• No results found

training: Plancyclus: methodisch werken, individuele begeleiding

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "training: Plancyclus: methodisch werken, individuele begeleiding"

Copied!
17
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

training:

Plancyclus: methodisch werken, individuele

begeleiding

(2)

> Over deze training 3 

> De beginsituatie 6 

> Probleemanalyse en het formuleren van doelstellingen 14 

> Plan van aanpak en uitvoering 17 

> Evaluatie 23 

> Theoriebron 1: Gesprekstechnieken 26 

> Theoriebron 2: Observeren 27 

> Theoriebron 3: Probleemanalyse 29 

> Theoriebron 4: De methodische cirkel 30 

> Werkmodel: Woordenlijst 31 

> Werkmodel: Studieplanning 32 

> Werkmodel: De beginsituatie 33 

> Werkmodel: Probleemanalyse en doelstellingen 34 

> Werkmodel: Plan van aanpak 35 

> Werkmodel: Evaluatie 37 

> Beoordeling 38 

> Inhoud

Colofon

Uitgeverij Edu’Actief b.v. Meppel

Postbus 1056

7940 KB Meppel

Tel.: 0522-235235

Fax: 0522-235222

E-mail: info@edu-actief.nl

Internet: www.edu-actief.nl Auteurs Mieke Dahmen en ROC Mondriaan

Titel Plancyclus: methodisch werken, individuele begeleiding

Vormgeving Binnenwerk: DBD Design/Ruurd de Boer, omslag: Tekst in Beeld/Hubi de

ISBN 978 90 3720 642 5

Copyright © 2011 Uitgeverij Edu’Actief b.v.

Tweede druk/tweede oplage

Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, microfilm, fotokopie of op welke andere wijze ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.

De uitgever heeft ernaar gestreefd de auteursrechten te regelen volgens de wettelijke bepalingen. Degenen die desondanks menen zekere rechten te kunnen doen gelden, kunnen zich alsnog tot de uitgever wenden.

Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit

(3)

In deze training leer je hoe je een behandelplan voor een individuele cliënt opstelt. Waar let je op? Hoe bepaal je de doelen? Hoe formuleer je doelen? Wat is het plan van aanpak?

Enzovoort. Dit leer je door aan de hand van verschillende casussen te oefenen.

Je toekomstige collega

> Over deze training

Doelstellingen

Je kunt een cliënt observeren.

Je kunt bepalen wat een cliënt nodig heeft.

Je kunt doelen SMART formuleren.

Je kunt een behandelplan opstellen.

Je kunt een plan van aanpak maken.

Je kunt een gesprek voeren met cliënten.

Naam: Rob de Wit

Leeftijd: 39 jaar

Werkzaam als: Pedagogisch medewerker op het Boddaertcentrum

Medewerkers: Een multidisciplinair team bestaande uit vijftien medewerkers.

Soort werkzaamheden: Het begeleiden van jongeren. Het leren omgaan met hun

gedragsproblemen en emotionele problemen. Het bieden van oplossingen, ontspanning en een luisterend oor.

Belangrijkste tool in zijn werk: Creativiteit, geduld, praktische oplossingen bieden en inlevingsvermogen Uitdaging in zijn werk: De jongeren die ik tegenkom in mijn werk, zijn aan het puberen. Pubers

hebben een aparte aanpak nodig. Ze zoeken je grenzen op. De uitdaging in mijn werk is om de pubers zichzelf en anderen te laten ontdekken binnen mijn grenzen. Een gezellige groep creëren is mijn grootste uitdaging.

Grootste moeilijkheid: Iedere jongere is anders en heeft een eigen aanpak nodig. Het vinden van de juiste aanpak is soms lastig.

Wat er moet veranderen: De bureaucratie, die ook hier bestaat, is erg jammer. Natuurlijk is het nodig om de ontwikkeling van de cliënten bij te houden, maar dit zou ook op een andere (minder omslachtige) manier kunnen.

Grootste blunder: Veel jongeren die ik tegenkom hebben de neiging om te liegen. Eén keer heb ik een meisje van 12 jaar geloofd toen ze mij vertelde dat ze naar de tandarts moest. Later bleek dat ze in het winkelcentrum snoep had gestolen. Sindsdien mogen de kinderen alleen weg als ik van de ouders persoonlijk heb gehoord dat ze weg moeten. Briefjes accepteer ik niet.

Waaraan je wilt werken: Ik wil zorgen dat de jongeren die ik tegenkom een goede toekomst tegemoet gaan. Met creativiteit, geduld en humor wil ik ervoor zorgen dat de jongeren het naar hun zin hebben

(4)

Je oefent tijdens de training veel. In welke mate je vooruit bent gegaan en hoe je meer inzicht hebt verworven in de theorie en praktijk, wordt als volgt beoordeeld:

1. je actieve deelname tijdens de lessen 2. een persoonlijk verslag:

– het trainingslogboek

– een reflectie van de training volgens de STARR-methode 3. een demonstratie.

Persoonlijk verslag

Het persoonlijk verslag inleveren voor _____________________________________________________________________________

In het persoonlijk verslag houd je bij wat je gedaan hebt en wat je geleerd hebt. Het persoonlijk verslag bestaat uit een trainingslogboek en een reflectie volgens de STARR- methode.

Het trainingslogboek bestaat uit een schrift of een snelhechter waar je notities in bewaart. Voor elke opdracht of oefening noteer je de antwoorden op de vragen. Na elke oefening leg je ook de reflectie vast op papier. Het trainingslogboek werk je netjes uit.

De reflectie volgens de STARR-methode doe je aan het eind van de training. Je kiest, met behulp van je trainingslogboek, een aantal voor jou belangrijke opdrachten en oefeningen uit. Deze opdrachten of oefeningen verwerk je in een STARR. Hieronder staat de opzet van een STARR.

Situatie en Taak

Omschrijf de situatie en geef daarbij aan welke taak/rol jij had.

Actie en Resultaat

Omschrijf welke acties/handelingen je op dat moment hebt ondernomen en wat hiervan het resultaat was.

Reflectie

Beschrijf hoe jij je op dat moment in de situatie voelde.

Beschrijf waarom je op deze manier hebt gehandeld.

Beschrijf hoe je het de volgende keer anders zou aanpakken.

Demonstratie: Toets: De volledige plancyclus

Deze demonstratie doe je op: _________________________________________________________________________________________

1. Casus

Tijdens de demonstratie krijg je een casus waarmee je de hele plancyclus moet doorlopen. Je mag alleen de werkmodellen en theoriebron 4 erbij houden. De casus krijg je pas tijdens de laatste les. De opdracht maak je individueel en lever je na afloop in bij je docent.

2. Bijzonderheden

Je krijgt de hele les de tijd om de toets te maken. Je mag niet overleggen tijdens het maken van de toets.

Beoordeling

Werkmodel:

Logboek op www.factor-e.nl

Werkmodel:

Studieplanning

Theoriebron 4: De methodische cirkel

(5)

3. Voorbereiding

Je bent zelf verantwoordelijk voor het meenemen van je katern. Als je dat niet bij je hebt, zul je de opdracht zonder deze documenten moeten maken. Als voorbereiding neem je de opdrachten uit de training door en oefen je eventueel nog een aantal vragen.

4. Uitvoering

Zorg ervoor dat je volledige antwoorden geeft. Sla geen dingen over. Schrijf alles op wat je weet. Sommige dingen die onbekend zijn, mag je zelf verzinnen.

5. Beoordeling

De punten waarop je wordt beoordeeld tijdens je demonstratie kun je achter in dit boek vinden in het hoofdstuk ‘Beoordeling’.

Taal Taal Taal Taal

Neem deze training door en onderstreep de woorden die je niet kent.

Neem deze woorden over in je woordenlijst en zet de betekenis erbij.

Nieuwe onbekende woorden die je tegenkomt tijdens deze training voeg je toe aan de woordenlijst.

Na afloop van de training neem je dit overzicht op in je taalportfolio.

Werkmodel:

Woordenlijst

(6)

Zoals je weet, is het methodisch werken opgebouwd uit stappen. Het opstellen van een behandelplan bestaat uit dezelfde stappen. Je begint een plan altijd met een beschrijving van de situatie. Hierbij beschrijf je om welke cliënt het gaat (naam, uiterlijk, leeftijd, bijzonderheden), het verleden (o.a. wat al gedaan is, diagnoses) en hoe de situatie nu is.

Ook probeer je informatie te verzamelen door in gesprek te gaan met de ouders van de cliënt en met de cliënt zelf.

Als je een dossier van iemand bekijkt, kun je daarin erg veel informatie vinden over allerlei onderwerpen. Je moet selecteren welke informatie belangrijk is voor jouw werkveld.

Stel dat je op een school werkt en dat je een behandelplan wilt opstellen voor een van je leerlingen. Welke informatie zal dan belangrijk zijn om in het behandelplan op te nemen (bijvoorbeeld gezondheid, concentratie, sociale vaardigheden)?

________________________________________________________________________________________________________________________________

________________________________________________________________________________________________________________________________

________________________________________________________________________________________________________________________________

> De beginsituatie

Doelstellingen

Je kunt een volledige beschrijving geven van een cliënt.

Je kunt een dossier analyseren (nuttige informatie eruit halen).

Je kunt een intakegesprek voeren met de ouders van de cliënt.

Je kunt een gesprek voeren met de cliënt zelf.

Je kunt de huidige situatie nauwkeurig beschrijven.

Je kunt een observatieplan schrijven.

Je kunt de cliënt observeren.

Je kunt het gedrag van een cliënt goed interpreteren.

1. Opdracht: Analyse van een dossier

(7)

De casus ‘Gijs’ gebruik je bij (bijna) alle opdrachten uit de training.

Casus: Gijs

Gijs is een jongen van 13 jaar. Hij is klein van stuk en heeft een getint uiterlijk. Hij komt oorspronkelijk uit Brazilië en is geadopteerd toen hij 4 jaar was. Voordat hij geadopteerd werd, heeft hij in een kindertehuis gewoond. Gijs is altijd een ‘lastig’ kind geweest. Hij heeft een hechtingsstoornis en daardoor is hij altijd op zijn hoede. Hij lijkt niet gevoelig te zijn voor straf of beloning. De adoptieouders van Gijs hebben van alles geprobeerd, maar hij wil gewoon niet luisteren. Gijs heeft medicatie gekregen om zijn concentratie te verbeteren en hij heeft therapieën en cursussen gevolgd. Niets heeft echter tot een gewenst resultaat geleid. Hij lijkt zich alleen prettig te voelen als hij kan sporten.

Zwemmen is zijn grote passie. Hij is bijna dagelijks in het zwembad te vinden.

Ook met andere kinderen maakt Gijs alleen maar ruzie. Hij is vaak betrokken bij

vechtpartijen. Op school kan hij de lesstof in principe goed aan, maar doordat zijn gedrag, concentratie en sociaal onvermogen hem in de weg zitten, komt dit er niet altijd uit. De juf maakt zich grote zorgen om Gijs omdat hij steeds vaker van school wegblijft. Hij zwerft dan rond door de stad en komt met ‘verkeerde’ vrienden in contact. Hij lijkt steeds vaker onder invloed van drugs en alcohol te zijn. Ook komt hij steeds vaker ’s avonds niet naar huis. Zijn ouders zijn ten einde raad. Om die reden hebben ze Gijs aangemeld voor jeugdzorg.

Hij is in een observatiegroep geplaatst, waar wordt gekeken naar een geschikte vorm van hulpverlening voor Gijs. Gijs is niet van plan om mee te werken aan de behandeling. Hij vindt dat het goed met hem gaat, hij heeft het naar zijn zin. Het enige wat hij wil, is rust.

Hij wil zwemmen en zijn eigen gang kunnen gaan. Tijdens de gesprekssessies wil Gijs niet meewerken. Meestal geef hij gewoon geen antwoord op de vragen van de therapeut. Met een begeleider kan hij het wel goed vinden. Samen komen ze tot gesprekken waarin Gijs vertelt wat hem bezighoudt. Gijs vertelt over zijn leven tot nu toe. Hij geeft toe dat hij graag op zoek zou gaan naar zijn biologische ouders. Hij hoopt dat hij dan meer van zijn eigen gedrag kan begrijpen. Gijs vertelt dat hij met zichzelf in de knoop zit. Hij wil niet lastig zijn en houdt van zijn adoptieouders. Door drugs en alcohol te gebruiken hoeft hij even niet zichzelf te zijn. Als de therapeut hierop terugkomt, ontkent Gijs alles. Hij wil alleen met zijn ‘vertrouwde’ begeleider praten.

Sinds Gijs is opgenomen, heeft hij allerlei vage lichamelijke klachten, zoals hoofdpijn en buikpijn. Na een uitgebreid onderzoek bij de dokter blijkt dat Gijs lichamelijk niets mankeert. Het kan echter wel zo zijn dat er psychisch iets aan de hand is met Gijs. Dit moet nog nader onderzocht worden.

Gebruik voor deze oefening het werkmodel ‘De beginsituatie’.

Maak een dossieranalyse aan de hand van de casus ‘Gijs’.

Voorbereiding Je hebt nodig:

de casus ‘Gijs’

pen en papier

eventueel een computer.

Uitvoering

In deze oefening ga je een dossieranalyse maken. Lees de casus ‘Gijs’ nog een keer goed door. Probeer daarna een lijst te maken met dingen waarmee je rekening moet houden als je met Gijs gaat werken. Wat is belangrijke informatie en waarom?

2. Oefening: Dossieranalyse

Werkmodel: De beginsituatie

(8)

Controle

Heb je alle belangrijke informatie eruit gehaald?

Waarom is die informatie belangrijk?

Reflectie

Hoe verliep de samenwerking tussen jullie?

Hoe vond je het om de informatie van Gijs te lezen?

Vond je het moeilijk om te bepalen welke informatie belangrijk was?

Waarom heb je voor deze punten gekozen en heb je andere punten laten liggen?

Beschrijf het proces en jouw ervaringen in je trainingslogboek.

Om genoeg informatie te krijgen, ga je een gesprek aan met de ouders van Gijs. Ouders willen het beste voor hun kind en zijn niet altijd even objectief. Vaak zijn ze emotioneel en maken ze zich grote zorgen. Hiermee moet jij als hulpverlener rekening houden. Tijdens deze oefening ga je hiermee aan de slag.

Voorbereiding Je hebt nodig:

de casus ‘Gijs’

rolverdeling:

– twee ouders van Gijs – één hulpverlener

twee observatoren.

observatielijst (waarop ga je letten?).

3. Oefening: Gesprek met de ouders van Gijs

Theoriebron 1:

Gespreks- technieken

Werkmodel: De beginsituatie

(9)

Uitvoering

Jullie gaan een rollenspel spelen. Maar voordat je daarmee begint, moeten jullie samen een aantal dingen voorbereiden:

– Formuleer samen met je groepje vragen die je de ouders van Gijs zou willen stellen zodat je hem zo goed mogelijk kunt helpen. Bedenk van tevoren waarom je die informatie nodig hebt om Gijs te helpen.

– De observatoren maken samen een observatielijst waarin ze opschrijven waarop ze gaan letten.

Het rollenspel:

De hulpverlener:

Je hebt net uitgebreid het dossier van Gijs doorgenomen. Er zijn je echter nog wat dingen niet duidelijk. Daarom heb je een gesprek met de ouders van Gijs. Tip: maak notities van wat de ouders van Gijs vertellen!

De ouders:

Jullie willen graag dat Gijs geholpen wordt. Probeer de vragen van de hulpverlener zo precies mogelijk te beantwoorden. Geef veel informatie (je mag ook informatie zelf verzinnen als een vraag wordt gesteld over iets wat niet in de casus staat).

Observatoren:

Let op de volgende punten van de hulpverlener:

– Hoe is zijn lichaamshouding: open/gesloten, rustig/gespannen?

– Stelt hij goede vragen?

– Vraagt hij door als iets onduidelijk is?

Geef na afloop tips aan de hulpverlener.

Controle

Zijn de vragen van de hulpverlener voorbereid?

Is er een observatielijst gemaakt?

Spelen de ouders hun rol goed?

Kunnen de observatoren alles goed zien en horen?

Zijn de observatielijsten goed ingevuld?

Heeft de hulpverlener genoeg informatie gekregen?

Heeft de hulpverlener notities gemaakt?

Reflectie

Voor de hulpverlener:

Hoe ging het gesprek?

Voelde je je op je gemak?

Hoe ging het doorvragen?

Wat vond je moeilijk?

Voor de ouders:

Hoe voelde je je tijdens het gesprek?

Vond je het moeilijk je in te leven in de rol van bezorgde ouders?

Vond je het lastig om informatie te geven?

Voor de observatoren:

Vond je het observeren moeilijk?

Waarop heb je vooral gelet?

Heb je nuttige tips kunnen geven na afloop?

Beschrijf het proces en jouw ervaringen in je trainingslogboek.

(10)

In de behandeling die je gaat opzetten, staat Gijs centraal. Als een kind al wat ouder is, is het belangrijk dat ook hij kan vertellen wat er aan de hand is. Soms kan dit tot nieuwe inzichten leiden. Probeer tijdens het gesprek zo veel mogelijk informatie te verzamelen die je tijdens de behandeling zou kunnen gebruiken.

Voorbereiding Je hebt nodig:

de casus ‘Gijs’

rolverdeling:

– twee hulpverleners – Gijs

– twee observatoren.

observatielijst.

Uitvoering

Jullie gaan een rollenspel spelen. Maar voordat je daarmee begint, moeten jullie samen een aantal dingen voorbereiden:

– Formuleer samen met je groepje vragen die je Gijs zou willen stellen zodat je hem zo goed mogelijk kunt helpen. Bedenk van tevoren waarom je die informatie nodig hebt om Gijs te helpen.

– Het gesprek zal ongeveer vijftien minuten duren. De observatoren houden de tijd in de gaten en geven vijf minuten voordat de tijd om is een seintje zodat het gesprek goed afgesloten kan worden.

Het rollenspel:

De hulpverleners:

Jullie hebben net uitgebreid het dossier van Gijs doorgenomen. Er zijn je echter nog wat dingen niet duidelijk. Daarom heb je een gesprek met Gijs. Houd er rekening mee dat Gijs niet graag meewerkt. Probeer een manier te bedenken waarop je hem toch wat informatie kunt ontfutselen. Stel open vragen (geen vragen die met ja of nee te beantwoorden zijn). Tip: maak notities van het gesprek!

Gijs:

Je houdt niet van dat gespit in je privéleven. Je bent een stoere jongen die dit allemaal maar gezeur vindt. Je geeft weinig informatie (op een gegeven moment wel iets, maar je laat de hulpverleners er moeite voor doen). Het liefst wil je met rust gelaten worden en dat laat je duidelijk merken tijdens het gesprek. Er wordt tijdens het gesprek niet gescholden, beledigd of gevochten.

Observatoren:

Let op de volgende punten van de hulpverlener:

– Hoe is zijn lichaamshouding: open/gesloten, rustig/gespannen?

– Worden goede (open) vragen gesteld?

– Wordt doorgevraagd als iets onduidelijk is?

– Welke technieken gebruikt hij om informatie te krijgen?

Geef na afloop tips aan de hulpverlener.

Controle

Zijn de hulpverleners voorbereid?

Speelt Gijs zijn rol goed?

Kunnen de observatoren alles goed zien en horen?

4. Oefening: Een gesprek met Gijs

(11)

Reflectie

Voor de hulpverleners:

Hoe ging het gesprek?

Voelde je je op je gemak?

Hoe ging het doorvragen?

Welke gesprekstechnieken heb je gebruikt?

Hadden jullie van tevoren een strategie?

Hoe hebben jullie de taken onderling verdeeld?

Wie had de leiding en waarom?

Wat vond je moeilijk?

Voor Gijs:

Hoe voelde je je tijdens het gesprek?

Vond je het moeilijk je in te leven in de rol van Gijs?

Was het een prettig gesprek?

Hoe was de sfeer?

Vond je het moeilijk om informatie achter te houden?

Hoe vond je dat de hulpverleners met jou omgingen?

Voor de observatoren:

Vond je het observeren moeilijk?

Waarop heb je vooral gelet?

Wat vond je van de manier waarop de hulpverleners het gesprek hebben gevoerd?

Zou je dat op dezelfde manier hebben gedaan?

Wat zou je anders doen?

Hoe was de sfeer tijdens het gesprek?

Heb je nuttige tips kunnen geven na afloop?

Beschrijf het proces en jouw ervaringen in je trainingslogboek.

De gesproken taal is slechts een heel klein deel van de communicatie die mensen gebruiken. De lichaamstaal kan veel vertellen over hoe iemand zich voelt. Om die reden is het belangrijk dat jij als hulpverlener goed leert kijken. Bij het observeren kijk je naar wat iemand doet en probeer je daaraan betekenis te geven. Dit doe je niet zomaar. Je schrijft eerst een observatieplan. In een

observatieplan schrijf je de punten op waarop je wilt gaan letten. Niet al het gedrag is belangrijk. Daarom is het goed om van tevoren te bedenken wat je te weten zou willen komen. Je kunt tenslotte niet alles opschrijven wat iemand doet.

Voorbereiding Je hebt nodig:

de casus ‘Gijs’

pen en papier.

5. Oefening: Het schrijven van een observatieplan

Theoriebron 2:

Observeren

Werkmodel: De beginsituatie

(12)

Uitvoering

Schrijf een observatieplan en lever dat in bij je docent. Beschrijf daarin de volgende punten:

– Waarop ga je letten?

– Hoe ga je dat doen?

– Welke vorm van observatie kies je en waarom?

– Wat is belangrijk gedrag en waarom?

– Waar wil je achter komen (wat hij wel of juist niet kan)?

– Waarom is het belangrijk om dat te weten?

– Beschrijf ook waar, hoe laat, tijdens welke activiteit en hoelang je gaat observeren.

– Motiveer je antwoord en leg uit waarom je juist dan de observatie wilt uitvoeren.

– Wat wil je te weten komen?

Controle

Heb je een observatieplan geschreven?

Staat daarin waarop je gaat letten en waarom?

Staan de locatie, tijd en activiteit daarin duidelijk vermeld?

Heb je het plan ingeleverd?

Reflectie

Hoe vond je het om een observatieplan te schrijven?

Vond je het moeilijk om te beschrijven wat je wilde zien?

Waarom heb je juist voor die gedragingen gekozen?

Waar wilde je achter komen?

Beschrijf het proces en jouw ervaringen in je trainingslogboek.

Voorbereiding Je hebt nodig:

de casus ‘Gijs’

een observatieplan

pen en papier

één persoon die Gijs speelt

drie jongeren.

Uitvoering

Jullie gaan een rollenspel spelen. Eén persoon speelt Gijs, drie studenten spelen andere jongeren uit de hulpverlening en er zijn twee observatoren.

De observatoren letten op het gedrag van Gijs. Wat valt op aan hem? Wat zegt hij verbaal? Wat zegt zijn lichaamstaal? Schrijf precies op wat je ziet. Ieder schrijft een eigen observatie.

Probeer het gedrag van Gijs te interpreteren. Wat zou zijn gedrag kunnen betekenen?

Waarom denk je dat? Wat zou je daarmee kunnen doen?

Vergelijk je antwoorden met elkaar en bespreek deze in de groep. Waarin verschillen jullie? Hoe zou dat komen?

Controle

Heb je een observatie geschreven?

Heb je puur beschreven wat je ziet?

Heb je het gedrag van Gijs geïnterpreteerd?

6. Oefening: Observeren van een cliënt

Werkmodel: De beginsituatie

(13)

Reflectie

Hoe ging het observeren?

Vond je het moeilijk om precies op te schrijven wat je zag zonder daaraan een interpretatie te geven?

Hoe ging het interpreteren?

Kwamen de antwoorden overeen met die van je medestudenten?

Hoe komt het dat deze verschillen?

Waarop zou je moeten letten als je in het echt gaat observeren?

Beschrijf het proces en jouw ervaringen in je trainingslogboek.

Observeren kun je overal doen. Tijdens deze oefening gaan jullie iemand in je eigen omgeving observeren. Je schrijft eerst een observatieplan en daarna voer je de observatie uit. Werk samen met een medestudent en vergelijk na afloop van de observatie wat jullie beiden hebben gezien en welke betekenis jullie daaraan gegeven hebben.

Voorbereiding Je hebt nodig:

iemand om te observeren

pen en papier

een observatieplan.

Uitvoering

Bedenk samen wie jullie in welke situatie gaan observeren (bijvoorbeeld je docent tijdens het geven van een les, je zusje als ze aan het spelen is, je oma als ze met iemand praat). Gebruik je fantasie om een leuke situatie te verzinnen. Degene die je gaat observeren, hoeft niet van de observatie op de hoogte te zijn (liever niet, want dat beïnvloedt hoe iemand zich gedraagt).

Maak van tevoren een observatieplan en voer de observatie uit. Schrijf na afloop een observatieverslag waarin je eerst het precieze gedrag beschrijft en daaraan later een interpretatie geeft.

Controle

Heb je iemand gevonden om te observeren?

Heb je een observatieplan gemaakt?

Heb je iemand geobserveerd?

Heb je een observatieverslag gemaakt?

Reflectie

Was het moeilijk om een situatie te bedenken?

Waarom heb je deze situatie/persoon gekozen?

Hoe ging het schrijven van het observatieplan?

Hoe ging het observeren?

Vond je het moeilijk om precies op te schrijven wat je zag zonder daaraan een interpretatie te geven?

Hoe ging het interpreteren?

Kwamen de antwoorden overeen met die van je partner?

Waarin verschilden deze en hoe zou dat kunnen komen?

Beschrijf het proces en jouw ervaringen in je trainingslogboek.

7. Oefening: Observeren in je omgeving

(14)

Een gesprek voeren kan iedereen, maar bij een hulpverleningsgesprek moet je met verschillende dingen rekening houden. De cliënten kunnen bijvoorbeeld geëmotioneerd en gesloten zijn, willen niet meewerken of geven je te veel informatie. Het is zaak het gesprek zo te sturen dat je de informatie krijgt die je nodig hebt. Hiervoor bestaan verschillende technieken die je kunt toepassen. Als hulpverlener heb jij de leiding over het gesprek.

Een gesprek leiden

Tijdens de opening van het gesprek leg je uit wat de doelen van het gesprek zijn. Waarom wordt het gesprek gevoerd? Wat wil je ermee bereiken? Je kunt hierbij bijvoorbeeld denken aan kennismaken, informatie verkrijgen of een oplossing voor een probleem bedenken. Om tot een prettig gesprek te komen is het van belang dat de sfeer prettig is.

Zorg ervoor dat je cliënt zich op zijn gemak voelt. Bied eventueel wat te eten of te drinken aan. Begin het gesprek luchtig (praat over koetjes en kalfjes).

Het is van belang dat je tijdens het gesprek genoeg informatie krijgt. Daartoe kun je gebruikmaken van de volgende technieken:

Open vragen stellen: vragen die niet met ja of nee te beantwoorden zijn. Let er hierbij ook op of je vragen geen oordeel of sturing bevatten. Een vraag als ‘Zou je niet liever afkicken dan alles voor je drugs te doen?’ is niet goed omdat deze vraag een oordeel bevat. De cliënt kan deze vraag bijna niet negatief beantwoorden en je wilt tijdens een gesprek wel graag dat de cliënt zelf tot dit inzicht komt. Een goede vraag zou zijn: ‘Aan welk probleem zou jij graag willen werken?’

Samenvatten: vat kort samen wat de cliënt heeft gezegd. Bijvoorbeeld: ‘Als ik het goed begrijp, zeg je dat je graag zou willen leren om zelfstandig te wonen.’ Na zo’n samenvatting bied je de cliënt de mogelijkheid om jouw samenvatting aan te vullen. En je checkt tegelijkertijd of je de cliënt goed hebt begrepen.

Herhalen: je herhaalt letterlijk wat de cliënt heeft gezegd. Dit nodigt uit om verder te komen in het verhaal dat de cliënt probeert te vertellen. Bijvoorbeeld: ‘Je vindt school maar onzin.’ De cliënt zal na zo’n herhaling vaak de draad van zijn verhaal weer oppakken en vertellen waarom hij iets vindt.

Hardop denken: formuleer je gedachten hardop. De cliënt weet dan wat jouw overwegingen zijn, zo wordt het gesprek opener. De cliënt kan op die manier ook meedenken in het proces en zelf oplossingen bedenken.

Actief luisteren: laat de cliënt weten dat je begrijpt wat hij zegt. Dit kun je doen door bijvoorbeeld te knikken. Dit stimuleert de cliënt om verder te vertellen.

Bij een gesprek is het niet alleen van belang wat je zegt. Ook je houding speelt een grote rol in hoe het gesprek verloopt.

Let op de volgende punten:

Open houding: niet met je armen over elkaar naar de cliënt toegewend zitten.

Oogcontact: kijk de cliënt aan tijdens het gesprek.

Knikken: hiermee geef je aan dat je de cliënt hebt gehoord en dat je begrijpt wat hij zegt.

Let op de positie: waar gaat

> Theoriebron 1:

Gesprekstechnieken

(15)

Lees het dossier, voer gesprekken met team en cliënt, observeer en beschrijf in eigen woorden belangrijke aandachtspunten. Gebruik de volgende onderdelen in je analyse (stap 2/3) om mogelijke begeleidingsvragen en doelen te gaan beschrijven.

1. Persoonlijke gegevens

Naam

Roepnaam

Geboortedatum

2. Persoonlijkheid (algemeen beeld)

Achtergrond/thuissituatie

Karakter/temperament

School-/werkprestaties

Houding in de groep

Vriendschappen

Zelfstandigheid

Identiteit

3. Lichamelijke gezondheid

Lichamelijke groei of achteruitgang

Motorische ontwikkeling

Zintuiglijke ontwikkeling

Zelfredzaamheid 4. Cognitief functioneren

Verstandelijke ontwikkeling (niveau/LVG)

Taalontwikkeling

Ontwikkeling van denken en geheugen (afwijkingen, zoals ADHD) 5. Communicatie

Verbaal/non-verbaal

Boodschap, zender en ontvanger

Interactie met anderen

6. Sociaal/emotioneel functioneren

Ontwikkeling in de omgang met anderen (empathie, inlevingsvermogen)

Ontwikkeling in acceptatie van anderen (accepteren van gezag en invloed)

Ontwikkeling van sociaal gedrag (begrip, openheid, aanpassen, helpen)

Ontwikkeling van verantwoordelijkheden

Invulling vrije tijd

7. Diversen en bijzonderheden

> Werkmodel: De beginsituatie

(16)

> Beoordeling

Naam deelnemer:

Namen groepsgenoten:

Groep Docent:

Blok/periode:

Onderwerp:

Onderdeel Criteria Voldoende Onvoldoende

Actieve deelname

De student was voldoende aanwezig.

De student leverde een positieve bijdrage in zijn groepje.

De student leverde een actieve bijdrage in de les.

Persoonlijk verslag Persoonlijk verslag

Het persoonlijk verslag bevat alle gevraagde onderdelen.

Trainingslogboek

Het trainingslogboek is goed bijgehouden.

Het trainingslogboek is netjes en verzorgd.

STARR

Er is van meerdere opdrachten een reflectie volgens de STARR-methode gemaakt.

De reflectie volgens de STARR-methode bevat de onderdelen: situatie, taak, actie, resultaat en reflectie.

De reflectie volgens de STARR-methode geeft aanleiding tot

verbeterpunten.

(17)

Datum: ...

Paraaf docent: Paraaf deelnemer:

……… ………

Onderdeel Criteria Voldoende Onvoldoende Demonstratie

De hele plancyclus is

doorlopen.

De student kan de gemaakte keuzes onderbouwen.

De student laat zien dat er begrip is van de theorie.

De student laat zien dat hij de geoefende vaardigheden beheerst.

De student geeft blijk van voldoende theoretische achtergrond.

Mondeling en

schriftelijk taalgebruik

Mondeling taalgebruik Schriftelijk taalgebruik

De schriftelijke producten zijn in correct Nederlands

geschreven.

Overig

Eindbeoordeling Onvoldoende Voldoende Goed >

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Dat vraagt onder meer bredere interactie en samenwerking van gemeenten met een brede en diverse groep inwoners, die hun ervaringen en inzichten met de gemeente delen, en

› De klantmanagers geven bij alle vier stappen en bijbehorende taken van methodisch werken aan dat zij dat in de toekomst meer willen doen.. Hier spreekt een grote wens

► Advocaat Vander Velpen: 'Het is heel moeilijk te vatten dat de arts enkele dagen voor de euthanasie zegt dat hij het niet kan doen.'.. ©

Daarnaast ervaren veel cliënten dat, als er zorg nodig is vanuit verschillende disciplines of als er meerdere zorgaanbieders bij betrokken zijn, deze partijen veelal los van

4.3 Cliënt verklaart door het aangaan van deze overeenkomst dat de informatie die Cliënt verstrekt op het “Openingsformulier LYNX” zoals opgenomen op de LYNX website

4.3 Cliënt verklaart door het aangaan van deze overeenkomst dat de informatie die Cliënt verstrekt op het “Openingsformulier LYNX” zoals opgenomen op de LYNX website

Het kabinet keurt deze dergelijke bedreigingen in de meest stellige bewoordingen dan ook nadrukkelijk af en doet er dan ook alles aan wat in zijn macht ligt om een einde te maken

Naast de cliënt zien zoals hij gezien wil worden, zijn andere principes belangrijk bij het leveren van persoonsgerichte zorg.. Zo schrijft de Kwaliteitsraad in haar visie 2