• No results found

Resultaten van een cross-sectioneel onderzoek. Methode

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Resultaten van een cross-sectioneel onderzoek. Methode"

Copied!
7
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Patiënten met mentale stoornissen zijn in de huisartsen- praktijk vaak moeilijk te herkennen. En toch schat men dat 20% van de patiënten in de eerste lijn een psychische stoor- nis heeft. Van hen zou de helft tot driekwart niet als dus- danig worden herkend en bijgevolg niet worden behan- deld. Eind jaren ’90 werd een diagnostisch instrument (PRIME-MD) ontwikkeld dat de arts helpt om achttien mo- gelijke mentale stoornissen bij patiënten te identificeren.

In dit onderzoek werd aan de hand van de PRIME-MD de prevalentie geschat van de meest voorkomende mentale stoornissen in de Belgische huisartsenpraktijk. Uit de re- sultaten komt naar voor dat de prevalenties in de Belgische eerste lijn zelfs hoger lijken dan in de Verenigde Staten.

Mentale stoornissen in de eerste lijn krij- gen steeds meer aandacht, vooral om- dat ze gepaard gaan met significante sto- ringen in het normaal functioneren, een verhoogd gebruik van de gezondheids- zorg en een duidelijke achteruitgang van de levenskwaliteit 1,2. De aanwezig- heid van mentale stoornissen bij eer- stelijnspatiënten wordt geschat op min-

stens 20% 2,3. In 50-75% van de gevallen lijken ze echter niet herkend en dus ook niet behandeld te worden 4,5. Om de herkenning van de mentale stoornissen te verbete- ren, hebben Spitzer et al. een diagnostisch instrument ont- wikkeld om de meest gebruikelijke stoornissen in zowel de eerste lijn als bij de gewone bevolking te detecteren, met name gemoedsstoornissen, angst, somatoforme stoornis- sen, alcohol- en eetproblemen. Het instrument, de Primary Care Evaluation of Mental Disorders of PRIME-MD, is een gestandaardiseerde en snelle procedure met bewezen diag- nostische werking (sensitiviteit 83%, specificiteit 88% en positief voorspellende waarde 80%) voor de diagnose van gelijk welke psychiatrische stoornis 3. De PRIME-MD be- staat uit twee hoofdcomponenten: een vragenlijst van één pagina voor patiënten, die de patiënt moet invullen voor- aleer hij bij de arts komt, en een twaalf bladzijden tellen- de klinische evaluatiegids in interviewstijl, bestemd voor de eerstelijnsarts. Op het einde van de procedure is de arts

in staat om de aanwezigheid van achttien mogelijke men- tale stoornissen te bepalen. De doelstelling van onze stu- die was om met de PRIME-MD als screeningsinstrument een schatting te kunnen maken van de prevalentie van de meest gebruikelijke mentale stoornissen in de huisartsen- praktijken in België.

Methode

Selectie van onderzoekers en deelnemers

De studie is uitgevoerd in 86 huisartsenpraktijken in België.

Uit alle Belgische huisartsen met minstens zeven jaar prak- tijkervaring en dagelijks twintig patiëntcontacten werden 180 huisartsen willekeurig geselecteerd. Zij werden via een mailing benaderd en voorgesteld om deel te nemen aan de studie. De eerste 90 huisartsen die antwoordden, zijn ge- selecteerd. Alle onderzoekers namen deel aan trainingssessies over het ge- bruik van de PRIME-MD. De rekrute- ringsfase duurde zes weken: van 15 fe- bruari tot 25 maart 1999.

Geschikte patiënten waren mannen en vrouwen van minstens 18 jaar oud die hun huisartsen om meer dan alleen maar administratieve redenen zagen. De patiënten werden willekeurig (computergestuurd) geselec- teerd voor het interview. Een handcomputer was zo gepro- grammeerd dat hij op willekeurige momenten tijdens de medische praktijkvoering een waarschuwingssignaal gaf dat de volgende patiënt moest worden beoordeeld.

Interview

Om de gegevensverzameling en -verwerking te vergemak- kelijken, stond de volledige PRIME-MD-vragenlijst op een handcomputer. Patiënten die aan de inclusiecriteria vol- deden, kregen automatisch een nummer toegewezen en naast demografische gegevens werden ook de redenen voor het consult geregistreerd. De interactieve software bege- leidde de onderzoeker doorheen de PRIME-MD-vragenlijst en de onderliggende algoritmes. De onderzoekers namen de interviews af tijdens het consult in de praktijk of tijdens M. ANSSEAU, M. DIERICK, F. BUNTINX, P. CNOCKAERT, J. DESMEDT, M. VANDENHAUTE, D. VANDERMIJNSBRUGGE

V A N M E N T A L E S T O O R N I S S E N I N D E E E R S T E L I J N

Resultaten van een cross-sectioneel onderzoek

De PRIME-MD is een gestandaar- diseerde en snelle procedure met bewezen diagnostische werking voor de diagnose van gelijk welke psychiatrische stoornis

(2)

het huisbezoek. De antwoorden van de patiënten op de pa- tiëntenvragenlijst en de gescoorde beoordelingen van de huisartsen op de klinische evaluatiegids

werden onmiddellijk opgetekend. De handcomputer kopieerde de gegevens van het onderzoek automatisch op een diskette, die later gebruikt werd voor de statistische analyse.

Data-analyse

Alle gegevens werden overgezet naar een IBM-compatibele microcomputer

en weggeschreven in een Excel™-werkblad. Statistische analyses gebruikten SAS™-programma’s. Voor alle items zijn de resultaten voorgesteld met behulp van frequentie- tabellen.

Resultaten

De 86 huisartsen rekruteerden in totaal 2 316 patiënten, wat overeenstemt met gemiddeld 27 patiënten per onderzoeker (range: 3-37). De meeste patiënten (70,3%) werden gese- lecteerd tijdens een consult op de huisartsenpraktijk, 29,7%

tijdens huisbezoeken. Hun sociodemografische gegevens zijn weergegeven in tabel 1.

Tabel 2 geeft de belangrijkste redenen voor het consult, met NKO- (17,4%), cardiovasculaire (16,4%) en reumatologi- sche problemen (15,9%) als de meest geciteerde redenen.

In slechts 5,4% van de gevallen werd een psychiatrisch pro- bleem als hoofdreden genoemd.

De prevalentie van de verschillende psychiatrische aan- doeningen is weergegeven in tabel 3. De PRIME-MD de- tecteerde een psychiatrische aandoening in 42,5% van het totale aantal consul- ten (43,8% vrouwen en 40,8% mannen).

De meest frequente diagnosen waren:

majeure depressie (13,9%), dysthymie (12,6%), multisomatoforme aandoening (12,7%), somatoforme aandoening NOS (10,7%), veralgemeende angststoornis (10,3%) en vermoedelijk alcoholpro- bleem (10,1%). De resultaten tonen dui- delijke geslachtsverschillen. Depressie, angst, somatofor- me aandoeningen en eetstoornissen kwamen significant vaker voor bij vrouwelijke patiënten; vermoedelijke alco- holproblemen significant vaker bij mannen. De prevalen- tie van majeure depressie en dysthymie was hoger bij pa- tiënten die in de eigen praktijk werden gezien, terwijl bipolaire stoornissen frequenter waren bij patiënten die thuis werden bezocht (zie tabel 3).

Ook de hoge mate van comorbiditeit van gemoedsstoor- nissen, angst en somatoforme aandoeningen is opvallend.

Bij 21,2 % van alle gescreende patiënten werden minstens twee stoornissen genoteerd en bij 8,4% een combinatie van drie diagnostische categorieën. Prevalentiecijfers van pa- tiënten die zich presenteerden met gemoeds- en angst- stoornissen, gemoeds- en somatoforme stoornissen, of angst en somatoforme stoornissen waren respectievelijk 5,1%, 4,1% en 2,8% (zie figuur blz. 503). De aanwezigheid van mogelijk alcoholisme werd daarenboven ook frequent geassocieerd met een diagnose van gemoedsstoornissen (32,9%), somatoforme stoornissen (35,9%) of angst- stoornissen (27,8%).

Alle evalueerbare patiënten n (%)

(n = 2 316) Geslacht

Mannelijk 956 (41,3)

Vrouwelijk 1 360 (58,7)

Leeftijd (jaren)

<20 84 (3,6)

20-29 365 (15,8)

30-39 419 (18,1)

40-49 422 (18,2)

50-59 344 (14,9)

60-69 316 (13,6)

70-79 277 (12,0)

≥80 89 (3,8)

Leefomstandigheden

Alleen 544 (23,5)

Met andere(n) 1 731 (74,7)

Geïnstitutionaliseerd 41 (1,8)

Tabel 1: Sociodemografische gegevens van de patiënten.

Depressie, angst, somatoforme aan- doeningen en eetstoornissen kwa- men significant vaker voor bij vrou- welijke patiënten; vermoedelijke alcoholproblemen significant vaker bij mannen

Lichaamssysteem Belangrijkste reden van consultatie

n (%)

NKO 402 (17,4)

Cardiovasculair 380 (16,4)

Reumatologisch 369 (15,9)

Pneumologisch 254 (11,0)

Gastro-intestinaal 192 (8,3)

Psychiatrisch 126 (5,4)

Urologisch 99 (4,3)

Gyneacologisch 96 (4,1)

Endocrinologisch 75 (3,2)

Neurologisch 45 (1,9)

Andere 247 (10,7)

Geen 31 (1,3)

Tabel 2: Belangrijkste reden voor het consult.

(3)

Psychiatrische aandoening Totale Vrouwen Mannen P-waarde Praktijk Thuis P-waarde

steekproef (%) (%) (%) (%) (%)

(n=2 316) (n=1 360) (n=956) (n=1 635) (n=681) Gemoedsstoornissen

Gelijk welke gemoedsstoornis 31,0 35,3 24,8 0,001 31,2 29,8 0,798

Majeure depressie 13,9 16,1 10,9 0,001 14,6 12,3 0,180

Partiële remissie van majeure depressie 6,0 7,2 4,2 0,004 5,7 6,6 0,409

Dysthymie 12,6 15,0 9,2 0,001 13,6 10,1 0,030

Mineure depressie 4,4 3,8 5,3 0,102 4,2 5,0 0,422

R/O bipolaire aandoening 1,9 2,7 0,8 0,002 1,4 3,2 0,004

R/O depressieve aandoening t.g.v. 2,8 2,6 2,9 0,781 2,3 3,8 0,049

fysieke aandoening, medicatie of drugs

Angst

Gelijk welke angststoornis 19,0 21,9 14,8 0,001 19,1 18,9 0,918

Paniekstoornis 2,8 3,8 1,4 0,001 2,9 2,3 0,439

Veralgemeende angst 10,3 12,3 7,4 0,001 10,5 9,7 0,571

Niet verder gespecificeerde angststoornis (NOS) 8,5 9,2 7,4 0,154 8,6 8,2 0,798

R/O angststoornis t.g.v. fysieke aandoening, 3,2 3,2 3,0 0,878 2,7 4,3 0,053

medicatie of drugs

Somatoforme aandoeningen

Gelijk welke somatoforme aandoening 18,0 20,8 14,1 0,001 18,4 17,6 0,630

Multisomatoforme aandoening 12,7 15,7 8,5 0,001 12,9 12,3 0,726

Niet verder gespecificeerde somatoforme 10,7 11,3 9,9 0,348 10,2 11,9 0,310

aandoening (NOS)

Eetstoornissen

Gelijk welke eetstoornis 2,3 3,0 1,0 0,030 2,5 1,4 0,100

Boulimie (met braken) 0,3 0,4 0,0 0,046 0,3 0,1 0,493

Eetwoedestoornis 1,8 2,3 1,0 0,040 2,1 1,0 0,083

Boulimie (zonder braken) 0,2 0,3 0,0 0,148 0,1 0,3 0,366

Alcoholstoornis

Waarschijnlijk alcoholmisbruik/-afhankelijkheid 10,1 4,1 18,6 0,001 10,5 9,1 0,329

Tabel 3: Prevalentie van mentale stoornissen, gedetecteerd door SMD-PC in de totale steekproef: vergelijking tussen deelnemende vrouwen en mannen, gezien in de praktijk en thuis.

Bespreking

De huidige studie benadrukt de hoge prevalentie van psy- chiatrische stoornissen onder patiënten die de eerste lijn consulteren. Die resultaten lopen in grote mate gelijk met de originele PRIME-MD-studie 3(zie tabel 4 blz. 502). De prevalenties in de Belgische eerste lijn lijken zelfs hoger te zijn dan in de Verenigde Staten. Verschillende diagnosen verschijnen significant vaker in de Belgische steekproef:

dysthymie, mineure depressie, bipolaire stoornis, veral- gemeende angststoornis, angststoornis ten gevolge van een fysieke aandoening, medicatie of drugs, multisomatofor- me stoornis, somatoforme stoornis NOS en mogelijk al- coholmisbruik en/of -afhankelijkheid. De enige stoornis die minder frequent voorkwam, is een eetwoedestoornis.

Verklarende factoren

Verschillende factoren kunnen de hogere prevalentiecij- fers in de Belgische eerste lijn verklaren.

Ten eerste is het mogelijk dat ze hoge prevalenties van psychiatrische stoornissen in de algemene populatie weer- geven. Internationale vergelijkingen van de epidemiolo- gie van mentale aandoeningen zijn zeldzaam en de resul- taten van nationale onderzoeken zijn vaak moeilijk te vergelijken door belangrijke methodologische verschil- len. De DEPRES-studie, die het voorkomen van depres- sieve stoornissen in zes Europese landen evalueerde, vond een globale zesmaandenprevalentie van 17%. België stond op de vijfde plaats met 12,2% 6. Twee epidemiologische onderzoeken uit 1999 maakten gebruik van samenge- stelde internationale diagnostische interviews (composi-

(4)

te international diagnostic interviews, CIDI). De onder- zoeken vonden in representatieve steekproeven van twee Belgische provincies (Luik en Luxemburg) extreem hoge prevalenties van affectieve stoornissen (levenslooppre- valenties van respectievelijk 34 en 24%), angst (respec- tievelijk 29 en 24%) en stoornissen omwille van midde- lenmisbruik (respectievelijk 32 en 31%) 7.

Ten tweede garandeert het sociale systeem in België de dekking van de medische zorg voor alle inwoners. Een groot aantal studies heeft hogere prevalenties van psy- chiatrische aandoeningen aangetoond in sociaal margi- nale populaties die slechts beperkt toegang hebben tot medische zorg, in andere vormen van sociale systemen, zoals in de Verenigde Staten 8-10.

Ten derde zien Belgische huisartsen een significant per- centage van hun patiënten tijdens huisbezoeken (in onze steekproef bijna 30%). Die patiënten, die niet naar de huisartsenpraktijk willen of kunnen komen, konden ge- karakteriseerd worden door meer psychiatrische stoor-

nissen. In onze studie is dat eigenlijk alleen waar voor bipolaire stoornissen. Majeure depressie en dysthymie kwamen significant minder voor.

Ten vierde zouden de seizoenen een rol kunnen spelen.

Al onze patiënten werden in de winterperiode geïnclu- deerd (15 februari tot 25 maart), wat verscheidene psy- chiatrische aandoeningen beïnvloedt, in het bijzonder depressie 11. Ons studieontwerp laat echter niet toe om die mogelijk storende factor te testen.

Onze prevalentiecijfers voor majeure depressie in de eer- ste lijn zijn vergelijkbaar met de resultaten van de WHO- survey (waar de diagnose gebaseerd was op ICD-10- criteria), met 16% in Nederland, 13% in Frankrijk en 11%

in Duitsland 12. Onze studie bevestigt tevens geslachts- verschillen voor bepaalde mentale aandoeningen 13, met affectieve aandoeningen, angst-, somatoforme en eet- stoornissen die doorgaans frequenter voorkomen bij vrou- wen en alcoholproblemen significant vaker bij mannen.

Psychiatrische aandoening Huidige studie (%) PRIME-MD3 P-waarde

1000 studie (%) Gemoedsstoornissen

Gelijk welke gemoedsstoornis 31,0 26,0 0,004

Majeure depressie 13,9 11,5 0,056

Partiële remissie van majeure depressie 6,0 6,3 0,705

Dysthymie 12,6 7,8 0,0001

Mineure depressie 4,4 6,4 0,018

R/O bipolaire aandoening 1,9 0,8 0,016

R/O depressieve aandoening t.g.v. fysieke aandoening, medicatie of drugs 2,8 2,4 0,550

Angst

Gelijk welke angststoornis 19,0 17,8 0,433

Paniekstoornis 2,8 3,6 0,196

Veralgemeende angst 10,3 7,0 0,029

Niet verdere gespecificeerde angststoornis (NOS) 8,5 9,0 0,642

R/O angststoornis t.g.v. fysieke aandoening, medicatie of drugs 3,2 1,9 0,038

Somatoforme aandoeningen

Gelijk welke somatoforme aandoening 18,0 13,9 0,004

Multisomatoforme aandoening 12,7 8,2 0,002

Niet verdere gespecificeerde somatoforme aandoening (NOS) 10,7 4,2 0,0001

Eetstoornissen

Gelijk welke eetstoornis 2,3 3,2 0,127

Boulimie (met braken) <1 <1

Eetwoedestoornis 1,8 3,0 0,031

Boulimie (zonder braken) <1 <1

Alcoholstoornis

Waarschijnlijk alcoholmisbruik/-afhankelijkheid 10,1 5,1 0,0001

Tabel 4: Prevalentie van psychiatrische stoornissen: vergelijking van de huidige studie met de originele PRIME-MD 1000.

(5)

Discrepantie

Hoewel slechts 5,4% van de patiënten hun huisarts bezocht omwille van psychiatrische aandoeningen, voldeed meer dan 40% van de patiënten aan de criteria voor een psy- chiatrische stoornis.

De discrepantie tussen de redenen om een arts te consul- teren en de eigenlijke diagnose kan afhangen van een aan- tal factoren, zowel bij de arts als bij de patiënt. Op het ni- veau van de arts zijn er verschillende obstakels gemeld: de beperkte tijd om patiënten te ondervragen, onvoldoende kennis over de diagnostische procedure, frequente soma- tisatie van mentale aandoeningen, onderliggende comor- biditeit en het mogelijke gebrek aan empathie voor de psy- chiatrische patiënt. Op het niveau van de patiënt zijn er:

de weerzin om te consulteren voor een psychiatrische aan- doening uit vrees voor stigmatisatie en de mogelijkheid dat patiënten hun psychiatrische symptomatologie niet als ongewoon of als problematisch genoeg ervaren om te con- sulteren.

Verborgen psychiatrische morbiditeit

De aanname dat 'verborgen' psychiatrische morbiditeit ont- dekt en behandeld moet worden, veronderstelt dat ze be- handelbaar is. Dat wil zeggen dat de behandeling aanvaard en doorgezet wordt door mensen die zich niet als 'psy- chiatrisch' presenteren, maar hun mentale gezondheids- problemen somatiseren of verbergen. Huisartsen weten

mogelijk dat hun patiënten stigmatiserende diagnosen en behandelingen niet zullen accepteren. De kritiek zou kun- nen rijzen dat een dergelijke diagnostische procedure com- plexe levensproblemen medicaliseert. De initiële PRIME- MD-studie toonde echter aan dat patiënten met een positieve diagnose een significant gestoord functioneren vertoonden en een hoger gebruik van de gezondheidszorg hadden dan patiënten zonder PRIME-MD-diagnose 3. Bovendien ver- toonden patiënten met louter psychiatrische stoornissen onder de diagnosedrempel in vergelijking met patiënten zonder enige psychiatrische aandoening ook een gestoord functioneren en een hogere mate van gebruik van de ge- zondheidszorg.

Studiebeperkingen

We moeten verschillende beperkingen in het ontwerp van de studie erkennen. Ten eerste is het mogelijk dat de art- sen die zich vrijwillig kandidaat stelden om aan de studie deel te nemen, geïnteresseerder zijn in mentale aandoe- ningen dan hun collega’s. De 86 deelnemers werden ech- ter geselecteerd uit een representatieve steekproef van 180 huisartsen, wat die mogelijke bias toch significant limiteert. Ten tweede is er de mogelijke zelfselectie van pa- tiënten, maar de willekeurige procedure om patiënten in te sluiten in de studie, maakt dat eerder onwaarschijnlijk.

Besluit

De hoge prevalentie van onherkende psychiatrische aandoe- ningen bij patiënten die hun huisarts consulteren, toont dui- delijk het nut aan van een betrouwbaar en gemakkelijk te han- teren screeningsinstrument. De resultaten van ons onderzoek bevestigen dat de PRIME-MD buitengewoon bruikbaar kan zijn. Het instrument (een handcomputer met interactieve soft- ware) biedt eerstelijnsartsen een waardevolle tool, die toelaat om patiënten zowel in de praktijk als thuis te screenen. De re- cente ontwikkeling van een zelfrapporterende versie van de PRIME-MD (PHQ) schept nog interessantere perspectieven voor de accurate diagnose van mentale aandoeningen in de eerstelijnssetting.

Gemoed + somatoform + angst = 8%

Gemoed + somatoform = 4,1%

Gemoed + angst = 5,16%

Angst + somatoform = 2,85%

Gemoed 31%

Somatoform 18%

Angst 19%

8%

4,1%

5,16%

2,85%

Figuur: Comorbiditeit onder gemoedsstoornissen, angst en somatoforme aandoeningen.

Dankwoord

De auteurs bedanken professor L. Kaufman (Biomedische Statistiek en Informatica, Vrije Universiteit Brussel) voor de statistische analy- se. Verder bedanken zij ook alle huisartsen die tot de studie hebben bijgedragen. De studie genoot de steun van een onbeperkte vor- mingssubsidie van Pfizer België.

(6)

AUTEURS

M. Ansseau is verbonden aan het ‘Centre Hospitalier Universitaire’ (CHU) Sart Tilman van de Universiteit van Luik;

M. Dierick is academisch consulent aan de vakgroep Psychiatrie en Klinische biologie van de Universiteit Gent. Hij is tevens als psychiater verbonden aan het P.Z. Sint-Camillus in Sint-Denijs-Westrem;

F. Buntinx is huisarts en hoogleraar aan het Academisch Centrum voor Huisartsgeneeskunde van de K.U.Leuven en aan de Capaciteitsgroep Huisartsgeneeskunde van de Universiteit van Maastricht;

P. Cnockaert is verbonden aan het departement Huisartsgeneeskunde van de

‘Université Libre de Bruxelles’ (ULB);

J. De Smedt is huisarts en bestuurslid van Domus Medica vzw;

M. Van Den Haute is verbonden aan het departement Huisartsgeneeskunde van de ‘Université Catholique de Louvain’ (UCL);

D. Vander Mijnsbrugge is medisch directeur bij Pfizer België.

L i t e r a t u u r

1 Spitzer RL, Kroenke K, Linzer M, Hahn SR, et al. Health-related quality of life in primary care patients with mental disorders. J Am Med Assoc 1995;

274:1511-17.

2 Philbrick JT, Connelly JE, Wofford AB. The prevalence of mental disorders in rural office practice. J Gen Intern Med 1996;1:9-15.

3 Spitzer RL, Williams JBW, Kroenke K, Linzer M, et al. Utility of a new pro- cedure for diagnosing mental disorders in primary care. J Am Med Assoc 1994;272:1749-56.

4 Spitzer R, Kroenke K, Williams JB. Validation and utility of a self-report version of PRIME-MD, The PHQ Primary Care Study. J Am Med Assoc 1999;

282:1737-44.

5 Williams, JBW, Spitzer RL, Linzer M, Kroenke K, et al. Gender differences in depression in primary care. Am J Obstet Gynaecol 1995;173:654-9.

6 Lépine JP, Gastpar M, Mendlewicz J, Tylee A. Depression in the commu- nity: the first pan-European study DEPRES (Depression Research in European Society). Int Clin Psychopharmacol 1997;12:19-29.

7 Reggers J, Ansseau M. Lifetime prevalence of DSM-IV psychiatric disorders in the Liège study: preliminary results. Abstracts of the VIII Congress of the International Federation of Psychiatric Epidemiology, 1999.

8 Goldberg D, Bridges K, Cook D, Evans B, Grayson D. The influence of so- cial factors on common mental disorders. Destabilisation and restitution.

Br J Psychiatry 1990;156:704-13.

9 Weich S, Lewis G. Poverty, unemployment and common mental disorders:

population based cohort study. Br Med J 1998;317:115-9.

10 Alegria M, Bijl RV, Lin E, Walters EE, Kessler RC. Income differences in persons seeking outpatient treatment for mental disorders: a comparison of the United States with Ontario and The Netherlands. Arch Gen Psychiatry 2000;57:383-91.

11 Cassidy F, Carroll BJ. Seasonal variation of mixed and pure episodes of bi- polar disorders. J Affect Disord 2002;68:25-31.

S u m m a r y

High prevalence of mental disorders in primary care

ANSSEAUM, DIERICKM, BUNTINXF, CNOCKAERTP, DESMEDTJ, VANDENHAUTEM, VANDERMIJNSBRUGGED.

Objective: To determine the prevalence of common men- tal disorders in an adult primary care population. Design:

Cross-sectional survey in randomly selected subjects, using the PRIME-MD questionnaire. Setting: Eighty-six general practices in Belgium. Subjects: A total of 2316 randomly selected patients, aged 18 years or older and consulting their general practitioner for other than ad- ministrative reasons alone, with slightly more women (58.1%) than men (41.3%). Main outcome result: Pre- valence rates of mental disorders most commonly seen in primary care practice (mood, anxiety, somatoform, eating and alcohol disorders).

Methods: To facilitate data collection and processing, the entire PRIME-MD questionnaire was programmed on a handheld computer. Patient answers and physician as- sessments were immediately electronically recorded du- ring the interview. All investigators were trained on the use of the PRIME-MD. The recruitment period lasted 6 weeks: from 15 February to 25 March 1999, and patients were randomly selected for the interview based on a com- puterized procedure.

Results: Although only 5.4% of all patients consulted for a psychiatric reason, a threshold/subthreshold psychia- tric disorder was detected in 42.5% of all patients. Most commonly detected disorders were mood disorders in 31.0% (major depressive disorder, 13.9% and dysthymia,

12.6%), anxiety disorders in 19.0% (generalized anxie- ty disorder, 10.3%), somatoform disorders in 18.0% and probable alcohol abuse/dependence in 10.1%. The re- sults also showed the important rate of comorbidity be- tween these disorders.

Conclusion: The present study confirms the high preva- lence of mental disorders in a general practice setting, and their frequent association. Prevalence rates of our study are even higher than those obtained in previously conducted trials. Our study also demonstrates the utili- ty of the PRIME-MD as a screening tool for mental dis- orders in primary care. In addition the use of the hand- held computer software version of the PRIME-MD allowed us to screen for mental disorders in patients who are unable to attend the GP office and are seen during 'home' visits.

MeSH

Mental Disorders/epidemiology Primary Health Care

(7)

12 Üstün TB, Sartorius N. In: Mental Illness in General Health Care, an International Study. Chichester: Wiley, 1995.

13 Linzer M, Spitzer R, Kroenke K, Williams JB, et al. Gender, quality of life, and mental disorders in primary care: results from the PRIME-MD 1000 study. Am J Med 1996;101:526-33.

DIT ARTIKEL VERSCHEEN REEDS ONDER DE OORSPRONKELIJKE TITEL: ANSSEAUM, DIERICKM, BUNTINKXF, CNOCKAERTP, ET AL. HIGH PREVALENCE OF MENTAL DISORDERS IN PRIMARY CAR. J AFFECTDISORD2004;78:49-55. DIT ARTIKEL WERD VERTAALD EN KREEG TOESTEMMING VOOR PUBLICATIE VAN DE AUTEURS EN VANELSEVIER, DE UIT-

GEVER VANJOURNAL OFAFFECTIVEDISORDERS.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Het NHG, KAISZ en de VSOP - Patiëntenkoepel voor zeldzame en genetische aandoeningen, ontwikkelden gezamenlijk een digitale brochure over deze groep aandoeningen, speciaal

Is het oordeel van de huisarts bestraffend en laat deze dat ook blijken, dan kan de patiënt - die zich mogelijk schaamt en schuldig voelt ook al laat hij het niet zo mer- ken -

In de derde stap werden alle variabelen ingevoerd om te kijken hoeveel van de variantie van depressie door alle variabelen kan worden verklaard en om te

Ga naar het Hand en Polscentrum Carpaal Tunnel Syndroom (CTS) Haperende vinger (Trigger finger) Mallet finger. Polsslijtage

De meest voorkomende seksueel overdraagbare aandoeningen (geslachtsziekten) van de vulva worden veroorzaakt door virussen.. De beste manier om

De meest voorkomende zijn anogenitale lichen sclerosus, genitale (mucosale) lichen planus, psoriasis, lichen simplex, atopisch, seborroïsch en contacteczeem, en vulvitis en

Dat kan een reden zijn om deze operatief te verwijderen (in dagbehandeling), maar meestal en bij voorkeur is een operatie niet nodig.. Wanneer een fibro-adenoom groeit of anders

De meest voorkomende Seksueel Overdraagbare Aandoeningen (geslachtsziekten) van de vulva worden veroorzaakt door virussen.. De beste manier om geslachtsziekten te voorkomen, is