Stellingen
Kans op cassatie in strafzaken
1. De kwaliteit van cassatieschrifturen in strafzaken van individuele verzoekers, neemt toe indien representatieve en voor iedereen toegankelijke informatie beschikbaar is over aanbod en afloop van cassatieberoepen in het verleden en indien advocaten cassatiemiddelen formuleren die geen ‘frequently asked questions’ representeren.
2. Als de kwaliteit van cassatieschrifturen in strafzaken van individuele verzoekers toeneemt, zal de Hoge Raad minder vaak aanleiding vinden om cassatieberoepen bij verwerping routinematig af te handelen, namelijk via de weg van artikel 81 RO.
3. De Hoge Raad handelde na invoering per 1 oktober 2000 van de verplichte cassatieschriftuur in strafzaken, naar verhouding vaker dan vóór dat moment, cassatieberoepen in rolzaken (inclusief dagvaardingszaken) af met verwerping via de weg van artikel 81 RO. Dit gegeven voedt de hypothese dat na de onderzoeksperiode (namelijk sinds 2002) het gemiddelde beeld uit die periode over dagvaardingszaken, van aanwijzingen voor een marginale rol van de advocaat in cassatie, niet verandert.
4. Tenminste twee maatregelen stellen de overheid in staat om correct gewezen beslissingen van de feitenrechter in strafzaken, zo snel mogelijk ten uitvoer te leggen: namelijk inkorten van de behandeltijd
1van cassatieberoepen en zorgen voor een juiste uitreiking van appeldagvaardingen. Na dergelijke
maatregelen is er voor individuele verzoekers minder aanleiding om zich te voorzien van middelen die in de periode van 1997 tot en met 2001 relatief vaak tot cassatie leidden.
5. Bij het stelsel zoals dat functioneert sinds de verplichte cassatieschriftuur in strafzaken (ingevoerd per 1 oktober 2000), heeft het niet inkorten van de behandeltijd van trage cassatieberoepen aanzuigende werking op het instellen van cassatieberoep door individuele verzoekers.
6. Het aanbod van cassatieberoepen met middelen waarin individuele verzoekers klagen over bewijs - vooral de omkleding van de bewezen verklaring – zal niet afnemen als de cassatierechter omissies en gebreken van de feitenrechter op dit gebied, blijft verbeteren.
7. Het is van algemeen belang dat het openbaar ministerie los van individuele strafzaken zijn beleid duidelijk maakt bij het instellen en achterwege laten van cassatieberoep.
8. De doodstraf past niet in het strafrecht omdat het strafrecht evolutionair gezien (uiteindelijk) dient om het uitroeien van mensen te voorkómen.
9. Informatie – in de zin van veredelde data – is in de (straf)rechtspraak van nu, een niet minder belangrijk kapitaalgoed dan ‘mensen’ en ‘geld’.
10. Artikel 35 lid 4 van het promotiereglement van de Universiteit Leiden
2is in strijd met c.q. staat op
gespannen voet met artikel 10 lid 1 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (vrijheid van meningsuiting; EVRM), tenzij de universiteit een voor promovendi kenbare, duidelijk gemarkeerde opvatting toepast over “(…) 'acknowledgements' zoals gangbaar in de internationale wetenschappelijke literatuur (…)”.
11. Hoewel het niet vanzelfsprekend lijkt omdat data niet communiceren, vergt het managen van data overeenkomstige capaciteiten als het managen van mensen.
12. Waar de kunst van het luisteren uitsterft, zullen oren binnen een aantal generaties weg evolueren.
13. NS spoort niet (altijd).
14. Dansen is gecontroleerde passie.
1
Namelijk de tijd tussen de datum van het arrest of vonnis dat men in een cassatieberoep bestrijdt en de datum van het arrest van de Hoge Raad.
2