• No results found

Frankrijk en wij

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Frankrijk en wij "

Copied!
52
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

-~,::,.""~; .... ~.,.·if....,.i'~~~i~~;._~~~-.t.ctw·~ •.•

. ... _:., .. · ---~-,... .. .-~

... _...__ ...

__

...

(2)

Frankrijk en wij

Universiteit en wetenschap in de greep van de concerns

Parlementaire geschiedenis van de AWBZ

JUNI 1968

A. van Turnhout 241

J. Reiding 246

C. de Rover 263

De ervaringen van de

dertiger jaren A. van Ommeren-Averink 270

De beweging van de Amerikaanse

negers G. Schreuders 279

PARTIJDOCUMENT:

Telegram CPN aan Communistische Partij

van Frankrijk 288

POLITIEK EN CULTUUR

verschijnt maandelijks bij uitgeverij Pegasus Leidsestraat 25, Amsterdam-C., tel. 23.11.38 De abonnementsprijs is f 7.20 per jaar,

f 3.60 per halfjaar, losse nummers f 0.70 Ons gironummer Is 173127, Gem.glro: P 1527 Correspondentie over betaling en verkoop s.v.p.

zenden aan de administratie pfa Pegasus.

Alle correspondentie over de Inhoud aan de redactie van P. & C., Prinsengracht 473, Amsterdam-C., tel. 62565

(3)

28e jaargang no. 6 juni 1968

POLITIEK

EN

CULTUUR

maandblad, gewijd aan de theorie en praktijk van het marxisme-leninisme onder leiding van het partijbestuur der C.P.N.

Frankrijk en wij

De gebeurtenissen, die Frankrijk in de maanden mei en juni hebben doorschokt, zullen zich ongetwijfeld nog lang doen ge- voelen en diepe uitwerking hebben. De beweging van arbei- ders, technici, studenten, onderwijzers en talrijke andere niet- monopolistische groepen van de Franse bevolking, die een hoogtepunt vond in de bezetting van universiteiten en bedrij-

ven en tot een massastaking van tien miljoen werkers uitgroei- de, heeft enorme veranderingen veroorzaakt, zowel wat be- treft de inwilliging van de directe materiële eisen als in het denken van de mensen. De strijdvaardigheid en de democrati- sche geestdrift, die in deze acties tot uiting kwamen, hebben een bezielende invloed, en dat niet alleen in Frankrijk!

Tegen de door de werkers aan de dag gelegde eenheid was niets bestanet Na een vrijwel algemene staking van meer dan twee weken konden de stakers, zelfbewust en vol besef van de betekenis van hun optreden voor de toekomst, het werk als oYerwinnaars hervatten. In een aantal bedrijven moest de strijd nog worden voortgezet, omdat de ondernemers en de regering weigerachtig bleven de gerechtvaardigde verlangens in te wil- ligen. In de staking zijn grote verbeteringen afgedwongen - de loonstijging bedraagt 10-15 procent en is in een reeks be- drijven nog groter. Het minimumloon is opgetrokken met 35 procent. De vakhondsrechten in de bedrijven zijn aanzienlijk uitgebreid en de vakhondsafgevaardigden hebben bescherming tegen de willekeur van de patroons afgedwongen. Lang opge- kropte verlangens zijn als met een bliksemslag verwezenlijkt,

terwijl anderzijds duidelijker dan ooit tot uitdrukking kwam, 241

(4)

dat het gaullisme niets anders vertegenwoordigt dan de belan- gen en wensen van een handjevol monopolisten. Het liet op- nieuw zijn werkelijke aard als semi-fascistisch regime zien, door de dreiging met geweld waartoe het zijn toevlucht nam, ge- combineerd met een lege en doorzichoige sociale en nationale demagogie.

De Franse arbeiders en alle anderen die tegen het gaullistische bewind in verzet kwamen, toonden de kracht en de groots- heid van de democratische beweging, die ware wonderen van organisatievermogen volbracht en overal veranderingen en ver- beteringen doorvoerde in een geest van zelfwerkzaamheid van de massa, waarbij de communisten vooraan gingen. Tegen deze democratische massabeweging stak het geweld, waarmee de politie herhaaldelijk optrad en waarmee De Gaulle in zijn ra- diorede het gehele volk bedreigde, scherp af. Het politie-op- treden dat enkele doden veroorzaakte, toonde opnieuw, dat geweld en terreur het Kaïnsteken zijn van het kapitalisme. Dit is trouwens ook treffend gebleken uit de moord die in de eer- ste junidagen werd gepleegd op senator Robert Kennedy - de candidaat voor het presidentschap, die een ietwat andere toon aansloeg dan in de heersende monopolistische kringen ten aan- zien van de Vietnam-oorlog en de beweging van de negerbe- volking wordt toegestaan.

De beweging in Frankrijk ontplooide zich op zulk een gran- dioze wijze, omdat ze zich voltrok binnen het krachtsveld van de zich verscherpende tegenstellingen tussen de ver- schillende imperialistische machten. In de EEG-landen uiten deze tegenstellingen zich bijzonder scherp in de toenemen- de strijd om de markten. Door de opheffing van de doua- netarieven in de onderlinge handel van de EEG-landen op 1 juli zal de concurrentiestrijd tot maximale hoogte stijgen. Ver- sterkt wordt deze strijd nog, omdat het buitentarief ten aan- zien van andere landen wordt gelijkgetrokken en er tegelijker- tijd een verlaging plaats heeft in verband met de doorvoering van het eerste deel van de Kennedy-ronde, waardoor de Ame- rikaanse concurrentie zich zwaarder zal doen gevoelen.

De monopolistische kringen bereiden zich al langere tijd op deze verscherping van de concurrentiestrijd voor. Zij doen dit op de voor hen kenmerkende wijze - door uitschakeling van de zwakkere ondernemingen, door de uitbuiting van de arbei- ders te verscherpen en de parlementaire democratie verder aan te tasten.

In verband daarmee heeft het concentratieproces in het afge- lopen jaar en in de afgelopen maanden van dit jaar een grote versnelling te zien gegeven. Zo is bijvoorbeeld in de Neder- landse metaal- en elektrotechnische industrie het aantal fusies gestegen van 12 in 1962, 30 in 1964, 40 in 1966, tot 64 in 1967. In 1968 werden reeds 29 ondernemingen gesloten. In Engeland heeft de concentratiebeweging dit jaar een record- omvang; er zijn al meer bedrijven opgekocht of samengegaan dan in geheel 1967 het geval was. In andere landen is hetzelf- de beeld zichtbaar. Tegelijkertijd wordt de druk op de arbei- 242 ders om op hun kosten te kunnen concurreren, vergroot. De

(5)

ondernemers bieden grote weerstand tegen loonsverhoging en werktijdverkorting.

Maar in Frankrijk is dit streven van de monopolies nu door- broken. Door een massaal democratisch initiatief werd binnen- gehaald, wat de ondernemers met behulp van het gaullistische staatsapparaat wilden achterhouden.

Het gaullisme moest onder deze druk terugwijken, al doet ze dit ook dreigend en complotterend, met de botste vorm van anti-communisme als scherpste wapen dat het vinden kon. Een anti-communisme, dat bovendien duidelijk laat uitkomen hoe weinig de zogenaamde "positieve elementen" in De Gaulle's buitenlandse politiek, die hem reizen naar een aantal socialis- tische landen deed maken, in werkelijkheid waard zijn.

De strijd wordt thans ook bij de stembus gevoerd. Net zoals dat bij de stakingen het geval was, verdient het Franse volk daarbij alle mogelijke solidariteit en ondersteuning. Een soli- dariteit, die wij vooral tot uitdrukking willen brengen met de Franse communistische partij, die er naar streeft het gaullisme een nederlaag toe te brengen en het gaullistische regime het veld te doen ruimen.

De gebeurtenissen in Frankrijk zijn van het grootste belang en wat wij hier schrijven bevat niet veel meer dan enkele eerste kanttekeningen. Het is nodig deze gebeurtenissen diepgaand te analyseren en er conclusies uit te trekken, maar in de aller- eerste plaats dringt zich thans de vraag op welke gevolgen de beweging in Frankrijk voor d'e Nederlandse werkers zal kun- nen hebben.

De loonstrijd in Nederland We dienen ons ervan bewust te zijn, dat de heersende kringen in ons land zich in de huidige labiele toestand, waarin de im- perialistische tegenstellingen zich verder toespitsen, instellen op een verscherpte strijd. Ook hier is het hun opzet de wer- kers daarvoor te laten opdraaien.

Dat is in de afgelopen maanden reeds duidelijk gebleken.

Zonder dat toen reeds geheel helder was wat er aan de hand was, kwam de directeur van de Nederlandse Bank - die door Kloos de "kluizenaar van het Frederiksplein" is genoemd, maar die niet zo wereldvreemd is dat hij niet weet wat er gaande is op de kapitalistische wereldmarkt - met paniekachtige vcr- klaringen. Hij klaagde langdurig en diepzinnig over de "on- evenwichtigheid" in de economie, die tot beperking van de lo- nen dwong. Dit lied werd' in talrijke coupletten meegezongen door de grote ondernemers en Witteveen en Rooivink zorgden voor het refrein, dat bestond uit de roep om loonmatiging.

Na deze vrij langdurige psychologische voorbereiding besloot de regering een frontale aanval op de lonen in te zetten. De ministers Rooivink en Witteveen kwamen, na eerst een bijzon- dere bespreking met de Stichting Yan de Arbeid te hebben ge- had, met een nota over het loon- en werkgelegenheidsbeleid.

Terwijl de werkgelegenheidspolitiek in alle mist bleef verkeren, 243

(6)

deelde het duo Roolvink-Witteveen mee, dat de regering be- sloten had "om aan het eind van de thans aan de gang zijnde ,loongolf', een ten aanzien van alle contracten werkende maat- regel te treffen. Deze zal bestaan uit een algemene verlenging met zes maanden van de collectieve contracten, welke in 1968 zijn c.q. worden gewijzigd en goedgekeurd".

Dit zou de werknemers volgens vakbewegingsberekeningen ze- ker 1 miljard gulden kosten, die de ondernemers in hun zak zouden kunnen houden. Tegen dit plan is direct een scherpe, ongekend felle storm opgestoken, die in Den Haag de nodige indruk heeft gemaakt. Na consultatie van de fracties der re- geringspartijen bleek aan de vooravond van het loondebat al, dat de regering haar plan niet zou kunnen doorzetten.

Het plan van Roolvink en Witteveen is in de ijskast gezet.

Maar de opvatting, dat de contractverlenging eigenlijk toch tot stand had moeten komen, bleef doorklinken in de redevoe- ringen van de ministers. De regering wil, dat het slechts een uitstel van executie zal worden en koestert het voornemen om in de herfst terug te komen met haar plan en wil in de tussen- tijd een wettelijke maatregel laten nemen, die haar straks meer kans moet geven dan nu het geval was. Hoe Rooivink zich in de vreemdste kronkels draaide om het plan goed te praten, blijkt wel uit zijn redenering, dat contractverlenging "het meest adequate middel was om de vrije loonontwikkeling zich zoveel mogelijk te doen gelden" ...

De ondernemers zien het voornemen van de regering om in de herfst weer met haar plan op de proppen te komen, als een ruggesteuntie in hun strijd tegen loonsverhogingen. Op een bij- zonder brutale manier is dit tot uitdrukking gebracht door de voorzitter van het Verbond' van Nederlandse Ondernemingen, ir. Bosma, in het blad "De Nederlandse Onderneming" van 31 mei. Hij kondigde daarin aan, dat bij onderhandelingen, die in de komende maanden zullen worden gevoerd "een zware taak zal komen te rusten op de schouders van de werkgevers-onder- handelaars om te bereiken, dat de contracten toch worden af- gesloten binnen het raam van de economische mogelijkheden".

Een harde onderhandelingslijn dus!

Hard onderhandelen was ook in de Tweede Kamer reeds ver- langd door de VVD-fractie, die opriep het gevaar te zien, dat de arbeiders bij het stellen van hun looneisen rekening zullen houden met het gevaar van contractverlenging en zich bij voor- baat zo zullen opstellen, dat het verlies van een half jaar loons- verhoging dat de regering hen wil laten lijden, wordt gecom- penseerd.

Doch hoe hard de heren ook willen onderhandelen, de arbei- ders zullen nooit buiten beschouwing laten, dat de kosten van levensonderhoud in de tweede helft van dit jaar en nog meer in het komende jaar sterk zullen stijgen.

De prijsstijgingen, die toch reeds ononderbroken vcrder gaan, worden vergezeld van de huurverhoging, die men voor oudere wonj,ngen op zogenaamd vrijwillig overeengekomen basis wil doorzetten, met de prijsverhogingen van landbouwprodukten 244 die voortvloeien uit EEG-maatregelen en met de verhogingen,

(7)

die kunnen ontstaan uit de gelijktrekking van het EEG-buiten- tarief (wat voor Nederland een stijging betekent). Op 1 janu- ari a.s. zullen dan volgen de prijsstijgingen die verband houden met de invoering van de BTW (de nieuwe omzetbelasting), de verhogingen van de premies en de stijging van de luister- en kijkgelden, waarbij dan ongetwijfeld nog verdere prijsstijgingen zullen komen. De stijging van de kosten van levensonderhoud na 1 januari 1969 kan volgens een bescheiden schatting van de vakbeweging gesteld worden op vijf procent, maar het is zeer de vraag of het daartoe beperkt zal blijven.

Daarom zullen ook de arbeiders een harde lijn bij de onderhan- delingen en in hun strijd voor loonsverhoging moeten voeren.

Zij zullen met dezelfde eensgezindheid moeten optreden, als waarmee het plan van de regering reeds in de ijskast is ge- jaagd. Dit geldt in de eerste plaats en zeer snel, voor de werk- nemers in de metaalindustrie (250.000 in de groot-metaal en 150.000 in de klein-metaal), voor wie op 1 oktober een nieuwe CAO moet ingaan.

Temeer is dit nodig, omdat van de kant van sommige vak- bondsbestuurders en PvdA-leiders wankelmoedigheid aan de dag wordt gelegd. Dit werd door Den Uyl in het Kamerdebat getoond, toen hij zei, dat hij de mogelijkheid open hield dat een ingreep van de regering in de lonen nodig zou zijn en het juist betreurde, dat de regering dan door het intrekken van de loonnota aan geloofwaardigheid zou hebben ingeboet. Een vreemde redenering ... Maar ze maakt duidelijk, dat de arbei- ders zich niet kunnen verlaten op een dergelijke halfslachtige oppositie.

Zij zullen daarom krachtig moeten optreden in de bedrijven en in de vakbonden, met het voorbeeld van de eensgezinde ac- tie van hun Franse kameraden voor ogen, en er voor zorgen, dat hun loonstijging niet wegzinkt tegenover die in Frankrijk, waarc.ioor de monopolisten in staat zouden zijn op hun kosten te concurreren.

A. VAN TURNHOUT

245

(8)

Universiteit en wetenschap

in de greep van de concerns

De honger van de grote concerns naar meer macht, scherper concurrentievermogen en hogere winsten wordt niet gestild door opslokking of liquidatie van kleinere ondernemingen al- léén. De wetenschapsbeoefening en het onderwijs - met name het wetenschappelijk onderwijs - behoren eveneens tot de uit- gezochte prooien.

Dit is niet toevallig.

Research en toepassing van de wetenschappelijke vindingen in de techniek gaan steeds meer behoren tot de drijvende krach- ten van produktie en verkoop. Het harnas, gesmeed van de harde munten van de monopoliewinsten, past de wetenschap- pelijke werkers, docenten en studenten echter niet. Zij kennen aan wetenschapsbeoefening een ruimere functie toe dan het ver- hogen van bedrijfswinsten. Zij tonen zich in toenemende mate voorstanders van democratisering van wetenschap en weten- schappelijk onderwijs.

We hebben hier te maken met een klassentegenstelling. De knechting en uitbuiting nemen bezit van de universiteiten en hogescholen, zoals ze in vroeger tijden bezit hebben genomen van de fabrieken en bedrijven. De historische gevels van de universiteitsgebouwen veranderen net zo min iets aan deze si- tuatie als de herkomst van het gros der studenten uit de zo- genaamde hogere milieus.

Monopolisering van de wetenschap en het wetenschappelijk on- derwijs roept bij de studenten tegenkrachten op, zoals bedrijfs- sluitingen en werkloosheid dat doen bij de arbeiders.

De solidariteit tussen arbeiders en studenten mag onder deze nieuwe omstandigheden dan ook geen frase zijn.

Waar wordt wetenschap beoefend?

Het bedrijfsleven en de staat betalen vrijwel alle research- en ontwikkelingswerk dat in Nederland plaatsvindt. Prof. dr.

C. ]. F. Böttcher, voorzitter van de Raad van advies voor het wetenschapsbeleid, heeft onlangs, op de 21 ste economische Beneluxconferentie te Amsterdam, de volgende prognose ge- maakt: "Voor het lopend jaar 1968 worden de bestedingen voor in Nederland uitgevoerde research op ruim f 2,1 miljard geschat. De overheid besteedt ruim f 0,9 miljard, het bedrijfs- leven f 1,2 miljard. Zes industriële concerns, t.w. Philips, Shell, Unilever, AKU, Staatsmijnen/ DSM en Koninklijke ZoutlOr- ganon besteden gezamenllj"k dit jaar ongeveer f 900 miljoen aan research en ontwikkeling. Alle andere Nederlandse bedrij- ven besteden in deze sector ongeveer f 300 miljoen". (N RC 27 april 1968).

In 1964 bedroegen de researchbestedingen van overheid en be- drijfsleven respectievelijk 488 en 664 miljoen. In beide geval- 246 len kunnen wc dus een toename van 80 tot 85 procent bere-

(9)

kenen over de laatste vier jaren, ofwel een verdubbeling van de researchinspanning in ongeveer vijf jaar. De stijging van de kosten door inflatie zijn in deze berekening evenwel niet ver- werkt, zodat de reële groei langzamer zal zijn.

De grote concerns nemen in de research een overheersende po- sitie in: de "grote zes" besteden volgens Böttcher 75 procent van de totale industriële rescarchkosten. Het Centraal Bureau voor de Statistiek heeft in het Statistisch Bulletin van 5 april 1966 enkele bijzonderheden vcrmeld over de rescarchacti vitei- ten van de Nederlandse industrie en een vergelijking gemaakt tussen de jaren 1959 en 1964. Ook in deze periode van vijf jaar stegen de researchuitgaven met 100 procent (van 336 mil- joen naar 664 miljoen). De "grote vijf" (zonder Koninklijke Zout/Orga110n deze keer) bestccdden in 1959 en 1964 resp.

67,3 en 64,5 procent van de totale rescarchkosten. Uit de cij- fers blijkt verder, dat de bedrijven met een personeelsbezetting die kleiner is dan 1000 man, een relatieve achteruitgang ver- tonen in hun aandeel in het research- en ontwikkelingswerk.

Naast de "grote vijf" betaalde de metaalindustrie in 1964 15,2 procent van de totale researchkosten en de "overige chemische industrie" 8,4 procent.

De wetenschapsbeoefening bij cci1 groot bedrijf beslaat het ter- rein van de fundamentele, de toegepaste en de technologische research.

De fundamentele rese~uch vcrtoont de meeste overeenkomst met de universitaire research, hoewel de economische interesse van het bedrijf voor een selectie in de studieobjecten heeft ge- zorgd en een duidelijk vcrschil in outillage van de laboratoria valt waar te nemen. Het wordt een student in de chemie droef te moede, wanneer hij op de universiteitslaboratoria 's nachts heeft moeten doorwerken, omdat de twee gaschromatografen reeds weken van te voren overdag waren volgeboekt, en hij tijdens een excursie naar de laboratoria van de Shell in Am- sterdam verneemt dat dáár honderden van dergelijke appara- ten staan opgesteld. Een gaschromatograaf kost 30 tot 50 dui- zend gulden.

Er vindt op de bedrijfslaboratoria een sterke doorstroming plaats van jonge academici via de fundamentele afdelingen naar de toegepaste rescarchgrocpcn. Deze doorstroming wordt gestimuleerd door de bedrijfsleiding, omdat het toegepaste on- derzoek, zoals produktverbetering e.d., veel directer tot uit- drukking komt in de bedrijfswinsten. De resultaten van het fundamentele onderzoek, die voor een deel geheim worden gehouden, stimuleren pas op langere termijn de produktie.

Soms wordt uit overwegingen van "wetenschappelijke status"

fundamentele research verricht en juist op dit gebied treedt het raakvlak met de universiteiten op.

De nadruk schijnt steeds meer te vallen op de toegepaste re- search en de technologie. Als men de achterstand op de Ver- enigde Staten wil uitdrukken, spreekt men van een "techno- logische kloof".

Toegepaste research is na enige inwerking zeker met vrucht 247

(10)

door afgestudeerden aan de univers1te1ten uit te voeren, maar voor het bedrijven van technologie zijn technici (ingenieurs) nodig. De vestiging van twee nieuwe technische hogescholen te Eindhoven en Drienerlo is niet vreemd aan de aanhoudende kreten uit het bedrijfsleven om meer technologisch geschool- den. De technoloog moet de weg effenen van een wetenschap- pelijke vondst op laboratoriumschaal naar de fabrieksmatige produktie.

Het grootste industriële researchlaboratorium van ons bnd - dat van de Koninklijke/Shell in Amsterdam-N. - heeft een bemanning van ongeveer 2000 personen, waaronder een kleine 300 academici.

In dit laboratorium wordt een derde deel van de totale re- search van de Shell bedreven.

De van overheidswege gefinancierde research vindt plaats op de universiteiten en hogescholen en in diverse instituten. In 1966 heeft de overheid 709 miljoen gulden besteed aan onder- zoek en ontwikkelingswerk, ofwel 4,35 procent van de totale begroting en 0,95 procent van het bruto nationaal produkt.

Het academische onderzoek vergde 51 procent van het totaal.

Aan de ontwikkeling van de natuurwetenschappen en de tech- niek, waaronder de medische wetenschap, werd 91,7 procent besteed, de geestes- en maatschappijwetenschappen kregen 8,3 procent toegewezen. Voor onderzoek ten bate van de defensie werd 3,5 procent uitgetrokken, voor internationale research- objecten 7 procent en aan de organisaties TNO (Centrale Or- ganisatie voor Toegepast Natuurwetenschappelijk Onderzoek) en ZWO (Organisatie voor Zuiver Wetenschappelijk Onder- zoek) werden resp. 13 en 5 procent van het totaal besteed.

Bijna alle research aan de universiteiten en hogescholen die wetenschappelijk gehalte heeft, wordt geleverd door promo- vendi die daarmee hun proefschriften vullen en zodoende de doctorstitel verwerven. Het betreft hier voornamelijk funda- menteel onderzoek, dat in de ogen van de promovendus en de promotor van wetenschappelijk belang is. Deze wetenschaps- beoefening moet in principe als de meest vrije beschouwd wor- den, los van elke pressie van buitenaf. Op deze onafhankelijke wetenschapsbeoefening zijn de laatste jaren diverse aanvallen gedaan. Hier komen we nog op terug.

Nederland t.o.v. andere Westerse landen Welke pos1t1e neemt Nederland internationaal in, wat de re- searchinspanning betreft?

De OESO (Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling, waartoe de belangrijkste kapitalistische indu- strielanden behoren) heeft vergelijkbare gegevens verzameld voor verschillende landen op het gebied van Research en Ont- wikkeling (R en 0). De OESO-landen wijken zeer van elkaar af wat betreft de bedragen die beschikbaar worden gesteld voor Ren 0. De Verenigde Staten nemen een aparte plaats in. Daar- 248 naast zijn de landen als West-Duitsland, Engeland, Frankrijk,

(11)

Italië en Japan gekarakteriseerd als "sizeable industrialized"

(tamelijk grote geïndustrialiseerde landen), terwijl Nederland met o.a. België, Canada en Zweden behoren tot de "smaller industrialized" groep (kleinere geïndustrialiseerde landen)

"Developing countries" (in ontwikkeling verkerende landen) als Griekenland, Turkije en Spanje sluiten de rij.

In de tabel op pag. 250 is een gedeelte van de gegevens over- genomen.

Zowel in absolute zin als naar verhouding tot het aantal in- woners, staan de Ver. Staten bij alle vergelijkingsmogelijkhe- den bovenaan. Zo kunnen we bijvoorbeeld berekenen, dat ze zesmaal zoveel besteden aan R en 0 als de EEG-landen samen.

In de Ver. Staten zijn 2,6 keer zoveel bevoegde researchmensen werkzaam als in de EEG.

Nederland neemt in de groep van "kleinere geïndustrialiseerde landen" een dominerende plaats in, vooral omdat hier een reeks internationale monopolies hun zetel hebben. Dit komt vooral tot uitdrukking in de bemanning van de researchlabo- ratoria en staat ook in verband met een groter kader van mid- delbaar geschoolde wetenschapsmensen en technici (HTS-ers, laboratoriumassistenten, analisten e.d.).

Verder valt op, dat in de Ver. Staten sterk de nadruk ligt op de technologische research, terwijl in de Europese landen meer aandacht aan fundamentele research wordt besteed.

Dat de Ver. Staten zich enorme inspanningen getroosten op mi- litair- en ruimtevaartgebied (indirect van militaire betekenis), en daarbij gezondheidszorg e.d. "vergeten", ziet of voelt tegen- woordig de hele wereld. De tabel laat dit zien in nuchtere ge- tallen.

Research wordt steeds meer directe produktiekracht De Amerikaanse econoom Denison heeft berekend, dat in de periode van 1929 tot 1957 ongeveer driekwart van de wel- vaartstoeneming in de Ver. Staten moet worden toegeschreven aan verworven kennis door onderzoek. H. Correa stelt in "The economics of hu man resources" (Amsterdam, 1963 ), dat de groei van het sociaal produkt in de V er. Staten in de periode 1919-1957 voor 69 procent toe te schrijven is aan verbetering van de gezondheidstoestand, het onderwijs en de technologi- sche vooruitgang.

Het huwelijk tussen wetenschap en techniek is zeer vruchtbaar gebleken. Nieuwe machines, nieuwe produktiewijzen en pro- dukten, alsmede moderne apparatuur bij het ontwikkelen van onderwijs en onderzoek zijn hierdoor mogelijk geworden.

In de V er. Staten zijn op het moment ongeveer 30.000 com- puters in werking, die een waarde vertegenwoordigen van elf miljard dollar. De modernste zijn in staat twintig triljoen be- rekeningen per uur uit te voeren. De natuurwetenschap heeft de ontwikkeling van computers mogelijk gemaakt, vooral door onderzoek op het gebied van halfgeleiders. De techniek heeft de wetenschappelijke vondsten in toepassing gebracht en het

produkt, de computer, stimuleert zowel de produktie als ook 249

(12)

Land Jaar a b c d e

I

f g

h

I

1 J

K

Ver. Staten 1963-64 21075 696500 3,4 35,8 110,5 12,4 22,1 65,5 63 28 9

"Sizeable industrialized":

West-Duitsland Engeland 1964-65 1964 1436 2160 105010 159540 2,3 1,4 18,0 29,4 24,6 39,8

I

-12,5 -26,1 -61,4 17 40 62 51 21 9

Frankrijk 1963 1299 85430 1,6 17,9 27,1

I

17,3 33,9 48,8 45 41 14

Italië 1963 291 30280 0,6 6,0 5,7 18,6 39,9 41,5 21 63 16

Japan 1963 892 187080 1,4 19,5 9,3 - - - I - 73 27

"Smaller industrialized":

België 1963 137 15600 1,0 16,8 14,7 20,9 41,2 37,9 4 82 14

Canada 1963 425 23850 1,1 12,6 22,5 - - - 26 51 23

Nederland 1964 330 31310 1,9 25,8 27,2 - - - 5 70 25

Zweden 1964 257 16530 1,5 21,6 33,5 - - - 34 50 16

a = Nationale uitgaven voor R en 0 in miljoen dollars.

b = Aantal bevoegde researchwerkers.

c = Nationale uitgaven voor R en 0 als percentage nationaal produkt.

d = Aantal bevoegde researchwerkers per 10.000 inwoners.

e = R en 0-uitgaven per hoofd van de bevolking in dollars.

f = Basisresearch in procenten van het totaal.

g = Toegepaste research in procenten van het totaal.

h = Ontwikkeling (technologie) in procenten van het totaal.

Defensie, ruimtevaart en atoomenergie in procenten van het totaal.

J = R en 0 voor economische motieven (handel, industrie, enz.) in procenten van het totaal.

k = Diversen (gezondheidszorg, universiteiten enz.) in procenten van het totaal.

0 Ll') N

(13)

het wetenschappelijk onderzoek. Uiteindelijk leidt de samen- werking tussen wetenschap en techniek tot een enorme pro- duktieverhoging. De Amerikaanse industrie produceert vol- gens]. ]. Servan-Schreiher tweemaal zoveel goederen en dien- sten als de totale industrie in de EEG-landen en Engeland sa- men.

Het bedrijfsleven is van het belang van de wetenschap als di- rekte produktiekracht reeds lang doordrongen. In toenemende mate wordt in de jaarverslagen van de grote monopolies het belang van research onderstreept:

"Wij bevinden ons in een periode van technologische revolutie, en meer dan andere industrieën is de onze afhankelijk van een juist inzicht in de technische en wetenschappelijke ontwikke- ling". (Jaarverslag Shell over 1967).

"Het normale beeld is dat van een gestadige stroom van ver- beteringen en vernieuwingen, die noodzakelijk zijn om scherp concurrerend te blijven". (Jaarverslag Unilever over 1967).

Concurrentie in de huidige zin is ook concurrentie tussen nieu- we produkten, nieuwe procéde's en nieuwe verkoopmethoden.

De technisch-wetenschappelijke revolutie vormt een logisch vervolg op het proces van mechanisering, dat ruim honderd jaar geleden is ingezet. Mechanisering heeft een belangrijk deel van de elementaire handarbeid doen verdwijnen. De technisch- wetenschappelijke revolutie doet dat in versterkte mate en ver- vangt bovendien een deel van de elementaire hoofdarbeid.

De tendenties van deze ontwikkeling tekenen zich steeds dui- delijker af.

De technisch-wetenschappelijke revolutie eist een superorgani- satie van het onderwijs, de research en de produktie.

Tegen deze achtergrond moeten we de enorme concentratiebe- weging zien, die zich in vele takken van de industrie aftekent.

Nederland neemt, wat de concentratie van de industriële pro- duktie betreft, in EEG-verband een zeer belangrijke plaats in.

Op de lijst van de 90 grootste ondernemingen in de EEG en Engeland staan KoninklijkeiSheli en Unilever op de eerste en tweede plaats, met een jaaromzet van resp. 30 en 20 miljard gulden. Philips neemt de achtste plaats in en Hoogovens de 78ste. De kracht van de chemische ondernemingen neemt snel toe. Mr. G. A. van Haeften, de secretaris van de V eren i ging van de Nederlandse Chemische Industrie, zei daarover:

"Vergeleken met andere landen staat de chemische industrie in Nederland, gemeten naar de omzet per hoofd van de bevol- king, op de vierde plaats. Het ziet ernaar uit dat wij over een aantal jaren zullen oprukken naar de tweede plaats".

Gezien zijn ligging en andere gunstige omstandigheden lijkt Nederland "voorbestemd om binnen de Euromarkt het sterkst ontwikkelde chemische gebied te worden".

Het is duidelijk hoe deze enorme expansie van de industrie bewerkstelligd moet worden: op kosten van de werkende be- volking.

In het jaarverslag van de VNCI over 1965 lezen we:

"De loonstijgingen van de laatste drie jaren hebben ook in deze

sterk geautomatiseerde industrietak hun invloed laten gelden. 251

(14)

Bovendien toont men zich bezorgd over de mogelijkheid dat onze eigen overheid de expansie zal remmen door te zware eisen te stellen bij het bestrijden van water- en luchtverontrei- niging en wel op grond van een onvolledig inzicht in dergelijke gewichtige zaken".

De superproduktie is dan ook een ondernemersbelang, tegen- gesteld aan de belangen van de Nederlandse bevolking.

Hoe staat het met de superresearch en het superonderwijs?

Dat baart de heren ondernemers meer zorg. Het intellect moet uit diezelfde Nederlandse bevolking voortkomen.

Intellect: een schaars goed De ondernemers beschouwen een verdere verhoging van de researchactiviteiten als een beslissende factor voor een grotere, scherp concurrerende produktie. Er wordt in ondernemerskrin- gen steeds op gewezen, dat de Amerikaanse industrie meer en beter produceert, omdat er meer aan research en ontwikkeling wordt gedaan, met name op het gebied van de technologie - de verwerking van de wetenschappelijke vondsten in het pro- duktieproces.

De in Nederland geboren Dr. A. T. Knoppers, vroeger hoog- leraar aan de Amsterdamse Vrije Universiteit en thans presi- dent van de Amerikaanse farmaceutische fabriek Merck Sharp en Dohme International, is ervan overtuigd, dat "de ontwik- keling en toepassing van technologie het belangrijkste probleem is waarmee Europa nu geconfronteerd wordt".

Dr. E. H. R. Reerink, president-curator van de Leidse univer- siteit en nauw verbonden met Philips, publiceerde een artikel in het Chemisch Weekblad van 6 januari 1967 onder de titel:

"Meer research nodig". In de aanhef vermeldt hij: "Omdat de chemicus op vrijwel ieder gebied zijn diensten moet bewijzen is het een nationaal belang, dat onze chemische researchacti- viteit niet (verder) achterop raakt".

Prof. dr. ir. ]. Vlugter stelde: "Gevreesd moet worden dat de uitbreiding van het (technisch) hoger onderwijs veel langzamer zal lopen, dan men op grond van de snelle industriële groei ge- wenst acht". (Economisch Statistische Berichten, 15 juni 1960).

Er is alle reden om aan te nemen, dat het gebrek aan geschool- de researchkrachten de belangrijkste beperkende factor is bij het bereiken van de optimale researchactiviteit.

Op een onlangs in Amsterdam gehouden symposium legde ir.

K. Kooy (directeur van de Chamotte-Unie) de nadruk op één van de belangrijkste oorzaken van deze tendentie: "De belang- stelling voor de studie in de technische wetenschappen ver- toont in de gehele westerse wereld een daling. Ook in ons land daalt op dit moment het percentage van hen die gaan studeren en die technische wetenschappen- of natuurwetenschappen kie- zen. In 1958 koos 22 procent techniek, in 1966 was dit 16 pro- cent".

Deze ontwikkeling is in het bedrijfsleven niet onopgemerkt gebleven en de "grote vijf" hebben drs. ]. .J. ]. van Dijck, een 252 socioloog van de staatsmijnen, opdracht gegeven een onderzoek

(15)

in te stellen naar het beeld, d;1t leerlingen van de hoogste klas- sen van het VHMO zich van de chemie hebben gevormd. Spe- ciaal de chemie was gekozen, omdat uit cijfers van het CBS bleek, dat de dalende belangstelling voor dit vak nog sterker was dan voor de andere technisch-wetenschappelijke richtin- gen. Volgens deze cijfers zouden van de studenten in de exacte vakken de volgende percentages chemie gaan studeren: 1955- 56: 22 procent; 1956-57: 19 procent; 1957-58: 20 procent;

1958-59: 18 procent.

De hoofdconclusie van het onderzoek was: "De (relatief steeds meer) leerlingen van de B-richting van het V H MO, die na hun eindexamen geen chemie kiezen, zien de chemicus als een man tussen de reageerbuizen, de chemie-studie als saai geheugen- werk en de chemie als weinig dynamisch en niet-creatief".

De industrie heeft het niet bij een rapport gelaten. In het Che- misch Weekblad van 12 april 1968 vernemen we: "De bezorgd- heid, die ook bij de Shell heerst over de bemanning van re- search en industrie in de toekomst, heeft geleid tot het inrich- ten van een aantal schemata en produkten, die iedere school op verzoek een wee!e opgesteld kan krijgen".

Verder schijnt een uitgebreide touwtrekkerij om pas afgestu- deerde en nog niet afgestudeerde chemici tot de oplossing van het probleem te moeten bijdragen.

Een bekwame researchwerker aan de universiteit prefereerde in sterke mate Arnhem (AKU) en Geleen (Staatsmijnen) als zijn toekomstig werkterrein, niet in de laatste plaats om de mooie, frisse en rustige omgeving aldaar. Eén bezoekje aan de Shell in Amsterdam (,,even kijken kan nooit kwaad") genas hem SjX)orslags van zijn natuurminnende neigingen.

Met de Shell op goede voet staande hoogleraren (dat zijn er nog al wat) organiseren persoonlijke en groepsgewijze bezoeken van studenten aan de researchlaboratoria van dit bedrijf. Na afloop van de leerzame en gezellige dag wordt de student de raad gegeven contact met de Shell op te nemen zodra zijn stu- die is beëindigd en dat zeker te doen, voor het geval hij door andere instituten of bedrijven is benaderd.

Het komt voor, dat de Shell pas afgestudeerde researchwerkers uit de militaire dienst houdt of tijdens de diensttijd reeds een salaris uitbetaalt. Zo hoog is blijkbaar de nood gestegen.

Het bedrijfsleven zoekt ook naar meer fundamentele oplossin- gen van de bestaande problemen. Hieronder rangschikken wij:

verkorting van de studieduur, al of niet via een baccalau- reaatsexamen;

ombuiging van de vaak weinig rendabele research aan de universiteiten naar takken van wetenschap, die "interes- santer" voor de industrie zijn;

het bewegen van de overheid tot een organisatorische her- vorming van de universiteit;

het organiseren van de research op Europees niveau.

Deze maatregelen zijn stuk voor stuk afgestemd op een efficiën-

tere benutting van het bestaande - of onder de huidige om- 253

(16)

standigheden te verwachten - potentieel aan researchkrach- ten. Op de uitdaging het potentieel (aantal studenten) zelf te verhogen, wordt slechts geantwoord met middelen die in de reclamesfeer passen. Dit toont het onvermogen van de klas- senmaatschappij - waarvan de grote concerns de vertolkers bij uitstek zijn - om de reserves aan intellect, die onder het volk aanwezig zijn, te ontwikkelen. Deze monopolieoverheer- sing is de voornaamste rem op de stroom van intellect uit de wieg naar de universiteit.

Rem op de ontwikkeling Het onderwijs, dat geen directe baten opleverde voor de ka- pitalistische bedrijven, is lange jaren stelselmatig verwaarloosd.

Het is een van de eerste posten, waarop door de overheid be- zuinigd wordt. Des te verder het onderwijs verwijderd is van het stadium van het profijt voor de industrie, des te minder geld er aan besteed wordt. Geen wonder, dat het lager onder- wijs het meest onderontwikkeld is gebleven en daar de door- stroming van het intellect de grootste rem ondervindt.

We laten over deze materie de Sectie Schoolpsychologie van het Ned. Instituut van Psychologen uitvoerig aan het woord:

"Uit onderzoeken in de eerste klassen van de lagere school is gebleken, dat er nauwelijks enig verschil bestaat tussen de ver- standelijke begaafdheid van de kinderen, die niet uit hetzelfde milieu afkomstig waren. Na een half jaar traden er verschillen in leerprestatie op tussen de scholen met kinderen, die niet uit hetzelfde milieu afkomstig waren. En die verschillen worden gedurende de lagere schoolperiode alleen maar groter".

"Het is van groot belang, dat leermoeilijkheden zo vroeR mo- gelijk ontdekt worden en wel reeds binnen enkele maanden in de eerste klas van de lagere school".

Hoe is dat mogelijk met klassen van veertig leerlingen? De te hoge leerlingenschaal treft vooral de arbeiderskinderen, omdat zij de grootste leermoeilijkheden hebben. Zonen van acade- misch gegradueerde vaders hebben dan ook een kans van 2 op 5, óók een academische graad te halen. Voor zonen van ar- beiders is deze kans ongeveer 1 op 200. Nog geen 10 procent van de studenten is gerecruteerd uit de arbeidersklasse.

Geld om bv. de leerlingenschaal te verkleinen, is natuurlijk niet de enige remedie voor deze ondemocratische toestand. Sociaal- psychologische factoren spelen hier ook een rol. Deze factoren vinden eveneens hun oorsprong in deze klassenmaatschappij.

De universiteit bijvoorbeeld was het historisch gegroeide op- leidingsinstituut voor een elite, die traditioneel een leidende rol in de maatschappij vervulde. De rudimenten hiervan vin- den we vandaag nog in de corpora. Deze elite drukte z'n stem- pel op het totale universitaire leven. Talrijke studenten uit het zgn. "lagere milieu" hebben hun studie zien mislukken, omdat zij moeilijkheden hadden met de aanpassing aan het uni versi- taire milieu.

De universiteiten en hogescholen vertonen nog in hoge mate 254 de verkalkte structuren van vroeger.

(17)

De kapitalistische elite in Nederland wil deze verkalkte struc- tuur uit zelfzuchtige overwegingen veranderen. Onder het mot- to "efficiency" moet de universiteit dienstbaar worden ge- maakt aan de belangen van de grote bedrijven. Met minimale kosten moeten zoveel mogelijk researchwerkers worden afge- leverd. Zoals in de maatschappij de volkswoningbouw, de we- genbouw en de recreatie in het gedrang komen, zullen in de universitaire maatschappij - bij doorvoering van de plannen - bijvoorbeeld de medische en sociale wetenschappen in de verdrukking geraken. Het is niet toevallig, dat in de medische faculteit het eerst is geprobeerd een numerus ciausus in te stel- len.

De progressieve studentengroeperingen vallen óók deze ver- kalking aan, en zij eisen democratisering. De democratisering zal het aantal studenten drastisch doen toenemen. Geen ver-·

groting van het aantal researchwerkers ten koste van andere takken van wetenschap, maar door meer geld te steken in het wetenschappelijk onderwijs.

De invoering van een integrale studiekostenvergoeding, waar- bij de student onafhankelijk wordt van zijn ouders en na z'n studie geen studieschulden meer hoeft te betalen, zou het Rijk jaarlijks f 160 miljoen méér kosten) volgens een berekening van prof. Andriessen). Unilever geeft jaarlijks ongeveer 850 mil- joen gulden uit aan reclame en daarbij kan dit bedrijf een bod van 650 miljoen doen op de Britse onderneming Smith and Nephew. Dáár hebben ze blijkbaar geld over.

De Studen(envakbeweging (SVB) heeft berekend, dat er jaar- lijks 455 miljoen gulden wordt bezuinigd op het wetenschap- pelijk onderwijs. De overheid hanteert opzettelijk verouderde prognoses over de groei van het aantal studenten, om de in- vesteringskosten voor het WO te drukken. De SVB voert dan ook actie onder de leuze: Bezuiniging nu studentenstop straks.

StudentJenstop natuurlijk alleen in die faculteiten die van geen belang zijn voor de industriële produktie.

Het wordt in toenemende mate zichtbaar dat de overheid in haar beleid ten aanzien van het wetenschappelijk onderwijs de belangen van de grote concerns vertolkt. De universitaire be- volking wordt er zich van bewust dat de besnoeiing op het budget voor het wetenschappelijk onderwijs - waarbij het mes het diepst de industrieel oninteressante faculteiten treft - geen begrotingstechnische kwestie is, maar het gevolg van machtspolitieke factoren.

Misschien dáárom, dat steeds meer studenten een structurele wijziging van de maatschappij aan een definitieve oplossing van de onderwijs- en wetenschapsproblematiek gekoppeld zien.

Monopolies in de aanval De Unie van Studenten te Nijmegen heeft onlangs een brochure

uitgegeven over "Universiteit en Onderneming" waarin de 255

(18)

256

voorstellen van de beruchte commissic Maris worden geanaly- seerd. >:·)

In de inleiding van de brochure wordt gesteld, d:lt de univcrsi- teitshervormingen altijd hun vertrekpunt hadden in verande- ringen in de sociale orde buiten de universiteit. De universiteit is een uitdrukking van de maatschappelijke orde en wanneer die orde verandert door verwetenschappelijking van de indu- strie, dan betekent dat onvermijdelijk ook industrialisering v:1n de wetenschap.

Industrialisering van de wetenschap aan de universiteiten be- tekent in de Nederlandse situatie ontdemocratisering. De a:-tn- val op de vrije wetenschapsbeoefening aan de universiteiten i' al jaren geleden ingezet. In eerste instantie werd van het mid- del infiltratie gebruik gemaakt om invloed uit te oefenen, L,-

ter ging men over tot geregelde aan vallen op de organisatori- sche structuur.

Hoc wordt geïnfiltreerd?

Ir. M. G. Tuyn zei onlangs in een pre:-tdvies voor een sympo- sium van de Vereniging van Academici bij het \Xfetcnschap- pelijk Onderwijs: "Behalve de studieduur heeft ook de te be- studeren stof de belangstelling van de grote bedrijven (. .. ).

Verschillende contacten tussen hoger onderwijs en bedrijfsle- ven die ten doel hadden te geraken tot een aangepast studie- programma zijn met succes bekroond. (. . .) Bepaalde hooR- leraren worden aangezocht om op een speciaal terrein als ad- viseur van de Kon. Shell op te treden. Dit houdt vaak in, dat onder hun leiding researchopdrachten worden uitgevoerd, waarin de Kon. Shell eveneens is geïnteresseerd. (. . . ) In de af- gelopen zes jaar heeft de Kon. Shell-groep alleen in Nederland 28 hoogleraren geleverd. Door deze "injecties" met industriëel georiënteerde docenten wordt natuurlijk ook invloed uitRe- oefend op het academisch onderwijs".

Laten we voor de duidelijkheid één praktijkgeval aanhalen.

Een hoogleraar, vroeger hoofd van een researchafdeling van de Shell, continueert in een werkgroep de arbeid, die hij vroe- ger bij de Shell was begonnen. Het betreft hier oxydatiercac- ties, die van wezenlijk belang zijn voor de petrochemische in- dustrie. Verschillende promovendi uit deze werkgroep vermeld- den op de laatste pagina van hun proefschrift: "Wij danken de Koninklijke/Shell, die door financiële ondersteuning de uit- voering van dit onderzoek heeft mogelijk gemaakt".

Natuurlijk, de betrokken hoogleraar is blij - in tijden van overheidsbezuinigingcn op het WO - over extra geldmiddelen te kunnen beschikken, en hij was geïnteresseerd in die bepaal- de tak van de chemische research. Maar de Shell verleent geen financiële steun, wanneer het onderzoek voor dit bedrijf niet interessant is. Promovendi in de medische wetenschap b.v. zul- len financiële ondersteuning van de grote concerns blijvend moeten ontberen.

Binnen een bepaalde studierichting oefenen de industriëcl ge-

>:·) Van de in deze brochure opgenomen gegevens is in dit ~nikcl hcrh~~l­

delijk gebruik gemaakt.

(19)

oriënteerde researchobjecten door meer financiële faciliteiten een grotere aantrekkingskracht uit op de toekomstige promo- vendi. De wetenschapsbeoefening wordt, weliswaar nog ama- teuristisch, gericht.

Verder kunnen wc tot de infiltraties rekenen de aanwezigheid van industriëlen in de bestuurlijke organen (colleges van cura- toren e.d.) van alle universiteiten en hogescholen. Dit geldt in nog sterkere mate voor het overkoepelende orgaan, de Acade- mische Ra::td, die in 1963 is ingesteld om de universiteit vooral niet het contact met de "m::t::ttsch::tppij" te doen verliezen.

"Maatschappij" is het woord, dat in kringen, die in de onder- nemers "de rentmeesters v::tn de groeiende welvaart der volke- ren" zien, wordt gebruikt om de concerns ::tan te duiden.

We zullen nu de invloed van de monopolies oo de universi- taire gang van zaken bespreken, die noodzakelijk via de over- heid plaats vindt. De monopolies zijn door hun grote econo- mische macht in staat hun eisen kracht bij te zetten.

Natuurlijk zijn de ondernemers in de grote concerns niet bij- zonder royaal met het openbaar maken van hun verlangens.

Soms kunnen we echter toch keurig geformuleerde volzinnen, waarin bepaalde wensen en/ of dreigementen schuilgaan, uit hun mond optekenen.

Dr. P. Kuin, lid van de Raad van Bestuur van Unilever, ze1 eens:

"Wanneer de beheerders van het produktie-apparaat uitdruk- king geven aan hoop of vrees, dan wel voorstellen doen over zaken op hun speciale terrein, dan zou het land goed doen hun het oor te lenen". "De rol van de overheid zal meer zijn te luisteren en richting te geven dan te dwingen" (23 sept. 1966).

W. van Loon (AKU) zei over wetcnschapsbeoefening:

"Het komt mij voor dat een te diepgaande wetenschappelijke kennis dikwijls samengaat met de éénzijdige belangstelling voor het puur wetenschappelijke, hetgeen het doen van "innova- tions" (uitvindingen) in de weg kan staan" (Chemisch Week- blad, 10 juni 1966 ).

Tot die "innovations" worden ook gerekend de ontwikkeling van "geurtjes" verspreidende stoffen, die aan wasmiddelen worden toegevoegd om een m::tximale klantenkring te trekken en de ontdekking van optische kleurstoffen, die het onzicht- bare ultraviolette licht omzetten in extra wit licht en die even- eens in de fabrieken van Unilever en Dobbelman hun toepas- sing vinden om de huisvrouw al d:lt schitterwit, glinsterwit en wonderbovenwonderwit te bezorgen.

Universitaire research in de verdrukking Het Nederlandse bedrijfsleven wenst studieduurverkorting en een wetenschapsbeoefening op de universiteiten en hogescho- len, die gericht is op industriëel interessante objecten.

In 1960 heeft de titel drs. in Nederland wettelijke erkenning gekregen. Een doctorandus is sindsdien klaar met zijn studie,

hij is afgestudeerd. Deze erkenning beoogde de behoefte bij ve- 257

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Maandelijkse totalen van Wilde Eend, Wintertaling en Tafeleend weergegeven in duizenden, voor de laatste 10 jaar.. Waarschijnlijk hebben deze veranderingen te maken met de

Uit de door Veilig Thuis verrichte check blijkt niet dat bij politiemeldingen van huiselijk geweld substantieel mogelijkheden onbenut zijn gebleven om in voorkomende

In de Bijbel vinden we niet alleen de maatstaven voor een echte moraal, in plaats dat we het zouden moeten stellen met sociologische gemiddelden, maar we krijgen ook inzicht om

[r]

De conclusie is dat de SKZL preparaten voldoen aan de eisen die aan enquêtemonsters gesteld worden, dat externe kwaliteitsprogramma's slechts een deel van de analyseprocedure dekken

Teller: aantal jeugdigen bij wie de risico- en beschermende factoren gewogen zijn, blijkend uit registratie in het DD-JGZ volgens het Basisdataset-protocol horend bij deze

Om hieruit zink te maken, laat men het zinksulfide eerst met zuurstof reageren.. Bij deze reactie worden zinkoxide (ZnO) en

Het aantal personen dat per jaar Rustical kreeg voorgeschreven, wordt sinds 1991 bij benadering gegeven door A t ( ) 3900 1,3.. 4p 12 † Onderzoek in hoeveel tijd volgens dit