit punt dus niet te worden bijgesteld.
Ontwikkelingen in de recidive
Figuur 3 geeft de gecorrigeerde percentages recidive
in de vier onderzoekspopulaties. Het gaat om de
algemene recidive twee jaar na de afdoening van de
strafzaak of het vertrek uit de inrichting. De
gecorri-geerde cijfers laten zien hoe de recidive zich in de
vier sectoren heeft ontwikkeld los van de
veranderin-gen op de in het model opveranderin-genomen
achtergrondken-merken en los ook van schommelingen in de
aan-giftebereidheid en het ophelderingspercentage. Het is
alsof de onderzoekspopulaties op deze punten niet
van elkaar verschilden; de latere cohorten kennen
grofweg dezelfde opmaak als de groep uit 1997.
De figuur laat zien dat jeugdigen vaker recidiveren
dan volwassenen. Dat wil zeggen: personen die op
jonge leeftijd in contact komen met justitie vertonen
over het algemeen een hogere kans om terug te
keren in het systeem dan personen die op latere
leeftijd worden vervolgd. De strafrechtelijke recidive
is het hoogst bij de ex-gedetineerden en de
ex-JJI-pupillen. Ruwweg 15% van de volwassen daders en
de minderjarige justitiabelen werd tussen 1997 en
2006 ingesloten in een justitiële inrichting. Meer dan
de helft van hen had binnen twee jaar na uitstroom
een nieuw justitiecontact.
Figuur 3
Gecorrigeerde percentages algemene recidive twee jaar na oplegging van de straf c.q.
vertrek uit de inrichting; naar jaar van oplegging/uitstroom
0 10 20 30 40 50 60 70
jaar van oplegging/uitstroom
p
e
rc
en
ta
g
e
r
e
ci
d
iv
ist
en
ex-JJI-pupillen 61,9 59,2 60,4 58,9 60,1 60,6 59,6 59,4 60,1 58,2 ex-gedetineerden 52,9 53,9 55,4 57,1 57,9 59,0 58,4 57,0 54,8 54,1 jeugdige daders 36,2 36,2 37,1 37,3 38,1 39,6 40,6 41,1 41,6 40,3 volwassen daders 26,4 26,6 27,3 28,1 28,8 29,7 29,8 29,8 29,0 28,2 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006In drie van de vier sectoren is in het eerste deel van
de onderzoeksperiode een lichte stijging van de
strafrechtelijke recidive te zien. Bij de volwassen
daders, de minderjarige daders en de
ex-gedetineer-den nam de terugval rond de eeuwwisseling met 3
tot 6 procent toe. In de JJI-sector is het beeld
anders. Daar schommelde het percentage
recidi-visten na 1997 rond 60%.
6Aan het slot van de
onderzoeksperiode lijkt – naar het zich nu laat
aanzien – in alle sectoren sprake te zijn van een
lichte daling van de recidive. In de populatie van
ex-JJI-pupillen zakt het percentage recidivisten in het
laatste jaar met bijna twee punten, bij de jeugdige
daders in het algemeen met ruim één procent. Bij de
volwassen daders en de ex-gedetineerden zette de
daling zich eerder in, bij de ex-gedetineerden vanaf
2003 en in de populatie van volwassen daders vanaf
2005. De verschillen zijn niet groot en we weten niet
of de daling zich zal voortzetten, maar het is wel
opvallend dat in elke sector aan het eind van de
6 In het vorige recidivebericht over de periode 1997-2004 (Wartna
e.a., 2008) werd melding gemaakt van een daling van de recidive onder ex-JJI-pupillen. De opbouw van de populatie is echter gewijzigd (zie p. 3 en 4). Met de opschoning van de geschorste en niet-geëffectueerde verblijven is het aandeel ‘minder zware’ jongeren per saldo afgenomen en ging het recidivepercentage in de rest van de groep omhoog.
onderzoeksperiode sprake is van een dalende
tendens. Is dit toeval, of zou dit een eerste
aan-wijzing kunnen zijn dat nu ook in termen van
straf-rechtelijke recidive de criminaliteit in Nederland aan
het dalen is? Onderzoek naar recidive draait altijd om
daders uit eerdere jaren, men gaat terug in de tijd
en kijkt vervolgens vooruit. De resultaten van dit
recidiveonderzoek hebben bovendien betrekking op
de criminaliteit geregistreerd op OM-niveau. Waar de
laatste slachtofferenquêtes (Kalidien & Eggen,
2008;
p. 49) en nationale cijfers over aangiften (Van
Mantgem e.a., 2007, p. 35) eerder al een afname te
zien gaven, is het aantal misdrijfstrafzaken dat bij
het OM werd ingeschreven pas in 2008 voor het
eerst gedaald (Kalidien & Eggen, 2008; p. 442).
Maar als deze daling standhoudt, dan is misschien
nu ook de ‘herhalingscriminaliteit op OM-niveau’
over een breed front in een neerwaartse lijn terecht
gekomen. De recidivecijfers in figuur 3 zijn
gecorri-geerd voor verschuivingen in de samenstelling van
de vier onderzoekspopulaties. De afname in de
laatste fase van de onderzoeksperiode is dus in elk
geval reëel te noemen, ook al is ze niet overal even
groot.
8 | Factsheet 2009-5 Ministerie van Justitie | WODC
De recidivedoelstelling: een tussenstand
Het kabinet heeft zich tot doel gesteld de
strafrech-telijke recidive onder ex-gedetineerden en jeugdige
justitiabelen in de periode 2002-2010 met tien
procentpunten te verlagen. Deze doelstelling ziet toe
op de terugval die plaatsheeft in de periode tot zeven
jaar na de uitgangszaak. Berekend is dat de 2-jarige
recidive onder de ex-gedetineerden met
7,7% moet
dalen om de lange termijndoelstelling te halen. Bij de
jeugdige justitiabelen gaat het om een reductie van
5,8% (VbbV 2007).
In de grafiek van figuur 3 kan men aflezen hoe het
met de realisatie van de ‘recidivedoelstelling’ staat.
Bij de jeugdigen is het beeld niet positief. Voor de
groep uit 2002 bedroeg het 2-jarig
recidivepercen-tage 39,6%. In 2006 had 40,3% van de minderjarige
daders binnen 2 jaar een nieuw justitiecontact. Er is
in deze sector dus juist sprake van een kleine
toename van de prevalentie van recidive ten opzichte
van 2002. Maar het is nog vroeg en in het laatste
jaar van de onderzoeksperiode is wel een afname te
zien. Over vier jaar kennen we het resultaat voor het
cohort van jeugdigen uit 2010. Dan pas is de
eindstand bekend.
Met betrekking tot de populatie van
ex-gedetineer-den valt de tussenbalans gunstiger uit. In 2002
bedroeg het 2-jarig recidivepercentage 59,0%, voor
de groep die uitstroomde in 2006 54,1. Een positief
verschil van 4,9 procentpunten. De grote vraag – en
dit geldt natuurlijk in omgekeerde richting ook voor
de jeugd – is of het gemeten verschil in de recidive
van de justitiabelen kan worden toegeschreven aan
het kabinetsbeleid. Zijn het ‘natuurlijke fluctuaties’ in
het niveau van de herhalingscriminaliteit, of kunnen
de schommelingen in de recidivecijfers in verband
worden gebracht met de aanpak op het gebied van
de strafrechtstoepassing?
Zowel in de jeugdsector als in het gevangeniswezen
zijn in de achterliggende jaren uiteenlopende
maatregelen genomen om de terugval onder
minderjarigen en volwassen gedetineerden te helpen
verlagen.
7Sommige maatregelen waren inhoudelijk
van aard, zoals het versterken van het aanbod van
gedragsinterventies. Andere vergden een juridisch
traject, zoals de introductie van de
gedrags-beïnvloedende maatregel en het ontwerp van een
wettelijk kader voor nazorg. En weer andere dragen
7 Zie onder meer de recidivebrief van de bewindslieden aan de
Tweede Kamer (DSP, 2008; TK 2007–2008, 24 587, nr. 299) en de nieuwsbrief van het programma Aanpak jeugdcriminaliteit (DJJ, 2008) voor een uiteenzetting van de beoogde maatregelen.
een puur organisatorisch karakter, zoals het
versterken van de samenwerking tussen
keten-partners, de oprichting van regionale
‘veiligheids-huizen’ of de installatie van de erkenningscommissie.
Dit laatste is een panel van deskundigen dat een
inschatting geeft van de kansen van de
interventie-programma’s die binnen en buiten de inrichtingen
worden uitgevoerd.
In feite is de invoering van het pakket aan
maatregelen nog in volle gang. De
screenings-instrumenten die tot verbetering van individuele
plaatsingsbeslissingen moeten leiden, zijn nog niet
uitontwikkeld. De gedragsinterventies die een deel
van de ex-gedetineerden en jeugdige justitiabelen
moeten behoeden voor een terugval in de
criminaliteit, worden nog niet uitgevoerd zoals dat de
bedoeling is en de nazorg die men voor ogen heeft,
wordt ultimo 2009 hoogstens in een paar gemeenten
volgens plan aangeboden. De vraag of het
strafrechtelijk beleid van de laatste jaren heeft
bijgedragen aan de ontwikkeling in de nationale
recidivecijfers, valt samen met de vraag of de
hiervoor genoemde maatregelen feitelijk van invloed
zijn geweest, of hebben kunnen zijn, op de
processen die maken dat personen die een sanctie
hebben ondergaan wel of niet in herhaling vervallen.
Om het verband te kunnen leggen, moet met andere
woorden een analyse worden gemaakt van de
uitwerking van het beleid op het niveau van
individuele daders. Een dergelijke analyse valt buiten
het bestek van deze factsheet, dit rapport draagt
alleen de laatste cijfers aan. En die laten een daling
van de strafrechtelijke recidive zien.
Literatuur
DSP (2008). Doelstelling: 10%-punt recidivereductie.
Den Haag: Ministerie van Justitie.
TK (2007-2008). Vergaderjaar 2007-2008, 24 587,
nr. 299.
Kalidien, S.N., & Eggen, A.Th.J. (2009). Criminaliteit
en rechtshandhaving 2008: Ontwikkelingen en
samenhangen. Den Haag: Boom Juridische
uitgevers. Onderzoek en beleid 279.
Mantgem, J. van, Moerenhout, L., Bol, D.,
Beijersbergen van Henegouwen, R., Prins, L., &
Tilburg, W. van (2008). Landelijke
Criminaliteitskaart 2007: Een analyse van
misdrijven en verdachten op basis van gegevens
uit HKS. Zoetermeer: KLPD Dienst IPOL.
DJJ (2008). Aanpak jeugdcriminaliteit: Van beleid
naar uitvoering. Den Haag: Ministerie van
Justitie. Nieuwsbrief Programma Aanpak
jeugdcriminaliteit, april 2008.
Royston, P. (2001). Flexible alternatives to the
Cox-model, and more. The Stata Journal, 1, pp.1-28.
VbbV (2007). Veiligheid begint bij Voorkomen:
Voortbouwen aan een veiliger samenleving. Den
Haag: Ministerie van Justitie/Ministerie van
Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
Wartna, B.S.J., Beijersbergen, K.A., Blom, M.,
Tollenaar, N., Weijters, G., Essers, A.A.M., Alma,
S.M., & Alberda, D.L. (2008). Recidivebericht
1997-2004: Ontwikkelingen in de strafrechtelijke
recidive van Nederlandse justitiabelen. Den
Haag: WODC. Fact sheet 2008-2.
Wartna, B.S.J., Blom, M., & Tollenaar, N. (2008). De
WODC-Recidivemonitor. Den Haag: WODC.
Deze reeks omvat korte verslagen van
onderzoek dat door of in opdracht van het
WODC is verricht. Opname in de reeks betekent
niet dat de inhoud het standpunt van de
Minister van Justitie weergeeft.
Alle rapporten van het WODC zijn gratis te
downloaden van www.wodc.nl.
Via deze site kan toegang worden verkregen tot
REPRIS, een webapplicatie waarmee selecties
kunnen worden gemaakt uit het cijfermateriaal
van de Recidivemonitor. REPRIS bevat
statistieken over de vaste groepen die worden
gevolgd (jeugdige en volwassen daders met een
strafzaak, ex-gedetineerden, ex-pupillen van
justitiële inrichtingen en
ex-terbeschikking-gestelden) en over dadergroepen waarvan de
strafrechtelijke recidive incidenteel werd
gemeten. Een uitdraai uit REPPRIS gaat gepaard
met een toelichting, maar het gebruik van de
cijfers vindt plaats buiten verantwoordelijkheid
van het WODC.
Bijlage 1
Achtergronden van volwassen daders met een strafzaak; naar jaar van afdoening*
1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 n=139.890 n=138.652 n=140.396 n=137.341 n=139.605 n=148.484 n=168.869 n=170.904 n=173.318 n=179.330 Sekse man 84,7 84,9 84,7 85,5 85,5 85,4 85,3 85,2 83,9 83,1 vrouw 14,7 14,7 14,9 14,3 14,2 14,5 14,5 14,6 15,7 16,7 Leeftijd 12-17 jaar 0,1 0,1 0,1 0,1 0,1 0,1 0,1 0,1 0,2 0,2 18-24 jaar 22,9 23,3 23,4 24,1 24,5 25,0 24,9 25,5 25,4 25,6 25-29 jaar 18,0 17,9 17,5 16,9 15,9 15,1 14,4 13,9 13,8 13,9 30-39 jaar 27,9 27,9 28,3 28,6 28,4 28,1 27,9 27,2 26,2 25,5 40-49 jaar 17,2 16,9 16,9 16,9 17,5 17,7 18,2 18,7 19,2 19,5 50 jaar of ouder 13,3 13,3 13,1 12,8 13,1 13,4 13,9 14,1 14,6 15,0 Geboorteland Nederland 69,7 69,4 68,3 68,1 67,4 67,5 67,5 68,5 69,6 70,3 Marokko 3,5 3,6 3,8 3,7 3,6 3,5 3,6 3,5 3,4 3,1 Nederlandse Antillen 2,5 2,7 2,9 3,2 3,3 3,6 3,7 3,3 3,0 2,7 Suriname 5,1 5,0 4,8 4,7 4,4 4,2 4,2 4,6 4,6 4,4 Turkije 3,2 3,2 3,2 3,1 3,1 3,0 3,2 3,1 3,0 3,0 overige westers 9,2 9,0 9,3 9,3 10,0 9,7 8,9 8,7 8,4 8,5 overige niet-westers 6,1 6,3 6,9 7,5 8,0 8,0 8,1 7,6 7,2 7,2 Type delict openbare orde** 8,3 9,2 9,7 10,1 10,4 10,3 9,7 10,3 10,2 10,0 vermogen zonder geweld 29,9 29,1 28,5 26,9 25,7 25,1 24,1 23,0 22,0 21,8 vermogen met geweld 1,6 1,5 1,6 1,7 1,6 1,7 1,5 1,5 1,4 1,2geweld 8,4 9,2 10,0 10,7 11,4 11,7 12,4 13,4 13,4 13,7 zeden 0,9 0,9 0,9 0,9 0,9 0,9 0,8 0,7 0,6 0,6 drugs 5,0 5,5 5,1 5,0 5,6 6,4 6,5 7,5 6,7 6,5 verkeer WVW94 29,8 29,6 28,9 29,1 28,5 28,5 29,9 29,2 29,4 28,7 overtredingen SR & overige wetten 13,3 12,7 13,1 13,3 12,9 12,8 13,1 13,2 15,0 15,8 Soort afdoening vrijheidsstraf <=6 mnd 7,6 7,6 8,6 8,7 8,3 8,2 7,8 6,9 6,2 5,5 vrijheidsstraf > 6 mnd 4,8 4,7 4,4 4,6 5,0 5,5 5,4 5,2 4,7 4,1 werkstraf 8,0 8,5 9,5 9,2 11,0 12,3 12,9 14,7 16,5 15,5 leerstraf 0,1 0,0 0,0 0,0 0,2 0,3 0,4 0,4 0,4 0,4 voorw. vrijheidsstraf 7,7 7,5 7,5 6,9 5,6 4,3 3,7 3,1 2,6 2,4 geldstraf 60,1 60,4 59,4 59,2 59,0 58,3 58,7 59,4 60,1 60,6 beleidssepot 8,1 8,2 6,8 7,6 6,1 6,3 5,8 6,1 5,4 4,7 Strafrechtelijk verleden 0 eerdere contacten 43,2 42,6 42,1 41,1 41,9 41,4 40,8 40,5 40,3 40,7 1-2 eerdere contacten 25,2 25,2 25,1 25,2 25,1 25,2 25,7 25,9 26,2 26,3 3-4 eerdere contacten 10,2 10,4 10,3 10,6 10,4 10,6 10,7 10,8 11,0 10,9 5-10 eerdere contacten 11,2 11,3 11,7 12,0 11,8 11,9 12,0 12,2 12,1 12,2 11-19 eerdere contacten 5,0 5,1 5,3 5,4 5,3 5,3 5,4 5,3 5,3 5,2 20 of meer eerdere contacten 5,2 5,3 5,5 5,7 5,6 5,6 5,4 5,3 5,1 4,7 Leeftijd 1e strafzaak 12-17 jaar 17,5 18,0 18,4 18,9 18,8 19,1 19,4 19,9 20,2 20,4 18-24 jaar 30,4 31,2 31,4 32,4 32,4 32,7 32,8 33,2 32,9 32,7 25-29 jaar 14,0 14,0 13,9 13,8 13,3 13,2 12,9 12,5 12,5 12,3 30-39 jaar 18,3 17,9 18,0 17,7 17,6 17,6 17,3 17,1 16,7 16,5 40-49 jaar 10,7 10,2 9,8 9,3 9,7 9,4 9,4 9,3 9,5 9,8 50 jaar of ouder 8,3 8,0 7,7 7,2 7,5 7,3 7,4 7,4 7,6 7,7
In verband met missende waarden, tellen de kolompercentages niet altijd op tot 100%. * Bij meer dan één strafzaak binnen één jaar, is de eerste als uitgangpunt gekozen. ** Vernieling, lichte agressie en openbare ordedelicten.
Bijlage 2
Achtergronden van jeugdige daders met een strafzaak; naar jaar van afdoening*
1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 n=15.588 n=15.859 n=16.718 n=17.453 n=18.131 n=20.262 n=21.543 n=22.978 n=23.456 n=23.869 Sekse man 87,3 86,8 86,6 85,6 84,3 83,2 83,0 83,2 82,4 82,0 vrouw 12,4 13,0 13,3 14,2 15,6 16,6 16,9 16,7 17,5 18,0 Leeftijd 12 jaar 2,2 2,1 2,3 2,4 2,4 2,5 2,8 2,7 2,6 2,6 13 jaar 7,1 7,1 6,9 7,2 7,3 7,6 7,2 7,7 8,3 8,0 14 jaar 13,9 12,1 12,5 13,3 14,0 13,7 13,7 14,0 14,8 14,8 15 jaar 19,5 19,1 18,9 19,1 19,9 19,6 18,9 19,8 19,6 19,9 16 jaar 23,6 23,7 23,5 23,1 23,2 24,0 23,6 23,3 24,0 24,0 17 jaar 33,4 35,5 35,7 34,5 32,9 32,4 33,6 32,2 30,6 30,5 Geboorteland Nederland 80,8 81,1 80,6 79,8 79,7 79,5 81,4 82,9 84,2 85,2 Marokko 5,0 4,8 4,1 3,5 3,1 2,8 2,4 2,1 1,8 1,5 Nederlandse Antillen 2,1 2,2 2,4 2,7 2,7 2,9 2,6 2,1 2,3 1,9 Suriname 2,0 1,7 1,5 1,8 1,6 1,6 1,4 1,2 1,0 1,2 Turkije 1,3 1,1 1,2 1,1 1,0 1,0 1,0 1,0 0,9 0,9 overige westers 4,4 4,2 4,4 4,5 4,5 4,4 4,1 3,8 3,7 3,6 overige niet-westers 4,1 4,7 5,5 6,4 7,3 7,6 6,9 6,8 6,0 5,6 Type delict openbare orde** 25,8 25,7 26,4 25,6 27,7 27,6 27,8 29,3 29,3 29,3 vermogen zonder geweld 43,1 41,6 40,6 40,0 37,7 37,5 35,3 35,5 33,8 34,1 vermogen met geweld 6,8 6,8 6,9 6,6 7,2 6,8 5,6 5,3 4,7 4,2 geweld 10,8 12,3 13,0 14,0 14,1 14,4 15,1 15,7 16,7 16,7zeden 2,4 2,2 2,2 2,3 2,3 2,3 2,0 1,8 1,8 1,5
drugs 1,8 1,9 1,3 1,2 1,4 1,5 1,6 1,7 2,0 1,8
verkeer WVW94 2,9 3,7 3,5 3,4 3,2 3,0 3,3 3,5 3,5 3,4
overtredingen SR & overige wetten 6,1 5,3 5,8 6,6 5,7 6,3 8,8 7,2 7,8 8,5 Soort afdoening vrijheidsstraf <=6 mnd 4,1 3,4 4,2 5,1 5,1 5,1 5,2 4,8 5,1 4,7 vrijheidsstraf > 6 mnd 2,1 2,3 2,6 2,6 3,0 2,9 2,1 2,1 2,0 1,5 werkstraf 42,6 44,6 46,2 47,3 48,7 48,7 50,0 53,3 59,4 60,3 leerstraf 6,4 7,7 8,6 8,6 8,9 10,0 8,1 7,8 7,1 7,2 voorw. vrijheidsstraf 5,0 5,0 4,2 4,5 3,6 3,5 3,7 3,3 2,5 1,8 geldstraf 18,2 17,0 14,1 12,6 11,5 10,6 12,6 10,2 10,0 11,4 beleidssepot 18,4 16,4 15,9 15,2 14,2 11,2 9,8 8,9 7,8 6,9 Strafrechtelijk verleden 0 eerdere contacten 72,0 70,0 70,9 70,4 72,2 71,8 71,4 71,1 70,3 68,5 1-2 eerdere contacten 20,9 22,7 21,6 22,2 20,6 21,9 22,0 22,4 23,3 24,7 3-4 eerdere contacten 4,3 4,2 4,5 4,6 4,4 4,2 4,5 4,4 4,5 4,8 5-10 eerdere contacten 2,4 2,8 2,6 2,4 2,5 2,0 2,0 1,9 1,8 1,8 11 of meer eerdere contacten 0,4 0,3 0,4 0,4 0,2 0,2 0,1 0,1 0,1 0,1 Leeftijd 1e strafzaak 12 jaar 5,0 4,7 4,9 5,1 4,8 4,9 5,4 5,5 5,3 5,6 13 jaar 11,7 12,0 11,7 12,0 12,4 12,8 12,3 12,6 13,5 13,6 14 jaar 18,5 17,3 17,1 17,9 18,7 18,2 18,4 19,1 19,5 19,8 15 jaar 21,1 20,8 21,3 21,2 21,2 21,2 20,5 21,4 21,4 21,1 16 jaar 20,3 21,1 20,7 20,4 20,0 20,7 20,4 20,1 20,3 20,3 17 jaar 23,0 23,8 24,0 23,0 22,6 21,9 22,7 21,2 19,7 19,5 In verband met missende waarden, tellen de kolompercentages niet altijd op tot 100%.
* Bij meer dan één strafzaak binnen één jaar, is de eerste als uitgangpunt gekozen. ** Vernieling, lichte agressie en openbare ordedelicten.
12 | Factsheet 2009-5 Ministerie van Justitie | WODC
Bijlage 3
Achtergronden van volwassen gedetineerden; naar jaar van uitstroom*
1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006
n=19.135 n=20.096 n=19.925 n=21.613 n=20.826 n=19.278 n=22.611 n=27.827 n=35.206 n=35.455
Sekse
man 95,8 94,9 92,4 92,1 94,5 93,2 88,5 89,8 91,6 91,1
vrouw 4,2 5,1 7,6 7,9 5,5 6,8 11,5 10,2 8,4 8,9
Leeftijd bij uitstroom
tot 20 jaar 3,8 4,3 5,3 5,5 4,9 5,2 5,1 4,8 4,1 4,5 20-24 jaar 18,0 17,5 17,1 16,8 17,5 19,0 18,2 18,2 18,0 17,6 25-29 jaar 22,9 21,6 20,9 19,8 18,0 18,0 17,5 16,3 16,0 15,9 30-39 jaar 34,6 35,1 34,8 35,1 35,9 34,6 34,4 33,4 31,9 31,0 40-49 jaar 15,2 15,5 16,5 17,2 17,6 17,2 18,4 19,9 21,3 21,5 50+ 5,5 5,9 5,4 5,6 6,0 5,9 6,3 7,5 8,6 9,5 onbekend 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 Geboorteland Nederland 56,1 55,2 54,3 53,9 52,0 50,6 49,7 53,8 57,0 59,0 Marokko 7,9 7,9 7,9 7,8 7,7 8,0 7,3 6,9 6,7 6,2 Nederlandse Antillen 5,8 6,5 6,4 6,9 7,8 8,7 10,8 9,4 8,0 7,2 Suriname 10,5 9,9 9,7 9,0 9,2 8,6 8,2 8,7 8,5 8,0 Turkije 3,5 3,7 3,7 3,3 3,3 3,3 3,2 3,2 3,3 3,2 overige westers 7,8 8,4 8,4 8,9 9,1 9,5 9,3 7,9 7,3 7,6 overige niet-westers 7,8 8,1 9,2 9,7 10,4 10,7 10,9 9,6 8,8 8,5 Type delict openbare orde** 6,4 6,5 7,0 6,9 6,6 6,2 5,4 6,3 7,0 7,2
vermogen zonder geweld 38,1 37,6 38,8 38,7 35,3 34,5 33,7 33,8 32,1 29,7 vermogen met geweld 10,7 10,9 10,0 10,6 10,3 12,2 11,0 9,7 7,9 7,2
geweld 9,2 9,1 9,5 10,8 11,1 13,2 12,7 13,1 14,7 14,8
zeden 2,9 2,9 2,6 2,6 2,6 2,8 2,6 2,5 1,9 2,0
drugs 14,3 14,5 13,4 12,3 13,3 16,7 20,0 16,4 12,5 11,6
verkeer WVW94 6,2 5,9 5,6 5,1 4,9 3,0 3,4 5,5 7,4 8,0
overtredingen SR & overige wetten 2,7 2,8 2,8 3,0 2,8 2,8 2,9 3,3 3,7 4,4 Strafrechtelijk verleden 0 eerdere contacten 13,9 14,1 14,2 14,7 15,0 18,3 19,7 14,7 11,8 11,7 1-2 eerdere contacten 15,3 15,2 15,4 15,2 14,8 14,7 15,7 17,4 17,3 17,4 3-4 eerdere contacten 11,1 11,2 11,1 10,9 10,8 10,1 10,6 11,8 13,0 13,2 5-10 eerdere contacten 21,7 21,2 21,0 20,7 20,3 19,6 19,1 20,8 23,1 23,6 11-19 eerdere contacten 15,4 15,4 14,9 14,9 14,8 14,0 13,5 14,3 14,8 15,0 20 of meer eerdere contacten 22,5 22,9 23,5 23,6 24,2 23,3 21,4 21,0 20,0 19,1 Leeftijd 1e strafzaak 12-17 jaar 38,5 38,6 38,1 38,5 38,3 38,5 36,3 38,1 39,1 39,6 18-24 jaar 32,7 32,6 33,0 32,6 32,1 31,9 32,1 32,4 32,8 31,8 25-29 jaar 12,1 11,7 12,3 12,3 12,0 11,9 12,2 11,3 10,9 10,7 30-39 jaar 11,4 11,4 11,4 11,6 12,1 12,0 12,9 12,0 11,5 11,6 40-49 jaar 3,5 3,7 3,4 3,4 3,6 3,8 4,5 4,2 4,1 4,2 50 jaar of ouder 1,4 1,6 1,4 1,3 1,4 1,5 1,7 1,7 1,5 1,7 Verblijfsduur tot 1 maand 33,4 36,0 38,9 38,8 36,5 25,8 29,0 33,0 38,8 44,3 1 tot 3 maanden 25,6 23,9 25,8 25,7 25,4 25,9 24,5 25,3 25,7 23,7 3 tot 6 maanden 15,3 14,7 14,4 14,2 15,5 20,1 20,2 17,7 15,3 13,7 6 maanden tot 1 jaar 15,8 16,3 13,3 13,8 14,1 17,9 16,9 15,1 12,7 10,9
1 jaar of meer 10,0 9,2 7,7 7,6 8,5 10,2 9,4 9,0 7,4 7,3
In verband met missende waarden, tellen de kolompercentages niet altijd op tot 100%. * Bij meer dan één detentie binnen één jaar, is de eerste als uitgangpunt gekozen. ** Vernieling, lichte agressie en openbare ordedelicten.
Bijlage 4 Achtergronden van pupillen van justitiële jeugdinrichtingen; naar jaar van uitstroom*
1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 n=1.454 n=1.994 n=2.105 n=2.341 n=2.861 n=2.921 n=3.443 n=3.579 n=3.706 n=3.703 Sekse man 92,0 88,8 85,5 88,3 87,5 84,8 82,2 83,2 84,2 82,0 vrouw 8,0 11,2 14,5 11,7 12,5 15,2 17,8 16,8 15,8 18,0Leeftijd bij uitstroom
15 jaar of jonger 26,2 24,3 29,1 27,0 29,4 26,6 25,2 26,3 24,8 23,7 16 tot 18 jaar 53,1 54,9 54,6 54,0 53,1 54,3 54,3 54,1 56,3 56,4 18 jaar of ouder 20,7 20,8 16,2 18,9 17,6 18,9 20,3 19,5 18,8 19,8 Geboorteland Nederland 69,4 65,2 67,5 67,2 67,8 67,3 69,4 71,0 72,7 72,5 Marokko 10,5 10,4 8,0 7,4 6,6 6,2 4,8 4,2 3,9 3,9 Nederlandse Antillen 5,2 4,3 4,2 5,3 4,8 4,8 4,1 4,0 3,7 3,3 Suriname 4,5 4,5 4,2 3,5 3,3 3,3 2,9 2,5 2,2 2,1 Turkije 1,5 1,2 1,3 1,5 1,2 1,0 1,1 1,1 1,0 1,2
overige westerse landen 3,0 3,9 4,1 4,3 4,6 4,5 4,6 4,2 3,6 3,2 overige niet-westerse landen 5,8 7,5 7,9 7,8 8,4 9,2 7,8 8,1 7,5 7,3 Etniciteit Nederland 45,5 38,7 38,6 40,3 37,6 40,3 42,9 45,2 45,3 47,4 Marokko 20,8 22,1 20,1 20,2 19,3 18,9 18,0 17,7 16,7 17,0 Nederlandse Antillen/Aruba 5,3 5,2 5,1 6,5 6,4 6,1 5,7 5,8 5,6 5,3 Suriname 11,5 13,0 13,4 10,9 12,1 11,5 10,1 9,3 8,5 8,3 Turkije 5,2 5,6 5,7 5,3 6,3 4,2 4,7 5,0 5,7 5,6
overige westerse landen 5,8 7,2 8,0 7,6 7,6 8,3 8,9 7,3 7,5 6,3 overige niet-westerse landen 5,8 8,3 8,9 9,2 10,7 10,7 9,6 9,7 10,5 9,6 Type delict
openbare orde** 5,9 6,4 7,5 7,5 6,3 7,1 8,4 8,2 10,4 9,9
vermogen zonder geweld 20,8 21,4 19,0 20,4 22,4 20,1 21,2 21,4 22,3 22,7 vermogen met geweld 28,5 27,0 30,0 32,7 30,9 27,8 21,2 22,6 22,1 21,1
geweld 6,7 6,0 7,1 7,1 7,5 7,5 8,6 8,7 10,0 9,5 zeden 3,6 2,3 4,0 3,0 3,1 3,6 2,3 4,2 3,3 3,4 overig 2,3 3,7 3,4 3,0 3,3 4,2 3,5 3,3 2,8 2,5 n.v.t./geen delict 32,0 33,3 28,9 26,1 26,2 29,5 34,7 30,7 28,3 29,8 Strafrechtelijk verleden 0 eerdere contacten 29,2 31,1 36,9 37,2 38,5 37,3 37,0 35,4 33,9 31,1 1-2 eerdere contacten 34,3 34,7 34,3 32,0 32,7 34,3 34,3 35,5 35,6 35,3 3-4 eerdere contacten 17,4 15,8 13,9 16,0 14,5 15,1 15,8 16,4 16,8 18,4 5-10 eerdere contacten 16,3 15,3 12,8 13,2 12,6 12,0 11,5 11,6 12,5 14,0 11 of meer eerdere contacten 2,8 3,1 2,1 1,7 1,6 1,3 1,4 1,1 1,2 1,1 Leeftijd 1e strafzaak
15 jaar of jonger 68,0 64,8 67,1 65,3 66,4 63,8 62,5 66,2 66,3 67,3 16 tot 18 jaar 29,1 31,7 29,6 31,0 30,2 32,2 32,8 30,0 30,4 29,5
18 jaar of ouder 3,0 3,3 3,1 3,6 3,4 3,7 4,6 3,8 3,3 3,1
Verblijfsduur
korter dan 3 maanden 56,6 53,4 52,5 52,7 54,1 54,8 57,5 56,7 58,0 53,9 3 tot 6 maanden 19,6 17,7 19,2 18,0 20,1 17,3 15,1 16,3 15,4 13,7 6 tot 12 maanden 11,1 10,4 9,8 10,2 8,4 9,7 9,5 8,7 8,7 10,5 12 maanden of langer 12,7 18,6 18,4 19,1 17,3 18,2 17,9 18,4 17,9 21,9 Verblijfstitel voorlopige hechtenis 50,1 48,2 52,1 54,0 55,2 49,2 46,1 47,9 49,0 45,3 jeugddetentie 22,6 22,9 19,0 18,6 17,8 20,9 17,5 19,6 19,5 16,9 strafrechtelijke maatregel 4,3 5,7 5,8 6,5 4,8 4,7 4,8 4,2 3,9 4,4 ots*** 21,1 22,3 22,0 20,4 21,7 24,2 30,6 27,3 26,8 32,5
In verband met missende waarden, tellen de kolompercentages niet altijd op tot 100%. * Bij meer dan één verblijf binnen één jaar, is het eerste als uitgangpunt gekozen. ** Vernieling, lichte agressie en openbare ordedelicten
14 | Factsheet 2009-5 Ministerie van Justitie | WODC
Bijlage 5 Strafrechtelijke recidive in tien opeenvolgende jaarcohorten van volwassen daders
met een strafzaak
8Tabel 5.1 Prevalentie van algemene recidive* (cumulatieve percentages recidivisten) onder
volwassen daders met een strafzaak afgedaan in de periode 1997-2006
Observatieperiode in jaren Aantal 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 1997 139.890 18,1 26,1 31,3 35,0 38,1 40,6 42,8 44,7 46,3 47,7 1998 138.652 18,3 26,4 31,7 35,6 38,8 41,6 43,8 45,8 47,5 48,8 1999 140.396 18,7 27,2 32,7 36,9 40,3 43,1 45,4 47,3 48,8 49,9 2000 137.341 19,5 28,2 34,1 38,5 41,9 44,7 46,9 48,8 50,0 2001 139.605 19,6 28,5 34,4 38,8 42,2 44,7 46,7 48,2 2002 148.484 20,3 29,4 35,4 39,7 42,9 45,4 47,1 2003 168.869 20,2 29,4 35,4 39,6 42,7 44,9 2004 170.904 20,3 29,3 35,2 39,3 42,0 2005 173.318 19,3 28,3 34,1 37,6 2006 179.330 18,4 27,2 32,3
* Algemene recidive = nieuw justitiecontact n.a.v. een misdrijf, niet afgedaan met vrijspraak of een technisch sepot.
Tabel 5.2 Prevalentie van ernstige recidive* (cumulatieve percentages recidivisten) onder
volwassen daders met een strafzaak afgedaan in de periode 1997-2006
Observatieperiode in jaren Aantal 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 1997 139.890 12,8 18,0 21,3 23,7 25,7 27,4 29,0 30,4 31,7 32,8 1998 138.652 12,9 18,2 21,6 24,1 26,2 28,1 29,9 31,4 32,7 33,8 1999 140.396 13,2 18,7 22,4 25,2 27,7 29,7 31,5 32,9 34,2 35,1 2000 137.341 13,7 19,4 23,4 26,4 28,9 31,0 32,7 34,1 35,2 2001 139.605 13,6 19,5 23,5 26,6 29,1 31,0 32,6 33,8 2002 148.484 14,2 20,2 24,3 27,4 29,7 31,6 32,9 2003 168.869 13,9 20,0 24,1 27,2 29,5 31,1 2004 170.904 13,8 19,9 24,0 26,9 28,9 2005 173.318 13,0 19,0 23,0 25,5 2006 179.330 12,0 18,0 21,6
* Ernstige recidive = nieuw justitiecontact n.a.v. misdrijf met een wettelijke strafdreiging van 4 jaar of meer
Tabel 5.3 Prevalentie van zeer ernstige recidive* (cumulatieve percentages recidivisten) onder
volwassen daders met een strafzaak afgedaan in de periode 1997-2006
Observatieperiode in jaren Aantal 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 1997 139.890 2,6 4,2 5,3 6,2 7,0 7,7 8,3 8,8 9,2 9,6 1998 138.652 2,6 4,1 5,2 6,2 7,0 7,7 8,3 8,8 9,2 9,6 1999 140.396 2,4 4,0 5,3 6,4 7,2 7,9 8,5 9,0 9,5 9,9 2000 137.341 2,5 4,2 5,6 6,7 7,6 8,3 8,8 9,3 9,8 2001 139.605 2,6 4,3 5,6 6,6 7,4 8,0 8,6 9,1 2002 148.484 2,8 4,4 5,6 6,5 7,2 7,9 8,5 2003 168.869 2,6 4,1 5,1 5,9 6,7 7,4 2004 170.904 2,3 3,7 4,7 5,6 6,4 2005 173.318 2,0 3,1 4,2 5,1 2006 179.330 1,7 2,9 4,1
* Zeer ernstige recidive = nieuw justitiecontact n.a.v. misdrijf met een wettelijke strafdreiging van 8 jaar of meer
8 Deze bijlage geeft ongecorrigeerde cijfers. Een deel van de verschillen tussen de jaren kan worden toegeschreven aan verschuivingen in de achtergronden van de personen in de opeenvolgende cohorten. Meer cijfers zijn te vinden in REPRIS, een zoekpaneel toegankelijk via www.wodc.nl/recidivemonitor.
Tabel 5.4 Gemiddeld aantal nieuwe justitiecontacten van de recidivisten onder volwassen daders
met een strafzaak afgedaan in de periode 1997-2006
aObservatieperiode in jaren 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 1997 2,0 2,5 2,9 3,3 3,6 3,9 4,2 4,5 4,7 4,9 1998 2,0 2,5 2,9 3,3 3,7 4,0 4,3 4,5 4,7 4,9 1999 2,0 2,5 2,9 3,3 3,7 4,0 4,2 4,4 4,6 2000 2,0 2,5 3,0 3,3 3,7 3,9 4,2 4,4 2001 2,0 2,5 2,9 3,3 3,6 3,8 4,0 2002 2,0 2,5 2,8 3,1 3,4 3,6 2003 1,9 2,3 2,6 2,9 3,2 2004 1,8 2,1 2,5 2,7 2005 1,7 2,0 2,3 2006 1,6 2,0
Tabel 5.5 Gemiddeld aantal nieuwe justitiecontacten n.a.v. ernstige misdrijven van de
recidivisten onder volwassen daders met een strafzaak afgedaan in de periode
1997-2006
a Observatieperiode in jaren 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 1997 1,5 1,8 2,1 2,4 2,6 2,8 3,0 3,1 3,3 3,4 1998 1,5 1,8 2,1 2,3 2,6 2,8 3,0 3,1 3,2 3,3 1999 1,4 1,8 2,1 2,3 2,6 2,8 2,9 3,0 3,1 2000 1,4 1,8 2,1 2,3 2,5 2,7 2,8 3,0 2001 1,4 1,8 2,1 2,3 2,4 2,6 2,7 2002 1,4 1,7 2,0 2,1 2,3 2,4 2003 1,3 1,6 1,7 1,9 2,1 2004 1,2 1,4 1,6 1,7 2005 1,1 1,3 1,5 2006 1,0 1,2Tabel 5.6 Gemiddeld aantal nieuwe justitiecontacten n.a.v. zeer ernstige misdrijven van de
recidivisten onder volwassen daders met een strafzaak afgedaan in de periode
1997-2006
a Observatieperiode in jaren 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 1997 0,2 0,2 0,2 0,2 0,3 0,3 0,3 0,3 0,3 0,3 1998 0,1 0,2 0,2 0,2 0,3 0,3 0,3 0,3 0,3 0,3 1999 0,1 0,2 0,2 0,2 0,3 0,3 0,3 0,3 0,3 2000 0,1 0,2 0,2 0,2 0,3 0,3 0,3 0,3 2001 0,1 0,2 0,2 0,2 0,2 0,3 0,3 2002 0,1 0,2 0,2 0,2 0,2 0,2 2003 0,1 0,2 0,2 0,2 0,2 2004 0,1 0,1 0,2 0,2 2005 0,1 0,1 0,1 2006 0,1 0,116 | Factsheet 2009-5 Ministerie van Justitie | WODC
Tabel 5.7 Aantal nieuwe justitiecontacten per 100 volwassen daders met een strafzaak afgedaan
in de periode 1997-2006
a Observatieperiode in jaren 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 1997 34,5 63,9 90,0 113,7 136,1 158,6 180,2 199,6 216,9 232,4 1998 34,8 64,3 91,1 116,0 140,9 164,2 185,4 204,1 221,1 236,0 1999 35,1 65,6 93,5 120,5 146,0 169,0 188,9 207,0 223,4 2000 36,7 68,8 99,5 127,5 152,4 174,0 193,7 211,4 2001 36,8 69,8 99,7 125,9 148,6 168,8 187,1 2002 38,5 71,4 99,4 123,2 144,7 163,9 2003 36,7 67,0 92,2 114,5 134,5 2004 34,5 61,7 85,7 106,8 2005 30,7 56,4 78,9 2006 28,9 53,1Tabel 5.8 Aantal nieuwe justitiecontacten per 100 volwassen daders met een strafzaak afgedaan
in de periode 1997-2006 n.a.v. ernstige misdrijven
aObservatieperiode in jaren 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 1997 25,6 46,9 65,4 81,7 97,2 112,6 127,2 139,7 150,6 160,3 1998 25,6 46,6 65,3 82,6 99,9 115,5 129,3 141,2 151,8 161,2 1999 25,4 47,1 66,6 85,4 102,7 117,6 130,3 141,7 151,9 2000 26,4 49,1 70,5 89,5 105,8 119,5 131,9 142,9 2001 26,4 49,7 70,1 87,0 101,3 113,9 125,4 2002 27,5 50,0 68,3 83,4 96,7 108,8 2003 25,1 44,8 60,8 74,7 87,1 2004 22,7 39,9 54,7 67,8 2005 19,7 35,6 49,4 2006 17,9 32,8
Tabel 5.9 Aantal nieuwe justitiecontacten per 100 volwassen daders met een strafzaak afgedaan
in de periode 1997-2006 n.a.v. zeer ernstige misdrijven
aObservatieperiode in jaren 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 1997 2,6 4,9 6,7 8,3 9,9 11,4 12,8 14,0 15,1 16,0 1998 2,6 4,7 6,5 8,3 10,0 11,5 12,7 13,8 14,8 15,8 1999 2,4 4,6 6,6 8,5 10,2 11,6 12,8 13,9 14,9 2000 2,5 4,8 7,0 8,9 10,5 11,8 13,0 14,1 2001 2,6 4,9 7,0 8,8 10,2 11,4 12,6 2002 2,7 5,0 6,9 8,4 9,6 10,9 2003 2,5 4,5 6,2 7,5 8,8 2004 2,3 4,1 5,5 7,0 2005 2,0 3,5 4,9 2006 1,6 3,2
Bijlage 6 Strafrechtelijke recidive in tien opeenvolgende jaarcohorten van jeugdige daders met
een strafzaak
9Tabel 6.1 Prevalentie van algemene recidive* (cumulatieve percentages recidivisten) onder
jeugdige daders met een strafzaak afgedaan in de periode 1997-2006
Observatieperiode in jaren Aantal 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 1997 15.588 23,3 35,7 43,3 49,0 53,3 56,4 59,0 61,4 63,2 64,8 1998 15.859 22,8 35,9 44,3 49,9 54,4 57,9 60,9 63,2 65,1 66,6 1999 16.718 23,6 36,4 45,0 50,8 55,1 58,8 61,7 64,0 65,7 67,0 2000 17.453 22,8 36,2 45,2 51,8 56,7 60,3 63,1 65,2 66,7 2001 18.131 23,3 36,5 45,9 52,4 57,2 60,7 63,3 65,1 2002 20.262 23,6 38,0 47,5 53,9 58,8 61,9 64,2 2003 21.543 23,9 38,8 47,8 54,6 58,8 61,9 2004 22.978 25,1 39,5 48,7 54,8 58,6 2005 23.456 25,0 40,0 49,1 54,5 2006 23.869 25,3 39,6 47,6
* Algemene recidive = nieuw justitiecontact n.a.v. een misdrijf, niet afgedaan met vrijspraak of een technisch sepot.
Tabel 6.2 Prevalentie van ernstige recidive* (cumulatieve percentages recidivisten) onder
jeugdige daders met een strafzaak afgedaan in de periode 1997-2006
Observatieperiode in jaren Aantal 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 1997 15.588 21,6 32,6 39,1 43,8 46,9 49,4 51,5 53,3 54,6 55,8 1998 15.859 20,8 32,7 39,9 44,5 47,9 50,5 52,6 54,5 56,0 57,1 1999 16.718 21,4 32,7 40,0 44,7 48,2 51,1 53,1 54,9 56,3 57,4 2000 17.453 20,6 32,3 39,8 45,4 49,1 52,1 54,2 55,9 57,2 2001 18.131 21,0 32,8 40,7 46,1 50,1 52,8 55,1 56,4 2002 20.262 21,1 34,0 42,3 47,7 51,8 54,3 56,0 2003 21.543 21,2 34,3 42,3 47,8 51,1 53,3 2004 22.978 22,4 35,0 42,9 47,8 50,7 2005 23.456 22,2 35,2 43,0 47,2 2006 23.869 22,3 34,6 41,1
* Ernstige recidive = nieuw justitiecontact n.a.v. misdrijf met een wettelijke strafdreiging van 4 jaar of meer
Tabel 6.3 Prevalentie van zeer ernstige recidive* (cumulatieve percentages recidivisten) onder
jeugdige daders met een strafzaak afgedaan in de periode 1997-2006
Observatieperiode in jaren Aantal 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 1997 15.588 4,6 8,2 10,6 12,5 14,1 15,6 16,9 17,8 18,6 19,2 1998 15.859 4,3 7,7 10,4 12,6 14,3 15,6 16,7 17,6 18,4 19,2 1999 16.718 4,4 7,6 10,4 12,6 14,2 15,7 16,8 17,6 18,6 19,5 2000 17.453 4,6 8,0 10,8 13,0 14,6 16,0 17,1 18,3 19,3 2001 18.131 4,4 7,6 10,3 12,3 14,0 15,1 16,1 17,3 2002 20.262 4,0 7,5 10,2 12,2 13,8 15,3 16,6 2003 21.543 3,8 7,2 9,7 11,5 13,3 14,9 2004 22.978 3,9 6,7 9,0 11,1 12,9 2005 23.456 3,5 6,0 8,4 10,7 2006 23.869 3,3 6,0 8,4
* Zeer ernstige recidive = nieuw justitiecontact n.a.v. misdrijf met een wettelijke strafdreiging van 8 jaar of meer
9 Deze bijlage geeft ongecorrigeerde cijfers. Een deel van de verschillen tussen de jaren kan worden toegeschreven aan verschuivingen in de achtergronden van de personen in de opeenvolgende cohorten. Meer cijfers zijn te vinden in REPRIS, een zoekpaneel toegankelijk via www.wodc.nl/recidivemonitor.
18 | Factsheet 2009-5 Ministerie van Justitie | WODC
Tabel 6.4 Gemiddeld aantal nieuwe justitiecontacten van de recidivisten onder jeugdige daders
met een strafzaak afgedaan in de periode 1997-2006
a Observatieperiode in jaren 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 1997 1,7 2,1 2,5 2,9 3,2 3,5 3,9 4,2 4,5 4,7 1998 1,6 2,0 2,4 2,8 3,1 3,4 3,8 4,0 4,3 4,6 1999 1,6 2,0 2,4 2,7 3,1 3,4 3,7 4,0 4,3 2000 1,6 2,0 2,3 2,7 3,0 3,3 3,7 3,9 2001 1,5 1,9 2,3 2,7 3,0 3,3 3,6 2002 1,5 1,9 2,3 2,6 3,0 3,3 2003 1,5 1,9 2,3 2,6 2,9 2004 1,5 1,9 2,2 2,6 2005 1,5 1,8 2,2 2006 1,5 1,8Tabel 6.5 Gemiddeld aantal nieuwe justitiecontacten n.a.v. ernstige misdrijven van de
recidivisten onder jeugdige daders met een strafzaak afgedaan in de periode
1997-2006
a Observatieperiode in jaren 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 1997 1,5 1,9 2,2 2,4 2,6 2,9 3,1 3,3 3,4 3,6 1998 1,5 1,8 2,1 2,3 2,5 2,7 2,9 3,1 3,3 3,4 1999 1,4 1,7 2,0 2,2 2,5 2,7 2,9 3,0 3,2 2000 1,4 1,7 1,9 2,2 2,4 2,6 2,8 3,0 2001 1,4 1,7 1,9 2,2 2,4 2,6 2,8 2002 1,3 1,7 1,9 2,1 2,3 2,5 2003 1,3 1,6 1,9 2,1 2,3 2004 1,3 1,6 1,8 2,1 2005 1,3 1,5 1,8 2006 1,3 1,5Tabel 6.6 Gemiddeld aantal nieuwe justitiecontacten n.a.v. zeer ernstige misdrijven van de
recidivisten onder jeugdige daders met een strafzaak afgedaan in de periode
1997-2006
a Observatieperiode in jaren 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 1997 0,2 0,3 0,3 0,4 0,4 0,4 0,4 0,5 0,5 0,5 1998 0,2 0,3 0,3 0,3 0,4 0,4 0,4 0,4 0,5 0,5 1999 0,2 0,2 0,3 0,3 0,4 0,4 0,4 0,4 0,4 2000 0,2 0,3 0,3 0,3 0,4 0,4 0,4 0,4 2001 0,2 0,2 0,3 0,3 0,3 0,3 0,4 2002 0,2 0,2 0,3 0,3 0,3 0,3 2003 0,2 0,2 0,2 0,3 0,3 2004 0,2 0,2 0,2 0,3 2005 0,2 0,2 0,2 2006 0,1 0,2Tabel 6.7 Aantal nieuwe justitiecontacten per 100 jeugdige daders met een strafzaak afgedaan
in de periode 1997-2006
a Observatieperiode in jaren 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 1997 39,0 75,6 109,3 140,0 169,8 199,1 228,7 256,2 281,0 305,9 1998 36,6 73,3 107,2 137,3 167,9 197,7 227,8 255,4 281,3 305,7 1999 37,2 72,3 105,5 136,9 168,5 200,1 229,0 257,3 281,7 2000 35,5 70,2 104,5 138,0 170,8 201,4 230,2 256,4 2001 34,6 69,8 105,9 140,0 170,8 201,0 228,9 2002 35,4 73,1 108,3 141,2 173,5 202,9 2003 35,6 73,6 108,0 141,2 171,1 2004 37,1 73,4 108,4 140,7 2005 36,1 72,8 106,4 2006 36,6 71,5Tabel 6.8 Aantal nieuwe justitiecontacten per 100 jeugdige daders met een strafzaak afgedaan
in de periode 1997-2006 n.a.v. ernstige misdrijven
aObservatieperiode in jaren 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 1997 35,5 67,5 95,3 118,9 140,6 161,2 182,0 200,4 216,2 231,9 1998 32,7 64,4 91,5 114,2 136,2 156,8 176,7 194,9 211,6 226,9 1999 33,0 62,7 89,0 112,6 135,1 156,9 175,8 194,2 209,4 2000 31,6 60,6 87,6 112,7 136,1 157,0 175,7 192,1 2001 30,7 60,0 88,4 114,1 135,9 156,0 174,1 2002 30,9 62,4 90,5 115,1 137,8 157,5 2003 30,9 62,3 89,6 113,8 134,4 2004 32,2 62,1 89,1 112,3 2005 31,5 61,4 87,2 2006 31,3 59,1
Tabel 6.9 Aantal nieuwe justitiecontacten per 100 jeugdige daders met een strafzaak afgedaan
in de periode 1997-2006 n.a.v. zeer ernstige misdrijven
aObservatieperiode in jaren 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 1997 5,4 10,3 14,2 17,5 20,4 23,5 26,3 28,7 30,6 32,4 1998 4,7 9,3 13,2 16,6 20,0 22,7 25,1 27,3 29,3 31,2 1999 4,6 9,0 13,0 16,6 19,7 22,6 25,0 27,1 29,1 2000 5,0 9,4 13,6 17,2 20,3 23,0 25,3 27,6 2001 4,7 8,9 12,7 16,0 18,8 21,0 23,3 2002 4,2 8,4 12,2 15,2 17,7 20,5 2003 4,1 8,2 11,7 14,5 17,4 2004 4,1 7,8 11,0 14,1 2005 3,8 7,0 10,3 2006 3,5 6,9
20 | Factsheet 2009-5 Ministerie van Justitie | WODC
Bijlage 7
Strafrechtelijke recidive in tien opeenvolgende jaarcohorten van ex-gedetineerden
10Tabel 7.1 Prevalentie van algemene recidive* (cumulatieve percentages recidivisten) onder
ex-gedetineerden; naar uitstroomjaar
Observatieperiode in jaren Aantal 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 1997 19.135 40,4 51,8 58,5 63,0 66,3 69,1 71,2 73,1 74,5 75,5 1998 20.096 40,6 52,5 59,1 63,6 67,1 69,6 71,5 73,2 74,3 75,3 1999 19.925 42,0 53,7 60,6 65,2 68,5 71,0 72,8 74,1 75,1 75,9 2000 21.613 43,0 55,6 62,8 67,2 70,2 72,5 74,1 75,4 76,1 2001 20.826 43,8 56,2 63,1 67,4 70,2 72,1 73,6 74,5 2002 19.278 44,3 55,8 61,7 65,5 68,0 69,8 70,9 2003 22.611 42,2 53,2 59,1 62,8 65,3 66,6 2004 27.827 41,3 53,2 59,6 63,7 65,8 2005 35.206 39,0 51,6 58,5 62,2 2006 35.455 38,0 50,4 56,1
* Algemene recidive = nieuw justitiecontact n.a.v. een misdrijf, niet afgedaan met vrijspraak of een technisch sepot.
Tabel 7.2 Prevalentie van ernstige recidive* (cumulatieve percentages recidivisten) onder
ex-gedetineerden; naar uitstroomjaar
Observatieperiode in jaren Aantal 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 1997 19.135 35,0 45,1 50,8 54,7 57,9 60,4 62,7 64,5 66,0 67,2 1998 20.096 35,2 45,5 51,1 55,4 58,7 61,4 63,4 65,2 66,4 67,3 1999 19.925 36,5 46,6 53,0 57,4 60,5 63,0 65,0 66,4 67,6 68,3 2000 21.613 37,4 48,4 55,0 59,4 62,2 64,5 66,2 67,5 68,2 2001 20.826 38,0 49,1 55,4 59,7 62,4 64,3 65,9 66,8 2002 19.278 38,9 49,0 54,7 58,2 60,7 62,6 63,7 2003 22.611 37,1 46,4 51,8 55,3 57,7 59,1 2004 27.827 34,6 45,3 51,0 54,9 57,2 2005 35.206 31,9 42,8 49,2 52,6 2006 35.455 30,4 41,1 46,2
* Ernstige recidive = nieuw justitiecontact n.a.v. misdrijf met een wettelijke strafdreiging van 4 jaar of meer
Tabel 7.3 Prevalentie van zeer ernstige recidive* (cumulatieve percentages recidivisten) onder
ex-gedetineerden; naar uitstroomjaar
Observatieperiode in jaren Aantal 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 1997 19.135 9,0 13,5 16,9 19,7 22,1 24,2 25,9 27,2 28,3 29,0 1998 20.096 8,7 13,4 16,8 19,9 22,4 24,3 26,0 27,0 27,9 29,0 1999 19.925 8,5 13,4 17,4 20,7 23,2 25,2 26,5 27,7 29,0 29,9 2000 21.613 8,6 14,3 18,4 21,3 23,5 25,2 26,5 27,8 28,9 2001 20.826 9,2 14,8 18,8 21,7 23,6 25,2 26,5 27,9 2002 19.278 9,9 15,6 19,0 21,3 23,0 24,9 26,3 2003 22.611 9,2 13,6 16,6 18,7 20,8 22,3 2004 27.827 7,8 11,6 14,3 17,0 18,9 2005 35.206 6,1 9,5 12,6 15,0 2006 35.455 5,4 9,2 12,0
* Zeer ernstige recidive = nieuw justitiecontact n.a.v. misdrijf met een wettelijke strafdreiging van 8 jaar of meer
10 Deze bijlage geeft ongecorrigeerde cijfers. Een deel van de verschillen tussen de jaren kan worden toegeschreven aan verschuivingen in
de achtergronden van de personen in de opeenvolgende cohorten. Meer cijfers zijn te vinden in REPRIS, een zoekpaneel toegankelijk via www.wodc.nl/recidivemonitor.
Tabel 7.4 Gemiddeld aantal nieuwe justitiecontacten van de recidivisten onder de
ex-gedetineerden; naar uitstroomjaar
bObservatieperiode in jaren 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 1997 2,7 3,6 4,5 5,3 6,0 6,7 7,3 7,8 8,2 8,6 1998 2,7 3,7 4,6 5,5 6,3 7,0 7,5 8,0 8,4 8,8 1999 2,7 3,8 4,7 5,6 6,4 7,0 7,5 8,0 8,4 2000 2,7 3,8 4,8 5,6 6,2 6,8 7,3 7,7 2001 2,9 4,0 4,9 5,6 6,1 6,7 7,1 2002 2,9 4,0 4,7 5,3 5,9 6,4 2003 2,6 3,5 4,1 4,7 5,2 2004 2,3 3,0 3,6 4,1 2005 2,1 2,7 3,2 2006 2,0 2,7
Tabel 7.5 Gemiddeld aantal nieuwe justitiecontacten n.a.v. ernstige misdrijven van de
recidivisten onder de ex-gedetineerden; naar uitstroomjaar
bObservatieperiode in jaren 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 1997 2,3 3,1 3,8 4,3 4,9 5,5 5,9 6,3 6,6 6,9 1998 2,3 3,1 3,8 4,5 5,1 5,6 6,0 6,4 6,6 6,9 1999 2,3 3,1 3,9 4,6 5,2 5,6 6,0 6,3 6,6 2000 2,3 3,2 3,9 4,6 5,0 5,4 5,7 6,0 2001 2,4 3,3 4,0 4,5 4,9 5,2 5,6 2002 2,4 3,2 3,8 4,2 4,6 5,0 2003 2,1 2,7 3,2 3,6 3,9 2004 1,7 2,2 2,7 3,0 2005 1,5 2,0 2,3 2006 1,5 1,9
Tabel 7.6 Gemiddeld aantal nieuwe justitiecontacten n.a.v. zeer ernstige misdrijven van de
recidivisten onder de ex-gedetineerden; naar uitstroomjaar
bObservatieperiode in jaren 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 1997 0,3 0,3 0,4 0,4 0,5 0,6 0,6 0,7 0,7 0,7 1998 0,3 0,3 0,4 0,5 0,5 0,6 0,6 0,7 0,7 0,7 1999 0,2 0,3 0,4 0,5 0,5 0,6 0,6 0,6 0,7 2000 0,2 0,3 0,4 0,5 0,5 0,6 0,6 0,6 2001 0,2 0,3 0,4 0,5 0,5 0,6 0,6 2002 0,3 0,4 0,4 0,5 0,5 0,6 2003 0,2 0,3 0,4 0,4 0,5 2004 0,2 0,3 0,3 0,4 2005 0,2 0,2 0,3 2006 0,2 0,2
22 | Factsheet 2009-5 Ministerie van Justitie | WODC
Tabel 7.7 Aantal nieuwe justitiecontacten per 100 ex-gedetineerden; naar uitstroomjaar
bObservatieperiode in jaren 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 1997 109,9 188,6 263,2 330,7 395,9 460,1 518,3 566,1 608,3 645,3 1998 108,8 195,1 271,4 345,7 417,0 481,4 533,0 578,2 617,5 652,7 1999 114,5 201,8 285,4 363,8 435,3 492,2 540,5 583,1 622,8 2000 117,3 211,9 298,5 374,7 435,1 485,9 532,2 572,9 2001 124,8 222,3 306,5 373,1 428,3 476,9 520,7 2002 127,2 220,6 291,1 347,8 398,2 445,9 2003 111,6 184,2 241,5 291,2 335,7 2004 93,8 157,9 211,5 259,5 2005 79,9 138,0 188,7 2006 77,4 133,7
Tabel 7.8 Aantal nieuwe justitiecontacten per 100 ex-gedetineerden n.a.v. ernstige misdrijven;
naar uitstroomjaar
b Observatieperiode in jaren 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 1997 93,9 159,1 218,8 272,4 324,8 375,4 419,7 455,2 485,9 512,3 1998 92,0 162,2 223,4 282,8 339,3 388,6 426,7 459,4 487,4 512,7 1999 96,1 167,3 235,3 298,4 353,0 395,6 430,9 461,4 489,8 2000 98,1 175,6 246,1 305,0 349,6 386,6 420,1 449,2 2001 104,8 184,3 249,9 299,0 339,4 373,9 405,6 2002 106,8 180,4 234,2 276,2 312,8 347,4 2003 90,5 144,9 187,5 223,3 255,7 2004 71,8 119,3 157,5 192,1 2005 59,7 101,0 136,6 2006 56,0 95,9Tabel 7.9 Aantal nieuwe justitiecontacten per 100 ex-gedetineerden n.a.v. zeer ernstige
misdrijven; naar uitstroomjaar
bObservatieperiode in jaren 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 1997 10,9 17,9 23,9 29,6 35,1 40,3 44,9 48,5 51,7 54,4 1998 10,2 17,1 23,2 29,3 35,1 39,9 43,9 47,3 50,2 53,5 1999 9,9 17,0 24,0 30,6 36,1 40,7 44,2 47,6 51,5 2000 10,0 18,2 25,5 31,3 36,2 40,0 43,8 47,6 2001 10,8 19,0 26,2 31,6 36,2 40,3 44,0 2002 11,5 20,0 26,1 30,7 34,8 39,3 2003 10,5 16,7 21,8 25,8 30,1 2004 8,8 14,1 18,4 23,2 2005 6,8 11,4 16,2 2006 6,2 11,3