• No results found

Dood en verlies in de jeugdliteratuur

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Dood en verlies in de jeugdliteratuur"

Copied!
35
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

1

Dood en verlies in de jeugdliteratuur

Ondersteuning bij het rouwproces voor kinderen van negen tot en met

twaalf jaar

Bachelorscriptie

Wytske Schotanus (S3224910) Rijksuniversiteit Groningen Nederlandse Taal en Cultuur Moderne Letterkunde

Begeleider: Dr. S. van Voorst

Tweede lezer: Prof. dr. B.A.M. Ramakers 23 juni 2020

(2)
(3)

3

Inleiding

Soms wordt gedacht dat kinderen niet echt kunnen rouwen. Waar volwassenen veel pijn en verdriet hebben na een overlijden, lijken kinderen een groot deel van de tijd niet door te hebben dat er iets aan de hand is en spelen ze rustig verder. Dat kinderen niet rouwen, is echter een misvatting. Kinderen rouwen wel degelijk, maar op een andere manier dan volwassenen dat doen. Kinderen zijn niet, zoals volwassenen, in staat om langere tijd achter elkaar te rouwen. Een verdrietig moment van kinderen wordt al snel gevolgd door spelen. Bovendien kunnen kinderen nog niet goed vertellen wat ze voelen. Dat kinderen zich verdrietig voelen, laten ze daarom vaak zien in hun gedrag en andere emoties, bijvoorbeeld door snel boos te worden of vaak bang te zijn. Hierdoor kan bij ouders1 de indruk ontstaan dat een kind niet zoveel last heeft

van een overlijden, maar dat is niet het geval. Kinderen hebben net als volwassenen verdriet en pijn, maar rouwen wel op hun eigen manier.2

Voor de meeste kinderen is de eerste kennismaking met de dood het overlijden van een huisdier. Zo’n gebeurtenis kan kinderen helpen om te leren wat het verschil is tussen leven en dood en dat het leven op een dag voor iedereen stopt.3 Sommige kinderen krijgen op jonge leeftijd ook te maken met het overlijden van een naaste. Het overlijden van een naaste is vaak zeer ingrijpend voor kinderen. Ze krijgen dan te maken met een situatie die ze nog niet kennen en met gevoelens die ze niet goed kunnen plaatsen. Omdat jonge kinderen nog niet goed begrijpen wat rouwen is en hoe dat ‘moet’, is het van essentieel belang dat ze worden begeleid en gesteund door hun ouders. Ouders zijn doorgaans degenen die de meeste invloed op hun kinderen hebben en zouden daarom een belangrijke rol moeten spelen in het verwerken van hun rouwgevoelens.4 Kinderen moeten van hun ouders de ruimte krijgen om hun verdriet te verwerken in een veilige omgeving. Het is dan ook belangrijk dat ouders met hun kinderen praten over de moeilijke situatie en de gevoelens die daarbij komen kijken.

Het is voor veel ouders echter lastig om over de dood te praten met hun kind, zeker wanneer de ouders zelf ook verdriet hebben. Ze zijn vaak bang om fouten te maken, vinden het lastig om de juiste woorden te vinden en weten niet goed hoe ze een gesprek met hun kind

1 Met ‘ouders’ worden in het vervolg ouders en verzorgers bedoeld.

2 M, Uniken-Venema, “Rouw bij kinderen,” Bijblijven 21, nr. 1 (2005): 7, https://doi.org/10.1007/BF03059823.

Truus Breukers, “Kinderen in rouw: Onder de oppervlakte,” Huisarts en Wetenschap 46, nr. 9 (2003): 404,

https://doi.org/10.1007/BF03083345.

3 Uniken-Venema, 7.

4 Aime Ferow, “Childhood Grief and Loss,” The European Journal of Educational Sciences 6 (oktober 2019): 7,

(4)

4

moeten beginnen.5 Bovendien hebben ze vaak de neiging om hun kind te beschermen tegen dit

moeilijke onderwerp.6 Echter, het vermijden van het onderwerp dood kan schadelijk zijn voor

de emotionele en intellectuele ontwikkeling van een kind.7 Voor een gezonde ontwikkeling is

het voor een kind namelijk van groot belang om te leren wat de dood inhoudt en om te leren hoe hij of zij met een overlijden om kan gaan.8 Het is voor het rouwproces van kinderen bevorderlijk als ouders open en eerlijk zijn over een overlijden.9 Daarbij is het belangrijk dat ouders de vragen van hun kind zo goed mogelijk beantwoorden.10 Dat is lastig, aangezien kinderen vaak vragen stellen waar volwassenen ook geen antwoord op hebben of vragen stellen die heel direct zijn. Het is daarnaast goed om een kind zo duidelijk mogelijk uit te leggen wat er gebeurd is of staat te gebeuren bij een overlijden en om het kind intensief te betrekken bij de situatie.11 Een kind heeft zelf waarschijnlijk ook veel gedachtes over de gebeurtenissen en het is daarom belangrijk om misvattingen weg te nemen. Het komt namelijk regelmatig voor dat een kind het gevoel heeft dat het overlijden van de persoon in kwestie diens schuld is.12 Door het kind uit te leggen dat het overlijden niet diens schuld is en uit te leggen wat de werkelijke oorzaak van het overlijden is, kan het kind gerustgesteld worden. Een kind heeft in zo’n moeilijke situatie veel behoefte aan uitleg en duidelijkheid en die kunnen de ouders geven door samen in gesprek te gaan.

Het is voor kinderen dus van belang om kennis te maken met het concept ‘dood’. Wanneer het voor ouders lastig is om hun kinderen hierover uitleg te geven, kunnen kinderboeken met de thema’s dood, verlies en rouw een goed hulpmiddel zijn bij het voeren

5 Marina N.F. Arruda-Colli., Meaghann S. Weaver & Lori Wiener, “Communication About Dying, Death, and

Bereavement: A Systematic Review of Children’s Literature,” Journal of Palliative Medicine 20, nr. 5 (2017): 549, https://doi.org/10.1089/jpm.2016.0494.

6 Evelyn J. Swenson, “The Treatment of Death in Children’s Literature,” Elementary English 49, nr. 3 (maart

1972): 401, https://www.jstor.org/stable/41387117.

Judith P. Moss, “Death in Children’s Literature,” Elementary English 49, nr. 4 (1972): 530,

https://www.jstor.org/stable/41387811.

7 Moss, 530.

8 Arruda-Colli, Weaver & Wiener, 549, 551. 9 Ferow, 4.

Henrietta Crain, “Basic Concepts of Death in Children’s Literature,” Elementary English 49, nr. 1 (januari 1972): 113, https://www.jstor.org/stable/41387048.

Janet Goodall, “Conclusion, Part II: Grieving Parents, Grieving Children,” in Representations of Childhood Death, ed. Gillian Avery & Kimberley Reynolds. (Palgrave Macmillan UK, 2000), 235.

10 Crain, 113.

Ferow, 4.

11 Breukers, 405-6. 12 Breukers, 405.

Devereaux A. Poling & Julie M. Hupp, “Death sentences: A Content Analysis of Children’s Death Literature,” The Journal of Genetic Psychology 169, nr. 2 (7 augustus 2008): 166, https://doi.org/10.3200/GNTP.169.2.165-176.

(5)

5

van een gesprek.13 Deze boeken kunnen niet alleen helpen om het gesprek over dit lastige

onderwerp te beginnen, maar kunnen ook het begrip van de dood bij een kind vergroten.14 Ook

kunnen kinderen zich gesteund voelen wanneer ze zich herkennen in de personages en de situaties uit een verhaal.15 Het kan kinderen in hun rouwproces helpen om te lezen hoe de verschillende personages omgaan met de dood.16 Zo kunnen ze ontdekken dat er verschillende manieren zijn om om te gaan met een overlijden. Voor ouders is hier een taak weggelegd om hun kind duidelijk te maken dat hij of zij op zijn of haar eigen manier mag rouwen en dat er geen goede of verkeerde manier van rouwen is.17

Het inzetten van kinderboeken ter ondersteuning van of de voorbereiding op de verwerking van de dood gebeurt veel in het Beatrix Kinderziekenhuis in Groningen. Het aanbieden en adviseren van boeken over dood, verlies en rouw vormt daar een belangrijk onderdeel van de zorg voor ongeneeslijk zieke kinderen. Voor het adviseren van deze boeken maken de medewerkers gebruik van bestaande boekenlijsten omtrent de thema’s dood, verlies en rouw. Deze lijsten geven echter niet voldoende informatie over de boeken. De medewerkers geven aan behoefte te hebben aan een overzicht van boeken die geschikt zijn om aan te raden aan de zieke kinderen en hun gezinnen. Naar aanleiding van deze vraag zijn zeven studenten bereid gevonden om in het kader van hun scriptie bij te dragen aan dit onderzoek. Elke student neemt een leeftijdscategorie voor diens rekening. In deze scriptie worden zes kinderboeken voor de leeftijdscategorie negen tot en met twaalf jaar geanalyseerd. Van dit onderzoek zal verslag gedaan worden in het eerste deel van deze scriptie.

De leeftijdscategorie negen tot en met twaalf jaar interesseert mij in het bijzonder aangezien kinderen dan een aantal emotionele en cognitieve ontwikkelingen doormaken die van invloed zijn op het rouwproces. Vanaf een jaar of acht wordt het begrip van de dood groter18, leren kinderen zich beter in te leven in de gevoelens van een ander19 en krijgen kinderen meer behoefte om betrokken te worden bij het ziekte- en overlijdensproces.20 Een boek kan van grote waarde zijn tijdens een rouwproces wanneer het aansluit op de belevingswereld en het ontwikkelingsniveau van een kind. Dit zal later in deze scriptie nog

13 Arruda-Colli, Weaver & Wiener, 548-51. 14 Crain, 113.

Devereaux & Hupp, 166.

15 Eppoh Heermans, “Het boek als troost,” Leesgoed 32, nr. 3 (2005): 107-8.

16 Timothy E. Moore & Mae Reet, “Who Dies and Who Cries: Death and Bereavement in Children’s

Literature,” Journal of Communication 37, nr. 4 (1987): 53, https://doi.org/10.1111/j.1460-2466.1987.tb01008.x.

17 Breukers, 406. 18 Heermans, 107.

19 Atle Dyregrov, Grief in Children: A Handbook for Adults (Londen: Jessica Kingsley Publishers, 2008), 19. 20 Eefje Buenen, “Aan de andere kant van de spiegel: Over de dood in recente kinder- en jeugdliteratuur,”

(6)

6

verder worden toegelicht. Dit gegeven maakt mij nieuwsgierig naar de mate waarin er in mijn kinderboeken op het ontwikkelingsniveau van de lezer wordt ingespeeld. Daarom zal ik in het tweede deel van deze scriptie onderzoeken in hoeverre de personages wat betreft hun ontwikkelingsniveau lijken op het ontwikkelingsniveau van de lezer. De uitkomsten van deze analyses worden vergeleken met de bevindingen van Sigrid Leeuwerik, die in haar scriptie uit 2011 de rouwverwerking van hoofdpersonages van circa acht jaar heeft bestudeerd.21 Ik verwacht dat het ontwikkelingsniveau van de hoofdpersonages uit mijn boeken meer overeenkomsten vertoont met het ontwikkelingsniveau van de lezer dan de jongere hoofdpersonages uit het onderzoek van Sigrid Leeuwerik. Indien dat het geval blijkt te zijn, vormt dat een verdere bevestiging dat de auteurs van mijn boeken rekening gehouden hebben met het ontwikkelingsniveau van de lezer. Ten slotte zal ik kort bespreken welke boeken ik op basis van mijn analyses wel en niet aanraad ter ondersteuning in het rouwproces van de lezer. Van dit onderzoek zal verslag gedaan worden in het tweede deel van deze scriptie.

21 Sigrid L. Leeuwerik, “’Het lijkt net alsof ze slaapt.’: Beleving en verwerking van de dood in moderne

Nederlandse jeugdliteratuur voor kinderen van 8+,” (Bachelorscriptie, Rijksuniversiteit Groningen, Groningen, 2011), 1-19.

(7)

7

Deel 1 – Onderzoek Beatrix Kinderziekenhuis

Achtergrond

Het praten over de dood is erg belangrijk voor kinderen in het algemeen, maar in het bijzonder voor kinderen met een aandoening die ongeneeslijk of levensduur verkortend is. Bij deze ernstig zieke kinderen is het duidelijk dat ze niet meer beter kunnen worden en aan hun aandoening zullen overlijden. Een deel van het zorgproces voor deze kinderen bestaat uit het leveren van palliatieve zorg. Deze palliatieve zorg is, in tegenstelling tot wat er bij volwassenen onder verstaan wordt, niet gericht op de periode vlak voor het overlijden. Palliatieve zorg voor kinderen wordt namelijk al vanaf de diagnose gegeven en is naast de lichamelijke verzorging gericht op psychologische, sociale, pedagogische, culturele en spirituele aspecten van het leven. Deze zorg heeft als doel om de kwaliteit van het leven van het kind in de ziekteperiode zo hoog mogelijk te houden en om het kind en diens gezin te helpen zo goed mogelijk om te gaan met het naderende overlijden.22

Medewerkers van het Beatrix Kinderziekenhuis in Groningen hebben dagelijks te maken met palliatieve zorg voor ernstig zieke kinderen. De medewerkers proberen de zieke kinderen en hun gezinnen zo goed mogelijk voor te bereiden op het naderende overlijden. Het aanbieden en adviseren van boeken over dood, verlies en rouw speelt daarin een belangrijk rol. Het lezen of voorlezen van deze boeken maakt het volgens de medewerkers soms gemakkelijker voor ouders om het gesprek over het moeilijke onderwerp dood te beginnen met hun kinderen. Bovendien kunnen deze boeken de zieke kinderen steun bieden in de voorbereiding op en de acceptatie van hun naderende overlijden. De zieke kinderen kunnen zichzelf namelijk herkennen in de gedachtes, de gevoelens en het gedrag van de zieke personages.23 Broertjes en zusjes van het zieke kind kunnen zich eveneens gesteund voelen in hun rouwproces wanneer ze zichzelf herkennen in een personage dat ook een broertje of zusje gaat verliezen of heeft verloren.

De medewerkers van het kinderziekenhuis selecteren de boeken uit bestaande boekenlijsten omtrent de thema’s dood, verlies en rouw.24 Deze lijsten zijn doorgaans erg

algemeen van aard. Meestal zijn deze lijsten enkel geordend op basis van leeftijd en soms ook op basis van welk personage komt te overlijden. Voor een gemiddelde lezer is dit waarschijnlijk

22 Francis Blokland & Rob Bruntink, “Platform Palliatieve Zorg voor Kinderen: Ouderverenigingen en

professionals samen aan de slag,” Pallium 09, nr. 3 (februari 2007): 76, https://doi.org/10.1007/BF03061220.

23 Heermans, 107-8.

(8)

8

voldoende specifiek, maar voor de medewerkers die boeken willen aanraden aan de zieke kinderen en hun gezin is het belangrijk dat de boeken echt goed op de situatie van het zieke kind aansluiten. Op basis van de huidige lijsten kunnen zij niet tot een weloverwogen en passend boekenadvies komen. In de bestaande lijsten is het niet altijd duidelijk of het overlijden van het kind het gevolg is van een ziekte of van een ongeluk. Daarnaast zijn in deze lijsten ook boeken opgenomen waarin bijvoorbeeld ouders overlijden. Hoewel deze boeken vanzelfsprekend belangrijk zijn en steunend kunnen zijn, sluiten deze niet goed aan bij de specifieke situatie van de ernstig zieke kinderen. De medewerkers van het kinderziekenhuis hebben dan ook aangegeven behoefte te hebben aan een nieuwe lijst van kinderboeken waarin een kind ernstig ziek is en eventueel in het verhaal overlijdt. Daarbij zouden zij per boek graag een overzicht willen hebben met de belangrijkste inhoudelijke kenmerken omtrent de rouwverwerking en de dood. Deze lijst en rapporten kunnen de medewerkers helpen om passender en sneller boekenadvies te geven, wat het zorgproces uiteindelijk ten goede kan komen. In de volgende paragraaf zal verslag gedaan worden van de methode van het onderzoek.

Methode

In samenwerking met zes andere studenten wordt een onderzoek uitgevoerd om een boekenlijst op maat samen te stellen. Elke student neemt een andere leeftijdscategorie voor zijn of haar rekening om de hele reikwijdte van de kindertijd en adolescentie te kunnen beslaan. Via verschillende webwinkels, bibliotheken en websites van bestaande boekenlijsten25 worden door de studenten boeken geselecteerd die op het eerste gezicht geschikt lijken voor het Beatrix Kinderziekenhuis. Een voorwaarde voor opname in het onderzoek is dat de boeken goed verkrijgbaar zijn via de boekhandel, de bibliotheek of een webwinkel. Daarnaast is het belangrijk dat het verhaal over een ziek kind gaat. Uiteindelijk zijn circa vijftig boeken verzameld die geanalyseerd zullen worden. Voor mijn onderzoek worden zes boeken in de leeftijdscategorie van negen tot en met twaalf jaar geanalyseerd. Het gaat het om de volgende boeken: Achtste-groepers huilen niet26 van Jacques Vriens, Slapen vissen?27 van Jens Raschke,

25 Onder andere: www.bol.com; www.bibliotheek.nl; www.indewolken.nl; www.kinderpalliatief.nl;

www.ziezon.nl.

26 Jacques Vriens, Achtste-groepers huilen niet (Houten-Antwerpen: Van Holkema & Warendorf, herziene druk

2010).

(9)

9

Wat we niet wisten28 van Tom Avery, Rick is er niet meer29 van Marcella Luiken en Esther van

der Ham, Toen de vogels kwamen30 van Marijn Backer en Keet!31 van Leanne van Spronsen.

Analysemodel

Om de boeken inhoudelijk te kunnen analyseren, is een model32 ontwikkeld dat gebaseerd is op het artikel Communication about dying, death, and bereavement: A systematic review of children's literature.33 In dit artikel worden ruim honderd kinderboeken met het thema rouw

aan een kwalitatieve inhoudsanalyse onderworpen. Een deel van de aspecten die in die analyse centraal stonden, vormt het startpunt van ons model. Het ontwikkelde analysemodel heeft, zoals in bijlage 1 te zien is, de vorm van een tabel. In de linkerkolom staan verschillende onderdelen die over de inhoud van het boek gaan. In de middelste kolom kunnen citaten en parafrases worden ingevuld om te laten zien hoe een bepaald onderdeel in het boek naar voren komt. De rechterkolom biedt ten slotte ruimte voor een oordeel voor welke lezer een onderdeel wel of niet geschikt is. Voor alle boeken wordt hetzelfde model gebruikt om ervoor te zorgen dat deze op dezelfde manier geanalyseerd worden.

De analyses vormen de bouwstenen voor het schrijven van een kort rapport.34 In dit rapport wordt door alle studenten dezelfde structuur aangehouden door met dezelfde tussenkopjes te werken. Door deze tussenkopjes is het in een oogopslag duidelijk waar welke informatie staat. In het rapport komen de verschillende onderdelen uit het model naar voren. Zo wordt beschreven voor wie het boek geschikt is, waar het verhaal over gaat en vanuit welk perspectief het verhaal geschreven is. Daarnaast komt naar voren hoe de personages in emotioneel opzicht omgaan met de ziekte en het eventuele overlijden, wat wordt aangeduid met het begrip copingstrategieën. Verder wordt aandacht besteed aan de illustraties, de manier waarop de dood wordt beschreven en aan relevante culturele, religieuze en maatschappelijke informatie. De rapporten zijn bedoeld om de medewerkers van het kinderziekenhuis overzicht en inzicht te bieden omtrent de belangrijkste onderdelen van dood en rouwverwerking in de boeken. Op basis van de rapporten kunnen de medewerkers een betere inschatting maken of een boek bij een bepaald kind past of juist niet.

28 Tom Avery, Wat we niet wisten, vert. Aleid van Eekelen-Benders (Amsterdam: Leopold, 2016). 29 Marcella Luiken & Esther van der Ham, Rick is er niet meer (Breda: Droomvallei Uitgeverij, 2018). 30 Marijn Backer, Toen de vogels kwamen (Amsterdam: Leopold, 2016).

31 Leanne van Spronsen, Keet! (Houten: Den Hertog, 2018).

32 In bijlage 1 worden naast een leeg model ook de zes ingevulde modellen bijgevoegd. 33 Arruda-Colli, Weaver & Wiener, 548-59.

(10)

10

Analyses

In elk van de zes boeken staat een ernstige ziekte centraal en bevinden de hoofdpersonages zich in de leeftijdscategorie negen tot en met twaalf jaar. In sommige boeken is het hoofdpersonage zelf ziek, namelijk in Achtste-groepers huilen niet en Toen de vogels kwamen. In andere boeken is een broer of zus ziek, namelijk in Slapen vissen?, Wat we niet wisten en Keet!. Ten slotte is er een boek waarin een vriend ziek is, namelijk in Rick is er niet meer. In alle boeken overlijdt het zieke kind in het verhaal, behalve in Keet!. Hoewel het zieke kind in Keet! niet overlijdt, blijft de gezondheidssituatie onzeker. Voor deze scriptie zijn de analyses uitgeschreven tot een lopend verhaal, die inhoudelijk gezien overeenkomen met de modellen en rapporten. In de volgende paragraaf zullen deze analyses besproken worden.

Een ziek hoofdpersonage

Achtste-groepers huilen niet is een geïllustreerd leesboek voor kinderen van circa negen tot en met twaalf jaar die zelf ernstig ziek zijn of een leeftijdsgenoot in hun omgeving hebben die ernstig ziek is. Hoofdpersonage Akkie wordt in het laatste jaar van de basisschool erg ziek. Ze heeft leukemie en moet daardoor veel tijd doorbrengen in het ziekenhuis. Aan het begin van het verhaal is ze nog vrolijk en positief. Ze wil natuurlijk wel gewoon mee kunnen doen aan het voetbaltoernooi, de Cito-toets kunnen maken en mee kunnen gaan op schoolkamp. Ook vanuit haar ziekenhuisbed weet Akkie zich nog te bemoeien met de dagelijkse gebeurtenissen in haar klas. Naarmate het verhaal vordert, wordt Akkie echter steeds zieker. Ze heeft steeds minder energie en gelooft steeds vaker dat ze niet meer beter zal worden. Aan het einde van het verhaal brengt Akkie dan ook bijna al haar tijd in het ziekenhuis door en kunnen alleen haar ouders nog op bezoek komen. Uiteindelijk overlijdt Akkie.

Het grootste gedeelte van het verhaal draait om de ziekte en de behandelingen van Akkie. Het verhaal is geschreven vanuit het perspectief van Akkie, waardoor de lezer veel inzicht krijgen in haar gedachtes en gevoelens. Akkie wordt verdrietig en boos van haar ziekte: “Akkie staarde verdrietig voor zich uit en mompelde: ‘Die stomme leukemie! Hoe ze dat ooit “leukemie” hebben kunnen noemen. Alsof het zo leuk is. “Stommemie” was veel beter geweest.’”35 Ook is Akkie soms bang om dood te gaan: “Akkie begon hartstochtelijk te snikken.

‘Ik wil niet dood, ik wil bij jullie blijven.’”36 Het lezen van zulke gedachtes en gevoelens zou

de lezer kunnen helpen om beter te begrijpen hoe het voor een kind is om zo ziek te zijn. Voor

35 Achtste-groepers huilen niet, 89. 36 Achtste-groepers huilen niet, 156.

(11)

11

een lezer die zelf ziek is, kan het ook helpen om te lezen hoe Akkie met haar ziekte omgaat. Dit kan steunend zijn voor deze kinderen. De ziekte en het overlijden van Akkie hebben ook impact op haar klasgenoten, die allemaal op hun eigen manier reageren. Het ene kind wordt erg boos, een ander kind is teruggetrokken en weer een ander kind is erg verdrietig en heeft behoefte aan lichamelijk contact.37 De verscheidenheid aan copingstrategieën van de verschillende personages maakt het boek geschikt voor veel verschillende lezers, die zich waarschijnlijk wel in een van de personages kunnen herkennen. Het boek bevat een aantal illustraties dat de gevoelens van de personages uitbeeldt en laat zien hoe het ziekenhuis eruitziet.

De dood wordt een aantal keer letterlijk beschreven: “Doodgaan, je kon er dus aan doodgaan.”38, “Twee dagen later overleed Akkie.”39 en “’Akkie is gestorven […].’”40 Dat is

geschikt voor de doelgroep van dit boek, aangezien die lezers doorgaans veel behoefte hebben aan duidelijkheid en willen weten wat er aan de hand is.41 Ook wordt er een metafoor gebruikt: “Ze was opnieuw buiten bewustzijn geraakt en steeds verder weggevlogen. Verder en verder, hoger en hoger.”42 Hoewel de dood hier vergeleken wordt met het steeds verder en hoger

wegvliegen, wordt het voor de lezer voldoende duidelijk dat Akkie overleden is, omdat dat een aantal keer letterlijk benoemd wordt. Het verhaal staat ten slotte open en accepterend ten opzichte van religie en speelt zich af in een Westerse, moderne wereld.

Ook in Toen de vogels kwamen is een hoofdpersonage ziek. Dit boek is een geïllustreerd leesboek voor kinderen van circa negen tot en met twaalf jaar die zelf ernstig ziek zijn of een zieke of overleden broer of zus hebben. Toen de vogels kwamen is een raamvertelling waarin fragmenten over het zieke hoofdpersonage Sanne worden afgewisseld met fantasieverhalen die bedoeld zijn om te troosten.43 Al sinds hoofdpersonage Sanne een klein meisje was, is ze heel vaak moe. Ze kruipt dan ook vaak op de bank of in bed om te gaan slapen. Omdat Sanne wel erg veel slaapt, besluit haar moeder naar de dokter te gaan. Sanne blijkt ziek te zijn en wordt niet meer beter. Wat voor ziekte ze heeft, wordt niet duidelijk. Op een dag krijgt ze een sprookjesboek cadeau van haar nieuwe vriendin Fee. Fee komt uit een van de sprookjes en probeert Sanne te helpen tijdens haar ziekte. Wanneer Sanne wakker is, leest ze verhalen uit haar boek of wordt ze voorgelezen door haar moeder. De lezer kan de sprookjes zelf ook meelezen. De sprookjes en de ‘echte’ verhaalwereld zijn eerst nog goed van elkaar te

37 Achtste-groepers huilen niet. Zie: “’Ik heb…op schoot.”, 161-2. 38 Achtste-groepers huilen niet, 38.

39 Achtste-groepers huilen niet, 161. 40 Achtste-groepers huilen niet, 161. 41 Breukers, 405-6.

42 Achtste-groepers huilen niet, 161. 43 Toen de vogels kwamen, omslag.

(12)

12

onderscheiden, maar lopen naarmate het verhaal vordert steeds meer in elkaar over. Aan het einde van het verhaal slaapt Sanne steeds langer en uiteindelijk overlijdt ze.

Sannes ziekte staat in het verhaal niet duidelijk op de voorgrond, wat fijn kan zijn voor een lezer die geen behoefte hebben om een boek te lezen dat alleen maar over ziek zijn gaat. Dit maakt het boek ook aantrekkelijk voor kinderen die zelf niet te maken hebben met een ziekte. De onderwerpen ziekte en dood komen ook terug in sommige sprookjes. Het verhaal wordt afwisselend verteld vanuit Sannes perspectief en dat van haar denkbeeldige vriendin Fee, die in de sprookjeswereld leeft. Sanne hanteert door het verhaal heen verschillende copingstrategieën. Soms is ze erg bang of verdrietig en op andere momenten is ze juist erg boos. De momenten waarop de lezer inzicht krijgt in deze copingstrategieën zijn echter op een hand te tellen. Dat de sprookjeswereld in het verhaal daarnaast in weinig opzichten op de echte wereld lijkt, zorgt ervoor dat het lastig voor de lezer is om zichzelf te herkennen in Sanne.

Uiteindelijk beseft Sanne dat ze niet meer beter zal worden: “’Want het gaat niet zo goed met mij, Fee. Mamma hoopt dat het goed komt, maar de dokter heeft gezegd dat ik niet beter word. Als mamma straks met een cadeautje komt, hoe kan ik dan blij zijn als ik niet beter word? Snap je me? Ik vind het zo moeilijk. Ik wil niet dat mamma verdrietig is.’”44 Het gegeven

dat Sanne gaat beseffen dat ze niet meer beter wordt, kan een zieke lezer helpen in diens eigen proces om in te zien dat hij of zij niet meer beter wordt. Verder bevat het verhaal veel paginavullende illustraties in kleur, die de tekst ondersteunen en bijvoorbeeld laten zien hoe de omgeving in een sprookje eruitziet. De bladzijden hebben ook een zachte achtergrondkleur, wat het verhaal een prettige sfeer geeft. Op het moment dat Sanne overlijdt in het verhaal staat een grote illustratie, die een stuk minder kleurrijk is dan de illustraties uit de rest van het verhaal en goed aansluit bij de verdrietige sfeer.

In het verhaal wordt het thema dood een aantal keer expliciet besproken. Bijvoorbeeld wanneer Sanne vertelt dat ze het liefst zoals gezonde kinderen zou willen zijn en overal aan mee zou willen doen: “’Want, ik wilde best kunnen vliegen. Ik wilde net als alle andere vogeltjes vliegen, snap je. Maar ik kon niet meedoen. Maar als ik doodga, dan kan ik vliegen.’”45 Aan het einde van het verhaal wordt duidelijk beschreven dat Sanne overleden is:

“De stilte was verstikkend. Het meisje ademde niet.”46 Het verhaal staat neutraal ten opzichte

van religie en speelt zich afwisselend af in een Westerse, moderne wereld en in een fantasiewereld.

44 Toen de vogels kwamen, 36. 45 Toen de vogels kwamen, 55. 46 Toen de vogels kwamen, 137.

(13)

13

Een hoofdpersonage met een zieke broer of zus

Slapen vissen? is een geïllustreerd leesboek voor kinderen van circa negen tot en met twaalf jaar die een zieke of overleden broer of zus hebben. Een jaar nadat Jettes broertje Emiel is overleden aan de gevolgen van een ziekte, kijkt Jette terug op wat er allemaal gebeurd is. Wanneer Jette denkt aan haar broertje wordt de lezer meegenomen naar de tijd dat Emiel nog leefde. Het wordt duidelijk hoe het voor Emiel en Jette was dat Emiel zo ziek was. Ook vertelt Jette over de momenten dat Emiel in het ziekenhuis was en dat haar ouders veel aandacht voor hem hadden. Verder vertelt ze over de gesprekken die ze met haar vader en met Emiel had over de dood. Ze legt uit wat er gebeurde toen haar broertje overleed en hoe haar leven daarna veranderde. Na Emiels overlijden blijft Jette veel vragen stellen over de dood. Hierdoor gaat ze beter begrijpen waarom haar ouders meer aandacht hadden voor haar broertje en wat er gebeurt nu Emiel er niet meer is. Jette gaat zich steeds weer iets beter voelen, maar haar verdriet is op het einde van het verhaal nog niet verdwenen.

Het verhaal is geschreven vanuit het perspectief van Jette, die een jaar geleden haar broertje heeft verloren. Zowel Jette als Emiel laten veel verschillende copingstrategieën zien, zoals verdriet, boosheid en humor.47 Vooral lezers die zelf ook een zieke broer of zus hebben, kunnen zich in deze copingstrategieën van Jette herkennen en daardoor steun ervaren. Een gedachte die Jette heeft, is dat ze het moeilijk vindt dat haar ouders zoveel aandacht voor haar broertje hebben en geen tijd voor haar hebben.48 Later, wanneer Emiel al overleden is, begint

ze te begrijpen waarom dat zo was en kan ze dit ook steeds meer accepteren. De vragen die Jette aan haar vader stelt over Emiels ziekte en overlijden en de antwoorden die Jettes vader hierop geeft, kunnen verduidelijking geven voor een lezer die soortgelijke vragen heeft.49 De illustraties in het verhaal zijn kleurrijk wanneer Emiel nog niet overleden is. Als het over Emiels ziekte en overlijden gaat, zijn de illustraties donkerder. Bovendien tonen de illustraties duidelijk de emoties van de personages. Aan het einde van het boek staat nog een sprekende illustratie. Er zijn meerdere wolken getekend. De eerste paar wolken zijn erg donker, maar de wolken worden daarna steeds lichter. Die wolken staan symbool voor Jettes rouwverwerking.

Emiels overlijden wordt een aantal keer expliciet benoemd, waaronder in het volgende fragment: “Ik tikte tegen zijn wang en zei: ‘Wakker worden, Emiel, tijd om op te staan! Het is al elf uur geweest.’ […] ‘Emiel is dood.’ Dat was papa. […] Pas toen begreep ik dat hij het

47 Slapen vissen?. Zie: Jette: “In de…heel verdrietig.”, 15; “En als…wolken. Woedewolken.”, 34; “Veel

mensen…idee, toch?”, 27. Emiel: “’Jij, en…zijn kussen.”, 35; “’Jette, zullen…je mee?’”, 36.

48 Slapen vissen?. Zie: “Soms ergerde…Emiel zelf.”, 18.

(14)

14

meende. Dat het geen afscheid voor even was, wanneer Emiel naar het ziekenhuis moest, maar een afscheid voor altijd.”50 Ook wordt expliciet gezegd dat doodgaan niet hetzelfde is als (lang)

slapen.51 Het boek bevat één fragment waarin Jettes juf zegt dat je in de hemel komt als je

overleden bent, wat herkenbaar kan zijn voor christelijke lezers.52 Verder staan de personages neutraal tegenover wat er gebeurt als je overleden bent. Dit maakt het boek ook geschikt voor niet-gelovige lezers. Het verhaal speelt zich af in een Westerse, moderne wereld.

Ook in Wat we niet wisten heeft het hoofdpersonage een zieke broer. Dit boek is een geïllustreerd leesboek voor kinderen van circa negen tot en met twaalf jaar die zelf ziek zijn of een zieke of overleden broer of zus hebben. Jamie en Ned zijn tweelingbroers en wonen op het eiland Portland. Ned heeft taaislijmziekte en is daardoor veel kleiner en zwakker dan Jamie. Omdat Ned niet meer naar school kon en Jamie niet zonder zijn broer naar school wil, krijgen ze allebei thuisonderwijs. Samen beleven ze veel avonturen. Ze gaan vaak op pad om te jutten en nemen dan de gekste dingen mee naar huis. Op een dag nemen ze een vreemd wezen mee naar huis. Ze noemen hem Leonard. Door de verhalen van hun opa komen ze erachter dat het een zeemeerman zou kunnen zijn. Na een tijdje begint Leonard Ned aan te raken als hij moet hoesten. Het lijkt erop dat Leonard een helende kracht heeft en Ned voelt zich met hem verbonden. Hun ouders zijn niet altijd blij met de avonturen van de jongens. Zij willen dat Ned zoveel mogelijk binnen blijft en dat hij beschermd is. Maar Jamie en Ned zijn eigenwijs en trekken hun eigen plan. Op een dag verdrinkt Ned bijna en belandt hij in het ziekenhuis met een longontsteking. Daar gaat het langzaam steeds slechter met hem. Ned is eigenwijs genoeg om zelf te bepalen hoe en waar hij dood wil gaan. Op een nacht gaat hij ervandoor en duikt de zee in om daar voor altijd samen met Leonard te kunnen zijn. Daar overlijdt hij. Jamie moet uit zien te vinden hoe hij zonder zijn broer verder kan leven.

Het verhaal is geschreven vanuit het perspectief van Jamie wiens zieke tweelingbroer Ned taaislijmziekte heeft en uiteindelijk overlijdt. Jamie hanteert veel verschillende copingstrategieën, waaronder verdriet en boosheid.53 Deze gevoelens en gedachtes van Jamie over zijn zieke broer zijn waarschijnlijk herkenbaar voor kinderen van wie de broer of zus ook ernstig ziek is of gaat overlijden.54 Een voorbeeld is dat Jamie weinig aandacht krijgt van zijn ouders en altijd klaar moet staan om Ned te helpen.55 Ned is eerst onverschillig, maar wordt

50 Slapen vissen?, 14.

51 Slapen vissen?. Zie: “’Is dood…anders.’ ‘Klopt.’”, 38. 52 Slapen vissen?. Zie: “Juf Elly…dat verschilt.’”, 33.

53 Wat we niet wisten. Zie bijvoorbeeld: “Ik had…te nemen.”, 40; “Ik haalde…hoofd in.”, 70; “Ik zat…wat

helpt.”, 160 en “De dagen…voor Leonard.”, 189.

54 Heermans, 107-8.

(15)

15

daarna verdrietig en gaat vervolgens inzien dat hij ernstig ziek is en niet meer beter wordt. Deze ontwikkeling kan steun bieden voor kinderen die het eerst ook moeilijk vinden om te accepteren dat ze ongeneeslijk ziek zijn of om te accepteren dat ze hun broer of zus gaan verliezen. In dit verhaal staat Neds ziekte wat meer op de achtergrond en staan vooral de avonturen van de broers centraal. Dat maakt dit boek ook aantrekkelijk voor lezers die zelf niet te maken hebben met een ziekte of lezers die geen behoefte hebben om een boek te lezen dat enkel om ziek zijn draait. Het boek bevat veel zwart-wit illustraties die de sfeer van het eiland waar Jamie en Ned wonen weergeven. De illustraties ondersteunen of versterken de tekst niet, behalve aan het einde van het verhaal wanneer Ned in het ziekenhuis ligt. Het ontbreken van kleur past goed bij de strekking van het verhaal. Jamie en Ned doen wel vaak alsof er niets aan de hand is, maar ondertussen gaat het eigenlijk heel slecht met Ned.

Wanneer Ned overlijdt, wordt er pas voor het eerst over de dood gesproken en wordt duidelijk dat Ned “er niet meer is”.56 Jamie wordt tijdens Neds ziekte buitengesloten door zijn

ouders. Zijn ouders willen hem niet vertellen wat er allemaal gebeurt in het ziekenhuis en hoe slecht het echt gaat met Ned. Jamie vindt dat erg lastig en voelt zich onbegrepen.57 Dit kan herkenning bieden aan kinderen die ook niet door hun ouders worden betrokken bij de zieke van hun broer of zus. Het verhaal bevat één fragment over het christelijke geloof58 en speelt zich af in een Westerse, moderne wereld.

Keet! is een leesboek voor kinderen van circa negen tot en met twaalf jaar die een zieke of overleden broer of zus hebben. Keet is een meisje van tien jaar oud. Haar grote zus Ava is ernstig ziek, ze heeft namelijk een hersentumor. Het leven staat thuis vaak in het teken van Ava’s ziekte en verzorging. Keet moet dan ook vaak rekening houden met haar zieke zus. Ze krijgt weinig aandacht van haar ouders en is veel alleen thuis wanneer haar ouders met Ava naar het ziekenhuis moeten. De buurvrouw past vaak op als Keet alleen thuis is en dan mag Keet haar puppy uitlaten. Dat vindt ze erg leuk om te doen en is voor haar een fijne afleiding van de situatie thuis. Ongeveer halverwege het verhaal wordt Ava geopereerd om de hersentumor te verwijderen. De operatie slaagt helaas slechts gedeeltelijk. Keet gaat aan het einde van het verhaal naar een dag die speciaal georganiseerd is voor kinderen die een zieke broer of zus hebben. Tijdens deze dag hoeft ze even niet met de ziekte van haar zus bezig te zijn. Aan het einde van het verhaal overlijdt Ava niet, maar haar situatie blijft onzeker.

56 Wat we niet wisten, 187.

57 Wat we niet wisten. Bijvoorbeeld: “’s Avonds…werd gehouden.”,160 en “Zoals gewoonlijk…dat weten.”,

167.

(16)

16

Het verhaal wordt verteld vanuit het perspectief van Keet, die een ernstig zieke zus heeft. De lezer krijgt vooral veel inzicht in haar copingstrategieën en gedachtes. Zo vindt Keet het lastig en ook oneerlijk dat haar ouders geen tijd meer voor haar hebben en enkel oog lijken te hebben voor haar zieke zus. Ze voelt zich vaak eenzaam, boos en verdrietig: “En wat gebeurt er als de tumor groter wordt? Gaat Ava dan … dood? Met een ruk trekt ze haar kussen over haar hoofd. Zo hard mogelijk probeert ze aan leuke dingen te denken. Maar het lukt niet, ze ziet alleen maar het witte gezicht van Aaf. Boos slaat ze met haar vuist tegen de muur. ‘Au!’”59 Deze copingstrategieën van Keet zijn waarschijnlijk herkenbaar voor kinderen die ook een zieke broer of zus hebben. Ook Ava’s copingstrategieën komen af en toe naar voren. Ava is vooral verdrietig en bang dat ze niet meer beter zal worden: “’Hé, Aaf,’ begint ze zachtjes. ‘Vind je het eng dat je ziek bent?’ Ava zet het spel op pauze. ‘Soms wel, bijvoorbeeld als jij zegt dat ik doodga. Maar als ik geen pillen hoef te slikken, voel ik me niet eens ziek.’ ‘Ben je niet bang …’ Keet aarzelt even. ‘Dat je echt niet meer beter kunt worden?’ Ze ziet hoe haar zus op haar lip bijt en slikt. ‘Daar wil ik niet aan denken,’ mompelt ze.”60 De verschillende manieren

waarop de personages omgaan met de ziekte maken dit boek aantrekkelijk voor veel verschillende lezers. De kans is groot dat zij zich wel in de gevoelens of gedachtes van een van de personages kunnen herkennen, waardoor zij zich gesteund voelen.

Er wordt in het boek een aantal keer over de dood gesproken, bijvoorbeeld wanneer Keet in het ziekenhuis is voor Ava.61 Dat Ava niet overlijdt aan haar aandoening, maakt dit

boek ook geschikt voor lezers die niet te maken hebben met een ongeneeslijke ziekte of voor situaties waarbij de zieke nog niet in de terminale fase zit. Het boek is uitgesproken christelijk. Het geloof komt op meerdere momenten in het verhaal aan de orde, zoals in het volgende fragment: “’De Heere ziet iedereen op deze wereld. Als slechte mensen niet veranderen, krijgen ze ooit hun straf. Misschien niet nu, maar wel later, als ze sterven.’ […] ‘Je mag altijd aan de Heere vragen of Hij Ava beter wil maken en dan mag je ook best zeggen dat je het moeilijk vindt.’”62 De personages in het boek bidden ook voor de zieke Ava in de hoop dat God haar

beter maakt. Hierdoor zal dit boek niet voor iedereen geschikt zijn. Voor kinderen en ouders die zelf christelijk zijn kan het boek echter veel steun en herkenning bieden. Het verhaal speelt zich verder af in een Westerse, moderne wereld.

59 Keet!, 10. 60 Keet!, 39.

61 Keet!. Zie: “’Ik weet…maanden dood.’”, 37-8. Een ander moment waar het over de dood gaat: “Wat als…Aaf

… sterft?”, 73.

62 Keet!, 39-40. Andere voorbeelden waaruit de christelijke insteek blijkt, zijn: “Keet pakt…goed luisteren.”, 11

(17)

17

Een hoofdpersonage met een zieke vriend

Rick is er niet meer is een geïllustreerd leesboek met uitleg en tips voor kinderen van circa acht tot en met twaalf jaar die een zieke of overleden vriend, vriendin of klasgenoot hebben. Donna is tien jaar en haar vriend Rick heeft kanker. Op school hoort ze dat het steeds slechter met hem gaat en dat hij niet meer beter zal worden. Donna heeft het erg moeilijk nu ze weet dat haar goede vriend binnenkort zal overlijden. Om toch nog iets voor Rick en zijn lotgenoten te kunnen doen, organiseren Donna en haar klasgenoten een sponsorloop voor onderzoek naar de ziekte kanker. Aan het einde van het verhaal is Rick overleden. Zijn klas zal hem echter niet vergeten en gaat naar het bos om hem te gedenken. Donna is samen met haar klas bij de uitvaart van Rick. Na het verhaal worden nog uitleg en tips gegeven over hoe de lezer om kan gaan met zijn of haar gevoelens bij een overlijden.

Het verhaal is geschreven vanuit het perspectief van Donna, die haar goede vriend verliest. Donna’s copingstrategieën komen duidelijk naar voren in het verhaal, waardoor de lezer haar rouwverwerking kan volgen. Donna wordt erg boos van de situatie: “’Dit is de laatste keer dat ik naar school ben geweest. Ze zoeken het maar uit daar op die rot school!’ Met een boos gebaar smijt Donna haar rugzak op de keukenvloer.”63 Daarnaast krijgt de lezer af en toe

inzicht in de copingstrategieën van haar klasgenoten. De klasgenoten reageren allemaal op hun eigen manier wanneer ze horen dat Rick niet meer beter wordt. Klasgenoot Bram voelt zich bijvoorbeeld schuldig: “’Is het dan mijn schuld dat Rick ziek is? Hebben we hem te veel gepest?’ vraagt hij. ‘Zo werkt dat niet,’ zegt juf. ‘Dat heeft niets met elkaar te maken. Het komt niet door ons dat Rick ziek is geworden.’”64 Dat de personages allemaal verschillend reageren

op de ziekte van Rick maakt de kans groot dat de lezer zich wel in een van de personages kan herkennen en daaraan steun kan ondervinden in zijn of haar eigen rouwproces. In het gedeelte met uitleg en tips zijn de meeste illustraties ondersteunend voor de uitleg, maar de enige illustratie in het verhaal zelf ondersteunt de tekst niet. In het verhaal wordt een keer letterlijk over de dood gesproken: “Het is nu vijf weken geleden dat Rick is overleden.” Pas ruim een maand later wordt over het overlijden gesproken en het moment van overlijden zelf wordt onbesproken gelaten in het verhaal. Het verhaal staat neutraal ten opzichte van religie en speelt zich af in een Westerse, moderne wereld.

63 Rick is er niet meer, 9. 64 Rick is er niet meer, 14-5.

(18)

18

Tot slot

Alle modellen en rapporten worden na het afronden van de scripties gebundeld en voorzien van een inleiding en een gebruiksaanwijzing. Deze documenten worden op digitale wijze aan de medewerkers van het Beatrix Kinderziekenhuis overhandigd. Voor vervolgonderzoek zou het nuttig zijn wanneer een online database gecreëerd wordt waarin de rapporten van alle geanalyseerde boeken opgenomen worden. De boeken kunnen dan op de verschillende onderdelen van het rapport gefilterd worden, waardoor de medewerkers van het ziekenhuis gericht kunnen zoeken en zo het best passende boek voor een bepaalde patiënt kunnen vinden. Aan deze database kunnen later nog meer rapporten van boeken worden toegevoegd die op dezelfde, systematische manier zijn geanalyseerd. Analyses van boeken waarin een kind overlijdt ten gevolge van een ongeluk zouden bijvoorbeeld een waardevolle aanvulling zijn voor deze database.

(19)

19

Deel 2 – Onderzoek naar het ontwikkelingsniveau van zes hoofdpersonages

Achtergrond

Vanaf een jaar of acht maken kinderen een aantal ontwikkelingen op emotioneel en cognitief gebied door die van invloed zijn op hun rouwverwerking. Waar kinderen eerst nog erg concreet en in het hier-en-nu denken, beginnen achtjarige kinderen steeds vaker ook abstract te denken. Dat betekent dat deze kinderen na gaan denken over zaken die zich buiten de direct zichtbare werkelijkheid afspelen, zoals hun eigen gevoelens en die van anderen.65 Kinderen leren zich daardoor steeds beter in te leven in de gevoelens van een ander en gaan inzien dat niet de hele wereld om hen draait.66 Wanneer deze ontwikkelingen beschouwd worden in het licht van een overlijden, wordt het duidelijk dat deze kinderen gaan begrijpen dat zij niet de enigen zijn die verdrietig kunnen zijn wanneer iemand overlijdt. Omdat deze kinderen zich steeds beter kunnen inleven in de rouwgevoelens van anderen, hebben ze ook steeds meer behoefte om hun rouwgevoelens met belangrijke anderen te delen, door er bijvoorbeeld met hun ouders over te praten of door erover te lezen in boeken.67

Kinderen van acht jaar gaan daarnaast beseffen dat doodgaan onvermijdbaar en definitief is. Ze gaan dan met andere woorden inzien dat iedereen op een dag zal overlijden en dat iemand die overleden is nooit meer terug kan komen. Het inzicht dat ze een overleden dierbare nooit meer kunnen zien of aanraken, zorgt ervoor dat ze meer bezig zijn met de verwerking van hun rouwgevoelens en het verlies een plaats proberen te geven in hun leven. Ook begrijpen ze steeds beter wat verschillende oorzaken van een overlijden kunnen zijn.68 Het

toenemende inlevingsvermogen en het groeiende begrip van de dood uiten zich in een grotere behoefte bij deze kinderen om betrokken te worden bij een ziekte- en overlijdensproces. Ze willen weten wat er gebeurd is of gaat gebeuren en willen niet dat hun ouders doen alsof er niets aan de hand is. Ze hebben kortom veel behoefte aan uitleg en duidelijkheid. Het is voor een gezonde ontwikkeling van deze kinderen belangrijk dat ze leren hoe ze om kunnen gaan met hun rouwgevoelens en deze veilig kunnen uiten. Hun ouders kunnen daarbij een belangrijke

65 Arruda-Colli, Weaver & Wiener, 549. 66 Dyregrov, 19.

67 Moss, 532.

68 Arruda-Colli, Weaver & Wiener, 551.

Devereaux & Hupp, 165. Heermans, 107.

(20)

20

rol spelen door hen intensief te betrekken bij een ziekte- en overlijdensproces, eerlijk te zijn en veel uitleg te geven.69 Dit wordt ook wel ‘sensitive inclusion’ genoemd.70

Zoals ook al in het eerste deel van deze scriptie naar voren kwam, kunnen boeken een ondersteunende rol spelen tijdens de moeilijke periode vlak na een overlijden.71 Kinderen kunnen in boeken lezen hoe de hoofdpersonages met een overlijden omgaan, terwijl er tegelijkertijd een veilige afstand bewaard blijft.72 Op deze manier kunnen kinderen namelijk bezig zijn met hun rouwgevoelens zonder meteen met iemand te moeten praten over deze gevoelens. Het is echter niet zo dat elk willekeurig boek met het thema dood, verlies en rouw steun kan bieden aan een rouwend kind. Wil een boek voor de lezer van meerwaarde kunnen zijn in diens rouwproces, dan is het van belang dat een boek aansluit op het ontwikkelingsniveau van de lezer.73 Wanneer een hoofdpersonage zich op hetzelfde ontwikkelingsniveau als de lezer bevindt, zal de lezer zichzelf eerder herkennen in de gevoelens, de gedachtes en het gedrag van dit hoofdpersonage. Deze herkenning kan de lezer steunen en troosten, omdat de lezer het gevoel krijgt dat hij of zij niet alleen is met zijn of haar rouwgevoelens.74

De situatie waarin een hoofdpersonage zich bevindt, is een andere belangrijke factor die bijdraagt aan de mate waarin een boek ondersteunend kan werken in een rouwproces. Het is belangrijk voor de lezer dat deze zich kan herkennen in de situatie van het hoofdpersonage. Een lezer die zelf ziek is, heeft vooral baat bij een boek waarin het hoofdpersonage ook ziek is. Een lezer die een zieke broer of zus heeft, heeft daarentegen vooral baat bij een boek waarin het hoofdpersonage ook een zieke broer of zus heeft. Wanneer het boek zowel aansluit op het ontwikkelingsniveau van de lezer als een hoofdpersonage heeft dat zich in een vergelijkbare situatie bevindt, wordt de kans dus groter dat het boek de lezer kan helpen in zijn of haar rouwverwerking. Voor de leeftijdscategorie van negen tot en met twaalf jaar die in dit onderzoek centraal staat, betekent het aansluiten op het ontwikkelingsniveau van de lezer dus dat het hoofdpersonage in een boek behoefte heeft om betrokken te worden bij het ziekte- en overlijdensproces en dat het hoofdpersonage begrijpt dat de dood onomkeerbaar is.

69 Arruda-Colli, Weaver & Wiener, 549-51. 70 Buenen, 85-6.

71 Moss, 530.

72 Melissa Heath, Dawn Sheen, Deon Leavy, Ellie Young, and Kristy Money. “Bibliotherapy,” School

Psychology International 26, nr. 5 (2005): 564, https://doi-org.proxy-ub.rug.nl/10.1177/0143034305060792.

73 Arruda-Colli, Weaver & Wiener, 548-9.

Devereaux & Hupp, 166.

(21)

21

Methode

In het tweede deel van deze scriptie wordt onderzocht of er in boeken voor lezers van negen tot en met twaalf jaar rekening gehouden wordt met het ontwikkelingsniveau van de lezer. Hiervoor wordt voor zes boeken onderzocht of het hoofdpersonage betrokken wordt bij het ziekte- en overlijdensproces en of hij of zij daar zelf ook behoefte aan heeft. Daarnaast wordt onderzocht of het hoofdpersonage begrijpt dat de dood onomkeerbaar is. Het gaat om dezelfde zes boeken als in het eerste deel van deze scriptie. Op basis van deze analyses kan worden vastgesteld of het ontwikkelingsniveau van een hoofdpersonage overeenkomt met het ontwikkelingsniveau van de lezer en of het boek daarmee een goede bron voor herkenning biedt. De analyses worden beschreven in de paragraaf ‘Ontwikkelingsniveau van de hoofdpersonages’.

Vervolgens wordt het ontwikkelingsniveau van de zes hoofdpersonages uit mijn boeken vergeleken met het ontwikkelingsniveau van de vijf hoofdpersonages uit de scriptie van Sigrid Leeuwerik. In haar scriptie heeft Sigrid onderzocht hoe vijf hoofdpersonages van circa acht jaar omgaan met een overlijden en hoe hun rouwproces verloopt. De hoofdpersonages uit haar boeken zijn iets jonger dan mijn hoofdpersonages en zijn daardoor naar verwachting minder ver ontwikkeld in hun behoefte om betrokken te worden bij een ziekte- en overlijdensproces en hun begrip van de dood. Ik verwacht daarom dat de hoofdpersonages uit mijn onderzoek meer kenmerken vertonen van de beschreven ontwikkelingen dan de hoofdpersonages uit het onderzoek van Sigrid Leeuwerik. Wanneer dat het geval blijkt te zijn, vormt dat een verdere bevestiging dat de auteurs van mijn boeken rekening gehouden hebben met het ontwikkelingsniveau van de lezer door de hoofdpersonages hetzelfde ontwikkelingsniveau te geven. Van dit onderzoek zal verslag gedaan worden in de paragraaf ‘Vergelijking ontwikkelingsniveaus’. Ten slotte zal ik een advies geven of ik een boek wel of niet aanraad ter ondersteuning in het rouwproces.

Ontwikkelingsniveau van de hoofdpersonages

Om te onderzoeken of het ontwikkelingsniveau van de hoofdpersonages in de zes boeken overeenkomt met het ontwikkelingsniveau van de lezer, zal de volgende vraag beantwoord worden. ‘Betrekken volwassenen de hoofdpersonages bij het ziekte- en overlijdensproces en hebben de hoofdpersonages daar zelf ook behoefte aan?’ Daarnaast zal er per boek onderzocht

(22)

22

worden of de hoofdpersonages begrijpen dat de dood onomkeerbaar is. De analyses zullen, net als in het eerste deel van deze scriptie, gegroepeerd worden naar welk personage ziek is.75

Een ziek hoofdpersonage

In Achtste-groepers huilen niet krijgt hoofdpersonage Akkie leukemie. Wanneer ze vanwege een slechte bloeduitslag voor het eerst naar het ziekenhuis moet, vertelt haar vader wel eerlijk dat er iets niet in orde is met haar bloed, maar wil hij niet vertellen waar de artsen bang voor zijn.76 Akkie laat merken dat ze geen genoegen neemt met de uitleg die haar ouders geven. In het ziekenhuis vraagt ze namelijk meerdere keren wat er gebeurt op de afdeling Oncologie. Hoewel haar moeder vindt dat Akkie mag weten naar welke afdeling ze gaan, wil haar vader daar niets van weten. Hij wil zijn dochter niet ongerust maken, omdat het misschien allemaal wel meevalt. Hij heeft echter niet door dat zijn dochter juist ongerust wordt omdát ze niet weet waar ze naartoe gaan. Uiteindelijk hoort Akkie van een verpleegster dat mensen op de afdeling Oncologie behandeld worden voor kanker.77 De artsen in het ziekenhuis vertellen Akkie eerlijk dat ze vermoeden dat ze leukemie heeft.78 Wanneer Akkie aangeeft dat ze niet weet wat leukemie is, legt de arts erg duidelijk uit wat voor ziekte dat is.79 Akkie stelt ook vragen over wat er gebeurt wanneer ze echt leukemie blijkt te hebben. De verpleegster legt haar uit dat ze dan in het ziekenhuis moet blijven en hoe de behandelingen er dan uitzien.80 Na een aantal

onderzoeken stellen de artsen de diagnose: “’We weten het nu zeker, Akkie. Je hebt leukemie.’”81

De juf legt aan de klasgenoten van Akkie uit wat er met Akkie aan de hand is en antwoordt op de vraag of iemand met leukemie dood kan gaan eerlijk dat dit inderdaad kan gebeuren. Wel benadrukt ze dat de meeste kinderen weer beter kunnen worden. Ook vertelt de juf wat voor soort behandelingen Akkie zal krijgen en dat ze voorlopig niet naar school zal gaan.82 Tijdens Akkies verblijf in het ziekenhuis houdt de juf de klas op de hoogte van hoe het met haar gaat. Een aantal maanden later verslechtert Akkies situatie. Akkies vriendin Elise is thuis bij Akkies vader wanneer hij een telefoontje uit het ziekenhuis krijgt. Hij vertelt daarna eerlijk aan Elise dat het niet goed gaat met Akkie en dat ze nu ook uitzaaiingen in haar hersenen

75 Voor een meer volledige inhoudsbeschrijving van de boeken verwijs ik naar de analyses van het eerste deel

van deze scriptie.

76 Achtste-groepers huilen niet. Zie: “’We moeten…nou maar.’”, 35-6. 77 Achtste-groepers huilen niet. Zie: “’Onco… dinges…liep verder.”, 37-8. 78 Achtste-groepers huilen niet. Zie: “’We hebben…te zijn.’”, 41.

79 Achtste-groepers huilen niet. Zie: “’Weet je…bij hoort.’”, 41-3. 80 Achtste-groepers huilen niet. Zie: “’Moet ik…moeten maken.’”, 47-8. 81 Achtste-groepers huilen niet, 48.

(23)

23

heeft.83 De volgende dag twijfelt de juf of ze haar leerlingen moet vertellen wat uitzaaiingen

zijn. Al snel beseft ze dat het belangrijk is dat de klas weet wat er precies aan de hand is en legt ze uit dat met uitzaaiingen in de hersenen bedoeld wordt dat de ziekte nu ook in Akkies hersenen zit.84 Aan het einde van het verhaal overlijdt Akkie “’Ik heb een naar bericht,’ begon de juf. ‘Akkie is gestorven. Haar vader heeft net naar school gebeld.’”85 Hier vertelt de juf heel

duidelijk dat Akkie niet meer leeft. Dit bericht heeft veel impact op Akkies klasgenoten. In de dagen die volgen praat de klas veel over wat er gebeurd is, schrijven de kinderen briefjes aan Akkie of nemen ze bloemen voor haar mee.86 De kinderen die nog afscheid van Akkie willen nemen, gaan samen met de juf naar haar huis om haar nog te kunnen zien.87 Groep acht is ook op de begrafenis van Akkie, waar mooie herinneringen worden opgehaald. Daarna mogen de klasgenoten nog helpen om de bloemen voor Akkies graf te dragen.88

Bij het horen van het woord ‘kanker’ begrijpt Akkie meteen dat mensen met die ziekte daaraan kunnen overlijden: “Doodgaan, je kon er dus aan doodgaan.”89 In dit fragment wordt

niet duidelijk of Akkie ook begrijpt dat doodgaan onomkeerbaar is, maar dat ze dit beseft wordt wel duidelijk in een later fragment waarin Akkie aan de verpleegster vraagt wat doodgaan betekent. De verpleegster vertelt dat dat voor iedereen iets anders kan betekenen, maar dat wel zeker is dat Akkie er niet meer is wanneer ze doodgaat.90

Akkies artsen betrekken haar dus intensief bij haar ziekte- en overlijdensproces door te allen tijde eerlijk te zijn en haar veel uit te leggen. Akkie geeft zelf ook aan dat ze daar behoefte aan heeft door veel te vragen. Akkies ouders betrekken haar niet intensief bij haar ziekte- en overlijdensproces, maar dit valt te verklaren omdat Akkie veel tijd zonder haar ouders doorbrengt in het ziekenhuis. Akkies klasgenoten worden ook intensief bij haar ziekte- en overlijdensproces betrokken door de juf die veel uitleg geeft en veel vragen beantwoordt. Akkies ouders betrekken Akkies klasgenoten wel actief bij haar ziekte- en overlijdensproces, aangezien ze eerlijk zijn, hen afscheid van haar laten nemen en hen een rol te laten spelen tijdens de begrafenis. Het ontwikkelingsniveau van Akkie en haar klasgenoten past dus binnen het beeld van het onderzochte ontwikkelingsniveau en sluit daarmee aan bij het ontwikkelingsniveau van de lezer.

83 Achtste-groepers huilen niet. Zie: “’Het zit…de hersenen.’”, 149. 84 Achtste-groepers huilen niet. Zie: “Toen vroeg…te krijgen.’”, 150. 85 Achtste-groepers huilen niet, 161.

86 Achtste-groepers huilen niet. Zie: “In de…heel goed.”, 163-5. 87 Achtste-groepers huilen niet. Zie: “De kinderen…hem heen.”, 165-7. 88 Achtste-groepers huilen niet. Zie: “De begrafenis…het afgelopen.”, 167-9. 89 Achtste-groepers huilen niet, 38.

(24)

24

In Toen de vogels kwamen is het hoofdpersonage Sanne ook ziek. Sanne is heel vaak moe en slaapt erg veel. Het boek bestaat afwisselend uit fragmenten bij Sanne thuis en verhalen uit het sprookjesboek dat Sanne gekregen heeft. Sannes moeder leest veel verhalen voor uit het sprookjesboek. Naarmate het verhaal vordert, lopen beide verhaallijnen steeds meer in elkaar over. Een aantal keer wordt benoemd hoe moe Sanne is en dat ze op willekeurige momenten in slaap valt, bijvoorbeeld wanneer een sprookje wordt voorgelezen of wanneer er mensen op bezoek zijn.91 De gesprekken die Sanne en haar moeder over haar ziekte voeren, zijn echter op een hand te tellen. Sanne vraagt zich af hoe het zal zijn als zij er straks niet meer is en vertelt dat ze niet wil dat haar moeder haar zal missen. Haar moeder antwoordt dat ze Sanne niet zal missen, omdat ze altijd bij haar zal zijn.92 Hier laat Sanne zien dat ze begrijpt dat ze zal overlijden aan haar ziekte. Haar moeder is hier niet helemaal eerlijk richting Sanne. Sannes moeder bedoelt hier waarschijnlijk dat Sanne in haar gedachten altijd bij haar zal blijven, ook wanneer ze overleden is. Voor Sanne kan het echter lijken alsof ze fysiek gezien nog steeds bij haar moeder kan zijn wanneer ze overleden is. Aan het einde van het verhaal laat Sanne nogmaals merken dat ze begrijpt dat zij dood zal gaan. Haar fantasievriendin Fee wil haar leven redden, maar dat wil Sanne niet. Ze heeft al geaccepteerd dat ze niet meer beter wordt en dat ze binnenkort zal overlijden.93

Sannes moeder betrekt Sanne nauwelijks bij haar ziekte- en overlijdensproces, aangezien ze hier slechts enkele keren met haar dochter over praat. Bovendien is Sannes moeder niet altijd eerlijk tijdens die sporadische gesprekken, waardoor bij Sanne een verkeerd beeld omtrent haar overlijden kan ontstaan. Sanne geeft zelf ook niet aan dat ze behoefte heeft om over haar ziekte te praten. Daarnaast laat Sanne wel een aantal keer merken dat ze beseft dat ze zal overlijden aan haar ziekte, maar het blijft onduidelijk of ze ook begrijpt dat een overlijden onomkeerbaar is. Sannes ontwikkelingsniveau past dus niet bij het beeld van het onderzochte ontwikkelingsniveau en sluit daarmee niet aan bij het ontwikkelingsniveau van de lezer.

Een hoofdpersonage met een zieke broer of zus

In Slapen vissen? kijkt Jette een jaar na het overlijden van haar broertje Emiel terug op wat er allemaal gebeurd is. Wanneer Emiel net overleden is, haalt Jettes vader haar van school op. Jette begrijpt op dat moment niet wat er aan de hand is. In de auto is haar vader doodstil en kijkt

91 Toen de vogels kwamen. Zie bijvoorbeeld: “Maar wat…te lachen’”, 36; “’Je zou…Luister maar.’”, 49; “Of

het…naast je.’”, 80.

92 Toen de vogels kwamen. Zie: “’Mam?’ ‘Wat…me, altijd.’”, 86. 93 Toen de vogels kwamen. Zie: “Een voor…zei Fee.”, 126.

(25)

25

hij alleen maar naar de weg. Hoewel Jette hier niet te horen krijgt wat er aan de hand is, begrijpt ze dat er iets mis is.94 Wanneer ze thuiskomt en ze met haar vader naar Emiels kamer loopt, ziet

ze dat haar broertje in bed ligt. Eerst denkt ze dat hij slaapt en probeert ze hem wakker te maken, maar dan vertelt haar vader dat haar broertje dood is.95 Jettes vader is hier heel eerlijk richting Jette. Later in het verhaal blikt Jette terug op een dag dat ze met haar broertje praatte. Ze praatten toen over wat er zal gebeuren wanneer hij komt te overlijden. Ze stelde hem gerust door te vertellen dat zij en haar ouders hem echt niet zullen vergeten als hij er niet meer is. Daar was Emiel namelijk bang voor. Emiel wilde vervolgens begrafenisje spelen en Jette legde daarbij uit wat daar allemaal gebeurt.96 Ook vertelt Jette over toen ze nog wat jonger was en ze aan haar vader vroeg wat er eigenlijk gebeurt als je doodgaat. Haar vader legde toen uit dat je dan begraven of gecremeerd wordt. Jette vroeg zich ook af waarom dat gebeurt en haar vader vertelde haar dat dat gebeurt om plaats te maken voor andere mensen en omdat de overleden mensen hier niet zomaar kunnen blijven liggen.97 Jette legt zelf ook veel aan de lezer uit. Zo vertelt ze dat je bijvoorbeeld een kist nodig hebt wanneer iemand overleden is en dat een kist een soort bed is voor overleden mensen met een kussen erin.98 Jettes ouders laten haar de kist voor Emiel uitzoeken. Ze kiest voor een witte kist, omdat het haar mooi lijkt wanneer mensen daar iets op kunnen schrijven of schilderen. Door de duidelijke uitleg en eerlijke antwoorden van haar vader gaat Jette begrijpen wat doodgaan inhoudt. “Als je dood bent, dan kun je namelijk helemaal niets meer.”99 Jette begrijpt dus dat doodgaan onomkeerbaar is, wat ook later

op de dag van Emiels overlijden duidelijk wordt als Jette laat merken dat ze begrijpt dat het afscheid van Emiel een afscheid voor altijd betekent.

Jettes ouders betrekken Jette dus intensief bij het overlijden van Emiel. Haar vader praat namelijk veel met haar over wat er gebeurt als iemand overlijdt en beantwoordt veel van haar vragen. Door het stellen van die vragen geeft ze aan dat ze graag betrokken wil worden bij het overlijdensproces van haar broertje. Mede door die uitleg gaat Jette begrijpen dat haar overleden broertje voor altijd weg is en niet meer terug kan komen. Jettes ontwikkelingsniveau past dus bij het beeld van het onderzochte ontwikkelingsniveau en sluit daarmee aan bij het ontwikkelingsniveau van de lezer.

94 Slapen vissen? Zie: “Onderweg naar…mis was.”, 13. 95 Slapen vissen? Zie: “’Emiel is…is dood.’”, 14. 96 Slapen vissen? Zie 35-9.

97 Slapen vissen? Zie: “Toen ik…niets meer.”, 21-3. 98 Slapen vissen? Zie: “Op de…idee, toch?”, 26-7. 99 Slapen vissen?, 23.

(26)

26

In Wat we niet wisten heeft Ned, de tweelingbroer van hoofdpersonage Jamie, taaislijmziekte. Jamie wordt door zijn ouders niet betrokken bij het ziekteproces van zijn broer. Dit wordt bijvoorbeeld duidelijk wanneer Jamies ouders en Ned terugkomen van een afspraak in het ziekenhuis en Jamie merkt dat zijn moeder huilt en dat niemand wat zegt. Hij vraagt hoe het was in het ziekenhuis, maar krijgt daar geen antwoord op. In plaats daarvan vraagt zijn vader of de twee broers naar buiten kunnen gaan en daar iets kunnen gaan doen.100 Ook vertelt Jamie over het moment dat hij niet meer mee mocht naar het ziekenhuis. ”‘Dat is niet eerlijk.’ Mijn moeder had naar adem gehapt. Mijn vader was héél snel héél boos geworden. ‘Jamie,’ had hij gezegd, ‘waag het niet ooit nog iets te zeggen over wat eerlijk is en wat niet.’ Maar ik wist dat het allemaal oneerlijk was. Voor ons allemaal. Ik kon niemand vragen wat ze in het ziekenhuis hadden gezegd. Het was oneerlijk dat ik dat als enige niet wist. Maar dat kon ik ook niet zeggen.”101 In dit fragment wordt duidelijk dat Jamie niet mag zeggen dat hij iets oneerlijk

vindt. Het enige wat volgens zijn ouders oneerlijk is, is de ziekte van zijn broer. Jamie vindt het heel moeilijk dat hij niet weet hoe het precies met zijn broer gaat en dat zijn ouders hem buitensluiten door zijn vragen niet te beantwoorden en hem niets te vertellen. Zijn ouders doen dan ook erg hun best om ervoor te zorgen dat Jamie niet mee kan luisteren met hun gesprekken. Zo fluisteren zijn ouders en zijn opa vaak als ze over de ziekte van Ned praten.102

Jamie heeft veel vragen over het ziekenhuis en Neds gezondheidssituatie die hij niet durft te stellen aan zijn ouders.103 Hij verwacht dat zijn ouders daar toch niet op in zullen gaan.

Wanneer hij zijn ouders toch een keer zover gekregen heeft om over Neds ziekte te praten, vertellen zijn ouders hem niet eerlijk wat de artsen over Neds situatie zeggen. “’Hoe gaat het nu verder?’ vroeg ik. ‘De dokter…’ begon mijn vader. ‘De dokter zegt dat hij hoopt… Hij wordt wel weer beter.’”104 Niet veel later verdrinkt Ned in de zee. Hoewel in het boek niet letterlijk

genoemd wordt dat Ned overleden is, blijkt uit Jamies gevoelens wel dat Jamie begrijpt dat dat zo is. Hij is de eerste paar dagen na Neds overlijden erg boos dat zijn broer hem in de steek gelaten heeft.105 Een aantal dagen nadat Ned overleden is, praat Jamie met zijn opa. Zijn opa betrekt hem bij het overlijdensproces door hem te leren hoe hij om kan gaan met de moeilijke gevoelens die hij na het overlijden van zijn broer heeft. Hij legt hem uit hoe hij omgaat met het

100 Wat we niet wisten. Zie: “Mam was…vroeg pap.”, 69. 101 Wat we niet wisten, 71.

102 Wat we niet wisten. Zie: “’s Avonds…werd gehouden.”,160 en “Zoals gewoonlijk…dat weten.”, 167. 103 Wat we niet wisten. Zie: “Ik zat…mijn mond.”, 109.

104 Wat we niet wisten, 162 en “’Hoe gaat het nou verder?’ vroeg ik zonder mijn blik af te wenden van de regen

en de stormachtige zee. Ik vroeg nooit iets. Mij werd nooit iets verteld. Maar als er ooit een moment was om vragen te stellen, dan was het nu. Ik hoorde mijn vader kuchen. Ik hoorde zijn stilte. Toen: ‘Het… Het… Het komt wel goed.’ ‘Oké,’ zei ik. Ik wist dat hij loog. En hij wist dat ik ook loog, dat weet ik zeker.”, 172.

(27)

27

overlijden van Jamies oma en vertelt hem dat hij een manier moet zien te vinden om door te gaan met zijn leven, zonder Ned te vergeten.106 Dit gesprek helpt Jamie om te accepteren dat

zijn broer niet meer terugkomt en om weer vooruit te durven kijken.

Ondanks het feit dat Jamie vaak aangeeft dat hij betrokken wil worden bij het ziekteproces van zijn broer, geven zijn ouders daar geen gehoor aan. Sterker nog, zijn ouders doen zelfs erg hun best om Jamie overal buiten te houden. Wanneer hij zijn ouders wel een keer zover gekregen heeft dat ze met hem over de ziekte van Ned praten, zijn ze niet eerlijk. Dat vindt Jamie erg moeilijk. Nadat Ned overleden is, betrekt Jamies opa hem wel bij het overlijden door met hem te praten over hoe hij nu verder kan gaan met zijn leven. In dat gesprek wordt ook duidelijk dat Jamie begrijpt dat de dood van Ned onomkeerbaar is. Jamies ontwikkelingsniveau past dus bij het beeld van het onderzochte ontwikkelingsniveau en sluit daarmee aan bij het ontwikkelingsniveau van de lezer.

In Keet! heeft Ava, de zus van hoofdpersonage Keet, een hersentumor en moet daardoor veel tijd doorbrengen in het ziekenhuis. De ouders van Keet betrekken Keet geregeld bij het ziekteproces van Ava, bijvoorbeeld wanneer ze ’s nachts plotseling met Ava naar het ziekenhuis moeten omdat ze bloed gespuugd heeft.107 Ook leggen haar ouders vaak dingen uit over de aandoening van Ava. “’Hier zitten de hersenen,’ wijst papa aan. ‘En hier ongeveer zit de tumor in Ava’s hoofd. Die groeit telkens een beetje en duwt dan tegen de hersenen aan. Daar krijgt ze hoofdpijn van, maar het zorgt er ook voor dat de hersenen niet meer goed kunnen werken.’ […] ‘De tumor zit vast aan een stukje van de hersenen. Het is eigenlijk een klompje vlees wat daar niet hoort. Maar daar zitten ook bloedvaatjes in, daarom is het lastig weg te halen.’ […] De operatie kan gevaarlijk zijn, omdat er een grote ader vlak bij de tumor is. Die mogen ze niet raken bij het opereren.’ […] ‘Het is niet zomaar iets, het is fijn als we allemaal weten wat er gaat gebeuren.’”108 In dit fragment benadrukken Keets ouders dat het belangrijk is dat het hele

gezin weet wat er met Ava gaat gebeuren. Ook Keets broer Sean geeft uitleg wanneer Keet niet begrijpt waarom de behandeling van Ava zo lang moet duren. Ze vraagt zich af waarom de arts niet gewoon alle pillen in een keer kan geven. Sean legt uit dat Ava dan te ziek zou worden en dat het belangrijk is dat Ava na elke behandeling eerst aansterkt en dat ze daarna pas een volgende behandeling kan krijgen.109 Verder vraagt Keet veel aan haar ouders, bijvoorbeeld waarom Ava ziek is. Haar moeder antwoordt eerlijk dat zij het antwoord daarop ook niet

106 Wat we niet wisten. Zie: “’Mag ik…lied horen.”, 191-3. 107 Keet!. Zie: “’We moeten…bloed gespuugd.’”, 7.

108 Keet!, 71-2. Andere voorbeelden waarin duidelijk wordt dat Keets ouders uitleg geven: “Keet trekt…hand

heeft.’”, 36; “’Hmm.’ De…operatie denken.”, 86-7; “Papa lacht…Ava’s bloed.’”, 100.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Ik kreeg hier hulp bij, maar toen ze minder naar me omkeken, gingen mijn cijfers verder omlaag.. Op de havo had ik

Als ouders zorgen, vragen of problemen hebben met betrekking tot een bepaald thema, dat belastend vinden, wel behoefte hadden aan steun of hulp maar die niet gekregen hebben óf

De trajecten voor persoonlijke ontwikke- ling zijn niet ontworpen omdat de be- denkers wisten dat ze werkelijk van waarde waren voor de persoonlijke ontwikkeling van

Hij schertste half ernstig "Ja, maar toch dichter bij God." Als het leven is geleefd, zoals Jef Geeraerts in zijn laatste interview opmerkte, is waardig sterven wat de

This data was correlated to coal properties such as particle size, porosity, maceral composition, and mineral content.. All the coals that were studied were medium-rank

To De Wet (2003:253) "[t]he causes of violence (school) are multifaceted, complex and even conflicting." Given the complex nature of the phenomenon, a description

Later zullen wij samen met andere onderzoeksgroepen op zoek kunnen gaan naar eiwit-eiwit interacties, die de basis vormen voor andere door mij eerder genoemde ziektebeelden, om

Dit proefschrift laat zien dat de waarnemingen van simpele moleculen zoals de isotopologen van CO, DCO + en H 2 CO, gedaan met hoge spectrale en ruimtelijke resolutie, gebruikt