• No results found

Genderverhouding in de Faculteit Ingenieurswetenschappen (FirW): academiejaren 2003-2004 en 2004-2005

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Genderverhouding in de Faculteit Ingenieurswetenschappen (FirW): academiejaren 2003-2004 en 2004-2005"

Copied!
1
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Genderverhouding in de Faculteit Ingenieurswetenschappen (FirW):

academiejaren 2003-2004 en 2004-2005

Auteur: Sabine VAN HUFFEL

Op 30 maart 2000 organiseerden de mainstreaming-promotoren prof.dr.ir.Sabine Van Huffel en prof.dr.ir.

Jos Vander Sloten een debat over het gelijkekansenbeleid in de Faculteit Ingenieurswetenschappen. De genderverhouding in deze faculteit, zowel in de studentenpopulatie als in het academisch personeelsbestand, werden in juni 2000 in kaart gebracht en beschreven in de nieuwsbrief onderwijs nr.

6, Katholieke Universiteit Leuven.

Het huidige rapport geeft de genderverhouding weer op basis van de studentenaantallen t.e.m.

academiejaar 04-05 (definitieve stand van inschrijvingen op 1 februari 2005), alsook het personeelsbestand van de faculteit voor academiejaar 03-04 en 04-05. De resultaten van deze studie zijn belangrijk voor de actieve rekrutering van nieuwe studenten burgerlijk ingenieur, in het bijzonder vrouwelijke studenten.

De genderverhouding in de studentenpopulatie van de Faculteit Ingenieurswetenschappen

Het percentage vrouwelijke studenten aan onze faculteit (inclusief doctorandi, aanvullende en specialisatie-opleidingen) bleef tussen 99-00 en 02-03 vrijwel onveranderd 22%. De twee laatste academiejaren ligt het percentage hoger, namelijk op 24 à 25% (zie tabel 1). Tabel 2 bevat meer details over de evolutie van het aantal meisjes in de kandidaturen (1e bachelor + 2e kandidatuur voor academiejaar 04-05). De studierichting burgerlijk ingenieur-architect heeft een groot aandeel vrouwelijke studenten: 55% in 03-04 en 53% in 04-05. In de studierichting burgerlijk ingenieur (algemene richting) is er echter een negatieve evolutie te zien. In 01-02 telde de richting 16% vrouwelijke studenten tegenover 13% in 04-05.

Verder verschilt de genderverhouding sterk naargelang de studiekeuze na de kandidaturen binnen de opleiding burgerlijk ingenieur (zie tabel 3). Toch moeten we opmerken dat deze verschillen kleiner en kleiner worden. Materiaalkunde blijft de studierichting met het hoogste percentage vrouwelijke studenten.

In 03-04 is er een opvallende stijging (van 28.2% in 02-03 naar 41.7% in 03-04), maar in 04-05 wordt die stijging genuanceerd en zijn er 33.3% vrouwelijke studenten binnen de richting materiaalkunde.

Scheikunde blijft aan aantrekkingskracht verliezen bij de vrouwelijke studenten: in 00-01 waren er 38.4%

vrouwelijke studenten, in 03-04 is dit slechts 23.9%. In 04-05 is er wel een lichte stijging voelbaar (24.7%). Heel opmerkelijk is de stijging van het aantal vrouwelijke studenten binnen de opleiding mijnbouw. Hierdoor is mijnbouw na materiaalkunde de richting met het hoogste percentage vrouwelijke

(2)

studenten (35.0% in 03-04 en 28.6% in 04-05). Bouwkunde kende een daling van het aandeel vrouwelijke studenten tussen 02-03 (24.1%) en 03-04 (19.8%). Het laatste jaar is het percentage gestagneerd. De traditioneel zwakst scorende richtingen op vlak van aandeel vrouwelijke studenten zijn werktuigkunde- elektrotechniek en computerwetenschappen. Wel moeten we opmerken dat deze richtingen de laatste jaren een stijgend aandeel vrouwelijke studenten hebben: van ongeveer een 8% in 00-01 tot ongeveer 13% in 04-05. Dit is deels te wijten aan de oprichting van een nieuwe optie biomedische technieken (sinds academiejaar 01-02) in de twee laatste jaren van de richting werktuigkunde-elektrotechniek. In het departement elektrotechniek trekt deze optie een stijgend aandeel meisjes aan: namelijk 19% (in het 2de ingenieursjaar zelfs 28%), terwijl het aandeel in de andere opties dataverwerking & automatisatie, energie, micro-elektronica, multimedia, nanotechnologie en telecommunicatie respectievelijk 21%, 16%, 0%, 12%, 0% en 8% bedraagt. In het departement werktuigkunde optie biomedische technieken ligt het percentage vrouwelijke studenten nog hoger, namelijk op 32.5% (in het 3e ingenieursjaar zelfs op 38.5%).

Genderverhouding in het zelfstandig academisch personeel (ZAP) van de Faculteit Ingenieurs- wetenschappen

In tabel 4 wordt de genderverhouding in het ZAP in kaart gebracht voor de academiejaren 99-00, 01-02, 02-03, 03-04 en 04-05. Het percentage vrouwelijke professoren schommelt rond 10% (chronologisch:

9.3%, 10.3%, 10.6%, 9.9% en 10.4%). Opmerkelijk is het percentage vrouwelijke docenten (voltijds en deeltijds) dat blijft dalen: 15.4% in 99-00 naar 8.1% in 04-05. Daar waar er percentueel gezien evenveel vrouwen hoofddocent als hoogleraar waren in 02-03 (ongeveer 11.7%), merken we in 03-04 op dat het percentage vrouwelijke hoofddocenten daalt (9.8%) en het percentage vrouwelijke hoogleraren stijgt (14.7%). In 04-05 wordt dit verschil opnieuw kleiner: 11.9% vrouwelijke hoofddocenten en 12.1%

vrouwelijke hoogleraren. Bij de rang gewoon hoogleraar zien we een continue stijging: van 4.3% in 99-00 tot 10.3% in 04-05.

Besluit

De instroom van meisjes in de Faculteit Ingenieurswetenschappen stagneerde tussen 99-00 en 02-03 rond 22%, maar kent de laatste twee jaar opnieuw een stijging tot bijna 25%. Dit is vooral te wijten aan het stijgend aandeel meisjes in de studierichting burgerlijk ingenieur-architect. De genderverschillen in keuzeprofiel blijven gehandhaafd maar de verschillen worden minder groot. Binnen het ZAP blijft het aandeel vrouwen rond 10%. De grootste veranderingen zijn op te merken bij de twee uiterste rangen: het aandeel vrouwelijke docenten blijft dalen, terwijl er steeds meer vrouwelijke hoogleraren zijn.

(3)

tabel 1: genderverhouding in de studentenpopulatie FirW: alle studenten

(4)

tabel 2: genderverhouding in de studentenpopulatie FirW: kandidaturen (1e bachelor + 2e kandidatuur voor academiejaar 04-05)

95-96: 19.6% meisjes (502 op 2555) 96-97: 20.1% meisjes (502 op 2500) 97-98: 20.7% meisjes (526 op 2542) 98-99: 20.9% meisjes (524 op 2504) 99-00: 22.0% meisjes (551 op 2507) 00-01: 21.5% meisjes (564 op 2620) 01-02: 22.5% meisjes (635 op 2818) 02-03: 22.0% meisjes (696 op 3164) 03-04: 24,8% meisjes (822 op 3314) 04-05: 24,6% meisjes (852 op 3460)

(5)

burgerlijk ingenieur: burgerlijk ingenieur-architect:

95-96: 12.7% meisjes ( 73 op 576) 95-96: 32.0% meisjes ( 73 op 228) 96-97: 14.1% meisjes ( 83 op 588) 96-97: 35.7% meisjes ( 81 op 227) 97-98: 14.3% meisjes ( 89 op 623) 97-98: 46.2% meisjes ( 92 op 199) 98-99: 15.7% meisjes (102 op 650) 98-99: 49.4% meisjes ( 79 op 160) 99-00: 14.5% meisjes ( 91 op 628) 99-00: 46.3% meisjes ( 69 op 149) 00-01: 15.9% meisjes (99 op 624) 00-01: 49.7% meisjes (71 op 143) 01-02: 16.0% meisjes (117 op 732) 01-02: 43.8% meisjes (76 op 174) 02-03: 14.7% meisjes (110 op 748) 02-03: 48.0% meisjes (96 op 200) 03-04: 12.9% meisjes (93 op 720) 03-04: 55.0% meisjes (104 op 189) 04-05: 13.0% meisjes (102 op 787) 04-05: 53.6% meisjes (125 op 233)

(6)

tabel 3 : genderverhouding in de studentenpopulatie FirW: ingenieursjaren (burgerlijk ingenieur)

bouwkunde: mijnbouw:

95-96: 18.1% meisjes (27 op 149) 95-96: 20.0% meisjes ( 7 op 35) 96-97: 19.0% meisjes (22 op 116) 96-97: 20.7% meisjes ( 6 op 29) 97-98: 19.6% meisjes (20 op 102) 97-98: 22.2% meisjes ( 6 op 27) 98-99: 26.7% meisjes (20 op 75) 98-99: 11.8% meisjes ( 2 op 17) 99-00: 23.9% meisjes (17 op 71) 99-00: 26.3% meisjes ( 5 op 19) 00-01: 21.5% meisjes (17 op 79) 00-01: 19.0% meisjes (4 op 21) 01-02: 22.8% meisjes (16 op 70) 01-02: 28.0% meisjes (7 op 25) 02-03: 24.1% meisjes (19 op 79) 02-03: 23.8% meisjes (5 op 21) 03-04: 19.8% meisjes (20 op 101) 03-04: 35.0% meisjes (7 op 20) 04-05: 19.9% meisjes (27 op 136) 04-05: 28.6% meisjes (4 op 14)

scheikunde: materiaalkunde:

95-96: 17.1% meisjes (12 op 70) 95-96: 33.3% meisjes (16 op 48) 96-97: 15.8% meisjes (9 op 57) 96-97: 29.8% meisjes (14 op 47) 97-98: 25.5% meisjes (14 op 55) 97-98: 27.3% meisjes (12 op 44) 98-99: 40.0% meisjes (26 op 65) 98-99: 45.2% meisjes (14 op 31) 99-00: 39.7% meisjes (29 op 73) 99-00: 42.9% meisjes (12 op 28) 00-01: 38.4% meisjes (33 op 86) 00-01: 31.8% meisjes (14 op 44) 01-02: 29.3% meisjes (27 op 92) 01-02: 29.5% meisjes (13 op 44) 02-03: 27.0% meisjes (27 op 100) 02-03: 28.2% meisjes (11 op 39) 03-04: 23.9% meisjes (22 op 92) 03-04: 41.7% meisjes (15 op 36) 04-05: 24.7% meisjes (23 op 93) 04-05: 33.3% meisjes (13 op 39) werktuigkunde-elektrotechniek: computerwetenschappen:

95-96: 12.2% meisjes (64 op 524) 95-96: 4.0% meisjes (3 op 75) 96-97: 10.0% meisjes (50 op 499) 96-97: 2.7% meisjes (2 op 74) 97-98: 8.7% meisjes (41 op 473) 97-98: 7.1% meisjes (6 op 84) 98-99: 6.6% meisjes (30 op 452) 98-99: 8.2% meisjes (8 op 97) 99-00: 8.9% meisjes (41 op 460) 99-00: 11.3% meisjes (11 op 97) 00-01: 8.6% meisjes (40 op 464) 00-01: 7.9% meisjes (8 op 101) 01-02: 10.7% meisjes (50 op 466) 01-02: 9.2% meisjes (10 op 109) 02-03: 11.5% meisjes (51 op 445) 02-023 9.6% meisjes (13 op 136) 03-04: 13.2% meisjes (64 op 484) 03-04: 12.5% meisjes (15 op 120) 04-05: 13.2% meisjes (50 op 379) 04-05: 13.0% meisjes (14 op 108)

(7)

tabel 4 : genderverhouding in het academisch personeelsbestand FirW (academiejaren 99-00, 01-02, 02-03 en 03-04)

academiejaar 99-00

rang docent: 15.4% vrouwen (8 op 52)

rang hoofddocent: 7.7% vrouwen (4 op 52)

rang hoogleraar: 10.3% vrouwen (3 op 29)

rang buitengewoon hoogleraar: 0% vrouwen (0 op 3)

rang gewoon hoogleraar: 4.2% vrouwen (2 op 47)

academiejaar 01-02

RANG DOCENT (voltijds en deeltijds): 12.5% vrouwen (6 op 48)

rang docent (voltijds): 10% vrouwen (1 op 10) rang docent (deeltijds) : 13.2% vrouwen (5 op 38)

RANG HOOFDDOCENT (voltijds en deeltijds): 13.3% vrouwen (6 op 45)

rang hoofddocent (voltijds): 21.7% vrouwen (5 op 23) rang hoofddocent (deeltijds): 4.5% vrouwen (1 op 22)

RANG HOOGLERAAR (voltijds en deeltijds): 6.6% vrouwen (2 op 30)

rang hoogleraar (voltijds): 8% vrouwen (2 op 25) rang hoogleraar (deeltijds) : 0% vrouwen (0 op 5)

RANG GEWOON HOOGLERAAR (voltijds en deeltijds): 7.8% vrouwen (4 op 51) rang gewoon hoogleraar: 8.2% vrouwen (4 op 49) rang buitengewoon hoogleraar: 0% vrouwen (0 op 2)

(8)

academiejaar 02-03

RANG DOCENT (voltijds en deeltijds): 10.4% vrouwen (5 op 48)

rang docent (voltijds): 0% vrouwen (0 op 10) rang docent (deeltijds) : 13.2% vrouwen (5 op 38)

RANG HOOFDDOCENT (voltijds en deeltijds): 11.6% vrouwen (5 op 43) rang hoofddocent (voltijds): 4.8% vrouwen (1 op 21) rang hoofddocent (deeltijds): 18.1% vrouwen (4 op 22) RANG HOOGLERAAR (voltijds en deeltijds): 11.8% vrouwen (4 op 34)

rang hoogleraar (voltijds): 14.8% vrouwen (4 op 27) rang hoogleraar (deeltijds): 0% vrouwen (0 op 7)

RANG GEWOON HOOGLERAAR (voltijds en deeltijds): 9.3% vrouwen (5 op 54)

rang gewoon hoogleraar: 9.6% vrouwen (5 op 52) rang buitengewoon hoogleraar: 0% vrouwen (0 op 2)

academiejaar 03-04

RANG DOCENT (voltijds en deeltijds): 7.3% vrouwen (3 op 41)

rang docent (voltijds): 0% vrouwen (0 op 7) rang docent (deeltijds) : 8.8% vrouwen (3 op 34)

RANG HOOFDDOCENT (voltijds en deeltijds): 9.8% vrouwen (4 op 41) rang hoofddocent (voltijds): 13.0% vrouwen (3 op 23) rang hoofddocent (deeltijds): 5.6% vrouwen (1 op 18) RANG HOOGLERAAR (voltijds en deeltijds): 14.78% vrouwen (5 op 34)

rang hoogleraar (voltijds): 17.2% vrouwen (5 op 29) rang hoogleraar (deeltijds): 0% vrouwen (0 op 5)

RANG GEWOON HOOGLERAAR (voltijds en deeltijds): 8.9% vrouwen (5 op 56)

rang gewoon hoogleraar: 9.4% vrouwen (5 op 53) rang buitengewoon hoogleraar: 0% vrouwen (0 op 3)

academiejaar 04-05

RANG DOCENT (voltijds en deeltijds): 8.1% vrouwen (3 op 37)

rang docent (voltijds): 0% vrouwen (0 op 6) rang docent (deeltijds) : 9.7% vrouwen (3 op 31)

RANG HOOFDDOCENT (voltijds en deeltijds): 11.9% vrouwen (5 op 42) rang hoofddocent (voltijds): 12.5% vrouwen (3 op 24) rang hoofddocent (deeltijds): 11.1% vrouwen (2 op 18) RANG HOOGLERAAR (voltijds en deeltijds): 12.1% vrouwen (4 op 33)

rang hoogleraar (voltijds): 14.8% vrouwen (4 op 27) rang hoogleraar (deeltijds): 0% vrouwen (0 op 6)

RANG GEWOON HOOGLERAAR (voltijds en deeltijds): 9.8% vrouwen (6 op 61)

rang gewoon hoogleraar: 10.3% vrouwen (6 op 58) rang buitengewoon hoogleraar: 0% vrouwen (0 op 3)

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Aardaker is tegenwoordig een betrekkelijk zeldzame plant van bermen en rivierdijken, maar in voorbije eeuwen wer- den de hazelnootgrote knolletjes geoogst en gegeten.. Al in de

[r]

BNP Paribas BSCH Citigroup Credit Suisse Deutsche Bank Fortis Hartford Fin. Services HSBC Lloyds TSB Munich

Die volgende ironiese parallel kan verder de urge trek word: Die sonnestelsel verseker groei en lewe vir die beelal. Die mensgemaakte politieke stelsel verseker ellende en

• het aantal uren dat een student TV kijkt wel R2 de meest spitse en dus hoge normaalverdeling. R3 We moeten uitrekenen hoe groot de kans is om bij een steekproef een man aan

Natuurlijk moet sporten vooral leuk zijn. Dat moet echter niet doorslaan in een 'alles mag, niks is te gek'·stemming. Een gebrek aan duidelijkheid en regels gaat alleen maar

mende partijen voldoende belang te hebben bij de samenwerking - er moet voor elke part ij een herkenbare meerwaarde zijn. Daarnaast moeten ze in staat én bereid zijn om

Voor de wedstrijd tegen Ajax zijn uiteindelijk 673 agenten ingezet door de politie Haaglanden waarvan er 165 van andere korpsen zijn betrokken... De overige agenten werkten