• No results found

Toen kwam dag vijf. God zei: Er moeten levende wezens komen! Dus maakte Hij zeedieren: kwallen, schelpdieren, platvissen en krabben.

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Toen kwam dag vijf. God zei: Er moeten levende wezens komen! Dus maakte Hij zeedieren: kwallen, schelpdieren, platvissen en krabben."

Copied!
12
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

In het begin

In het begin schiep God de hemel en de aarde.

Er was geen licht. Het was helemaal donker.

Daarom zei God: ‘Laat er licht zijn!’

En er was licht.

Op dag twee vulde God de zee met water en de lucht met wolken.

Op dag drie was God erg druk. Hij maakte bergen, heuvels en valleien. Hij schiep oceanen, meren, rivieren en beekjes. Hierna maakte God de aarde groen: gras, bomen en bloemen kwamen op. En God zag dat alles goed was.

Op dag vier zei God: ‘Er moeten lichtjes in de lucht komen!’ Dus maakte Hij de zon, maan en sterren.

Hij verdeelde het jaar in seizoenen: lente, zomer, herfst en winter.

(2)
(3)

Toen kwam dag vijf.

God zei: ‘Er moeten levende wezens komen!’

Dus maakte Hij zeedieren: kwallen,

schelpdieren, platvissen en krabben. Hij maakte vogels en insecten: adelaars, musjes en kolibries;

wespen, vliegen en bijen. En God zag dat ze allemaal goed waren.

Op dag zes maakte God wezens die op het land leefden: honden, paarden en kamelen; leeuwen, hagedissen en slakken. En God zag dat alles goed was.

(4)

Maar er miste iets: er waren geen mensen! Dus schiep God de eerste man, Adam, en de eerste vrouw, Eva. Ze leken op Hem, zodat ze zijn vrienden konden zijn.

God keek naar alles wat Hij had gemaakt.

Alles was zeer goed. Dus op de zevende dag rustte God!

Zo schiep God de hemel en de aarde.

Genesis 1-2

(5)

In de tuin

God gaf Adam en Eva een prachtige tuin om in te wonen. De tuin van Eden.

‘Geef alle dieren een naam,’ zei God. Adam verzon voor alle wezens een naam.

‘Geniet van de tuin,’ zei God tegen Adam. ‘Je mag alles eten, behalve het fruit van die boom in het midden van de tuin.’

Adam en Eva zorgden voor de dieren in de tuin van Eden. Ze genoten van de bloemen en het fruit. Tot er op een dag een slang op Eva af gleed.

‘Neem een hapje van het fruit van díé boom,’

siste hij.

‘Maar God zei dat we niet van die vruchten mochten eten,’ zei Eva.

‘Eén klein hapje maar,’ zei de slang grijnzend.

‘Dat kan toch geen kwaad!’

Eva nam een hap van de vrucht.

Niet veel later kwam Adam haar zoeken.

(6)
(7)

‘Proef deze heerlijke vrucht eens,’ zei Eva. ‘Ik heb een hap genomen, en er is niks met me gebeurd.’

Adam nam een hap van het verboden fruit.

Later die dag kwam God ze opzoeken in de tuin.

‘Adam! Waar ben je?’ riep Hij. ‘Waarom verstop je je voor Mij?’

(8)

‘Eva gaf me de vrucht en toen heb ik ervan gegeten,’ zei Adam.

‘De slang heeft me voor de gek gehouden,’

legde Eva uit.

Adam en Eva waren ongehoorzaam geweest.

Daarom stuurde God hen weg uit de tuin van Eden – voor altijd.

Hij plaatste engelen en een vlammend, heen en weer flitsend zwaard zodat Adam en Eva niet konden terugkeren naar de tuin.

Adam en Eva hadden er spijt van en waren verdrietig. Nu moesten ze elke dag op het land werken; graven en zaaien, schoffelen en harken.

Soms dachten ze terug aan die fijne tijd in de tuin van Eden.

Genesis 3

(9)

Noachs grote ark

Jaren later leefden er heel veel mensen op aarde.

Maar ze waren aan het ruziën, bedriegen en vechten.

Er was nog één goede man over. Hij heette Noach.

‘Er komt een grote overstroming,’ waarschuwde God. ‘Je moet een grote boot bouwen. En vul die dan met je familie en twee dieren van elke soort.’

Noach deed wat God hem had gezegd.

Hij bouwde een grote boot – een ark. Die vulde

hij met zijn familie en twee van elke diersoort.

Toen het laatste dier aan boord was,

sloot God de deur.

(10)
(11)

Daarna begon het te regenen. Het duurde niet lang voordat de ark op het water dreef. Noach, zijn familie en de dieren zaten veilig en warm binnen.

Na veertig dagen en nachten, hield de regen op. De ark liep vast op een berg – Krrrak! Maar Noach zag nog steeds overal water.

Hij liet een raaf los om erachter te komen wat er aan de hand was. Die kwam nooit terug.

Een paar dagen later liet Noach een duif los. Ze kwam al gauw terug met een groen olijfblad in haar snavel.

Er groeiden dus weer planten! Het was tijd om de ark te verlaten.

(12)

Noach, zijn familie en alle dieren klommen uit de ark. Het was goed om weer op droge grond te staan!

God plaatste een prachtige regenboog in de lucht.

‘Ik zal nooit weer de hele aarde laten over­

stromen,’ beloofde Hij.

Genesis 6–9

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Door de strenge coronamaatregelen mochten er niet veel mensen aanwezig zi De familie koos er daarom voor om de euthanasie buiten te laten plaatsvinden, zodat op zijn minst all

(1) Ik, de oude mens in Adam, ben gekruisigd met Christus; (2) het is niet langer het oude “ik” dat leeft, maar Christus leeft in mij, de nieuwe schepping; (3) het leven dat ik,

Deze zelfde persoon verwerpt een letterlijke Adam en Eva, dat Adam van stof is gemaakt, dat Eva van Adam is gemaakt, dat er een letterlijke boom van de kennis van goed en kwaad

De genetische varianten die Neanderthalers uniek maken, waren waarschijnlijk aanwezig in de ge- nomen van een of meer van de acht mensen die de vloed in de ark hebben overleefd2. En

Indien u gelooft in de Bijbel (en dat is hetzelfde als dat hij voor u zonder fout is), dan moet u erken- nen dat Adam en Eva de eerste menselijke wezens waren en dat zij de

4 Maar Hij antwoordde en zei te- gen hen: Hebt u niet gelezen dat Hij Die de mens gemaakt heeft, hen van het begin af mannelijk en vrouwelijk gemaakt heeft, 5 en gezegd heeft:

In de Bijbel vinden we niet alleen de maatstaven voor een echte moraal, in plaats dat we het zouden moeten stellen met sociologische gemiddelden, maar we krijgen ook inzicht om

Adam en Eva hadden niet langer toegang tot “de boom van het leven” en God plaatste ten oosten van de Hof twee engelen met de naam “cherubim”, met een draaiend zwaard met