• No results found

Regio in Beeld Drenthe. Oktober 2017

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Regio in Beeld Drenthe. Oktober 2017"

Copied!
36
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Oktober 2017

Regio in Beeld

Drenthe

(2)

Regio in Beeld Drenthe 1

Voorwoord 2

1. Inleiding 3

1.1. Een arbeidsmarkt in verandering 3

1.2. Toegenomen tweedeling 3

2. Grote verschillen in arbeidsmarktpositie werkzoekenden 4

2.1. Beroepsbevolking Drenthe groeit 4

2.2. WW daalt, bijstand neemt toe 4

2.3. Laagopgeleiden zijn vaker werkloos 6

2.4. Veel administratieve beroepen verdwijnen 8

2.5. Arbeidsbeperkten kwetsbaar op arbeidsmarkt 8

2.6. Grotere kans op langdurige werkloosheid bij 55-plussers 10

2.7. Statushouders onvoldoende in beeld 11

3. Trends en ontwikkelingen 12

3.1. Werkgelegenheid Drenthe groeit 12

3.2. Meer vacatures, krapte en overschotten in Drenthe 13

3.3. Ontwikkelingen die de arbeidsmarkt beïnvloeden 15

4. Kansen voor kwetsbare groepen 17

4.1. Meer kansen op werk in Drenthe 17

4.2. Beste kans laagopgeleiden in techniek en logistiek 19

4.3. Toename arbeidsparticipatie arbeidsbeperkten 22

4.4. Oudere vrachtwagenchauffeurs en technici vinden vaker werk 25

4.5. Overstappen voor betere arbeidsmarktkansen 28

5. Uitdagingen voor de Drentse arbeidsmarkt 29

5.1. Personeelstekorten als overschotten verkleinen 29

5.2. Kansen pakken in bouw, techniek en logistiek 29

5.3. Op koers blijven met banenafspraak 29

5.4. Vijftigplussers laten profiteren van economische groei 30

5.5. Kansen vergroten door breder te zoeken 30

5.6. Werken over de grens 31

Bronnen 32

Begrippen en afkortingen 33

Colofon 34

Inhoudsopgave

(3)

Regio in Beeld Drenthe 2 De Nederlandse economie groeit nog steeds verder. Het aantal banen neemt toe en de werkloosheid neemt af. Ook het aantal personen met een werkloosheidsuitkering daalt naar verwachting flink de komende jaren. Toch komt niet iedereen aan het werk. Zo stijgt het aantal mensen met een bijstandsuit- kering in Drenthe. Tegelijkertijd zijn er werkgevers die moeilijk aan personeel komen. Dit kan de groei- mogelijkheden van die organisaties beperken.

Naast de aanhoudende economische groei spelen technologische veranderingen, zoals automatisering en robotisering, hierin een rol. Hierdoor verdwijnen of veranderen bestaande functies. Maar er ontstaan ook nieuwe functies door innovatie en verbindingen tussen techniek en diensten. Bovendien wordt arbeid flexibeler georganiseerd. Dit alles stelt andere en vaak hogere eisen aan personeel. De vaak genoemde mismatch op de arbeidsmarkt vraagt om een vernieuwende aanpak. Hierbij zal een groot beroep worden gedaan op de creativiteit en bereidheid van overheid en bedrijfsleven om meer mensen een kans te bieden.

“Om de mismatch tussen vraag en aanbod gedeeltelijk op te lossen ligt er een uitdaging om onderwijs te betrekken bij de match. Waarbij scholing van werkzoekenden door de ROC’s binnen de bedrijven die personeel zoeken een optie is”, volgens Gert Jan Metz, regiomanager UWV.

Deze ontwikkelingen stellen Drentse arbeidsmarktpartijen voor een uitdaging. Zij staan voor het vraag- stuk hoe zij kwetsbare groepen aan het werk krijgen en houden. Samenwerking is hierbij cruciaal. Regio in Beeld analyseert de arbeidsmarkt in Drenthe en biedt zo een gemeenschappelijk startpunt voor regio- naal arbeidsmarktbeleid. Hiermee kunnen gemeenten, werkgevers(organisaties), werknemersorganisa- ties, onderwijsinstellingen, UWV, sectororganisaties en regionale samenwerkingsverbanden de werking van de arbeidsmarkt gezamenlijk verbeteren met op elkaar afgestemde activiteiten.

“Ondanks de aantrekkende economie en hoopvolle ontwikkelingen in de provincie Drenthe, staan nog steeds te veel mensen aan de kant. Dit moet beter. Meer mensen moeten meedoen en aan het werk. Dat vraagt natuurlijk om inspanning van mensen zelf, maar er zijn ook inwoners die daar hulp bij nodig hebben. We ondersteunen zowel werkgevers als potentiele werknemers om een goede match te vinden. “ aldus Joop Brink, wethouder van de gemeente Coevorden.

Deze Regio in Beeld geeft inzicht in de ontwikkelingen op de arbeidsmarkt in Drenthe. Hoofdstuk 1 geeft een inleiding op Regio in Beeld. Hoofdstuk 2 beschrijft de omvang en kenmerken van werkzoekenden in Drenthe, en hun positie op de arbeidsmarkt. Het derde hoofdstuk schetst de trends en ontwikkelingen op de arbeidsmarkt. Hoofdstuk 4 geeft een beeld van de kansen voor werkzoekenden en de knelpunten voor werkgevers in de personeelsvoorziening. Afsluitend belicht hoofdstuk 5 wat samenwerkende regionale partijen (kunnen) doen om kansen te benutten en knelpunten te verkleinen.

Wij wensen u veel leesplezier en inspiratie om gezamenlijk de uitdagingen op de Drentse arbeidsmarkt aan te gaan.

Joop Brink Gert Jan Metz

Wethouder Sociaal domein Regiomanager UWV WERKbedrijf

gemeente Coevorden Arbeidsmarktregio Drenthe

Voorwoord

(4)

Regio in Beeld Drenthe 3 Ondanks de aantrekkende economie neemt de werkgelegenheid niet genoeg toe om iedereen die kan of wil werken een betaalde baan te bieden. Daarmee dreigen groepen die het voor de recessie al moeilijk hadden en groepen die tijdens de crisis hun arbeidsmarktpositie hebben zien verslechteren, achterop te raken. Met deze boodschap in de Arbeidsmarktanalyse 2017 van UWV en Panteia werd recent een be- langrijke uitdaging voor de Nederlandse arbeidsmarkt geformuleerd. Deze Regio in Beeld beschrijft hoe dit voor Drenthe uitpakt.

1.1. Een arbeidsmarkt in verandering

De Nederlandse arbeidsmarkt verandert: de werkgelegenheid en het aantal vacatures groeien, de werk- loosheid daalt. Ook flexibiliseert de arbeidsmarkt en hebben technologische veranderingen hun weerslag op de arbeidsmarkt. De Nederlandse economie floreert. Het Centraal Planbureau verwachtte in september 2017 een economische groei van 3,3% in 2017 en 2,5% in 2018. Ook de werkgelegenheid stijgt. Die groei is omvangrijk genoeg om de werkloosheid te laten dalen, maar niet sterk genoeg om voor alle groepen een daling te realiseren. Tegelijkertijd zorgen technologische verandering en automatisering voor het verdwijnen van werk en het ontstaan van nieuwe banen. Ook stellen werkgevers hierdoor andere – vaak hogere - eisen aan bestaande banen. ICT-kennis wordt steeds belangrijker, in veel gevallen in combinatie met sociale vaardigheden. Vooral in het middensegment dreigen door de technologische vooruitgang banen te verdwijnen. De snelheid en omvang laten zich echter moeilijk voorspellen. De invloed van automatisering en digitalisering verschilt sterk per sector en beroepsgroep. In ieder geval is duidelijk dat deze ontwikkeling de komende jaren doorzet. Risicogroepen zijn vooral laagopgeleiden en werknemers in administratieve functies, maar ook aan werknemers in hogere en middelbare beroepen gaan deze ontwikkelingen niet ongemerkt voorbij.

1.2. Toegenomen tweedeling

Mede als gevolg van de veranderende arbeidsmarkt en ondanks de aantrekkende economie, is de twee- deling op de arbeidsmarkt de afgelopen jaren toegenomen. De sterkste positie hebben vakspecialisten in ICT, techniek en zorg. Werkenden in deze beroepen hebben weinig moeite hun baan te behouden en werkzoekenden beschikken over een gunstige concurrentiepositie. Er zijn echter ook groepen met een structureel slechte arbeidsmarktpositie, een positie die in de crisis vaak verder is verslechterd. Het gaat dan om laagopgeleiden, mensen in specifieke beroepsklassen en niet-westerse migranten. Ook oudere langdurig werklozen en arbeidsbeperkten hebben een zwakke arbeidsmarktpositie. Deze is juist tijdens de crisis verslechterd. Na de crisis is er weinig zicht op verbetering. Van de groep werklozen van 45 tot 75 jaar nam de afgelopen jaren het aandeel langdurige werkloosheid verder toe, terwijl bij andere leeftijds- groepen dit juist afnam. In 2016 daalde de werkloosheid onder niet-arbeidsbeperkten, maar steeg deze onder arbeidsbeperkten.

Blijvend buitenspel?

Bovengenoemde groepen lopen het risico blijvend buitenspel te staan op de arbeidsmarkt. Arbeidsmarkt- partijen staan voor een dubbele uitdaging. Enerzijds is het belangrijk economische groei te realiseren en de arbeidsmarkt toekomstbestendig te maken. Anderzijds moet aan zoveel mogelijk mensen goede kansen op volwaardig werk worden geboden, zodat zo min mogelijk mensen achterop raken. Een belang- rijk deel van de kwetsbare groepen valt onder de beleidsverantwoordelijkheid van gemeenten. Deze Regio in Beeld schetst - voor zover de gegevens daarover beschikbaar zijn - een beeld van de omvang en samenstelling van deze groepen op de Drentse arbeidsmarkt, maar ook van kansen en mogelijkheden.

1. Inleiding

(5)

Regio in Beeld Drenthe 4 Het aanbod van arbeid bestaat uit alle mensen die kunnen en willen werken. In dit hoofdstuk staan groepen met een kwetsbare positie op de arbeidsmarkt centraal. Mensen (weer) aan het werk helpen, is economisch en sociaal van belang en krijgt daarom veel aandacht. Minstens zo belangrijk is het om te zorgen dat mensen duurzaam aan het werk blijven. Voor een globale indruk van de aantallen mensen waar het om gaat, begint dit hoofdstuk met een overzicht van de opbouw en de ontwikkeling van de (beroeps)bevolking. Een groot deel van de beroepsbevolking werkt, een klein deel is werkloos. Zowel onder werkenden als onder werklozen bevinden zich kwetsbare groepen op de arbeidsmarkt. Daarbij spelen vooral werkloosheidsduur, leeftijd, opleidingsniveau en gezondheid een rol. Ondersteuning van de meest kwetsbare groepen op de arbeidsmarkt is vooral georganiseerd langs de lijn van de sociale zeker- heidsuitkeringen. Dit hoofdstuk beschrijft de kwetsbare groepen dan ook door te kijken naar omvang en samenstelling van groepen uitkeringsgerechtigden.

2.1. Beroepsbevolking Drenthe groeit

De arbeidsmarktregio Drenthe telt eind 2016 bijna 281.000 inwoners. De 208.000 inwoners van 15 tot 75 jaar vormen de potentiële beroepsbevolking. Hiervan bieden 140.000 mensen zich actief aan op de arbeidsmarkt. Deze werkenden en werklozen vormen samen de beroepsbevolking van Drenthe. De beroepsbevolking groeit in 2017 en 2018 met ruim 600 personen tot 141.000. Dit komt vooral door de groei van de totale bevolking. De bruto participatiegraad (het aandeel van de beroepsbevolking in de potentiële beroepsbevolking) loopt in 2018 op richting 68%. Dit is lager dan het landelijk gemiddelde.

Van de beroepsbevolking in 2016 hebben 131.000 mensen betaald werk (de werkende beroepsbevol- king). De overige 9.000 mensen hebben geen werk, zochten recent naar betaald werk en zijn daarvoor ook meteen beschikbaar (de werkloze beroepsbevolking). In 2016 is 6,3% van de Drentse beroepsbevol- king werkloos. Dit werkloosheidspercentage is lager dan in 2015, maar ligt nog wel boven het landelijk gemiddelde van 6,0%. In 2017 daalt het werkloosheidspercentage verder doordat het aantal werklozen afneemt en de beroepsbevolking toeneemt.

Afbeelding 2.1. Omvang (beroeps)bevolking Drenthe, december 2016

Bron: CBS, bewerking UWV

Afbeelding 2.1 geeft een beeld van de hierboven beschreven verhoudingen tussen de omvang van de bevolking en (delen van) de beroepsbevolking.

2.2. WW daalt, bijstand neemt toe

Een deel van de Drentse (potentiële) beroepsbevolking ontvangt een sociale zekerheidsuitkering, zoals WW, bijstand of een arbeidsongeschiktheidsuitkering. Het hebben van een WW-uitkering of een bijstands- uitkering betekent op zichzelf niet dat iemand een kwetsbare positie op de arbeidsmarkt heeft. Factoren als leeftijd en opleidingsniveau - waar verderop in dit hoofdstuk aandacht aan wordt besteed – bepalen dit

0 50.000 100.000 150.000 200.000 250.000 300.000

2016

bevolking

bevolking 15-75 jaar (potentiële beroepsbevolking) beroepsbevolking

werkloze beroepsbevolking

2. Grote verschillen in arbeids-

marktpositie werkzoekenden

(6)

Regio in Beeld Drenthe 5 veel meer. Bij arbeidsongeschiktheidsuitkeringen is er wel een directere relatie tussen uitkering en afstand tot de arbeidsmarkt. Er zijn echter grote verschillen in de aard van de arbeidsbeperking en in de mate waarin die beperking deelname aan het arbeidsproces belemmert.

Afbeelding 2.2. Sociale zekerheidsuitkeringen en aandeel in de beroepsbevolking Drenthe en Nederland, december 2016

Drenthe Nederland

aandeel in aandeel in

aantal beroepsbevolking beroepsbevolking

Beroepsbevolking 140.000

WW 8.570 6,1% 4,6%

Bijstand tot AOW-leeftijd 7.670 5,5% 5,2%

Arbeidsongeschiktheid (AO) 15.220 10,9% 8,9%

waarvan Wajong 4.820 3,4% 2,8%

waarvan WAO 5.790 4,1% 3,3%

waarvan WIA 4.620 3,3% 2,8%

Bron: CBS en UWV

Afbeelding 2.2 toont de sociale zekerheidsuitkeringen per eind 2016, in aantallen en als percentage van de beroepsbevolking. In Drenthe hebben relatief meer mensen een uitkering dan landelijk. Dat geldt vooral voor de WW en de arbeidsongeschiktheidsuitkeringen. Het bijstandsniveau komt ongeveer overeen met het landelijk gemiddelde. Beperkte werkgelegenheid, een laag opleidingsniveau en het wegtrekken van goed opgeleiden zorgen vooral in Zuidoost-Drenthe voor een hogere structurele werkloosheid. De grote rol van seizoenswerk in de Drentse werkgelegenheid zorgt daarnaast voor tijdelijke werkloosheid.

Afbeelding 2.3 laat de ontwikkeling zien in het aantal WW-uitkeringen sinds 2011, toen de economische crisis zich na een korte opleving weer verhevigde. Het aantal WW-uitkeringen liep scherp op tot 2013. In 2014 kwam de omslag naar economische groei. Desondanks nam de WW in de jaren 2014 en 2015 nog licht toe. Vanaf 2016 daalt het aantal WW-uitkeringen in Drenthe, in een tempo dat vergelijkbaar is met het landelijk gemiddelde. Het WW-percentage blijft in Drenthe fors boven het landelijk gemiddelde.

Afbeelding 2.3. Aantal WW-uitkeringen aan het eind van het jaar Drenthe, 2011-2016 (realisatie) en 2017-2018 (prognose)

Bron: UWV

Met de Wet werk en zekerheid (Wwz) is er sinds juli 2015 een nieuwe WW-systematiek op basis van inkomstenverrekening. Deze nieuwe systematiek heeft een verhogend effect op het aantal lopende WW- uitkeringen. Het sterke economische herstel zorgde vanaf 2016 desondanks voor een daling van het aantal WW-uitkeringen. In 2017 daalt de WW in Drenthe naar verwachting met 21%, gevolgd door een verdere daling in 2018.

In 2016 in Drenthe 410 WW’ers door naar bijstand

De economische groei levert meer banen en meer vacatures op, waardoor meer WW’ers werk vinden. Het aantal WW-uitkeringen neemt hierdoor af. Ook als WW’ers geen werk vinden, houdt de WW-uitkering een keer op. Van diegenen van wie de WW-uitkering afloopt zonder werkhervatting, krijgt een deel aanslui-

0 1.000 2.000 3.000 4.000 5.000 6.000 7.000 8.000 9.000 10.000

2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017 2018

(7)

Regio in Beeld Drenthe 6 tend een bijstandsuitkering. De rest valt terug op het inkomen van de partner, op spaargeld, op een IOW- of IOAW-uitkering of vindt alsnog werk.

Afbeelding 2.4. Doorstroom WW naar bijstand per gemeente in personen en aandeel in totale uitstroom WW

Drenthe, 2016

Aantal %

Nederland 24.620 5,5%

Drenthe 410 4,5%

Borger-Odoorn 30 4%

Coevorden 60 6%

De Wolden 20 3%

Emmen 210 5%

Hoogeveen 70 4%

Midden-Drenthe 30 4%

Bron: UWV

Afbeelding 2.4 geeft de doorstroom in 2016 van de WW naar de bijstand in aantallen en als percentage van alle personen waarvan de WW-uitkering werd beëindigd. In Drenthe stroomden 410 mensen in aansluiting op de WW door naar de bijstand. Dat betekent een doorstroompercentage van 4,5%. Daar- mee ligt de doorstroom naar de bijstand in Drenthe onder het landelijk gemiddelde van 5,5%. Ten opzich- te van 2015 is het doorstroompercentage in Drenthe iets gedaald.

Hoewel de doorstroom van de WW naar de bijstand – vanuit de WW bezien – relatief beperkt is, vormt dit vanuit de bijstand gezien een belangrijk deel van de nieuwe bijstandsuitkeringen. Het gaat dan om ruim een vijfde deel van het aantal nieuwe bijstandsontvangers. Dit is iets minder dan de landelijke verhou- ding. De gemeente Emmen heeft in 2016 zowel de grootste doorstroom (210 personen) als één van de hoogste doorstroompercentages (5%) in de regio. Doorgaans komen vooral in grotere steden relatief veel WW’ers in de bijstand. Dit komt onder andere door een groter aandeel alleenstaanden en mensen die wonen in een wijk met lage sociaaleconomische status. In de meeste kleinere gemeenten ligt het percen- tage onder het gemiddelde. In Drenthe had in 2016 De Wolden met 3% de minste doorstroom naar de bijstand. Maar ook in Midden-Drenthe, Borger-Odoorn en Hoogeveen stroomden relatief weinig mensen aan het eind van de WW-uitkering door naar de bijstand.

Toename bijstand vooral uit kwetsbare groepen

Eind 2016 telde Drenthe 7.670 personen (tot de AOW-leeftijd) met een bijstandsuitkering. Een jaar eerder waren dat er 7.600. Dat betekent een toename in 2016 met 0,9%, veel lager dan de landelijke toename met 3,5%. Volgens de Monitor arbeidsmarkt komt de stijging vooral door nieuwe wetgeving per 1 januari 2015 – de Participatiewet en de nieuwe Wajong 2015 – en de instroom van statushouders in 2015 en 2016. Deze toename betreft dus vooral mensen met een grotere afstand tot de arbeidsmarkt.

Voor deze groepen zijn vaak extra inspanningen nodig om hun kansen op de arbeidsmarkt te vergroten.

Ook in de instroom in de bijstand vanuit de WW zijn groepen met een kwetsbare arbeidsmarktpositie sterk vertegenwoordigd, zoals 50-plussers, langdurig werklozen en laagopgeleiden. Het verschil in sa- menstelling tussen de WW-populatie en de bijstandspopulatie wat betreft kansen op de arbeidsmarkt, komt tot uitdrukking in de uitstroom naar werk. De kans om vanuit de WW aan het werk te komen, ligt hoger dan vanuit de bijstand.

Niet iedereen profiteert dus in dezelfde mate van de aantrekkende economie. De arbeidsmarktpositie van verschillende groepen verslechterde in de crisis zelfs (verder). Hun arbeidsdeelname is lager, de werk- loosheid hoger en ze slagen er minder vaak in om weer aan het werk te komen. Als ze werk vinden, is dit vaker een flexibele baan. Ook na de crisis lopen zij het risico langdurig met inkomens- en werkonzeker- heid te kampen. De komende paragrafen beschrijven de achtergrond van een aantal van deze groepen:

laagopgeleiden, werkzoekenden met een administratief beroep, arbeidsbeperkten en 55-plussers. Voor een deel overlappen de genoemde groepen elkaar. Vaak vergroot dit de kwetsbare positie verder.

2.3. Laagopgeleiden zijn vaker werkloos

Uit het UWV-rapport Kansen voor laagopgeleiden blijkt dat de gemiddelde werkloosheid onder laagopge- leiden in Nederland met 9% hoger is dan onder middelbaar (6%) en hoogopgeleiden (4%). Bij deze constatering zijn echter kanttekeningen te plaatsen. Zo blijkt uit het rapport dat het met een deel van de laagopgeleiden helemaal niet zo slecht gaat. Dit geldt vooral voor laagopgeleiden met een vast contract.

Laagopgeleiden zonder werk hebben veel vaker een slechte arbeidsmarktpositie. Een groot deel van hen ontvangt zelfs geen uitkering. Onder hen zijn mensen die (tijdelijk) niet beschikbaar zijn voor werk, bijvoorbeeld in verband met ziekte of het volgen van een opleiding.

(8)

Regio in Beeld Drenthe 7 Van de laagopgeleide uitkeringsgerechtigden hebben degenen met een WW-uitkering de meeste binding met de arbeidsmarkt: negen op de tien laagopgeleide WW’ers kunnen en willen werken. De meeste laagopgeleiden met een uitkering ontvangen een arbeidsongeschiktheids- of een bijstandsuitkering. In vergelijking met WW’ers is onder laagopgeleide bijstandsgerechtigden het aandeel mensen dat kan en wil werken veel kleiner (vijf op de tien). Bij laagopgeleiden met een arbeidsongeschiktheidsuitkering is dit bijna twee op de tien. Laagopgeleiden met een arbeidsongeschiktheids- of een bijstandsuitkering hebben bovendien vaak geen recente werkervaring, waardoor het lastiger is om werk te vinden.

De beroepsbevolking van Drenthe telde in 2016 circa 48.000 mensen laagopgeleiden. Dat is 23% van de beroepsbevolking. Daarmee is het aandeel laagopgeleiden in Drenthe iets hoger dan het landelijke ge- middelde van 22%. Laagopgeleiden zijn mensen zonder startkwalificatie. Zij hebben basisonderwijs, vmbo of mbo-1 als hoogst afgeronde opleiding. In afbeelding 2.5 staat het aandeel laagopgeleiden in de beroepsbevolking per COROP-gebied. Hieruit blijken grote verschillen tussen de COROP-gebieden binnen de arbeidsmarktregio Drenthe. Daar waar het aandeel laagopgeleiden in Noord-Drenthe met nog geen 21% onder het landelijk gemiddelde ligt, behoren de aandelen laagopgeleiden in Zuidoost-Drenthe (28%) en Zuidwest-Drenthe (24%) tot de hoogste van Nederland.

Afbeelding 2.5. Aandeel laagopgeleiden in de beroepsbevolking Drenthe en Nederland, COROP, 2016

Bron: UWV

Een belangrijke kanttekening bij afbeelding 2.5 is dat ook scholieren (havo/vwo) en mbo-studenten die nog geen diploma hebben, tot de laagopgeleiden worden gerekend. Zolang ze geen diploma hebben, vallen ze strikt genomen onder de laagopgeleiden. Hun arbeidsmarktperspectief op de langere termijn is echter veel beter dan van volwassenen die geen onderwijs meer volgen. Scholieren en mbo-studenten hebben of zoeken vaak louter een bijbaan tijdens de studie. Op verzoek van UWV heeft CBS op landelijk niveau cijfers over laagopgeleiden uitgesplitst naar wel en niet schoolgaand/studerend.

Toenemende automatisering en digitalisering zorgen ervoor dat veel routinematige taken overgenomen worden door slimme software en computersystemen. Hierdoor verdwenen al veel banen op de lagere (en middelbare) niveaus, bijvoorbeeld in administratieve beroepen. In deze beroepen is de kans op werk klein en de concurrentie tussen werkzoekenden groot. Technologische ontwikkelingen zorgen overigens ook voor nieuwe banen. Zo leidt de verschuiving naar online verkopen tot meer werk in de logistiek voor bijvoorbeeld koeriers. Voor deze banen worden vaak wel andere kennis en vaardigheden gevraagd.

Er zijn zeker kansen op werk voor laagopgeleiden. Verschillende belemmeringen kunnen het hun echter moeilijk maken om werk te vinden of te behouden. Het wegnemen of beperken van deze belemmeringen vergroot de kans op werk.

Laagopgeleiden voelen zich gemiddeld vaker ongezond en hebben vaker te maken met (soms meer- dere) chronische ziekten. Dit terwijl veel beroepen met goede kansen voor laagopgeleiden juist fysiek zwaar zijn. Tegelijkertijd kan werken leiden tot positieve gezondheidseffecten, vooral op het mentale vlak en het sociaal functioneren.

Naast gezondheidsproblemen, kampen laagopgeleiden vaker met cognitieve beperkingen, problemen in de thuissituatie en minder toegang tot hulpbronnen, zoals een uitgebreid sociaal netwerk.

De laagopgeleide bevolking is sterker vergrijsd dan de hoger opgeleide bevolking; ouderen komen moeilijker aan het werk.

(9)

Regio in Beeld Drenthe 8

Laagopgeleiden ondervinden concurrentie van veel andere groepen op de arbeidsmarkt, zoals scholie- ren en studenten, arbeidsmigranten uit Midden- en Oost- Europa en hoger opgeleiden.

Laagopgeleiden nemen gemiddeld minder vaak deel aan formele en informele scholing dan hoger opgeleiden. Dit verschil is toegenomen. Vooral mensen met een flexibele baan volgen minder scholing.

Soms weten werkgevers en laagopgeleiden elkaar niet goed te vinden. Zo kunnen laagopgeleiden terughoudend zijn in het aannemen van werk door vervoersproblemen of zorgtaken. Ook het grote aandeel tijdelijk werk kan een drempel vormen. Soms ook weten laagopgeleiden niet meer goed waar en via welke kanalen ze moeten zoeken.

In aanvulling op het rapport over laagopgeleiden is een praktijkgids geschreven waarin praktische aan- knopingspunten zijn geformuleerd voor adviseurs en klantmanagers die laagopgeleiden helpen bij het zoeken naar werk. Er zijn verschillende manieren om de arbeidsparticipatie van laagopgeleiden te vergro- ten. Paragraaf 4.2 gaat hierop verder in.

2.4. Veel administratieve beroepen verdwijnen

Structurele veranderingen in economisch-administratieve beroepen raken veel mensen op de arbeids- markt. Elk bedrijf of instelling heeft wel economisch-administratief personeel in dienst. In 2016 werkten er in Nederland ruim 1,5 miljoen personen in dergelijke beroepen. Dat betekent dat één op de vijf à zes van alle werkenden een bedrijfseconomisch of administratief beroep heeft. Deze verhouding geldt ook voor bij UWV ingeschreven werkzoekenden, zowel landelijk als in Drenthe.

Van 2013 tot 2016 nam het aantal werkzame personen in deze beroepsgroep toe. Maar er is wel een groot verschil in ontwikkeling tussen de verschillende beroepsniveaus. Op lager en middelbaar niveau daalde de werkgelegenheid. Het gaat hierbij om weinig tot middelmatig complexe taken. Vooral het aantal secretaresses (-19%), boekhoudkundig medewerkers (-8%) en receptionisten en telefonisten (- 7%) kromp fors. Door digitalisering en automatisering verdwijnen steeds meer repeterende taken in dienstverleningsprocessen. Klanten regelen hun zaken vaker online en de invoer van gegevens vindt geautomatiseerd plaats. Hierdoor verdwenen en verdwijnen veel banen bij bijvoorbeeld banken. Hoewel de sectoren met de meeste financieel-administratieve banen – financiële en zakelijke diensten en open- baar bestuur – in Drenthe ondervertegenwoordigd zijn, merkt ook Drenthe negatieve gevolgen van deze ontwikkelingen voor de werkgelegenheid. Financieel-administratief werk komt immers in alle sectoren voor. Naar verwachting gaat deze ontwikkeling de komende jaren door en verdwijnt nog meer werk in (financieel) administratieve beroepen. Mensen die hierin hun baan kwijtraken, hebben een relatief grote kans op langdurige werkloosheid. Op hoger/wetenschappelijk niveau groeit het aantal banen echter.

Controle van gegevens, analytische vaardigheden en advies aan klanten worden steeds belangrijker voor bedrijven. Op dit moment kunnen veel van deze taken (nog) niet geautomatiseerd worden. Toch zijn er geluiden dat ook controletaken beter te automatiseren zijn.

Naast administratieve beroepen zijn er ook andere beroepen met een ongunstige concurrentiepositie in Drenthe. Paragraaf 4.5 geeft aan welke dit zijn en welke alternatieve beroepen betere kansen op werk bieden. Vaak is bij- of omscholing hierbij noodzakelijk.

2.5. Arbeidsbeperkten kwetsbaar op arbeidsmarkt

Arbeidsbeperkten vormen een heterogene groep, van hoogopgeleiden met een lichte fysieke aandoening tot mensen zonder diploma met een ernstige verstandelijke beperking. Ze hebben verschillende soorten beperkingen: psychische aandoeningen (zoals persoonlijkheidsstoornissen, aanpassingsstoornissen en depressie), lichamelijke aandoeningen (zoals hartaandoeningen, kanker en spier- en gewrichtsaandoenin- gen) of ontwikkelingsstoornissen (zoals verstandelijke beperkingen of stoornissen in het autisme spec- trum). Bij een deel is er sprake van meerdere ziektebeelden. Ook de arbeidsmogelijkheden van arbeids- beperkten lopen uiteen.

De arbeidsparticipatie van arbeidsbeperkten is veel lager dan van niet-arbeidsbeperkten (zie ook afbeel- ding 2.6). Wel ontwikkelt de arbeidsdeelname van arbeidsbeperkten zich in 2015 gunstiger dan de jaren daarvoor. Dit komt door de aantrekkende economie en de groei van het aantal banen. Hierdoor kunnen werkgevers makkelijker mensen met een arbeidsbeperking in dienst nemen en houden. De arbeidsparti- cipatie neemt voor de meeste groepen met een arbeidsongeschiktheidsuitkering toe in 2015.

Box 2.1 Arbeidsongeschiktheidsverzekeringen: Wajong, WGA en WIA 35-min

De Wajong (Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten) is een regeling voor mensen die arbeidsonge- schikt werden voordat ze konden deelnemen op de arbeidsmarkt. Zij werden voor de leeftijd van 17 jaar of als student arbeidsongeschikt. Vanaf 2015 komen alleen jonggehandicapten die volledig en duurzaam arbeidsongeschikt zijn nog in aanmerking voor een Wajonguitkering bij UWV.

De wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen (WIA) voorziet werknemers van een uitkering wanneer zij arbeidsonge- schikt raken. De WIA vervangt sinds eind 2005 de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO). In de WIA ligt de focus op werken naar vermogen. Deze wet bestaat uit twee regelingen:

(10)

Regio in Beeld Drenthe 9

Inkomensvoorziening volledig en duurzaam arbeidsongeschikten (IVA). Deze regeling verstrekt uitkeringen aan mensen met weinig tot geen arbeidsmogelijkheden, waarbij geen herstel wordt verwacht.

Werkhervatting Gedeeltelijk Arbeidsongeschikten (WGA). Deze regeling verstrekt uitkeringen aan twee groepen:

-

Gedeeltelijk arbeidsgeschikten: hebben een verlies van minimaal 35% en maximaal 80% van de verdiencapaciteit.

-

Volledig arbeidsongeschikten: zijn volledig arbeidsongeschikt, maar er is kans op herstel.

Daarnaast zijn er WIA 35-minners: zij zijn twee jaar ziek geweest en kunnen daarna minimaal 65% van hun oude inkomen verdienen. Deze groep komt niet in aanmerking voor een WIA-uitkering, maar mogelijk wel voor een WW- of bijstandsuitkering.

Een kwart van de Wajongers werkt

Hoewel UWV niet beschikt over exacte gegevens over het opleidingsniveau van alle Wajongers, is het aannemelijk dat het merendeel van hen laagopgeleid is. Een deel van hen heeft alleen voortgezet speciaal of praktijkonderwijs gevolgd. Een grote groep Wajongers heeft een (licht) verstandelijke beperking. Zij kunnen vaak niet zelfstandig werken en hebben een lager werktempo. Bovendien hebben Wajongers vaak te maken met beperkingen in het sociaal functioneren. Daardoor slagen ze er niet altijd in om het gedrag te vertonen dat werkgevers verwachten, zoals op tijd komen, afspraken nakomen, omgaan met collega’s en klanten. Dit maakt het voor werkgevers lastiger om Wajongers duurzaam aan werk te helpen. Voor veel Wajongers is het dan ook niet eenvoudig om werk te vinden en te behouden.

In 2015 groeide het aantal Wajongers dat bij een reguliere werkgever werkt, net als in 2014. Deze toename is groter dan de afname van het aantal Wajongers dat in of via de Sociale Werkvoorziening werkt. Wajongers lijken te profiteren van de economische groei en de inspanningen van werkgevers in het kader van de banenafspraak. Eind 2015 werkte 23% van alle Wajongers in Nederland. In Drenthe was dit met 25% iets meer.

Ook het werkbehoud van Wajongers steeg. Van degenen die in 2014 aan het werk kwamen, was landelijk gemiddeld 55% een jaar later nog (of weer) aan het werk. Hoewel dit een gunstige ontwikkeling is, blijft werkbehoud van Wajongers een punt van aandacht. Hierbij spelen veranderingen op de arbeidsmarkt ook een rol. Veel Wajongers zijn aangewezen op eenvoudige routinematige taken. De aard van dit werk verandert, doordat eenvoudig werk van de maakindustrie naar dienstverlenende sectoren verschuift.

Hiervoor zijn andere vaardigheden nodig, zoals samenwerken en communiceren. Daarnaast stellen werkgevers hogere vakinhoudelijke eisen. Hierdoor zijn er steeds meer inspanningen nodig om Wajongers dit soort werk te kunnen laten doen. Vaak gaat het om aangepast werk met veel ondersteuning en begeleiding. Eind 2015 werd 54% van de werkende Wajongers ondersteund met loondispensatie, bege- leiding door een jobcoach of een andere voorziening. Werkende Wajongers krijgen vaak nog een gedeel- telijke uitkering, omdat ze minder dan het wettelijk minimumloon verdienen.

Arbeidsdeelname overige arbeidsongeschiktheidsuitkeringen verschilt

Andere arbeidsongeschiktheidsuitkeringen – naast de Wajong – zijn de WAO en de WIA, zoals beschreven in box 2.1.

Afbeelding 2.6. Aandeel werkenden per arbeidsongeschiktsheidsuitkering Drenthe, december 2015

Drenthe Nederland

Totale bevolking 15-75 jaar 64% 65%

Wajong/WAO/WIA

Wajong 25% 23%

WAO 22% 18%

WGA gedeeltelijk 43% 43%

WGA volledig 8% 8%

WIA 35 min 45% 43%

Bron: UWV

Elke uitkeringspopulatie heeft zijn eigen ontwikkeling in omvang en samenstelling naar leeftijd, uitke- ringsduur en soort beperking. Ook de mate waarin zij profiteren van de aantrekkende economie verschilt per groep. Deze factoren zorgen voor verschillen in (de ontwikkeling van) hun arbeidsdeelname.

Bij gedeeltelijk arbeidsgeschikte WGA’ers steeg het aandeel werkenden zowel in Drenthe als in Neder- land in 2015 tot 43%. Dat was in Drenthe de eerste stijging sinds 2011.

Bij volledig arbeidsongeschikte WGA’ers daalde het aandeel werkenden juist verder tot 8%, zowel in Drenthe als in Nederland. De afname is wel kleiner dan in een aantal voorgaande jaren.

Het aandeel werkenden binnen de groep WIA 35-minners steeg landelijk voor het eerst sinds jaren, naar 43%. In Drenthe is dit aandeel eind 2015 45%. In de afgelopen jaren schommelde dit aandeel tussen 43% en 49%.

(11)

Regio in Beeld Drenthe 10

Onder WAO’ers bleef het aandeel werkenden in 2015 in Drenthe stabiel op 22%. In heel Nederland ligt dit aandeel lager op 18%. Tot 2015 is de afname bij WAO’ers landelijk kleiner dan bij de WGA’ers.

Dit komt onder andere doordat de huidige WAO’ers lang in de uitkering zitten. Als ze werken, doen ze dit meestal al langere tijd. Dit in tegenstelling tot de WGA’ers, die vaak minder lang een uitkering ont- vangen. De WGA’ers die werken verliezen vaker dan WAO’ers na verloop van tijd hun baan.

Arbeidsbeperkten kunnen op verschillende manieren ondersteund worden bij het vinden en behouden van werk. Bijvoorbeeld via re-integratie en activering, investeringen in opleiding en employability, herverdeling van werk en het ontzorgen van werkgevers.

2.6. Grotere kans op langdurige werkloosheid bij 55- plussers

Oudere werknemers verliezen over het algemeen minder snel hun baan dan jongere. Maar als zij hun baan kwijtraken, komen ze moeilijker weer aan het werk. De kans op langdurige werkloosheid is voor werkloze 55-plussers veel groter dan gemiddeld. Volgens het CPB is de hogere langdurige werkloosheid onder 55-plussers eerder een structureel dan een conjunctureel probleem. Al voor de crisis steeg de langdurige werkloosheid onder deze groep. Hoe langer de werkloosheid duurt, hoe kleiner de kans om een baan te vinden. In 2016 daalde het aantal langdurige werklozen, ook onder 55-plussers. Die daling bij 55-plussers zette wel een jaar later in en was kleiner dan bij andere leeftijdsgroepen.

Twee derde van werkzoekende55-plussers in Drenthe is langdurig werkloos

Van de bij UWV ingeschreven werkzoekende 55-plussers, waren er eind 2016 landelijk 69% een jaar of langer werkloos. Afbeelding 2.7 laat zien hoe dit aandeel regionaal verschilt. Eind 2016 ligt het aandeel langdurig werkloze 55-plussers in Drenthe met 65% lager dan landelijk. Van de omringende arbeids- marktregio’s hebben Groningen en Friesland een groter aandeel langdurige werkzoekende 55-plussers. In Regio Zwolle is het aandeel met 63% lager dan in Drenthe. Hoewel de werkgelegenheid in Drenthe relatief beperkt is en de concurrentie van andere werkzoekenden groter dan in andere regio’s, heeft Drenthe wel veel tijdelijk werk. Ook oudere werkzoekenden profiteren hiervan, zodat zij een kleinere kans lopen langdurig achtereen zonder werk te blijven.

Afbeelding 2.7. Aandeel langdurig werkzoekende 55-plussers Drenthe en Nederland, december 2016

Bron: UWV

Er zijn verschillende redenen voor de hoge langdurige werkloosheid onder 55-plussers. Die redenen betreffen vaak de lonen/loonkosten in vergelijking met de productiviteit, loonkosten verhogende arbeids- voorwaarden voor vijftigplussers zoals seniorendagen (ontziemaatregelen), ziekte en arbeidsongeschikt- heid, snelle veroudering van specifieke skills en vaardigheden, beeldvorming van werkgevers over vijftig- plussers en de zoekinspanningen van vijftigplussers. Het beeld dat hierbij naar voren komt is niet eendui- dig, doordat zowel feiten als perceptie een rol spelen. Deze blijken niet altijd even gegrond te zijn.

Hoewel harde cijfers hierover ontbreken, vinden werkgevers de verhoudingen tussen loonkosten en productiviteit van 55-plussers vaak een probleem. Gemiddeld is het salarisniveau van 55-plussers niet of nauwelijks hoger dan van werknemers van 40-55 jaar in vergelijkbare functies. Doorgaans krijgen werknemers een jaarlijkse loonsverhoging tot zij het maximum in die loonschaal bereiken. Vaak is dit al rond de leeftijd van 40 jaar.

Werkzoekenden UWV 55+

(12)

Regio in Beeld Drenthe 11

Bij 55- tot 65-jarigen zonder chronische ziekte is het ziekteverzuim maar iets hoger dan van jongere leeftijdsgroepen. Vooral chronische ziekten veroorzaken langer verzuim onder oudere werknemers.

In de ogen van werkgevers presteren 50-plussers slechter dan jongeren op fysieke en mentale belast- baarheid, flexibiliteit, creativiteit, opleidingsbereidheid en vaardigheid met nieuwe technologieën. Maar ze presteren volgens werkgevers juist beter op betrouwbaarheid, betrokkenheid, nauwkeurigheid, so- ciale vaardigheden en klantgerichtheid. Andere argumenten die genoemd worden voor het aannemen van 50-plussers zijn: ze zijn vaak gemotiveerd en loyaal, hebben een goede werk-privébalans, hebben veel kennis en ervaring en brengen diversiteit in het personeelsbestand.

De deelname aan scholing, trainingen en cursussen van ouderen is relatief laag. Dit terwijl deze investeringen vooral voor hen van belang zijn. Ze werken vaak lang bij één werkgever en ontwikkelen mede daardoor vooral specifieke, specialistische vaardigheden. Hierdoor is de impact als er geen vraag meer is naar deze vaardigheden veel groter dan bij jongeren. De scholingsachterstand is de af- gelopen jaren wel wat kleiner geworden.

2.7. Statushouders onvoldoende in beeld

De afgelopen jaren kwamen grote aantallen vluchtelingen naar Nederland. Deze toename heeft invloed op de bijstand. De toename van het aantal personen met een bijstandsuitkering in 2016 komt volgens het CBS geheel voor rekening van bijstandsontvangers met een niet-westerse migratieachtergrond. Het aantal bijstandsgerechtigden met een Nederlandse of westerse achtergrond daalde juist licht in 2016.Voor een aanzienlijk deel gaat het om statushouders; mensen die asiel aanvroegen in Nederland en een verblijfsvergunning kregen. Na het verkrijgen van zo’n vergunning kunnen zij een beroep op de bijstand doen. Het kost statushouders moeite om werk te vinden op de Nederlandse arbeidsmarkt. Veel status- houders die al langer in Nederland zijn, slaagden hier nog niet in. Degenen die wel werk vonden, werken vaak in tijdelijke dienstverbanden voor een beperkt aantal uren. Deze ongunstige positie is niet alleen onwenselijk vanwege de uitkeringsafhankelijkheid van statushouders, maar is ook nadelig voor hun integratie, participatie en gezondheid.

Volgens Divosa is één van de knelpunten voor gemeenten dat er onvoldoende kennis beschikbaar is over statushouders om ze direct richting werk te bemiddelen. Specifiek ontbreekt het aan inzicht in hun werk- nemersvaardigheden, opleidingsniveau en werkervaring. Het is lastig capaciteiten van statushouders in te schatten, evenals de mate waarin aanwezige capaciteiten geschikt zijn voor de Nederlandse arbeids- markt. Veel van deze informatie komt in eerste instantie van organisaties en instellingen die gericht zijn op opvang en niet op arbeidstoeleiding. Deze informatie is echter niet altijd bruikbaar. Het merendeel van de gemeenten verzamelt daarom zelf de noodzakelijke gegevens voor arbeidstoeleiding, al dan niet tegelijkertijd met de aanvraag van een uitkering. Een totaalbeeld ontbreekt vaak. Een snelle start met arbeidstoeleiding wordt echter wel beschouwd als een belangrijke succesfactor om integratie te versnel- len. Veel gemeenten ontwikkelden aanvullend beleid om de arbeidstoeleiding van statushouders te verbeteren.

Divosa doet vier aanbevelingen voor gemeenten:

waarborg beleid rondom de arbeidstoeleiding van statushouders op lange termijn;

begeleid ook kwetsbare statushouders richting participatie;

zet sterk in op onderwijs voor statushouders;

monitor de resultaten van het beleid om daarmee gericht te kunnen sturen.

Dit hoofdstuk beschreef de arbeidsmarktpositie van werkzoekenden in Drenthe. Hierbij stonden laagopge- leiden, werkzoekenden met een administratief beroep, arbeidsbeperkten en 55-plussers centraal. Hoofd- stuk 4 gaat nader in op de kansen voor werkzoekenden in het algemeen en voor deze kwetsbare groepen in het bijzonder.

(13)

Regio in Beeld Drenthe 12 Economische ontwikkeling en maatschappelijke trends bepalen mede de kansen van kwetsbare groepen op de arbeidsmarkt. Het komende hoofdstuk beschrijft deze ontwikkelingen en de gevolgen daarvan voor de arbeidsmarkt, waarna hoofdstuk 4 nader ingaat op de kansen voor kwetsbare groepen.

3.1. Werkgelegenheid Drenthe groeit

Het herstel van de arbeidsmarkt in Nederland houdt al geruime tijd aan. Na een voorzichtig economisch herstel vanaf 2014, trekt de economische groei in de eerste helft van 2017 stevig aan. De groeiende economie uit zich in meer werkgelegenheid, meer vacatures, minder WW-uitkeringen en minder werk- loosheid. In vrijwel alle sectoren neemt de werkgelegenheid toe. In Drenthe neemt het aantal banen alleen af in de industrie, financiële diensten, openbaar bestuur, onderwijs en overige diensten.

Afbeelding 3.1. Werknemersbanen per sector: omvang, aandeel en ontwikkeling Drenthe, 2018

Bron: UWV

Afbeelding 3.1 geeft drie dingen weer.

De omvang en verdeling van banen van werknemers eind 2018; hoe meer banen, hoe groter de bol.

De verwachte procentuele groei of krimp in 2018 ten opzichte van 2017; boven de horizontale as is sprake van groei, eronder van krimp.

Het relatieve belang van een sector voor de regio in 2018. Dit is hier het regionale aandeel van een sector in het aantal banen van werknemers, in verhouding tot het landelijke aandeel van die sector in het aantal banen van werknemers. Links van de verticale as is het regionale aandeel kleiner dan het landelijke aandeel, rechts groter.

Het aantal werknemersbanen in Drenthe neemt in de periode 2017 - 2018 met 3.400 toe tot 109.400. De gemiddelde groei in beide jaren ligt met 1,6% iets onder de landelijke groei van 2,1%. Door de regionale economische structuur profiteert Drenthe minder van de groei in distributie (groothandel, vervoer &

opslag) en zakelijke diensten dan regio’s waar deze sectoren prominenter zijn. De beperkte bevolkings- groei remt consumptieve diensten (detailhandel, horeca, cultuur). Ook de banenkrimp in industrie werkt in Drenthe sterker door dan elders. Goed nieuws is dat – door het terugdraaien van eerder aangekondig-

3. Trends en ontwikkelingen

(14)

Regio in Beeld Drenthe 13 de bezuinigingen en een verder toenemende vergrijzing - de werkgelegenheid in zorg & welzijn vanaf 2017 weer groeit.

Zorg & welzijn, overige zakelijke diensten (waaronder uitzendwerk), industrie en detailhandel zijn in Drenthe de grootste sectoren. Twee derde van de Drentse werkgelegenheid bevindt zich in deze sectoren.

Daarnaast kent Drenthe veel seizoenswerk in sectoren als landbouw, horeca en bouw. De sectoren zijn in verschillende kwadranten van afbeelding 3.1 gepositioneerd. Dit geeft aan dat zij zich in 2016 verschillend ontwikkelen en dat hun belang voor de regio varieert.

De werkgelegenheid neemt in 2017 vooral toe in de overige zakelijke diensten. Vooral de uitzendsector – het belangrijkste bestandsdeel van de overige zakelijke diensten - is in Drenthe sterk vertegenwoordigd.

De positieve invloed van de sterk groeiende uitzendsector op de totale werkgelegenheid in Drenthe is daarmee groot. De uitzendsector speelt in Drenthe in op de sterke aanwezigheid van tijdelijk en seizoensgerelateerd werk en profiteert verder van de onduidelijke regelgeving rond de inzet van zzp’ers en van het feit dat bedrijven nog terughoudend zijn met het aannemen van personeel. Met een verder toenemende bedrijvigheid neemt ook in 2018 het beroep van bedrijven toe op de diensten van uitzendbu- reaus. Ook groeisectoren als bouw en detailhandel zijn in Drenthe redelijk vertegenwoordigd, zodat ook zij een positieve bijdrage leveren aan de totale werkgelegenheidsgroei. De aantrekkende woningmarkt zorgt voor een groeiende werkgelegenheid in de bouw in alle regio’s. Drenthe profiteert daarnaast mee van de sterk aantrekkende bouwsector in Groningen door de herstelwerkzaamheden aan gebouwen en woningen als gevolg van de aardgaswinning. De detailhandel heeft te maken met een groeiende koop- kracht. Hiervan profiteren vooral de supermarkten en de detailhandel die gericht is op woningen en duurzame consumptiegoederen. De banengroei in de detailhandel wordt enigszins geremd door de sluiting van winkels in de afgelopen periode als gevolg van veranderend koopgedrag en de opkomst van webshops.

Veel andere groeisectoren bevinden zich in het kwadrant links bovenin. De distributie (groothandel, vervoer & opslag) profiteert van de toegenomen consumentenbestedingen. Het aandeel van deze secto- ren in de Drentse werkgelegenheid is kleiner dan in de meeste andere regio’s. Het effect van de werkge- legenheidsgroei in deze sectoren is voor Drenthe dan ook minder dan in veel andere regio’s. De groeiende horeca levert vooral tijdelijke werkgelegenheid in het hoogseizoen, waarvan een deel op uitzendbasis. De groeiende werkgelegenheid in de horeca komt in Drenthe dan ook vooral tot uitdrukking in de overige zakelijke diensten (waaronder de uitzendsector). De opening van Wildlands in Emmen zorgde voor een impuls voor de horeca,maar het wordt een uitdaging de hoge bezoekersaantallen door te trekken in 2017 en 2018.

Met 22.000 banen biedt zorg & welzijn Drenthe de meeste werkgelegenheid. De sector is in Drenthe ook sterker aanwezig dan in andere regio’s. Als gevolg van overheidsbeleid om de groeiende zorgkosten te drukken, kromp de werkgelegenheid er in de afgelopen jaren. Een toename van de zorgvraag door de ouder wordende bevolking en het verruimen van de zorgbudgetten zorgen voor een toename van de werkgelegenheid in zorg & welzijn met 600 banen in de periode 2017 – 2018. De werkgelegenheidsgroei is voor Drentse werkzoekenden een gunstige ontwikkeling gezien het grote belang van zorg & welzijn voor de totale werkgelegenheid in de regio. Werkgevers ervaren echter steeds meer dat de run op hoger gekwalificeerd personeel is begonnen. Tegelijkertijd rijst de vraag hoe lager opgeleid personeel blijvend ingezet kan worden. Belangrijk hierbij is de vraag in hoeverre technologie kan voorzien in de groeiende zorgvraag en tot arbeidsbesparing leidt. Hoe de zorgbudgetten zich de komende jaren ontwikkelen en welk effect dit heeft op de werkgelegenheid, is mede afhankelijk van de afspraken binnen het kabinet.

In het kwadrant rechts onderin bevinden zich de sectoren industrie en landbouw. Beide sectoren krimpen en zijn oververtegenwoordigd in Drenthe. De chemische industrie is in en rond Emmen goed vertegen- woordigd en laat een productiegroei zien. Ook de rubber- en kunststofproductie groeien. Hoewel ook de industrie profiteert van de economische groei, zijn er door automatisering minder mensen nodig in de productie. Zuidwest-Drenthe huisvest verhoudingsgewijs veel exportgerichte bedrijven als Fokker, DOC Kaas en FrieslandCampina. De zuivelindustrie krijgt te maken met lagere zuivelproductie vanwege de inkrimping van de melkveestapel. Het aantal bedrijven in de landbouwsector neemt door schaalvergroting trendmatig af. Door grotere efficiency en schaalvergroting daalt ook het aantal banen. Er blijven echter vacatures ontstaan wegens vervangingsvraag en vraag naar werknemers voor seizoenswerk.

Ook andere sectoren krijgen in 2018 te maken met werkgelegenheidskrimp. Dit is vooral het geval in de financiële diensten, waar de opkomst van dienstverlening via internet al jarenlang zorgt voor banenverlies. Ook de collectieve sectoren openbaar bestuur en onderwijs laten een krimp van werkgelegenheid zien. Dit is het gevolg van het streven naar een compacte overheid en van dalende leerlingenaantallen in het primair en voortgezet onderwijs. De ondervertegenwoordiging van deze sectoren zorgt ervoor dat het effect hiervan op de totale Drentse werkgelegenheid beperkt is.

3.2. Meer vacatures, krapte en overschotten in Drenthe

De groei van de economie blijkt ook uit de vacatureontwikkeling. Het aantal vacatures groeit flink tot en met 2017. Dit is echter niet voldoende om iedereen aan een betaalde baan te helpen. De werkloosheid daalt naar verwachting van het CPB in 2017 naar 4,9% en in 2018 naar 4,3% van de beroepsbevolking.

(15)

Regio in Beeld Drenthe 14 8.200 vacatures per jaar in Drenthe

De banengroei zorgt voor nieuwe vacatures (uitbreidingsvraag). Veel meer vacatures ontstaan echter door vervangingsvraag, vooral wanneer werknemers met pensioen gaan en de arbeidsmarkt verlaten.

Daarnaast zijn – nu de economie groeit - meer mensen bereid van baan te veranderen (positieverbete- raars). Ook dit resulteert in nieuwe vacatures.

In de laatste vier kwartalen ontstonden in Drenthe 8.200 vacatures. Afbeelding 2.2 toont de omvang en ontwikkeling van de ontstane vacatures op de arbeidsmarkt in Drenthe. Uit de afbeelding blijkt dat de Drentse vacaturemarkt groeit. Vooral in 2014 en 2015 was de vacaturegroei met rond 20% sterker dan het landelijk gemiddelde. In het eerste halfjaar van 2017 groeide de vacaturemarkt met 207% ten opzichte van het eerste halfjaar van 2016, meer dan de landelijke groei van 15%. UWV verwacht dat de vacaturemarkt in 2017 en 2018 blijft groeien.

Afbeelding 3.2. Ontstane vacatures per kwartaal Drenthe, 2016-2017

Bron: CBS, bewerking UWV

De meeste vacatures ontstaan in Drenthe in zorg & welzijn, detailhandel, industrie, horeca en uitzendsec- tor. Het verloop van de vacatureontwikkeling vertoont jaarlijks een vergelijkbaar patroon, met de meeste vacatures in het tweede kwartaal. Dit verloop heeft te maken met seizoenswerkgelegenheid in sectoren als landbouw, horeca en bouw.

Mismatch: zowel krapte als overschotten

In de groeiende vacaturemarkt neemt ook het aantal moeilijk vervulbare vacatures toe. Meer werkgevers geven aan moeilijk aan personeel met de juiste specialisatie en opleiding te komen en hierdoor productie- belemmeringen te ervaren. Moeilijk vervulbare vacatures kunnen zo een rem zijn op de economische groei. De verwachte knelpunten in de personeelsvoorziening zijn het grootst in ICT, techniek, onderwijs en zorg. Ondanks de groeiende vacaturemarkt en de toename van het aantal moeilijk vervulbare vacatures, slagen lang niet alle werkzoekenden erin passende vacatures te vinden. Werknemers die hun baan verliezen kunnen lang niet altijd de aansluiting maken met de eisen die de huidige arbeidsmarkt stelt. In veel gevallen heeft dit te maken met het onjuiste opleidingsniveau en de onjuiste beroepsklasse. Zo zorgen automatisering van administratieve processen en krimp in de financiële dienstverlening voor minder werk voor financieel en administratief personeel op mbo-niveau, terwijl vacatures vooral op hbo- en WO-niveau ontstaan. Ook als het gaat om competenties als samenwerkingsgerichtheid, probleemop- lossend vermogen en communicatieve vaardigheden voldoen werkzoekenden steeds vaker niet aan de gestelde functie-eisen. Met het groeien van de economie en het aantrekken van de arbeidsmarkt worden beide problemen groter en urgenter. Dit maakt de boodschap dat het beter gaat met de arbeidsmarkt tweeledig. De arbeidsmarkt trekt aan, maar niet iedereen slaagt erin hier in dezelfde mate van te profite- ren.

Belang van juiste studiekeuze

Mismatch kan ook ontstaan als beroeps- en studiekeuze getalsmatig niet aansluiten op de marktbehoefte.

Om een mismatch op de arbeidsmarkt in de toekomst te verkleinen, is het belangrijk dat studenten zoveel mogelijk voor kansrijke studierichtingen kiezen. Vraag en aanbod op de arbeidsmarkt zijn bepa- lend voor de arbeidsmarktpositie van schoolverlaters. Wanneer de vraag naar personeel met een bepaal- de opleidingsachtergrond het aanbod overstijgt, zullen schoolverlaters met deze opleidingsachtergrond weinig moeite hebben bij het vinden van een passende baan.

0 500 1.000 1.500 2.000 2.500 3.000

I II III IV I II

2016 2017

(16)

Regio in Beeld Drenthe 15 Hoewel de ongunstige arbeidsmarktsituatie van het recente verleden mede een rol speelt, zijn er volgens ROA indicaties dat een deel van de schoolverlaters in het verleden een minder goede keuze heeft ge- maakt. Een kwart van hen blijkt werkzaam buiten de vakrichting, een derde geeft aan dat sprake is van onderbenutting en een zesde deel heeft spijt van de gevolgde opleiding. Een transparante arbeidsmarkt en kennis van te verwachten ontwikkelingen kunnen bijdragen aan verkleining van de mismatch.

Voor de gevolgen van verkeerde beroeps- en studiekeuzen geldt dat voorkomen beter is dan genezen.

Arbeidsmarktperspectief zou één van de leidende principes moeten zijn. Uit onderzoek van ROA en Panteia is verder bekend dat sociale achtergrond van invloed is op de vatbaarheid voor arbeidsmarktvoor- lichting. Vooral de intrinsieke motivatie is belangrijk bij de keuze voor een bepaalde opleiding. Dit pleit voor een zo vroeg mogelijke beïnvloeding.

3.3. Ontwikkelingen die de arbeidsmarkt beïnvloeden

Naast de economie, beïnvloedt ook een aantal ontwikkelingen van meer algemene aard de arbeidsmarkt.

Het gaat dan onder meer om vergrijzing, technologische vooruitgang, flexibilisering en upgrading van het opleidingsniveau dat voor functies is vereist.

Vooral openbaar bestuur en onderwijs sterk vergrijsd

De Nederlandse bevolking vergrijst en ontgroent. Dit heeft ook gevolgen voor de opbouw van de be- roepsbevolking. Omdat er gemiddeld minder kinderen geboren worden, jongeren op gemiddeld hogere leeftijd de arbeidsmarkt betreden en mensen sinds het verhogen van de pensioenleeftijd langer doorwer- ken, vergrijst de (potentiele) beroepsbevolking. Ouderen blijven meer en langer actief op de arbeids- markt. De arbeidsparticipatie van 55-plussers steeg in de laatste tien jaar van 45% naar 65%.

Niet elke sector in de arbeidsmarktregio Drenthe krijgt in dezelfde mate te maken met de problematiek van vergrijzing. Afbeelding 3.2 toont de leeftijdsopbouw van werknemers in Drenthe. Daarbij zijn zowel de jongeren (tot 27 jaar) als de oudere werknemers (50-60 jaar en 60-plus) weergegeven.

Afbeelding 3.3. Banen van werknemers naar leeftijdsklasse en sector Drenthe, december 2016

Bron: UWV

In totaal verlaten in Drenthe 7.000 60-plussers de komende jaren de arbeidsmarkt. Openbaar bestuur, onderwijs en vervoer & opslag zijn sectoren die – gezien het hoge aandeel 60-plussers - op korte termijn met een uitstroom van werknemers geconfronteerd worden. In zorg & welzijn en industrie is het aandeel 60-plussers weliswaar beperkter, maar betreft het - gezien de omvang van beide sectoren – wel een omvangrijke groep mensen. In horeca en detailhandel speelt de vergrijzingsproblematiek vrijwel niet.

Deze sectoren hebben een bovengemiddeld hoog aandeel jongere werknemers. In veel gevallen betreft dit scholieren en studenten met een bijbaan naast hun studie. Zij zijn echter over het algemeen maar enkele jaren actief in de horeca en detailhandel. Na het afronden van hun studie gaan zij vaak werken in de sector die aansluit op hun studiekeuze. Voor sectoren met groeiende werkgelegenheid en een hoog aandeel of hoge aantallen oudere werknemers bestaat het risico van een sterke mismatch. Dit is in Drenthe onder andere het geval in zorg & welzijn, vervoer & opslag en bouw. In alle sectoren groeit echter het aandeel oudere werknemers. Technologische ontwikkelingen stellen hogere eisen aan werkne- mers. In combinatie met een achterblijvende deelname van oudere werknemers aan scholing, training en cursussen stelt dit alle bedrijfstakken voor uitdagingen.

4%

6%

16%

16%

9%

14%

15%

14%

32%

33%

5%

52%

58%

20%

45%

50%

46%

47%

54%

50%

55%

60%

45%

45%

67%

34%

30%

47%

38%

33%

28%

30%

30%

30%

24%

21%

19%

17%

23%

12%

9%

26%

13%

11%

9%

7%

7%

7%

5%

5%

4%

4%

4%

3%

3%

7%

0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100%

Openbaar bestuur Onderwijs Vervoer en opslag Zorg en welzijn Bouwnijverheid Industrie Ov. zak. diensten Groothandel Landbouw Uitzendbedrijven Financiële diensten Detailhandel Horeca Totaal

tot 27 jaar 27 tot 50 jaar 50 tot 60 jaar 60 plus

(17)

Regio in Beeld Drenthe 16 Technologisch ontwikkeling vormt bedreiging en biedt kansen

Het belang van technologie in de samenleving in - en daarmee ook op de arbeidsmarkt - neemt toe. Als gevolg van digitalisering zijn al veel banen verdwenen, vooral onder laag- en middelbaar opgeleiden in beroepen als administratief medewerker, boekhouder en assemblagemedewerker. Ook verkoopmedewer- kers lopen een risico door de opkomst van webshops. Andere banen op lager niveau zijn minder gevoelig voor automatisering en digitalisering. Zo blijkt schoonmaakwerk tot nu toe maar beperkt te automatise- ren en zijn kappers nog niet te vervangen door robots. Voor middelbaar opgeleiden is de dreiging kleiner, maar is de impact omvangrijker omdat middelbaar opgeleiden een groter deel uitmaken van de beroeps- bevolking. Banen in industrie, landbouw, economische-administratieve richting en verkoop lopen het grootste risico te verdwijnen. Drenthe – met een oververtegenwoordiging van industrie en landbouw – krijgt vooral te maken met een afnemende vraag naar productiemedewerkers en agrarisch personeel.

Hoewel ook in Drenthe de werkgelegenheid in administratief werk afneemt, is de impact hiervan voor Drenthe kleiner, gezien de ondervertegenwoordiging van sectoren als openbaar bestuur, financiële dienst- verlening en specialistische dienstverlening. Technologische ontwikkeling kan echter ook nieuwe werkge- legenheid opleveren. Zo zorgt de verschuiving naar online-verkopen voor meer logistieke banen, onder andere als magazijnmedewerker en koerier. Ook ontstaan volledig nieuwe functies, zoals als app-bouwer, 3D print specialist en dronebestuurder. Dergelijke functies kunnen waarschijnlijk niet het banenverlies door automatisering en digitalisering volledig opvangen. Wel bieden zij kansen voor (toekomstige) werk- zoekenden, voor om- en bijscholing van werkzoekenden en voor studiekiezers.

Digitalisering verandert functie-eisen

Niet alleen komen functies te vervallen als gevolg van digitalisering, ook functie-eisen veranderen. Van werknemers wordt in toenemende mate verwacht dat ze over zogenaamde ’21st century skills’ beschik- ken. Voorbeelden hiervan zijn sociale vaardigheden, probleemoplossend vermogen en digitale vaardighe- den. Ook voor relatief simpele werkzaamheden worden deze vaardigheden in toenemende mate belang- rijk. Werkzoekenden die hierover beschikken, zijn daarom in het voordeel ten opzichte van concurrerende werkzoekenden.

Duurzame energie biedt kansen

Ook de dreigende uitputting van traditionele, fossiele brandstoffen heeft invloed op werkgelegenheid.

Banen die gerelateerd zijn aan bijvoorbeeld het op- en overslaan van olie of banen in de offshore sector staan onder druk door de komst van nieuwe, schonere en duurzamere energiebronnen. Hier tegenover staat, dat er weer banen ontstaan in de duurzame energie sector. De werkgelegenheid in bedrijven die actief zijn op het gebied van hernieuwbare energie of energiebesparing is in Nederland in de periode 2008-2013 met bijna 9.000 voltijdbanen toegenomen tot ruim 45.000 in 2013.

Flexibele schil binnen organisaties groeit

Om snel in te kunnen spelen op veranderingen, beschikken organisaties in toenemende mate over een flexibele schil. In 2004 was in Nederland nog 73% van de werkzame bevolking in vaste dienst. In 2010 was dit gedaald naar 67%. In 2016 had nog maar 61% een vast arbeidscontract. Daar bovenop komt de gestage groei van het aandeel mensen met een tijdelijk contract en zzp’ers. De groei van flexwerk is vooral ingegeven door de behoefte van werkgevers aan risico- en kostenbeperking. Zo zijn flexwerkers soms goedkoper en kunnen werkgevers hen gemakkelijker ontslaan bij ziekte of als het slechter gaat met het bedrijf. Werkgevers zien doorbetaling bij ziekte en kosten die samenhangen met ontslag als risicofac- toren bij verstrekken van vaste dienstverbanden.

Groei zelfstandigen stokt

Tegelijkertijd blijkt uit CBS-cijfers dat met een toename van het aantal vaste banen in de loop van 2016 de groei van het aantal zelfstandigen zonder personeel (zzp’ers) is gestokt. De Kamer van Koophandel constateert dat 18% van de zzp’ers in het afgelopen jaar vaker dan het jaar ervoor heeft meegemaakt dat een opdrachtgever liever geen zzp’ers meer inhuurt. Opdrachtgevers geven aan alleen nog maar te willen werken via een tussenpartij, zoals een bemiddelaar, een payrollbedrijf of een uitzendbureau. De conjunctuur speelt hier een rol. Tijdens een opleving stijgt het aantal vacatures en neemt de kans op een baan als werknemer toe. Minder werkzoekenden kiezen noodgedwongen om te werken als zzp’er.

Mate van flexibilisering verschilt per sector

De mate van flexibilisering verschilt per sector en beroepsniveau. Flexibilisering vindt het meest plaats op laag beroepsniveau. Zo maakt de bouw veelvuldig gebruik van uitzendkrachten en zzp’ers. Vooral onder werknemers die minder dan vier jaar werken, neemt het aandeel flexibele contracten toe. Het gaat dan vooral om jongeren. Het einde van de flexibilisering is nog niet in zicht, hoewel het tempo wel afneemt.

Flexwerkers lopen meer risico op werkloosheid dan mensen met een vaste baan. Ook volgen mensen met een flexibele baan minder scholing dan mensen met een vast contract. De kloof tussen mensen met een gunstige en een minder gunstige positie op de arbeidsmarkt dreigt mede hierdoor groter te worden.

Desondanks zijn er voor werkzoekenden met een minder gunstige positie op de arbeidsmarkt kansen. In hoofdstuk 4 wordt dit verder uitgewerkt.

(18)

Regio in Beeld Drenthe 17 De aanhoudende economische groei heeft een positieve invloed op de arbeidsmarkt. De arbeidsmarkt verandert echter ook in rap tempo. Niet iedereen profiteert daardoor evenredig van de groei. Zo neemt het aantal bijstandsuitkeringen toe en zijn er veel mensen die vanwege een arbeidsbeperking langs de kant staan. Hoofdstuk 2 signaleerde een kwetsbare arbeidsmarktpositie voor laagopgeleiden, 55-plussers, arbeidsbeperkten en voor mensen die een beroep uitoefenen waar weinig vraag naar is. Ondanks hun zwakke arbeidsmarktpositie biedt de aantrekkende economie ook hen kansen. Hoofdstuk 4 beschrijft de kansen voor werkzoekenden en zoomt daarbij in op kansen voor kwetsbare groepen.

4.1. Meer kansen op werk in Drenthe

Afbeelding 4.1 toont de spanning op de arbeidsmarkt – dat is de verhouding tussen openstaande vacatu- res en kortdurend werkzoekenden – in het tweede kwartaal van 2017 (links) en het tweede kwartaal van 2016 (rechts). Hoewel de spanning op de arbeidsmarkt in het afgelopen jaar toenam, bleef er sprake van een ruime arbeidsmarkt. Als enige regio in Nederland. Een ruime arbeidsmarkt in Drenthe betekent dat het aanbod van werkzoekenden de vraag naar arbeid nog steeds overtreft. Toch verbeterde de concurren- tiepositie van werkzoekenden doordat er meer vacatures ontstonden en het aantal werkzoekenden afnam. Gemiddeld genomen hebben zij meer kans op het vinden van werk. Werkgevers ondervinden meer knelpunten bij het invullen van vacatures. In vrijwel alle regio’s werd de arbeidsmarkt krapper. Er zijn echter grote verschillen tussen beroepsgroepen als het gaat om de kans op werk.

Afbeelding 4.1. Spanning arbeidsmarkt

35 arbeidsmarktregio’s, 2e kwartaal 2016 en 2e kwartaal 2017

Bron: UWV

Meeste werkzoekenden vissen in dezelfde vijver

De toenemende spanning op de arbeidsmarkt betekent dat de concurrentiepositie van de gemiddelde werkzoekende het afgelopen jaar verbeterde. Toch ervaren veel mensen in Drenthe nog steeds veel concurrentie op de arbeidsmarkt. Veel werkzoekenden in Drenthe zijn op zoek naar werk in administratie, verkoop of productiewerk in de industrie. Hoewel in deze sectoren vrij veel vacatures ontstaan, is de kans op werk voor veel beroepen in deze sectoren niet groot. Dit komt omdat er veel concurrerende werkzoe- kenden zijn. Voor vacatures in techniek en zorg is de concurrentie minder groot. Afbeelding 4.2 geeft een indicatie van de concurrentiepositie voor de top 25 van werkzoekenden naar beroepsgroep, op basis van de beroepen in de cv’s van werkzoekenden op werk.nl. Werkzoekenden met deze beroepen vertegen- woordigen een groot deel van alle werkzoekenden in Drenthe. De indicatie voor de concurrentiepositie is gebaseerd op het gemiddeld aantal beschikbare cv’s per vacature op werk.nl. Beroepen met relatief weinig concurrentie bieden goede kansen voor werkzoekenden, beroepen met relatief veel concurrentie bieden minder goede kansen op werk.

Totaal alle beroepen,

2ekwartaal 2017 Totaal alle beroepen,

2ekwartaal 2016

4. Kansen voor kwetsbare

groepen

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

In de methodiek voor het bepalen van de kans op werk voor de Helpende zorg en welzijn worden deze gediplomeerden niet meegeteld als instroom op de arbeidsmarkt en deze banen

De resultaten uit de enquête zijn op kwalificatieniveau en worden met name gebruikt om de vacaturegegevens vanuit Jobfeed verder te specificeren, onder andere voor het aandeel

- in 2016 en 2017 meer kwalificaties zijn waarvoor geen uitspraak kan worden gedaan 2 - in 2016 minder kwalificaties zijn met een ruim voldoende Kans op werk.. - in 2018

Voor ongeveer 15% van deze opleidingen geldt dat het aantal vacatures volgens Kans op werk 2020 meer dan verdubbeld of meer dan gehalveerd is ten opzichte van Kans op werk 2019..

Totaal Bovensectoraal Specialistisch vakmanschap Zakelijke dienstverlening en veiligheid Voedsel, groen en gastvrijheid Ict en creatieve industrie Handel Zorg, welzijn en

Verder worden mensen die wel beschikbaar zijn voor de arbeidsmarkt maar niet actief naar werk zoeken niet.. meegenomen in de officiële definitie

De toename van nieuwe WW-uitkeringen in de eerste maanden sinds de corona-uitbraak treft vooral bepaalde groepen en heeft invloed op het totaal aantal personen met een WW-uitkering

8F 10 Dit volgt ook uit de opzet van het dienstverleningsconcept: alle WW-klanten met een lage score op de Werkverkenner (lager dan 50%) krijgen snel na instroom in de WW