• No results found

Het onderzoek werd uit- gevoerd door archeologen van het Instituut voor Prae- en Protohistorie (IPP) van de Universiteit van Amsterdam

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Het onderzoek werd uit- gevoerd door archeologen van het Instituut voor Prae- en Protohistorie (IPP) van de Universiteit van Amsterdam"

Copied!
79
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Cover Page

The following handle holds various files of this Leiden University dissertation:

http://hdl.handle.net/1887/67133

Author: Roessingh, W.

Title: Dynamiek in beeld. Onderzoek van Westfriese nederzettingen uit de bronstijd Issue Date: 2018-12-13

(2)

4 OPGRAVINGEN IN HOOGKARSPEL

4.1 Inleiding

In de jaren 60 van de vorige eeuw vonden in West-Friesland bij Hoogkarspel de eerste grootschalige opgravingen van bronstijdnederzettingen plaats. Het onderzoek werd uit- gevoerd door archeologen van het Instituut voor Prae- en Protohistorie (IPP) van de Universiteit van Amsterdam. De eerste opgravingen vonden plaats ten zuiden van de Streekweg en staan bekend onder het toponiem ‘Hoogkarspel-Tolhuis’.56 In de jaren 70 van de vorige eeuw werd een groot terrein ten noorden van de watertoren opgegraven, deze opgraving wordt aangeduid als ‘Hoogkarspel-Watertoren’. Ten westen daarvan werd aan het eind van de jaren 70 nog het noodonderzoek ‘Hoogkarspel-Tumuli’ uitgevoerd (afb. 4.1).

4.2 Geschiedenis van het onderzoek

De opgravingen bij Hoogkarspel-Tolhuis vormden in West-Friesland het eerste groot- schalige onderzoek naar nederzettingssporen uit de bronstijd, voor die tijd was er nau- welijks iets over de bewoning van het gebied bekend.57 Het bronstijdonderzoek was vóór deze opgravingen uitsluitend gericht op grafheuvels, nederzettingssporen waren soms bijvangst.58 De datering van de grafstructuren en bronstijdvondsten was niet eenvoudig, omdat parallellen uit nederzettingscontext ontbraken. Het onderzoek van P.J. Ente van Stiboka halverwege de jaren 50 van de vorige eeuw, leverde voor het eerst een overzicht op van ‘oude woongronden’ in oostelijk West-Friesland, zo ook rond Hoogkarspel (Ente 1963b, afb. 2.3). Over het gebrek aan kennis over de nederzettingsterreinen uit de bronstijd schrijven Bakker & Brandt in 1966:

‘(…) blijkt dat er een dringende behoefte bestond aan een onderzoek van een nederzettingscomplex in oostelijk West-friesland – bij voorkeur met veel mobilia in stratigrafisch verband!’ (Bakker & Brandt 1966, 178).

56 In de literatuur worden voor dit onderzoek ook andere toponiemen gebruikt, zoals ‘Medemblikker Tolhuis’, ‘Medemblikker-Tolhek’, ‘Tolhuis’, ‘Tolhek’ of ‘Tolweg’. Het aardewerk dat jaren later door de ROB tijdens veldverkenningen werd verzameld (paragraaf 2.4) wordt op de veldkaarten vergeleken met aardewerk uit ‘Hoogkarspel-Noord’ (late bronstijd) of ‘Hoogkarspel-Zuid’ (midden-bronstijd). Hier wordt verwezen naar het aardewerk van de vindplaats Tolhuis F, waar de sporen en vondsten uit de late bronstijd zich in het noorden concentreerden en die uit de midden-bronstijd in het zuiden.

57 Ente trof in 1956 bij toeval een bronstijdgreppel aan bij Venhuizen (1963b, 159).

58 In 1958 ontdekte Bakker tijdens de opgraving van tumulus I in Hoogkarspel een verkavelingsgreppel (1959) en Modderman vond in 1961 bij de grafheuvels van Zwaagdijk ook enkele ‘woonsporen’

(1964, 221-222).

(3)

De percelen die deel uitmaken van het plangebied Tolhuis liggen aan de rand van het door Ente gekarteerde tuinbouwcentrum ‘De Streek’. Hij karteerde hier drie oude woongronden (afb. 4.55) op twee ongeveer oost-west geo- riënteerde zandbanen (Brandt 1988b, 74).59 Kort na de pu- blicatie van Stiboka deed dhr. Schipper uit Zwaag in april

59 Deze zandbanen waren tijdens de opgravingen nog duidelijk als ruggen in het veld zichtbaar (mondelinge mededeling J.A.

Bakker 6-11-2013).

1964 bij de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bode- monderzoek (ROB) een melding van aardewerk en hoog- teverschillen op een perceel ten zuiden van de Streekweg (Bakker & Brandt 1966, 179-180). Hierop werd door het IPP een kleinschalig onderzoek gestart en in 1965 vond in het oosten een opgraving plaats. De daaropvolgende jaren werden grote delen in het westen opgegraven.

Bij de watertoren van Hoogkarspel werden in 1955 de eerste bronstijdsporen vastgesteld door de onderzoekers Kuijer en Ente van de Stiboka. Ze ontdekten een grafheu-

Afb. 4.1. De opgravingen in Hoogkarspel op de topografische kaart. Legenda: a Tolhuis, b Watertoren, c Tumuli, d topografie.

Streekweg Streekweg Streekweg Streekweg Streekweg Streekweg Streekweg Streekweg Streekweg Streekweg Streekweg Streekweg Streekweg StreekwegStreekwegStreekwegStreekwegStreekwegStreekwegStreekwegStreekwegStreekwegStreekwegStreekwegStreekwegStreekwegStreekwegStreekwegStreekwegStreekwegStreekwegStreekwegStreekwegStreekwegStreekwegStreekwegStreekwegStreekwegStreekwegStreekwegStreekwegStreekwegStreekwegStreekwegStreekwegStreekwegStreekwegStreekwegStreekweg

Drechterlandseweg Drechterlandseweg Drechterlandseweg Drechterlandseweg Drechterlandseweg Drechterlandseweg DrechterlandsewegDrechterlandsewegDrechterlandsewegDrechterlandsewegDrechterlandsewegDrechterlandsewegDrechterlandsewegDrechterlandsewegDrechterlandsewegDrechterlandsewegDrechterlandsewegDrechterlandsewegDrechterlandsewegDrechterlandsewegDrechterlandsewegDrechterlandsewegDrechterlandsewegDrechterlandsewegDrechterlandsewegDrechterlandsewegDrechterlandsewegDrechterlandsewegDrechterlandsewegDrechterlandsewegDrechterlandsewegDrechterlandsewegDrechterlandsewegDrechterlandsewegDrechterlandsewegDrechterlandsewegDrechterlandsewegDrechterlandsewegDrechterlandsewegDrechterlandsewegDrechterlandsewegDrechterlandsewegDrechterlandsewegDrechterlandsewegDrechterlandsewegDrechterlandsewegDrechterlandsewegDrechterlandsewegDrechterlandseweg

Tolweg Tolweg Tolweg Tolweg Tolweg Tolweg Tolweg Tolweg Tolweg Tolweg Tolweg Tolweg Tolweg TolwegTolwegTolwegTolwegTolwegTolwegTolwegTolwegTolwegTolwegTolwegTolwegTolwegTolwegTolwegTolwegTolwegTolwegTolwegTolwegTolwegTolwegTolwegTolwegTolwegTolwegTolwegTolwegTolwegTolwegTolwegTolwegTolwegTolwegTolwegTolweg

Westerwijzend Westerwijzend Westerwijzend Westerwijzend Westerwijzend Westerwijzend Westerwijzend Westerwijzend Westerwijzend Westerwijzend Westerwijzend Westerwijzend Westerwijzend WesterwijzendWesterwijzendWesterwijzendWesterwijzendWesterwijzendWesterwijzendWesterwijzendWesterwijzendWesterwijzendWesterwijzendWesterwijzendWesterwijzendWesterwijzendWesterwijzendWesterwijzendWesterwijzendWesterwijzendWesterwijzendWesterwijzendWesterwijzendWesterwijzendWesterwijzendWesterwijzendWesterwijzendWesterwijzendWesterwijzendWesterwijzendWesterwijzendWesterwijzendWesterwijzendWesterwijzendWesterwijzendWesterwijzendWesterwijzendWesterwijzendWesterwijzend

watertoren watertoren watertoren watertoren watertoren watertoren watertoren watertoren watertoren watertoren watertoren watertoren watertoren watertorenwatertorenwatertorenwatertorenwatertorenwatertorenwatertorenwatertorenwatertorenwatertorenwatertorenwatertorenwatertorenwatertorenwatertorenwatertorenwatertorenwatertorenwatertorenwatertorenwatertorenwatertorenwatertorenwatertorenwatertorenwatertorenwatertorenwatertorenwatertorenwatertorenwatertorenwatertorenwatertorenwatertorenwatertorenwatertoren

0 5 7 0 4 1 0

0 5 0 4 1 0

5 2 0 4 1 0

0 0 0 4 1 0

5 7 9 3 1 0

0 5 9 3 1

005325052325000325057225005225052225

N NN N NN NNNNNNNNNNNNNNNNNNNNNNNNNNNNNNNNNNNNNNNNNNN

250m250m 250m250m250m250m250m250m250m 000000000

a b c d

(4)

vel (tumulus I) en een oude woongrond, 275 m oostelijk van de grafstructuur (Bakker 1966, 169; Bakker 1977a, 188-189; 189, fig. 2).60 In 1958 werd tumulus I door het IPP opgegraven (afb. 4.3) waarbij ook een verkavelings- greppel werd gevolgd (Bakker 1959).

In een dagrapport van 22 juli 1968 van Hoogkar- spel-Tolhuis maakt Bakker al melding van het voornemen om achter de watertoren grootschalig onderzoek te doen.

Dit zou later mogelijk worden in het kader van de ont- wikkeling van het uitbreidingsplan ‘Hoogkarspel-Noord’

60 Deze oude woongrond is niet op de definitieve bodemkaart van Ente terecht gekomen.

(afb. 4.4). In de daaropvolgende jaren werd de locatie van mogelijke grafheuvels vastgesteld (Bakker & Woltering 1972). Tijdens een veldcursus van archeologiestuden- ten van de Universiteit Leiden werd onder leiding van Modderman van het Leids Instituut voor Prehistorie (IPL) een groot deel van tumulus Ia onderzocht (Modderman 1974). De grootschalige opgraving naar nederzettingsspo- ren werd in de periode 1973-1975 uitgevoerd door het IPP. De resultaten van het onderzoek bij Hoogkarspel-Wa- tertoren zijn kort na de opgravingen gepubliceerd (Bakker et al. 1977). Bakker geeft hierin een helder chronologisch overzicht van de waarnemingen en onderzoeken rond de watertoren (Bakker 1977a).

Afb. 4.2. Hoogkarspel- Tolhuis F. Luchtfoto van  het onderzoek tijdens de  vierde campagne (1968) in  het zuiden van het terrein  (foto: IPP).

Afb. 4.3. Hoogkarspel- Watertoren. Het  archeologisch onderzoek  achter de watertoren startte  in 1958 met de opgraving  van tumulus I en een  verkavelingsgreppel (naar: 

Bakker 1959, 188, afb. 11).

(5)

Direct ten westen van het opgravingsterrein ‘Wa- tertoren’ bevonden zich enkele grote percelen die zich uitstrekken tot aan de Tolweg in het westen. Op lucht- foto’s van dit terrein ontdekte Bakker een vijftal graf- heuvels (Bakker & Woltering 1972). Daarom werd door het IPP besloten om hier vlak voor de ruilverkaveling, in het voorjaar van 1978, enkele smalle proefsleuven te graven (afb. 4.5). Over de resultaten van dit onderzoek is zeer weinig bekend (Bakker 1979; Woltering 1980;

Bakker 2004, 108).61 In dit hoofdstuk behandel ik de grafheuvels die bij Hoogkarspel-Watertoren en Hoog- karspel-Tumuli zijn opgegraven in samenhang omdat ze overduidelijk deel uitmaken van hetzelfde grafveld.

4.3 Veldmethodiek en kwaliteit van de opgravingsdocumentatie

4.3.1 Hoogkarspel-Tolhuis

De opgravingen van Tolhuis zijn verdeeld over een zestal vindplaatsen (vindplaats A-F, afb. 4.6). Op vind-

61 De vondsten, inclusief crematieresten, bevinden zich tegenwoordig in nog ongewassen toestand in het provinciaal depot in Castricum.

Afb. 4.4. Hoogkarspel-Watertoren. Luchtfoto van het opgravingsterrein achter de watertoren (bron: Metz, luchtfoto: 20W-2-15-LU-DI 452).

Afb. 4.5. Hoogkarspel-Tumuli. Luchtfoto van het onderzoek langs de  Tolweg (bron: Metz, luchtfoto: 19O-4-19-LU-DI 721).

(6)

plaats A-C en E zijn enkele waarnemingen gedaan en vondsten verzameld. Alleen van de proefput op vind- plaats E is een tekening, foto’s zijn op deze vindplaatsen niet gemaakt (Brandt 1988a, 207).62 Door een misver- stand werd het perceel van vindplaats A-C kort na de

62 Over het onderzoek op vindplaats A-C is door J.F. van Regteren Altena een uitvoerig verslag geschreven (Bakker & Brandt 1966, 180), maar dit verslag is niet teruggevonden.

waarnemingen geëgaliseerd, zodat van opgravingen op deze locatie werd afgezien (Bakker & Brandt 1966, 181).

Een grootschalig onderzoek vond in het oosten plaats op vindplaats D en in het westen op vindplaats F. De resulta- ten van het onderzoek op vindplaats D zijn gepubliceerd (Bakker & Brandt 1966, 181-224). Voor dit onderzoek heb ik me vooral gericht op de opgravingen van vindplaats F. Dit onderzoek volgde op de opgravingen op vindplaats A-E, waarvan ik een korte samenvatting geef.

F 1979 F 1979 F 1979 F 1979 F 1979 F 1979 F 1979F 1979F 1979F 1979F 1979F 1979F 1979F 1979F 1979F 1979F 1979F 1979F 1979F 1979F 1979F 1979F 1979F 1979F 1979F 1979F 1979F 1979F 1979F 1979F 1979F 1979F 1979F 1979F 1979F 1979F 1979F 1979F 1979F 1979F 1979F 1979F 1979F 1979F 1979F 1979F 1979F 1979F 1979

F 1966-69 F 1966-69 F 1966-69 F 1966-69 F 1966-69 F 1966-69 F 1966-69 F 1966-69 F 1966-69 F 1966-69 F 1966-69 F 1966-69 F 1966-69 F 1966-69F 1966-69F 1966-69F 1966-69F 1966-69F 1966-69F 1966-69F 1966-69F 1966-69F 1966-69F 1966-69F 1966-69F 1966-69F 1966-69F 1966-69F 1966-69F 1966-69F 1966-69F 1966-69F 1966-69F 1966-69F 1966-69F 1966-69F 1966-69F 1966-69F 1966-69F 1966-69F 1966-69F 1966-69F 1966-69F 1966-69F 1966-69F 1966-69F 1966-69F 1966-69F 1966-69

D 1965 D 1965 D 1965 D 1965 D 1965 D 1965 D 1965D 1965D 1965D 1965D 1965D 1965D 1965D 1965D 1965D 1965D 1965D 1965D 1965D 1965D 1965D 1965D 1965D 1965D 1965D 1965D 1965D 1965D 1965D 1965D 1965D 1965D 1965D 1965D 1965D 1965D 1965D 1965D 1965D 1965D 1965D 1965D 1965D 1965D 1965D 1965D 1965D 1965D 1965

E 1965 E 1965 E 1965 E 1965 E 1965 E 1965 E 1965 E 1965 E 1965 E 1965 E 1965 E 1965 E 1965 E 1965E 1965E 1965E 1965E 1965E 1965E 1965E 1965E 1965E 1965E 1965E 1965E 1965E 1965E 1965E 1965E 1965E 1965E 1965E 1965E 1965E 1965E 1965E 1965E 1965E 1965E 1965E 1965E 1965E 1965E 1965E 1965E 1965E 1965E 1965E 1965 A 1964

A 1964 A 1964 A 1964 A 1964 A 1964 A 1964A 1964A 1964A 1964A 1964A 1964A 1964A 1964A 1964A 1964A 1964A 1964A 1964A 1964A 1964A 1964A 1964A 1964A 1964A 1964A 1964A 1964A 1964A 1964A 1964A 1964A 1964A 1964A 1964A 1964A 1964A 1964A 1964A 1964A 1964A 1964A 1964A 1964A 1964A 1964A 1964A 1964A 1964 B 1964 B 1964 B 1964 B 1964 B 1964 B 1964 B 1964B 1964B 1964B 1964B 1964B 1964B 1964B 1964B 1964B 1964B 1964B 1964B 1964B 1964B 1964B 1964B 1964B 1964B 1964B 1964B 1964B 1964B 1964B 1964B 1964B 1964B 1964B 1964B 1964B 1964B 1964B 1964B 1964B 1964B 1964B 1964B 1964B 1964B 1964B 1964B 1964B 1964B 1964

C 1964 C 1964 C 1964 C 1964 C 1964 C 1964 C 1964 C 1964 C 1964 C 1964 C 1964 C 1964 C 1964 C 1964C 1964C 1964C 1964C 1964C 1964C 1964C 1964C 1964C 1964C 1964C 1964C 1964C 1964C 1964C 1964C 1964C 1964C 1964C 1964C 1964C 1964C 1964C 1964C 1964C 1964C 1964C 1964C 1964C 1964C 1964C 1964C 1964C 1964C 1964C 1964

NN N NN N NNN N NN N NNN N NN N NNNNNNNNNNNNNNNNNNNNNNNNNNNNN

50m50m 50m50m50m50m50m50m50m 000000000

Afb. 4.6. Hoogkarspel-Tolhuis. 

Overzicht van de vindplaatsen  en het jaar van onderzoek.

(7)

4.3.1.1 Vindplaats A-C

Vindplaats A werd ontdekt tijdens egalisatiewerkzaam- heden in 1964, waarbij het hele perceel werd vergraven (Bakker & Metz 1967, 202). Op 5 mei werd in een gat of proefsleuf een donkere bewoningshorizont waargenomen met daarin stukken natuursteen, bot en aardewerk (Hulst 1964).63 Ook werden oude sloten waargenomen die afweken van de moderne verkaveling. Onder het centrum van de hoogste delen van het terrein bevonden zich enkele elkaar kruisende ploegsporen en kuilen en greppels met vondstmateriaal. Het is niet duidelijk waar deze grond- sporen exact zijn waargenomen. Dat kan verspreid over het (later geëgaliseerde) perceel zijn geweest of in de kleine proefsleuf (Bakker & Brandt 1966, 180-181). Vind- plaats B is voorafgaand of tijdens de egalisatie ontdekt.

Hier werden vergelijkbare vondsten als op vindplaats A gevonden, afkomstig uit kuilen en greppels (Bakker &

Brandt 1966, 181). Op vindplaats C werden vergelijkbare verschijnselen als op vindplaats A en B aangetroffen.64 4.3.1.2 Vindplaats D

Ten oosten van het perceel met de vindplaatsen A-C, bevindt zich een kavel dat in 1965 door egaliseren op de schop zou gaan en waar Ente een ‘oude woongrond’ had gekarteerd (afb. 4.55).65 Na overleg tussen het IPP en de eigenaar van het perceel, werd besloten dat eerst alleen het zuidelijk deel zou worden geëgaliseerd, zodat in het noorden kon worden opgegraven. De opgraving vond plaats in de maanden april, mei en juli t/m december 1965. Een uitgebreid verslag van de resultaten is door Bakker & Brandt gepubliceerd (1966, 181-224). De uitkomsten van het 14C-onderzoek zijn later gepu- bliceerd (Vogel, Brandt & Bakker 1967). Tijden het onderzoek werden onder meer twee grafheuvels uit de midden-bronstijd aangetroffen en greppels uit de late bronstijd met ophogingen.

4.3.1.3 Vindplaats E

Vindplaats E betreft een kleine werkput die is aangelegd tijdens het egaliseren van het terrein ten zuiden van vind- plaats D. Het onderzoek vond plaats op 20 en 21 augustus 1965 en de resultaten zijn kort beschreven door Bakker

& Brandt (1966, 218-220). Er werd een terrein van 85 m² onderzocht, waarbij enkele kringgreppels en een rechthoekig greppelsysteem werden opgetekend. In de bovengrond werden scherven gevonden die niet afweken

63 Het aardewerk bestaat uit een scherf met (door een witte stof opgevulde) ingekraste lijnen, een randscherf met nagelindrukken en verschillende onversierde aardewerkfragmenten.

64 Het aardewerk bestaat onder andere uit een compleet dubbelconisch potje met daarin een lepel van aardewerk (Bakker & Brandt 1966, 181; 200, afb. 12).

65 Op de vondstenlijst van Ente staat dat hij hier een grafheuvel vermoedt.

van het aardewerk van vindplaats A-D. Uit de boven- grond en greppels werden vrij veel gebroken dierenbotten verzameld.

4.3.1.4 Vindplaats F

Naar aanleiding van de resultaten van de onderzoeken op de vindplaatsen A-E, was het de bedoeling om het terrein ten noorden van vindplaats D aan een nader onderzoeken te onderwerpen.66 Door een misverstand werd dit terrein na afloop van de campagne uit 1965 echter diep geploegd.

Besloten werd om het perceel ten westen van de vind- plaatsen A-C op te graven, vindplaats F. Deze vindplaats is in vijf campagnes onderzocht, van 1966 t/m 1969 en in 1979 (tabel 4.1). Tijdens dit grootschalige onderzoek is een groot deel van een nederzettingsterrein opgegraven en konden de eerste Westfriese bronstijdplattegronden worden onderzocht. Van de eerste en tweede campagne verscheen een kort verslag (respectievelijk Bakker & Metz 1967; Bakker, Woltering & Manssen 1968).

Voor elke campagne op vindplaats F werd een proto- colboek vervaardigd, met daarin een aantal standaarddo- cumenten die voor dit onderzoek bijzonder nuttig waren (tabel 4.2). Daarnaast waren de verslagen van de eerste en tweede campagne een goede samenvatting van de re- sultaten tot dan toe. Verslagen van de derde en vierde campagne ontbreken.67 Van de vijfde campagne zijn de weekrapporten door Therkorn opgesteld waarin zij uit- gebreid de interpretaties en chronologie van de sporen bespreekt. Van deze laatste campagne zijn heel weinig resultaten gepubliceerd (Brandt 1980, 139, 146, afb. 7;

Therkorn 1980).

Op 11 juli 1966 startte men op het perceel achter de Steekweg 66 met een 50 m lange proefsleuf aan de oostzijde van het perceel. Het was oorspronkelijk de bedoeling om één sporenvlak aan te leggen waarin ook nog ploegsporen konden worden onderzocht. Al snel bleek de vindplaats een complexe horizontale en verticale stratigrafie te hebben en dat meerdere opgra- vingsvlakken noodzakelijk waren (afb. 4.7).

In de derde campagne werd besloten langs de westrand van het perceel smalle putten te graven om meer inzicht te krijgen in de bewoningsintensiteit, het landbouwareaal en de verkaveling. Tijdens het begin van de vierde campagne nam het onderzoek van enkele complexe huisplaatsen veel tijd in beslag. Door tijdgebrek moest een keuze worden gemaakt: nader onderzoek naar de huisplaatsen (voorkeur van Glasbergen) of een meer compleet beeld krijgen van het nederzettingsterrein in het zuiden door het graven

66 Bakker & Metz noemen in hun rapportage over vindplaats F in hun inleiding abusievelijk vindplaats E in plaats van vindplaats D (1967, 202).

67 Er is hiervan geen verslag gepubliceerd omdat Bakker en Brandt zich op hun dissertaties moesten concentreren (Bakker 2004, 100).

(8)

van lange smalle sleuven (voorkeur van Bakker). Bakker kreeg zijn zin. In de laatste putten van campagne 4 werden sporen niet of nauwelijks gecoupeerd (put 47-58).68

De vijfde campagne vond plaats in 1979 en had tot doel de huisplattegronden uit de late bronstijd (die hier werden verwacht) nader te onderzoeken. Structuren zouden in tegenstelling tot voorgaande campagnes meer in detail worden onderzocht, met de nadruk op de stra- tigrafie en chronologie. In betrekkelijk korte tijd kon een omvangrijk areaal worden onderzocht (Therkorn 1980).

4.3.2 Strategie veldwerk Tolhuis F

Bij Tolhuis vindplaats F werd de bovengrond verwijderd tot op het niveau dat (ploeg)sporen zichtbaar werden.

Tijdens de eerste campagne werden relatief grote putten in één keer opengelegd. Het nadeel hiervan was dat ze bij regen volstroomden. In de tweede campagne werden ze in stroken opgegraven, die nummers of letters kregen. Het aantal vlakken dat per put werd aangelegd verschilt per campagne en per gebied (afb. 4.7).69

Sporenvlakken zijn getekend (schaal 1:50) en in- gekleurd. De sporen hebben geen spoornummers gekregen, met uitzondering van enkele paalkuilen van huisplaatsen. Enkele (vondstrijke) greppels uit de eerste campagne hebben de namen van de studentes gekregen;

zo komen de greppels ‘Natascha’, ‘Yvonne’, ‘Theresia’,

68 Het was de bedoeling om in 1970 het naastgelegen perceel in het oosten op te graven, maar dit is niet meer gedaan.

69 Het aantal vlakken is bepaald aan de hand van de beschikbare veldtekeningen. Mogelijk ontbreken in mijn dataset enkele tussenvlakken.

‘Annemarie’ en ‘Tatjana’ voor en naar die namen wordt in de dagrapporten ook verwezen. Andere greppels hebben in de tweede en derde campagne nummers of letters gekregen. In de vijfde campagne hebben slechts enkele sporen een nummer gekregen, dit waren de contexten die meer in detail zijn onderzocht, omdat ze volgens de onderzoekers cruciaal waren voor het begrip van de aard en datering van de vindplaats.

Een selectie van de sporen is gecoupeerd (afb. 4.8), de coupes hebben letters gekregen. De dwarsdoorsne- den zijn getekend (schaal 1:20) en gekleurd. Verspreid over het terrein zijn profielen getekend (schaal 1:20) en gekleurd (afb. 4.8). Tijdens elke campagne zijn om de 3-5 m hoogtematen van het vlak genomen. Tijdens de eerste campagne werd gebruik gemaakt van een 15 m hoge fototoren, van waaruit fraaie overzichtsfoto’s konden worden gemaakt (afb. 4.9). Observaties vanaf de toren maakte de interpretatie van de sporen volgens de onder- zoekers bovendien gemakkelijker.

Het bleek lastig om in het veld een onderscheid te maken tussen sporen uit de late bronstijd en die uit de middeleeuwen/nieuwe tijd. Greppels uit deze perioden hadden meestal een bruine venige vulling, met daarin middeleeuws aardewerk. Tijdens de eerste campagne zijn ook prehistorische sloten aan de recente verkaveling toe- gewezen (Bakker & Metz 1967, 219-220).

Vondstnummers zijn op de veldtekening in het be- treffende spoor gezet. Er zijn in totaal 1.028 vondstnum- mers uitgedeeld (tabel 4.3). Hiervan kon bijna een derde (N=336) niet worden teruggevonden op de tekening. In de protocolboeken zijn, met uitzondering van campagne 1, vondstenlijsten opgenomen met daarop per nummer de

Campagne Periode Werkput Aantal werkputten Oppervlakte (m²)

1 11‑07‑1966 t/m 2‑12‑1966 1‑11 11 1.966

2 6‑12‑1966 t/m 1‑6‑1967 12‑16 5 1.524

3 2‑6‑1967 t/m 12‑1‑1968 17‑25 9 2.927

4 1‑7‑1968 t/m 13‑12‑1968 &

25‑4‑1969 t/m 16‑5‑1969 26‑58 33 5.688

5 2‑4‑1979 t/m 15‑05‑1979 59‑73 15 8.797

 Campagne Projectleider Rapporteur Opgravingsverslag Dagrapporten Weekrapporten Vondstenlijst Tekeningenlijst Fotolijst Foto’s

1 W. Glasbergen & J.A. Bakker W.H. Metz + + + +

2 J.A. Bakker Ph. J. Woltering + + + + + +

3 J.A. Bakker W.H. Metz + + + + + +

4 J.A. Bakker H.N. Donker + + + + + +

5 R.W. Brandt L. Therkorn + + + + +

Tabel 4.1. Hoogkarspel-Tolhuis F. 

Periode van veldwerk per  campagne met aantal werkputten  en oppervlakte.

Tabel 4.2. Hoogkarspel-Tolhuis F. 

Inhoud van de protocolboeken. 

Aanwezig (+) en afwezig (-).

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

In Manickum v Lupke 4 word die reel weer eens bevestig dat afge= sien van gevalle waar 'n dienskontraktuele verhouding tussen eienaar en bestuurder bestaan, die

Further bioethics scholarship is needed to determine the ways in which the proposed criteria are best speci- fied to promote health justice and how their specifica- tion may

Dit houdt niet alleen in dat zaadproductie van de onkruiden zoveel mogelijk moet wor- den tegengaan, maar ook moet voor- komen worden dat onkruidzaden met machines, zaaizaad of

De cijfers van het eerste halfjaar laten twee effecten van de tariefswijziging, vanaf januari 2012, zien: vermindering van de totale hoeveelheid huishoudelijk afval van 9.407 ton naar

maken met WALRUS, op de hoogte te stellen van de nieuwe ontwikkelingen en ervaringen te laten delen met andere gebruikers,. organiseren wij binnenkort de 3 e

Wanneer David Hockney van Californië terugkeert naar Yorkshire schildert hij zijn geboortestreek met harde contrasten en scherpe schaduwen.. Hij plant zijn ezel in het veld en zet

Dit is de tweede risicoanalyse voor de introductie van hoog pathogene aviaire influenza (HPAI) op Nederlandse commerciële pluimveehouderijen uitgevoerd in november 2018 door

Nematoden: De belangrijkste functie van nematoden (ook wel aaltjes genoemd) is het begrazen van schimmels en bacteriën waarbij stikstof en fosfor vrijkomt. Schimmeletende